Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2020, 69135 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2020, 69135 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister van Justitie en Veiligheid
Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële Verhoudingswet;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
Minister van Justitie en Veiligheid.
De minister kan op aanvraag aan een gemeente eenmalig een specifieke uitkering verstrekken ter bestrijding van de kosten die gemaakt worden voor het in dienst nemen van werknemers en voor de inhuur van ter beschikking gestelde arbeidskrachten om tijdelijk een deel van de toezicht- en handhavingstaken uit te voeren en daaraan rechtstreeks ondersteuning te bieden.
De specifieke uitkering bedraagt ten hoogste het bedrag inclusief BTW, bij die gemeente opgenomen in de bijlage. Artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Een aanvraag bevat in ieder geval:
a. de naam van de gemeente;
b. de hoogte van de aangevraagde specifieke uitkering;
c. het IBAN-nummer waarop het bedrag kan worden overgemaakt.
2. De aanvraag ziet op de kosten die gemaakt zijn of gemaakt worden in de periode van 15 december 2020 tot en met 30 juni 2021.
3. De aanvraag wordt uiterlijk op 30 juni 2021 ingediend, met gebruikmaking van door de minister ter beschikking gesteld digitaal aanvraagformulier.
1. De minister besluit over de aanvraag binnen dertien weken na ontvangst ervan.
2. De minister verstrekt een voorschot van 100% van de specifieke uitkering.
1. De uitkering wordt alleen verstrekt ter bekostiging van de over de periode van 15 december 2020 tot en met 30 juni 2021:
a. verschuldigde loonkosten van werknemers en arbeidskrachten als bedoeld in artikel 2, tot een maximum van 120% van het wettelijk minimumloon per arbeidskracht;
b. verschuldigd vakantiegeld, verschuldigde pensioenafdrachten en sociale zekerheidslasten, in verband met de loonkosten, bedoeld onder a; en
c. verschuldigde BTW, voor zover deze verschuldigd is over de kosten bedoeld onder a en b;
2. Op grond van deze regeling wordt geen uitkering verstrekt voor:
a. kosten voor activiteiten waarvan redelijkerwijs aangenomen moet worden dat deze geen bijdrage leveren aan het doel, bedoeld in artikel 2;
b. kosten voor activiteiten waarvoor reeds een specifieke uitkering of een andere financiële bijdrage door het Rijk is verstrekt;
c. voor de kosten van activiteiten waarvoor op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 recht op aftrek van omzetbelasting bestaat, dan wel recht bestaat op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds;
d. kosten voor verplichtingen die zijn aangegaan voor 15 december 2020.
1. De gemeente legt aan de minister verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
2. De gemeente voert alleen daadwerkelijk gemaakte kosten op voor de financiële verantwoording.
3. Indien de verantwoording, bedoeld in het eerste lid, naar het oordeel van de minister onvoldoende informatie bevat over de gedane uitgaven, stelt de minister binnen acht weken na de ontvangst van die verantwoording de gemeente binnen een door hem gestelde termijn in de gelegenheid die verantwoording aan te vullen.
4. De gemeenten nemen de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie in acht bij de besteding van de specifieke uitkering.
1. De minister stelt de uitkering vast binnen zesentwintig weken na de ontvangst van de in artikel 7, eerste lid, genoemde verantwoording, respectievelijk van de in het derde lid van dat artikel genoemde aanvulling.
2. De minister stelt de uitkering overeenkomstig de verstrekking vast, tenzij:
a. de uitkering niet of niet volledig is besteed aan de kosten, bedoeld in artikel 6, eerste lid;
b. de gemeente waaraan de uitkering is verleend niet heeft voldaan aan de aan de uitkering verbonden verplichtingen;
c. de gemeente onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot een specifieke uitkering zou hebben geleid, of
d. de verlening van de uitkering onjuist was en de gemeente waaraan de uitkering is verleend dit wist of behoorde te weten.
3. De minister kan onverschuldigd betaalde bedragen terugvorderen.
De regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 17 december 2020
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Gemeente |
Aantal inwoners |
Beschikkingsbedrag |
---|---|---|
Schiermonnikoog |
947 |
€ 31.136,26 |
Vlieland |
1.155 |
€ 31.732,64 |
Rozendaal |
1.704 |
€ 33.306,71 |
Ameland |
3.716 |
€ 39.075,46 |
Terschelling |
4.888 |
€ 42.435,79 |
Renswoude |
5.444 |
€ 44.029,93 |
Baarle-Nassau |
6.859 |
€ 48.086,98 |
Noord-Beveland |
7.392 |
€ 49.615,18 |
Mook en Middelaar |
7.847 |
€ 50.919,75 |
Zoeterwoude |
8.605 |
€ 53.093,06 |
Eemnes |
9.247 |
€ 54.933,78 |
Loppersum |
9.537 |
€ 55.765,26 |
Oostzaan |
9.735 |
€ 56.332,96 |
Scherpenzeel |
9.880 |
€ 56.748,70 |
Beemster |
10.022 |
€ 57.155,84 |
Vaals |
10.105 |
€ 57.393,82 |
Alphen-Chaam |
10.203 |
€ 57.674,80 |
Oudewater |
10.230 |
€ 57.752,21 |
Simpelveld |
10.555 |
€ 58.684,04 |
Boekel |
10.785 |
€ 59.343,49 |
Mill en Sint Hubert |
10.939 |
€ 59.785,04 |
Doesburg |
11.077 |
€ 60.180,71 |
Laren (NH.) |
11.280 |
€ 60.762,74 |
Landsmeer |
11.491 |
€ 61.367,72 |
Blaricum |
11.540 |
€ 61.508,21 |
Appingedam |
11.642 |
€ 61.800,66 |
Sint Anthonis |
11.664 |
€ 61.863,74 |
Opmeer |
11.836 |
€ 62.356,89 |
Pekela |
12.196 |
€ 63.389,07 |
Hattem |
12.209 |
€ 63.426,35 |
Grave |
12.436 |
€ 64.077,19 |
Voerendaal |
12.475 |
€ 64.189,01 |
Kapelle |
12.695 |
€ 64.819,79 |
Bergen (L.) |
13.085 |
€ 65.937,99 |
Reusel-De Mierden |
13.112 |
€ 66.015,40 |
Woudenberg |
13.362 |
€ 66.732,19 |
Beesel |
13.482 |
€ 67.076,25 |
Texel |
13.575 |
€ 67.342,90 |
Uitgeest |
13.666 |
€ 67.603,81 |
Montfoort |
13.917 |
€ 68.323,47 |
Ouder-Amstel |
14.026 |
€ 68.636,00 |
Gulpen-Wittem |
14.171 |
€ 69.051,74 |
Haaren |
14.370 |
€ 69.622,30 |
Lopik |
14.467 |
€ 69.900,42 |
Westvoorne |
14.731 |
€ 70.657,35 |
Westervoort |
14.971 |
€ 71.345,47 |
Bunnik |
15.191 |
€ 71.976,25 |
Hilvarenbeek |
15.518 |
€ 72.913,82 |
Harlingen |
15.722 |
€ 73.498,72 |
Landerd |
15.730 |
€ 73.521,66 |
Beek (L.) |
15.865 |
€ 73.908,72 |
Heeze-Leende |
16.152 |
€ 74.731,60 |
Wormerland |
16.270 |
€ 75.069,93 |
Valkenburg aan de Geul |
16.367 |
€ 75.348,04 |
Heumen |
16.454 |
€ 75.597,49 |
Asten |
16.721 |
€ 76.363,02 |
Gennep |
16.921 |
€ 76.936,46 |
Nederweert |
17.019 |
€ 77.217,44 |
Zandvoort |
17.116 |
€ 77.495,55 |
Staphorst |
17.145 |
€ 77.578,70 |
Brielle |
17.271 |
€ 77.939,97 |
Son en Breugel |
17.322 |
€ 78.086,19 |
Waterland |
17.424 |
€ 78.378,64 |
Waalre |
17.456 |
€ 78.470,39 |
Ommen |
18.009 |
€ 80.055,94 |
Olst-Wijhe |
18.252 |
€ 80.752,66 |
Hardinxveld-Giessendam |
18.295 |
€ 80.875,95 |
Heerde |
18.589 |
€ 81.718,90 |
Enkhuizen |
18.591 |
€ 81.724,63 |
Bergeijk |
18.635 |
€ 81.850,79 |
Oirschot |
18.714 |
€ 82.077,29 |
Meerssen |
18.828 |
€ 82.404,15 |
Dantumadiel |
18.922 |
€ 82.673,67 |
Druten |
18.926 |
€ 82.685,13 |
Eersel |
19.313 |
€ 83.794,73 |
West Maas en Waal |
19.324 |
€ 83.826,27 |
Midden-Delfland |
19.341 |
€ 83.875,01 |
Someren |
19.368 |
€ 83.952,42 |
Westerveld |
19.460 |
€ 84.216,20 |
Drechterland |
19.719 |
€ 84.958,80 |
Weesp |
19.738 |
€ 85.013,28 |
Rhenen |
20.119 |
€ 86.105,67 |
Alblasserdam |
20.165 |
€ 86.237,56 |
Bladel |
20.390 |
€ 86.882,67 |
Roerdalen |
20.574 |
€ 87.410,23 |
Brummen |
20.726 |
€ 87.846,04 |
Urk |
21.031 |
€ 88.720,53 |
Cranendonck |
21.138 |
€ 89.027,32 |
Tubbergen |
21.275 |
€ 89.420,12 |
Geertruidenberg |
21.544 |
€ 90.191,39 |
Stede Broec |
21.726 |
€ 90.713,21 |
Zundert |
21.829 |
€ 91.008,53 |
Bunschoten |
21.866 |
€ 91.114,62 |
Woensdrecht |
21.876 |
€ 91.143,29 |
Veere |
21.880 |
€ 91.154,76 |
Hillegom |
22.209 |
€ 92.098,06 |
Laarbeek |
22.523 |
€ 92.998,35 |
Zeewolde |
22.653 |
€ 93.371,08 |
Losser |
22.683 |
€ 93.457,10 |
Zwartewaterland |
22.685 |
€ 93.462,83 |
Reimerswaal |
22.730 |
€ 93.591,85 |
Borsele |
22.739 |
€ 93.617,66 |
Koggenland |
22.749 |
€ 93.646,33 |
Rucphen |
22.878 |
€ 94.016,20 |
Lisse |
22.955 |
€ 94.236,97 |
Elburg |
23.161 |
€ 94.827,60 |
Sluis |
23.210 |
€ 94.968,10 |
Borne |
23.312 |
€ 95.260,55 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten |
23.383 |
€ 95.464,12 |
Loon op Zand |
23.408 |
€ 95.535,80 |
Bloemendaal |
23.571 |
€ 96.003,14 |
Oldebroek |
23.646 |
€ 96.218,18 |
Goirle |
23.904 |
€ 96.957,91 |
Wijk bij Duurstede |
23.914 |
€ 96.986,58 |
Maasgouw |
23.965 |
€ 97.132,81 |
Heiloo |
23.968 |
€ 97.141,41 |
Putten |
24.112 |
€ 97.554,28 |
Haaksbergen |
24.311 |
€ 98.124,85 |
De Wolden |
24.330 |
€ 98.179,33 |
Neder-Betuwe |
24.339 |
€ 98.205,13 |
Wijdemeren |
24.358 |
€ 98.259,61 |
Steenbergen |
24.416 |
€ 98.425,90 |
Wierden |
24.446 |
€ 98.511,92 |
Voorst |
24.552 |
€ 98.815,84 |
Delfzijl |
24.678 |
€ 99.177,10 |
Oegstgeest |
24.840 |
€ 99.641,59 |
Baarn |
24.868 |
€ 99.721,87 |
Stein (L.) |
25.007 |
€ 100.120,40 |
Maasdriel |
25.030 |
€ 100.186,35 |
Duiven |
25.126 |
€ 100.461,60 |
Cuijk |
25.130 |
€ 100.473,06 |
Sliedrecht |
25.220 |
€ 100.731,11 |
Aa en Hunze |
25.445 |
€ 101.376,22 |
Ooststellingwerf |
25.469 |
€ 101.445,04 |
Borger-Odoorn |
25.559 |
€ 101.703,08 |
Albrandswaard |
25.590 |
€ 101.791,96 |
Voorschoten |
25.596 |
€ 101.809,17 |
Westerwolde |
25.733 |
€ 102.201,97 |
Tholen |
25.757 |
€ 102.270,78 |
Eijsden-Margraten |
25.768 |
€ 102.302,32 |
Beuningen |
25.890 |
€ 102.652,11 |
Weststellingwerf |
25.914 |
€ 102.720,93 |
Dongen |
26.222 |
€ 103.604,02 |
Oisterwijk |
26.245 |
€ 103.669,96 |
Wassenaar |
26.305 |
€ 103.841,99 |
Gilze en Rijen |
26.431 |
€ 104.203,25 |
Dinkelland |
26.461 |
€ 104.289,27 |
Vught |
26.558 |
€ 104.567,39 |
Buren |
26.749 |
€ 105.115,01 |
Ermelo |
27.008 |
€ 105.857,61 |
Leiderdorp |
27.056 |
€ 105.995,24 |
Aalten |
27.121 |
€ 106.181,60 |
Heemstede |
27.234 |
€ 106.505,59 |
Drimmelen |
27.272 |
€ 106.614,55 |
Kaag en Braassem |
27.297 |
€ 106.686,22 |
Veendam |
27.384 |
€ 106.935,67 |
Hulst |
27.556 |
€ 107.428,82 |
Brunssum |
27.821 |
€ 108.188,62 |
Achtkarspelen |
27.843 |
€ 108.251,70 |
Nunspeet |
27.851 |
€ 108.274,64 |
Langedijk |
28.163 |
€ 109.169,20 |
Dalfsen |
28.587 |
€ 110.384,88 |
Nieuwkoop |
28.811 |
€ 111.027,12 |
Winterswijk |
28.854 |
€ 111.150,41 |
Zaltbommel |
28.881 |
€ 111.227,82 |
Culemborg |
28.955 |
€ 111.439,99 |
Sint-Michielsgestel |
29.208 |
€ 112.165,39 |
Waddinxveen |
29.291 |
€ 112.403,36 |
Boxmeer |
29.365 |
€ 112.615,53 |
Uithoorn |
29.478 |
€ 112.939,53 |
Krimpen aan den IJssel |
29.526 |
€ 113.077,15 |
Oost Gelre |
29.627 |
€ 113.366,73 |
Opsterland |
29.733 |
€ 113.670,65 |
Bergen (NH.) |
29.839 |
€ 113.974,57 |
Best |
29.988 |
€ 114.401,78 |
Halderberge |
30.284 |
€ 115.250,47 |
Leusden |
30.401 |
€ 115.585,92 |
Gemert-Bakel |
30.723 |
€ 116.509,15 |
Diemen |
30.780 |
€ 116.672,58 |
Boxtel |
30.801 |
€ 116.732,79 |
Valkenswaard |
31.193 |
€ 117.856,72 |
Hendrik-Ido-Ambacht |
31.202 |
€ 117.882,53 |
Bernheze |
31.240 |
€ 117.991,48 |
Noordenveld |
31.253 |
€ 118.028,75 |
Renkum |
31.419 |
€ 118.504,70 |
Echt-Susteren |
31.610 |
€ 119.052,33 |
Stadskanaal |
31.686 |
€ 119.270,24 |
Oldenzaal |
31.836 |
€ 119.700,31 |
Aalsmeer |
31.859 |
€ 119.766,26 |
Tytsjerksteradiel |
32.052 |
€ 120.319,62 |
Papendrecht |
32.136 |
€ 120.560,47 |
Deurne |
32.471 |
€ 121.520,97 |
Epe |
33.178 |
€ 123.548,06 |
Midden-Drenthe |
33.185 |
€ 123.568,13 |
Maassluis |
33.213 |
€ 123.648,41 |
Lochem |
33.729 |
€ 125.127,87 |
Twenterand |
33.743 |
€ 125.168,01 |
Schouwen-Duiveland |
33.839 |
€ 125.443,26 |
Tynaarlo |
33.887 |
€ 125.580,88 |
Meppel |
33.920 |
€ 125.675,50 |
IJsselstein |
34.109 |
€ 126.217,39 |
Bodegraven-Reeuwijk |
34.872 |
€ 128.405,05 |
Berg en Dal |
34.992 |
€ 128.749,11 |
Hof van Twente |
35.017 |
€ 128.820,79 |
Coevorden |
35.297 |
€ 129.623,59 |
Leudal |
35.879 |
€ 131.292,29 |
Hellendoorn |
35.916 |
€ 131.398,37 |
Beekdaelen |
35.938 |
€ 131.461,45 |
Castricum |
35.986 |
€ 131.599,08 |
Montferland |
36.011 |
€ 131.670,75 |
Bronckhorst |
36.055 |
€ 131.796,91 |
Edam-Volendam |
36.197 |
€ 132.204,05 |
Gorinchem |
37.022 |
€ 134.569,46 |
Moerdijk |
37.129 |
€ 134.876,25 |
Teylingen |
37.440 |
€ 135.767,94 |
Landgraaf |
37.445 |
€ 135.782,28 |
Raalte |
37.712 |
€ 136.547,81 |
Goes |
38.082 |
€ 137.608,67 |
Rijssen-Holten |
38.177 |
€ 137.881,05 |
Oldambt |
38.209 |
€ 137.972,80 |
Heemskerk |
39.182 |
€ 140.762,55 |
Oude IJsselstreek |
39.388 |
€ 141.353,19 |
Wageningen |
39.664 |
€ 142.144,53 |
Geldrop-Mierlo |
39.726 |
€ 142.322,30 |
Hellevoetsluis |
40.142 |
€ 143.515,04 |
Wijchen |
41.110 |
€ 146.290,46 |
Huizen |
41.273 |
€ 146.757,81 |
Dronten |
41.555 |
€ 147.566,35 |
Beverwijk |
41.626 |
€ 147.769,92 |
Uden |
42.119 |
€ 149.183,44 |
Tiel |
42.159 |
€ 149.298,12 |
Horst aan de Maas |
42.429 |
€ 150.072,26 |
De Bilt |
43.137 |
€ 152.102,22 |
Nijkerk |
43.171 |
€ 152.199,70 |
Peel en Maas |
43.425 |
€ 152.927,96 |
Noordwijk |
43.508 |
€ 153.165,94 |
Venray |
43.614 |
€ 153.469,86 |
Berkelland |
43.747 |
€ 153.851,19 |
Zevenaar |
43.750 |
€ 153.859,79 |
Rheden |
43.761 |
€ 153.891,33 |
Etten-Leur |
43.878 |
€ 154.226,79 |
Zuidplas |
43.885 |
€ 154.246,86 |
Molenlanden |
43.909 |
€ 154.315,67 |
Steenwijkerland |
44.126 |
€ 154.937,85 |
Vlissingen |
44.360 |
€ 155.608,77 |
De Ronde Venen |
44.456 |
€ 155.884,02 |
Heusden |
44.692 |
€ 156.560,67 |
Zwijndrecht |
44.737 |
€ 156.689,69 |
Medemblik |
45.101 |
€ 157.733,34 |
Noardeast-Fryslân |
45.228 |
€ 158.097,47 |
Veldhoven |
45.466 |
€ 158.779,86 |
Kerkrade |
45.749 |
€ 159.591,27 |
Waadhoeke |
46.090 |
€ 160.568,97 |
Ridderkerk |
46.189 |
€ 160.852,82 |
Schagen |
46.483 |
€ 161.695,77 |
Lingewaard |
46.601 |
€ 162.034,10 |
Soest |
46.606 |
€ 162.048,43 |
Noordoostpolder |
47.291 |
€ 164.012,45 |
Het Hogeland |
47.801 |
€ 165.474,70 |
Overbetuwe |
47.906 |
€ 165.775,76 |
Zutphen |
47.934 |
€ 165.856,04 |
Harderwijk |
48.414 |
€ 167.232,28 |
Hollands Kroon |
48.432 |
€ 167.283,89 |
Waalwijk |
48.637 |
€ 167.871,66 |
Barendrecht |
48.714 |
€ 168.092,43 |
Middelburg (Z.) |
48.822 |
€ 168.402,08 |
Utrechtse Heuvelrug |
49.580 |
€ 170.575,40 |
Goeree-Overflakkee |
50.049 |
€ 171.920,10 |
Weert |
50.105 |
€ 172.080,67 |
Houten |
50.146 |
€ 172.198,22 |
Heerenveen |
50.493 |
€ 173.193,13 |
West Betuwe |
51.128 |
€ 175.013,78 |
De Fryske Marren |
51.564 |
€ 176.263,87 |
Woerden |
52.299 |
€ 178.371,24 |
Kampen |
54.319 |
€ 184.162,92 |
Terneuzen |
54.426 |
€ 184.469,71 |
Rijswijk (ZH.) |
54.450 |
€ 184.538,52 |
Pijnacker-Nootdorp |
55.308 |
€ 186.998,56 |
Hoogeveen |
55.699 |
€ 188.119,62 |
Altena |
55.967 |
€ 188.888,02 |
Oosterhout |
55.982 |
€ 188.931,03 |
Smallingerland |
56.150 |
€ 189.412,72 |
Den Helder |
56.296 |
€ 189.831,32 |
Krimpenerwaard |
56.319 |
€ 189.897,27 |
Vijfheerenlanden |
56.811 |
€ 191.307,92 |
Heerhugowaard |
57.587 |
€ 193.532,84 |
Doetinchem |
58.001 |
€ 194.719,85 |
Gooise Meren |
58.055 |
€ 194.874,68 |
Roermond |
58.260 |
€ 195.462,45 |
Barneveld |
59.082 |
€ 197.819,26 |
Midden-Groningen |
60.797 |
€ 202.736,46 |
Hardenberg |
60.948 |
€ 203.169,40 |
Lansingerland |
62.384 |
€ 207.286,66 |
Westerkwartier |
63.329 |
€ 209.996,14 |
Nieuwegein |
63.462 |
€ 210.377,47 |
Zeist |
64.905 |
€ 214.514,80 |
Stichtse Vecht |
64.931 |
€ 214.589,35 |
Katwijk |
65.753 |
€ 216.946,16 |
Veenendaal |
66.493 |
€ 219.067,87 |
Capelle aan den IJssel |
67.122 |
€ 220.871,32 |
Bergen op Zoom |
67.496 |
€ 221.943,64 |
Assen |
68.599 |
€ 225.106,13 |
Velsen |
68.648 |
€ 225.246,62 |
Almelo |
73.107 |
€ 238.031,34 |
Hoorn |
73.261 |
€ 238.472,88 |
Vlaardingen |
73.397 |
€ 238.862,82 |
Gouda |
73.427 |
€ 238.948,83 |
Leidschendam-Voorburg |
76.534 |
€ 247.857,13 |
Roosendaal |
77.251 |
€ 249.912,89 |
Lelystad |
78.598 |
€ 253.774,97 |
Schiedam |
78.730 |
€ 254.153,44 |
Hengelo (O.) |
81.140 |
€ 261.063,32 |
Meierijstad |
81.194 |
€ 261.218,15 |
Purmerend |
81.249 |
€ 261.375,85 |
Nissewaard |
85.219 |
€ 272.758,51 |
Heerlen |
87.086 |
€ 278.111,52 |
Hoeksche Waard |
87.401 |
€ 279.014,68 |
Súdwest-Fryslân |
89.987 |
€ 286.429,19 |
Hilversum |
90.831 |
€ 288.849,08 |
Amstelveen |
91.675 |
€ 291.268,97 |
Oss |
91.915 |
€ 291.957,09 |
Helmond |
92.423 |
€ 293.413,62 |
Sittard-Geleen |
92.429 |
€ 293.430,82 |
Deventer |
100.719 |
€ 317.199,67 |
Venlo |
101.802 |
€ 320.304,81 |
Delft |
103.595 |
€ 325.445,65 |
Emmen |
107.048 |
€ 335.345,99 |
Alkmaar |
109.436 |
€ 342.192,80 |
Westland |
110.375 |
€ 344.885,07 |
Alphen aan den Rijn |
111.897 |
€ 349.248,91 |
Ede |
117.165 |
€ 364.353,17 |
Dordrecht |
119.284 |
€ 370.428,70 |
Maastricht |
121.575 |
€ 376.997,39 |
Leeuwarden |
124.084 |
€ 384.191,12 |
Leiden |
125.099 |
€ 387.101,30 |
Zoetermeer |
125.285 |
€ 387.634,60 |
Zwolle |
128.840 |
€ 397.827,39 |
's-Hertogenbosch |
155.111 |
€ 473.150,84 |
Haarlemmermeer |
156.002 |
€ 475.705,49 |
Zaanstad |
156.794 |
€ 477.976,29 |
Amersfoort |
157.276 |
€ 479.358,27 |
Enschede |
159.640 |
€ 486.136,26 |
Arnhem |
161.348 |
€ 491.033,39 |
Haarlem |
162.902 |
€ 495.488,97 |
Apeldoorn |
163.818 |
€ 498.115,30 |
Nijmegen |
177.659 |
€ 537.799,82 |
Breda |
184.069 |
€ 556.178,39 |
Almere |
211.893 |
€ 635.954,56 |
Tilburg |
219.789 |
€ 658.593,74 |
Groningen (gemeente) |
232.874 |
€ 696.110,68 |
Eindhoven |
234.394 |
€ 700.468,78 |
Utrecht (gemeente) |
357.597 |
€ 1.053.712,87 |
's-Gravenhage (gemeente) |
545.838 |
€ 1.593.432,04 |
Rotterdam |
651.157 |
€ 1.895.399,65 |
Amsterdam |
872.757 |
€ 2.530.764,78 |
In de brief aan de Tweede Kamer van 17 december 2020 (Kamerstukken II, 2020–2021, is aangekondigd dat het Kabinet de gemeenten wil ondersteunen bij de uitvoering van toezicht en handhaving. In deze kamerbrief is gememoreerd aan de toegenomen werkdruk bij toezicht- en handhavingsorganisaties en de beperkingen die deze organisaties hebben in het licht van de benodigde kwalificaties.
Deze regeling heeft het doel om de kosten te vergoeden, die gemeenten maken voor de inzet van extra arbeidskrachten. De inzet van deze arbeidskrachten zou gericht moeten zijn op het uitvoeren van een deel van de taken van handhavende functionarissen (BOA en de Politie) en toezichthouders. De inzet kan ook gericht zijn op het direct ondersteunen van de taakuitoefening door handhavers, toezichthouders en genoemde arbeidskrachten.
Bij het uitoefenen van de taken van de handhavers en toezichthouders is niet beoogd dat het gaat om handhaving waarvoor een kwalificatie is vereist. In veel gevallen zullen de arbeidskrachten deze kwalificaties ontberen.
Gemeentelijke toezicht- en handhavingsorganisaties zijn echter wel geholpen met toezichthouders die fungeren als gastheer/vrouw om bijvoorbeeld de weg te wijzen, aan te spreken, voorlichting te geven, of mondkapjes uit te delen. Te denken valt bijvoorbeeld aan onder andere straatcoaches in de openbare ruimte. Daarnaast kan gedacht worden aan de inzet van tijdelijk extra mensen voor ondersteuning bij het verrichten van feitelijke werkzaamheden in het kader van bestuursrechtelijke handhaving. Bijvoorbeeld relatief eenvoudige taken zoals het verwijderen van fietsen of huisvuilzakkencontrole; taken waarbij geen contact nodig is met overtreders. De toezichthouders nemen daarmee een deel van de taken van boa’s en politiemensen uit handen, waardoor die laatsten zich kunnen richten op hun taken rondom de bestuursrechtelijke handhaving en in het bijzonder handhaving van de COVID-19 maatregelen. Een relevant nevendoel van deze regeling is het (tijdelijk) bieden van werkgelegenheid voor de genoemde taken. Gemeenten zetten zich ook al in op dit gebied en hebben functies zoals hierboven beschreven gecreëerd.
De extra arbeidskrachten voor toezicht en handhaving leidt tot een toename van de lasten van de gemeenten. Ter bestrijding van die kosten worden middelen uit ’s Rijks kas ter beschikking gesteld. De terbeschikkingstelling van de middelen geschiedt middels een specifieke uitkering (SPUK) aan gemeenten die daarvoor een aanvraag indienen. Om toezicht- en handhavingsorganisaties te ondersteunen stelt het kabinet ongeveer 60 miljoen euro beschikbaar voor deze specifieke uitkering.
De behoefte aan ondersteuning is, naar verwachting, in absolute zin groter naarmate de gemeente meer inwoners telt. De verwachting is ook dat de behoefte bij kleinere gemeenten, per inwoner iets groter zal zijn. Kleinere gemeenten beschikken over een minder toezichthouders en handhavers. In die gevallen kan ondersteuning bijdragen aan flexibiliteit van de inzet van deze toezichthouders en handhavers.
Daarom is voorzien in een specifieke uitkering waarbij iedere gemeente, ongeacht de omvang, in aanmerking komt voor een vast bedrag van € 28.421,05. Daarbovenop komt de gemeente in aanmerking voor een bedrag dat gerelateerd is aan het aantal inwoners van de gemeente. Voor het aantal inwoners wordt uitgegaan van peildatum 1 januari 2020. Het bedrag per inwoner is € 2,86 en 70 honderdste van een cent. De bedragen per gemeente zijn opgenomen in de tabel in de bijlage.
De behoefte aan inzet en ondersteuning kan per gemeente verschillen. De specifieke uitkering stelt gemeenten in staat om arbeidskrachten tijdelijk in te zetten voor de toegenomen druk op toezicht en handhaving en de kosten daarvoor, binnen de kaders van deze regeling, vergoed te krijgen. De regeling schrijft niet het precieze moment of de duur van de inzet voor. Wel zijn de kosten gemaximeerd (zie artikel 3 en hierboven in de toelichting) en komen uitsluitend kosten die gemaakt zijn binnen de genoemde periode voor vergoeding in aanmerking (zie artikel 6 en de toelichting daarop).
In artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat titel 4.2 (Subsidies) van die wet niet van toepassing is op de aanspraak op financiële middelen die worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld, zoals gemeenten.
Omdat op grond van deze regeling specifieke uitkeringen worden verstrekt is de Financiële-verhoudingswet van toepassing. In artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet is de wijze van verantwoording van de specifieke uitkering geregeld.
De verantwoording over de besteding van de specifieke uitkering is vormgegeven in de voor de gemeenten bekende methodiek van de SiSa-verantwoording (‘single information, single audit’) conform artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
Er heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden, omdat hier sprake is van een ministeriële regeling die geen significante veranderingen brengt in rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen noch grote gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk. Overeenkomstig het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie (Kamerstukken II 2009/10, 292 749, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224) is de internetconsultatie daarom achterwege gebleven.
In de aanloop naar de totstandkoming van deze regeling is op hoofdlijnen overleg gevoerd met de VNG. De toegevoegde waarde van internetconsultatie is daarom als gering in te schatten.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Deze afwijking is gerechtvaardigd, omdat de specifieke doelgroep (gemeenten) gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding.
De regeling is eind 2023 functioneel uitgewerkt.
Dit artikel bevat de begripsbepalingen die van belang zijn voor deze regeling.
Voor het begrip arbeidskrachten zijn er twee varianten. Het kan daarbij gaan om personen die (tijdelijk) in dienst zijn van de gemeente, maar ook om personen die ter beschikking zijn gesteld aan de gemeente, bijvoorbeeld door middel van een detacherings-of uitzendovereenkomst.
Voor deze specifieke uitkering is ten hoogste 60 miljoen euro beschikbaar. Dat bedrag is volgens een verdeelsleutel toegerekend naar de gemeenten. De verdeelsleutel is toegelicht in het algemeen deel van de toelichting.
Met ingang van 1 januari 2021 vinden er enkele gemeentelijke herindelingen plaats. Ook voor die gemeentelijke herindelingen wordt de peildatum van 1 januari 2020 aangehouden. Een enkele gemeente profiteert daarvan. Het grootste voordeel heeft de nieuwe gemeente Eemsdelta (tot 1 januari 2021 Appingedam, Delfzijl en Loppersum). Op grond van de peildatum zou deze nieuwe gemeente driemaal het vaste basisbedrag € 28.421,05 kunnen ontvangen. Dit voordeel is te billijken. Op grond van artikel 3, aanhef en onder e, van de Wet van 8 juli 2020, houdende de splitsing van Haaren, komt de uitkering toe aan de Gemeente Oisterwijk.
Een alternatieve peildatum (bijvoorbeeld 1 januari 2021) zou voor vroege aanvragers leiden tot onzekerheid of tot mogelijke overschrijding van het beschikbare budget. Daarom is van dit alternatief afgezien.
De aanvraag wordt gedaan bij het daarvoor bestemde loket. De aanvraag bevat ten minste de in het eerste lid genoemde gegevens. Het formulier op het portaal kan nadere gegevens verlangen.
Een aanvraag kan worden gedaan voor een bedrag dat gelijk is aan of lager dan de maximale hoogte van de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 3. De aanvraag wordt afgewezen voor zover het bedrag dat maximum overschrijdt. De aanvraag moet uiterlijk op 30 juni 2021 zijn ingediend, maar kan worden ingediend met ingang van inwerkingtreding van deze regeling.
De regeling maakt het mogelijk dat gemeenten de specifieke uitkering kunnen besteden aan activiteiten die voor de inwerkingtreding van deze regeling maar na 15 december 2020 zijn aangevangen, omdat in voornoemde brief aan de Tweede Kamer de onderhavige regeling is aangekondigd.
De kosten die voor vergoeding in aanmerking komen zijn gerelateerd aan ‘personele kosten’, in verband met de tijdelijke uitoefening van toezichts- en handhavingstaken of de ondersteuning daarbij. Deze personele kosten zijn gemaximeerd, in de zin dat de loonkosten tot ten hoogste 120% van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 8 van de Wet op het minimumloon en de minimumvakantiebijslag, voor vergoeding in aanmerking komen.
De personele kosten kunnen betrekking hebben op personeel dat (na 15 december 2020) in dienst is getreden bij de gemeente. Deze werknemers zullen, gelet op de beperkte duur van de vergoedbare kosten, naar verwachting een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd krijgen. De kosten van het loon, en daarmee verband houdende andere kosten, komen niet voor vergoeding in aanmerking, voor zover deze verschuldigd zijn na 30 juni 2021.
Als de gemeente tijdelijke medewerkers in dienst neemt, draagt de gemeente de werkgeverslasten daarvoor. In het eerste lid, onder b zijn de werkgeverslasten opgenomen die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Het betreft dan het wettelijk verschuldigde vakantiegeld, de pensioenafdrachten of de sociale zekerheidslasten. Deze worden ook uitsluitend vergoed voor de loonkosten, voor zover deze vallen onder het maximum van 120% van het wettelijk minimumloon. Onder sociale zekerheidslasten wordt verstaan de premie- en eigenrisico-afdracht op grond van de Werkeloosheidswet en de kosten op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
De gemeente kan ook door middel van detachering of uitzendovereenkomsten arbeidskrachten ter beschikking gesteld krijgen. In dat geval komen loonkosten die boven de 120% van het wettelijk minimumloon uitkomen niet voor vergoeding in aanmerking.
De kosten die overeengekomen zijn voor werving en selectie van ter beschikking gesteld personeel, en eventuele bemiddelingskosten, komen niet voor vergoeding in aanmerking.
De BTW die verschuldigd is over de loonkosten komt in beginsel wel voor vergoeding in aanmerking (eerste lid, onder c). De BTW komt niet voor vergoeding in aanmerking als de gemeente daarover aanspraak kan maken op een vergoeding uit het BTW-compensatiefonds of teruggave op grond van de Wet op de Omzetbelasting (tweede lid, onder c).
Voor vergoeding komen niet in aanmerking de kosten voor arbeidskrachten die geen toezicht- of handhavingstaken uitoefenen of daaraan ondersteuning verlenen. Administratieve werkzaamheden kunnen ondersteunend zijn aan de toezicht- en handhavingstaken. Daarvan is sprake wanneer het betreft het inroosteren en aansturen van arbeidskrachten die tijdelijk toezicht en handhavingstaken uitoefenen. Van administratieve werkzaamheden als loonadministratie of het verwerken van boetes moet aangenomen worden dat deze geen bijdrage leveren aan de toezicht- en handhavingstaken of de ondersteuning daarvan; deze werkzaamheden komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Verondersteld mag worden dat voor deze werkzaamheden de gemeente voorafgaand aan 15 december 2020 werknemers in dienst heeft. Op grond van artikel 6, tweede lid, onder d, komen kosten daarvoor ook niet voor vergoeding in aanmerking.
Met deze regeling wordt geen dubbele vergoeding voor dezelfde arbeidskrachten beoogd. Voor zover een vergoeding is ontvangen op grond van andere regelingen of bijdragen, voor activiteiten die ook op grond van deze regeling vergoed zouden kunnen worden, bestaat geen grond voor vergoeding in het kader van deze regeling. Deze regeling laat onverlet de vergoeding op grond van de andere regeling of bijdrage.
Kosten die verband houden met verplichtingen die zijn aangegaan voor 15 december 2020 komen niet voor vergoeding in aanmerking. Onder deze kosten wordt verstaan de kosten van werknemers die reeds in dienst zijn van de gemeente, voorafgaand aan 15 december 2020.
Oproep- of uitzendovereenkomsten kunnen wel eerder overeengekomen zijn. Voor de inzet van deze arbeid geldt dat de laatste oproep om arbeid te komen verrichten niet eerder gedaan mag zijn dan 15 december 2020.
De verantwoording geschiedt via het systeem van single information, single audit, zoals bepaald in de ministeriële regeling informatieverstrekking SiSa. De verantwoording kan gedeeltelijk betrekking hebben op het jaar 2020, maar wordt meegenomen bij de verantwoording over het jaar 2021. Zodoende is er niet reeds in 2021 verantwoording verschuldigd over (een deel van) deze specifieke uitkering.
De vaststelling van de uitkering vindt plaats binnen 26 weken na de verantwoording. Omdat de uiterste datum van verantwoording 15 juli 2022 is, vindt de vaststelling plaats uiterlijk in 2023.
Als sprake is van één of meer van de omstandigheden als omschreven in het tweede lid kan (een deel van) het bedrag dat is verstrekt worden teruggevorderd van de gemeente.
’s-Gravenhage, 17 december 2020
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-69135.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.