BIJLAGE BIJ DE REGELING ONDERWIJSACCOUNTANTSPROTOCOL OCW BES 2019
Versie 2 december 2019
Inleiding
1 juli 2019
Dit is het onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2019. Dit protocol is afgeleid van
het onderwijsaccountantsprotocol OCW 2019 en waar nodig aangepast aan de wet- en regelgeving
zoals die op de BES-eilanden van toepassing is. Met ingang van het verslagjaar 2015
is het onderwijsaccountantsprotocol OCW BES ook van toepassing voor de Expertisecentra
onderwijszorg (EOZ) op de BES-eilanden.
In het accountantsprotocol wordt aangesloten op de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Bij elk onderwerp is boven de daarop betrekking hebbende passages de datum vermeld
waarop de tekst voor het laatst is gewijzigd. Deze datum wordt overigens niet gewijzigd
als het een verhoging betreft van de jaartallen in de tekst met 1 ten opzichte van
het definitieve accountantsprotocol van het voorgaande jaar.
INHOUD
|
1
|
Algemene uitgangspunten
|
3
|
|
1.1
|
Algemeen
|
3
|
|
1.1.1
|
Doelstelling van het accountantsprotocol
|
3
|
|
1.1.2
|
Indeling van het accountantsprotocol
|
3
|
|
1.1.3
|
Accountantsproducten / Rapportering
|
3
|
|
1.1.4
|
Melding niet-naleving (NV NOCLAR)
|
4
|
|
1.2
|
Definities
|
4
|
|
1.2.1
|
Onderwijssectoren
|
4
|
|
1.2.2
|
Referentiekader1 januari 2014
|
5
|
|
1.2.3
|
Minimale controlewerkzaamheden
|
5
|
|
1.2.4
|
Rechtmatigheid
|
5
|
|
1.3
|
Procedures
|
5
|
|
1.4
|
Dossiervorming
|
6
|
|
1.5
|
Informatie/documentatie
|
6
|
|
2
|
Controle op het jaarverslag
|
6
|
|
2.1
|
Algemeen
|
6
|
|
2.1.1
|
Doelstelling controle op het jaarverslag
|
6
|
|
2.1.2
|
Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
|
7
|
|
2.1.3
|
Materialiteitstabel
|
7
|
|
2.1.4
|
Omgaan met fouten (foutdefinities)
|
8
|
|
2.1.5
|
Algemeen referentiekader
|
8
|
|
2.1.6
|
Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
|
8
|
|
2.1.7
|
Steunen op de werkzaamheden van een AK en gegevensgerichte werkzaamheden
|
8
|
|
2.2
|
Getrouwheid
|
9
|
|
2.2.1
|
Verslaggevingscriteria
|
9
|
|
2.2.2
|
Bezoldiging bestuurders
|
9
|
|
2.2.3
|
Bestuursverslag
|
9
|
|
2.3
|
Financiële rechtmatigheid
|
11
|
|
2.3.1
|
Referentiekader
|
11
|
|
2.3.2
|
Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
|
12
|
|
2.3.3
|
Personele lasten (niet voor EOZ)
|
12
|
|
2.4
|
Overige rechtmatigheid
|
12
|
|
2.4.1
|
Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO (niet voor EOZ)
|
12
|
|
2.5
|
Controleverklaring bij het jaarverslag
|
13
|
|
3
|
Inleiding onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens
|
17
|
|
4
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO
|
18
|
|
4.1
|
Algemeen
|
18
|
|
4.2
|
Onderzoek bekostigingsgegevens
|
19
|
|
4.2.1
|
Object van onderzoek
|
19
|
|
4.2.2
|
Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
|
19
|
|
4.2.3
|
Minimale werkzaamheden 1 juli 2019
|
21
|
|
4.3
|
Assurance-rapport
|
22
|
|
5
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO
|
24
|
|
5.1
|
Algemeen
|
24
|
|
6
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector MBO
|
24
|
|
6.1
|
Algemeen
|
24
|
|
6.2
|
Onderzoek bekostigingsgegevens
|
25
|
|
6.2.1
|
Object van onderzoek
|
25
|
|
6.2.2
|
Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
|
25
|
|
6.2.3
|
Minimale werkzaamheden
|
27
|
|
6.3
|
Assurance-rapporten
|
29
|
|
7
|
Onderwijslinks
|
31
|
|
8
|
Lijst met afkortingen
|
32
|
|
Bijlage I: Kader financiële rechtmatigheid onderwijswet- en regelgeving OCW BES 2019
|
33
|
|
Bijlage II: Stroomschema bekostigingsonderzoek
|
36
|
1 Algemene uitgangspunten
1.1 Algemeen
-
• Doelstelling van het accountantsprotocol
-
• Indeling van het accountantsprotocol
-
• Accountantsproducten / Rapportering
-
• Melding niet-naleving (NV NOCLAR)
1.1.1 Doelstelling van het accountantsprotocol
1 juli 2019
Voor elke onderwijssector is geregeld dat bepaalde informatie (jaarrekening en opgave
van bekostigingsgegevens of over besteding van bekostiging) moet zijn voorzien van
een verklaring van de accountant. Ook is geregeld dat de minister via een ministeriële
regeling aanwijzingen of voorschriften kan geven voor de controle door de instellingsaccountant.
Hier is invulling aan gegeven met het onderwijsaccountantsprotocol OCW BES, hierna
te noemen accountantsprotocol. Het accountantsprotocol vormt daarmee de schakel tussen
enerzijds de wet- en regelgeving en anderzijds de uit te voeren werkzaamheden door
instellingsaccountants. Het geeft een toelichting op het te hanteren referentiekader,
het accountantsonderzoek en de gewenste accountantsproducten.
In dit accountantsprotocol wordt de term instellingsaccountant gebruikt. Hiermee wordt
bedoeld de deskundige, zoals die in artikel 121, lid 6, van het BW BES Boek 2is gedefinieerd.
Het accountantsprotocol is opgesteld naar analogie van de door de Nederlandse Beroepsorganisatie
van Accountants (NBA) uitgegeven ‘Schrijfwijzer Accountantsprotocollen’. De daarin
opgenomen uitgangspunten zijn specifiek gemaakt voor de OCW-situatie op de BES-eilanden.
Waar mogelijk zijn tekstpassages uit de handreiking in dit accountantsprotocol overgenomen.
1.1.2 Indeling van het accountantsprotocol
1 december 2018
Het accountantsprotocol heeft betrekking op het volgende controleobject en onderzoeksobject:
1.1.3 Accountantsproducten / Rapportering
1 december 2018
De accountantscontrole op het jaarverslag mondt uit in een controleverklaring. Het
onderzoek naar de bekostigingsverantwoording, waaronder de leerlingentelling, leidt
tot een assurance-rapport. Deze aanduidingen worden in het accountantsprotocol gehanteerd,
hoewel de term ‘verklaring omtrent de getrouwheid of omtrent de juistheid’ in de BES
OCW-wet- en regelgeving staat vermeld. De instellingsaccountant maakt voor beide producten
gebruik van de in het accountantsprotocol opgenomen modelteksten. De instellingsaccountant
mag ervoor kiezen om ten behoeve van OCW een zogenaamde ‘WG-verklaring’ af te geven,
waarbij uitsluitend de naam van de instellingsaccountant met aanduiding w.g. (was
getekend) wordt vermeld. De originele ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke
handtekening van de instellingsaccountant moet in het archief van de school, instelling
of het EOZ worden opgenomen (zie ook HRA deel III, Sectie I voorbeeldbrieven, o.a.
onderdeel 3 Toestemming openbaarmaking controleverklaring voorbeeld 3.1 van de NBA).
Ten aanzien van de in het accountantsprotocol opgenomen werkzaamheden geldt een rapportagegrens.
De rapportagegrens geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden. Het accountantsprotocol
geeft per onderdeel aan welke rapportagegrens van toepassing is zodra deze afwijkt
van het standaardpercentage van 0,1% (van de totale publieke middelen). Omdat het
uitgangspunt wordt gehanteerd dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk moeten worden
gecorrigeerd, beperkt de instellingsaccountant zich tot een uitzonderingsrapportage.
Hiervoor gebruikt hij een verslag van bevindingen, waarin hij de aard en omvang van
de geconstateerde fouten vermeldt. Het verslag van bevindingen is vormvrij. Op het
aanbiedingsformulier geeft de instellingsaccountant aan dat er sprake is van een verslag
van bevindingen. Het bevoegd gezag van de school, instelling of het EOZ stuurt in
een dergelijk geval het verslag van bevindingen samen met de controleverklaring en
verantwoording naar OCW. Het bevoegd gezag kan daarbij aangeven hoe het heeft ge(re)ageerd
op de geconstateerde bevindingen. Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten
wordt verwezen naar de in de hoofdstukken jaarverslag (2) en bekostigingsonderzoek
(3) daarover opgenomen toelichting.
Tabel 1.1.3a accountantsproducten
|
Soort controle
|
Product
|
Ontvanger
|
|
Jaarrekeningcontrole
|
• Controleverklaring
• Verslag van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging
Den Haag
Afdeling OND
Postbus 30205
2500 GE Den Haag
Nederland
|
|
Bekostigingsonderzoek
|
Sector PO
• Assurance-rapport
• Verslag van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging
Den Haag
Afdeling BEK
Postbus 30205
2500 GE Den Haag
|
| |
Sector MBO
• Assurance-rapport
• Verslag van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging
Den Haag
Afdeling BEK
Postbus 30205
2500 GE Den Haag
|
In de praktijk is de ontvanger de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) kantoor op
het betreffende eiland (Bonaire, Sint-Eustatius of Saba). Ingediend bij RCN wordt
beschouwd als tijdig ingediend. De instellingen wordt verzocht naast het indienen
van de papieren versie, ook digitaal aan te leveren via het e-mailadres caribisch.nederland@duo.nl.
1.1.4 Melding niet-naleving (NV NOCLAR)
1 december 2019
Op grond van de Nadere Voorschriften NOCLAR (Nadere voorschriften handelwijze accountant
bij niet-naleving wet- en regelgeving door eigen organisatie of cliënt) doet een instellingsaccountant
in voorkomende gevallen melding bij de bevoegde instantie die aangewezen is om een
relevante niet-naleving te onderzoeken. Voor de onderwijswet- en regelgeving is de
Inspectie van het Onderwijs (verder inspectie) de aangewezen instantie. De melding
kan plaatsvinden via het contactformulier op de website van de inspectie bij het meldpunt
(https://www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/meldpunt-inspectie).
1.2 Definities
1.2.1 Onderwijssectoren
1 juli 2018
Het accountantsprotocol is van toepassing op de door het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW) bekostigde rechtspersonen in de onderwijssectoren Primair
Onderwijs (PO), Voortgezet Onderwijs (VO) en Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO), die
gevestigd zijn op de BES-eilanden. Hiermee worden ook de EOZ bedoeld. Voor de EOZ
is het accountantsprotocol een leidraad/regeling als bedoeld in:
Sector PO
Sector VO
Sector MBO
1.2.2 Referentiekader
1 januari 2014
Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het accountantsprotocol
treedt niet in de plaats van de oorspronkelijke wet- en regelgeving.
1.2.3 Minimale controlewerkzaamheden
1 juli 2018
Per onderdeel van het controleobject zijn aanwijzingen opgenomen:
-
• een omschrijving van het object (of onderdeel daarvan);
-
• het referentiekader: controle- en verslaggevingscriteria;
-
• reikwijdte en diepgang van de accountantscontrole:
Voor de controle van het jaarverslag en het onderzoek naar de bekostigingsgegevens
zijn verplichte teksten voor de controleverklaring(en) en assurance-rapport(en) opgenomen.
Het accountantsprotocol bevat:
-
• minimale controlewerkzaamheden, die vetgedrukt zijn opgenomen; en
-
• niet vetgedrukte toelichtingen op deze werkzaamheden.
De beschreven (minimale) controlewerkzaamheden zijn bedoeld als aanvulling op de ’Nadere
voorschriften Controle- en overige standaarden’ (NV COS), die voor alle instellingsaccountants
van toepassing zijn.
1.2.4 Rechtmatigheid
1 juli 2018
De instellingsaccountant moet controleren of de rijksbijdrage rechtmatig is verkregen
(onderzoek bekostigingsverantwoording) en besteed (controle jaarrekening).
Ten aanzien van de verkrijging van de rijksbijdrage stelt hij vast dat de in de bekostigingsverantwoording
van de school of instelling opgenomen gegevens voldoen aan de eisen van rechtmatigheid.
Dit houdt in dat deze gegevens in overeenstemming zijn met de in de wet- en regelgeving
opgenomen bepalingen. Het gaat hier om rechtmatigheid van niet-financiële informatie.
De instellingsaccountant geeft een assurance-rapport bij de bekostigingsverantwoording
af.
Ten aanzien van de in de jaarrekening van de school of instelling verantwoorde baten,
lasten en balansmutaties stelt de instellingsaccountant vast dat deze voldoen aan
de eisen van financiële rechtmatigheid. De financiële rechtmatigheid heeft betrekking
op publieke middelen. Financiële rechtmatigheid houdt in dat een financiële transactie
betrekking hebbende op publieke middelen waarvan de uitkomst in de jaarrekening dient
te worden verantwoord in overeenstemming is met de in internationale regelgeving,
Nederlandse wetten (waaronder de BES wetten), algemene maatregelen van bestuur en
ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van de financiële transactie
beïnvloeden. De definitie en het kader van de financiële rechtmatigheid ligt in detail
vast in hoofdstuk 2.3 van dit protocol.
1.3 Procedures
1 juli 2019
De publicatie van het accountantsprotocol geschiedt niet dan nadat het concept is
afgestemd met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen: het accountantskantoor
van het administratiekantoor, het administratiekantoor en de instellingen. Afstemming
van het concept-accountantsprotocol is mede bedoeld ter voorkoming van formuleringen
die onbedoeld in het nadeel van de scholen en instellingen kunnen worden uitgelegd.
Nieuwe versies van het definitieve accountantsprotocol worden bij ministeriële regeling
vastgesteld. De regeling wordt met de bijlage, het accountantsprotocol, in de Staatscourant
geplaatst en wordt ook bekendgemaakt op de internetsite van de Inspectie van het Onderwijs.
De publicatie van het definitieve accountantsprotocol OCW BES 2019 vindt plaats in
december 2019.
1.4 Dossiervorming
1 juli 2019
Voor de documentatie van verrichte controlewerkzaamheden, de bevindingen en de conclusie
daarbij gelden de eisen zoals genoemd in Standaard 230. Tijdens reviews in Nederland
is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over de implicatie van deze richtlijn op
de aard en omvang van de documentatie van verrichte werkzaamheden bij de controle
van de bekostigingsgegevens en dient per aandachtspunt van het accountantsprotocol minimaal aanwezig te zijn: de
uitgevoerde werkzaamheden, de identificatie van het gecontroleerde stuk (opschrift,
totaalsaldo) of een kopie van de laatste pagina, de bevindingen en de conclusie. Indien bijvoorbeeld proceduretesten zijn uitgevoerd, dan zijn niet kopieën van de
inkoopfacturen in het dossier aanwezig, maar wel een lijst met factuurnummers en van
items waarop de facturen zijn gecontroleerd.
Bij de controle van de lasten (personeel en exploitatie) en investeringen wordt vaak
impliciet ook de rechtmatigheid getoetst. De controlewerkzaamheden voor rechtmatigheid
dienen echter zichtbaar uit het controledossier te blijken.
1.5 Informatie/documentatie
Folders met uitleg over de wet- en regelgeving zijn verkrijgbaar bij de afdeling RCN-OCW,
de website: www.rijksdienstcn.com en opvraagbaar via vragenoveronderwijs@rijksdienstcn.com.
2 Controle op het jaarverslag
2.1 Algemeen
-
• Doelstelling controle op het jaarverslag
-
• Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
-
• Materialiteitstabel
-
• Omgaan met fouten (foutdefinities)
-
• Algemeen referentiekader
-
• Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
-
• Steunen op de werkzaamheden van een AK en gegevensgerichte werkzaamheden
2.1.1 Doelstelling controle op het jaarverslag
De controleverklaring van de instellingsaccountant bij de jaarrekening betreft de
getrouwheid van de grootte en de samenstelling van het vermogen en het resultaat,
evenals de naleving van de wet- en regelgeving. Het oordeel omtrent de naleving van
wet- en regelgeving vloeit voort uit het voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid
van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. De instellingsaccountant
stelt verder vast dat het bestuursverslag verenigbaar is met de jaarrekening en geen
materiële afwijkingen bevat.
2.1.2 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
1 juli 2019
Het begrip omvangsbasis geeft aan tegen welke omvang (bedrag) het percentage materialiteit
moet worden afgezet, bijvoorbeeld een bepaalde geldstroom of post in de verantwoording.
De te hanteren omvangsbases bij de controle van de jaarrekening zijn afhankelijk van
de te controleren massa: de totale publieke middelen en bestedingen van de (geoormerkte)
aanvullende subsidies/bekostiging.
De instellingsaccountant voert zijn controle in overeenstemming met de Nederlandse
controlestandaarden en dit accountantsprotocol uit en richt in dat kader zijn controle
zodanig in, dat hij met een redelijke mate van zekerheid kan verklaren dat in de jaarrekening
geen afwijkingen (als gevolg van fouten en fraude, en onzekerheden) voorkomen met
een materieel belang.
2.1.3 Materialiteitstabel
1 juli 2019
Een verklaring met een goedkeurende strekking met betrekking tot de rechtmatigheid
impliceert, dat gegeven de bovengenoemde betrouwbaarheid, in de verantwoording geen
afwijkingen (als gevolg van fouten en fraude, en onzekerheden) voorkomen, die groter
zijn dan de percentages in de hieronder opgenomen materialiteitstabel:
Tabel 2.1.3a materialiteit
| |
Onjuistheden (in de verantwoording
|
Onzekerheden (in de controle)
|
|
Beperking
|
Afkeuring
|
Beperking
|
Oordeelonthouding
|
|
Rechtmatigheid
|
|
|
|
|
|
Rechtmatigheid besteding (% van de totale publieke middelen)
|
>3 en <5
|
≥5
|
>5 en <10
|
≥10
|
De materialiteit is van toepassing voor het oordeel over de financiële rechtmatigheid
en de overige rechtmatigheid, tenzij sprake is van een specifieke materialiteit. Publieke
middelen zijn middelen die verkregen zijn bij of krachtens de wet ingestelde heffingen.
Deze middelen zijn op basis van bijlage 1 van de Rjo BES in de jaarrekening van de
instelling opgenomen in model B Staat van Baten en Lasten onder de Baten ‘Rijksbijdrage’
en ‘Overige overheidsbijdragen’ en bestaan daarnaast uit de wettelijke college-, cursus-,
les- en examengelden, de financiële baten (mits gegenereerd uit publieke middelen)
en de publieke middelen onder de overige baten.
In het accountantsprotocol wordt geen materialiteit meer voorgeschreven voor de getrouwheid.
Voor OCW is een maximale materialiteit van 2% van het totaal van de baten en 5% van
het balanstotaal aanvaardbaar. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingsaccountant
om deze te bepalen met inachtneming van hetgeen hierover in de standaarden is opgenomen.
Voor elke post gelden voor de foutevaluatie bij de oordeelvorming de materialiteit
op jaarrekeningniveau zoals opgenomen in de materialiteitstabel.
Voor alle in het accountantsprotocol genoemde posten, exclusief de hieronder opgenomen
posten, geldt een standaard rapportagegrens van 0,1% (van de totale publieke middelen).
De rapportagegrens geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden aan OCW
in het Verslag van Bevindingen. Zie verder omgaan met fouten.
Voor de volgende posten/onderwerpen geldt een specifieke materialiteit (SM) en specifieke
rapportagegrens (SR):
-
• Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren (0% SM, 0% SR)
-
• Verklaring omtrent het gedrag (1% SM, 0% SR)
-
• Geoormerkte aanvullende subsidies / bekostiging met een bestedingsverplichting (3%
SM, 0% SR)
-
• Bezoldiging bestuurders (0% SM, 0% SR)
De afwijkingen (als gevolg van fouten en fraude) die bij deze controlewerkzaamheden
worden geconstateerd worden door de instellingsaccountant ook betrokken in de foutevaluatie
bij de oordeelvorming bij de jaarrekening als geheel.
2.1.4 Omgaan met fouten (foutdefinities)
1 december 2018
Van een fout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van de uitgevoerde
controle is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet in overeenstemming is met
één of meer aspecten van de wet- en regelgeving. Fouten worden in absolute zin opgevat,
voor zover het de naleving van de wet- en regelgeving betreft. Saldering van fouten
is daarom niet toegestaan.
Van een onzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende (controle-) informatie
beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Bijvoorbeeld
als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de wet- en regelgeving. Voor
een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de instellingsaccountant
fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.
Het uitgangspunt is dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk door het bevoegd gezag
van de school, instelling of het EOZ moeten worden gecorrigeerd. Ten aanzien van fouten,
die betrekking hebben op rechtmatigheid geldt dat correctie veelal niet mogelijk is
omdat de besteding reeds plaats heeft gevonden.
Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten geldt voor de accountantscontrole
van de jaarrekening:
-
• Ten aanzien van het getrouwe beeld van de jaarrekening hoeft het bevoegd gezag van
de school, instelling of het EOZ fouten met een gezamenlijk financieel belang beneden
de materialiteit niet te corrigeren en de instellingsaccountant hoeft ze niet te rapporteren.
Het effect op de vermogenspositie (de belangrijkste informatievraag voor OCW) is namelijk
gering.
-
• Met betrekking tot de financiële rechtmatigheid wordt onderscheid gemaakt tussen materiële
en niet-materiële fouten. Het bevoegd gezag van de school, instelling of het EOZ corrigeert
voor zover mogelijk geconstateerde fouten. Het bevoegd gezag kan echter dergelijke
fouten meestal niet corrigeren. De instellingsaccountant informeert het bestuur en
de interne toezichthouder hierover conform de geldende beroepsvoorschriften. Materiële
fouten (d.w.z. fouten groter dan de materialiteit) hebben invloed op de strekking
van de controleverklaring en worden uit dien hoofde in de controleverklaring toegelicht.
Ten aanzien van niet-materiële fouten (d.w.z. fouten kleiner dan de materialiteit)
stelt de instellingsaccountant een verslag van bevindingen op zoals opgenomen in Accountantsproducten
/ Rapportering met inachtneming van de geldende rapportagegrens.
2.1.5 Algemeen referentiekader
1 januari 2014
In het accountantsprotocol is op het hoogste niveau het referentiekader opgenomen.
Met betrekking tot een aantal posten en/of stromen is in dit accountantsprotocol ook
een aantal specifieke criteria opgenomen die voortvloeien uit de wet- en regelgeving.
De beroepsvoorschriften voor instellingsaccountants zoals opgenomen in de Nadere Voorschriften
Controle- en Overige Standaarden (NV COS) zijn altijd onderdeel van de controlecriteria.
2.1.6 Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
1 december 2019
De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag van de school, instelling
of het EOZ de aanwijzingen heeft verwerkt en/of de correcties heeft opgevolgd waarover
de Inspectie van het Onderwijs (inspectie) eerder met het bevoegd gezag van de school,
instelling of het EOZ heeft gecorrespondeerd. Indien de aanwijzingen niet zijn verwerkt
en/of de correcties niet zijn opgevolgd dan neemt de instellingsaccountant dit op
in een verslag van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.
Door de Inspectie van het Onderwijs wordt alleen een brief verstuurd met aanwijzingen
voor de controle indien in voorgaande controlejaar (2018) door het bevoegd gezag van
de school, instelling of het EOZ een niet goedkeurende controleverklaring en/of een
verslag van bevindingen van de instellingsaccountant bij DUO is ingediend.
2.1.7 Steunen op de werkzaamheden van een AK en gegevensgerichte werkzaamheden
1 december 2018
Schoolbesturen hebben in veel gevallen hun administratie uitbesteed aan een administratiekantoor
(AK). De AK’s verrichten ten behoeve van deze schoolbesturen en de onder hen ressorterende
scholen veelal de financiële, personele en salarisadministratie en vervaardigen de
jaarrekening van de besturen. Het bevoegd gezag van de school, instelling of het EOZ
levert daartoe zijn primaire vastleggingen (inkoopfacturen, mutaties ten aanzien van
in- en uitdiensttredingen en andere mutaties in salarissen) aan de AK’s, de AK’s verrichten
hierop controle op o.a. deugdelijkheid en autorisatie en verwerken deze. Op onder
andere deze controles en op verwerkingscontroles van AK’s steunen instellingsaccountants
bij de controle van de jaarrekening en het onderzoek naar de bekostigingsgegevens.
Bij de toepassing van risicoanalyse bij de accountantscontrole dient de instellingsaccountant
voor het bepalen van de aard en omvang van het risico van een afwijking van materieel
belang onder andere kennis te verkrijgen van de entiteit en haar omgeving. Onder de
entiteit wordt hier, ook in geval van een AK-gerichte aanpak, de organisatie van de
school en het schoolbestuur verstaan. De interne beheersingsomgeving wordt in geval
van een AK-gerichte aanpak hoofdzakelijk op het niveau van een administratiekantoor
(en niet per afzonderlijk schoolbestuur) ingericht. De instellingsaccountant toetst
daarom op dit niveau of hij kan steunen op de getroffen maatregelen van interne beheersing.
(Een en ander hoeft niet te betekenen dat iedere afzonderlijke school in de systeemcontrole
dient te worden betrokken). Bij de toetsing van de maatregelen van IB dient hij rekening
te houden met verschillen in de zogenaamde ‘service level agreement’ tussen het AK
en de individuele besturen. Ook dient hij na te gaan of de controle van het AK alle
rechtmatigheidsaspecten van het accountantsprotocol raakt. Indien dit niet het geval
is zal de instellingsaccountant ook andere controles (dan gericht op het AK) moeten
verrichten.
Ongeacht het ingeschat risico van een afwijking van materieel belang en ongeacht de
keuze voor hetzij een bestuur-gerichte, hetzij een AK-gerichte controleaanpak dient
de instellingsaccountant gegevensgerichte werkzaamheden op te zetten en uit te voeren
voor elke transactiestroom, post van de jaarrekening en elk onderdeel van de toelichting
op de jaarrekening van materieel belang.
Dit laatste is van toepassing voor alle sectoren, zowel t.b.v. de getrouwheid als
de financiële rechtmatigheid op het niveau van de betreffende jaarrekening. Het is
aan de instellingsaccountant om hier door opvolging van de beroepsvoorschriften adequate
invulling aan te geven en die werkzaamheden te kiezen die passend zijn bij de specifieke
omstandigheden.
Voorbeelden van gegevensgerichte werkzaamheden voor personele kosten door de instellingaccountant
zijn:
-
• Kritische analyse van de formatieoverzichten en de verzamelloonstaat. In deze analyse
kunnen worden betrokken: salarisschalen, de omvang en samenstelling van eventuele
niet norm-functies binnen de formatie, de betrekkingsomvang van de dienstbetrekkingen
en ongebruikelijke beloningen. Deze analyse wordt uitgevoerd op bestuursniveau.
-
• Uitvoeren van een cijferbeoordeling op de personele kosten, in relatie tot de begroting
en de jaarrekening van het voorgaande jaar. Bij sterke fluctuaties en ongebruikelijke
saldi controleert de instellingsaccountant met detailstukken. De cijferbeoordeling
vindt plaats op bestuursniveau.
2.2 Getrouwheid
2.2.1 Verslaggevingscriteria
1 juli 2019
De verslaggevingscriteria vloeien voornamelijk voort uit de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (Rjo) BES, maar in een aantal gevallen kan ook andere wet- en regelgeving bepalingen bevatten
over de wijze waarop een bevoegd gezag van een school, instelling of het EOZ verslag
doet. De rechtspersoon richt het jaarverslag in op basis van de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs BES. Voor de instellingsaccountant vormt de regeling een verslaggevingscriterium.
De instellingsaccountant stelt vast dat het jaarverslag aan de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs BES voldoen.
2.2.2 Bezoldiging bestuurders
2.2.3 Bestuursverslag
-
• Algemeen
-
• Specifieke elementen
-
• Rapportering
Algemeen
1 juli 2019
Met betrekking tot het bestuursverslag stelt de instellingsaccountant vast dat:
-
• het bestuursverslag alle wettelijk verplichte elementen bevat, waaronder die op grond
van de Rjo (aanwezigheidstoets);
-
• de in de jaarrekening en in het bestuursverslag opgenomen informatie op elkaar aansluit
(consistentietoets) en
-
• de inhoud van het bestuursverslag overeenkomt met de opgedane kennis van de instelling,
waaronder de bevindingen over de interne beheersing (signaleren materiële onjuistheden
bestuursverslag).
In bijlage 2 van de Rjo BES is de set van gegevens ten behoeve van de continuïteitsparagraaf als onderdeel van
het bestuursverslag opgenomen. Voor dit onderdeel van het bestuursverslag wordt, in aanvulling op bovenstaande werkzaamheden
nog specifiek van de instellingsaccountant gevraagd vast te stellen dat de meerjarenbegroting
is ontleend aan de planning & control cyclus.
In het kader van ontleend aan de planning & control cyclus stelt de instellingsaccountant
minimaal de aansluiting vast tussen de interne informatie en de informatie, die is
opgenomen in de continuïteitsparagraaf (reconstrueerbaarheid van de informatie).
Sector PO en VO
Op grond van
artikel 25, lid 1, onder a, van de WPO BES
en
artikel 56, lid 1, onder a, van de WVO BES
stelt de instellingsaccountant vast dat de meerjarenbegroting is goedgekeurd door
de interne toezichthouder of het toezichthoudend orgaan.
Indien de instellingsaccountant vaststelt dat de meerjarenbegroting hieraan niet voldoet,
dan neemt de instellingsaccountant dit op in een verslag van bevindingen zoals vermeld
in Accountantsproducten / rapportering.
Specifieke elementen
1 december 2018
Sector PO (
WPO BES artikel 25, lid 1, onder e en
artikel 131, lid 1, onder a)
De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag van de school in het bestuursverslag:
-
• een verslag van de interne toezichthouder of het interne toezichthoudende orgaan heeft
opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken en
bevoegdheden;
-
• de gehanteerde code voor goed bestuur wordt vermeld, alsmede verantwoording over afwijkingen
van die code voor goed bestuur.
Sector VO (
WVO BES artikel 56, lid 1, onder e en
artikel 175, lid 1, onder a)
De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag van de school in het bestuursverslag:
-
• een verslag van de interne toezichthouder of het interne toezichthoudende orgaan heeft
opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken en
bevoegdheden;
-
• de gehanteerde code voor goed bestuur wordt vermeld, alsmede verantwoording over afwijkingen
van die code voor goed bestuur.
Sector VO
Regeling aanvullende bekostiging technisch vmbo 2018-2019, artikel 8, lid 2
De instellingsaccountant stelt vast dat de gevraagde toelichting in het bestuursverslag
aanwezig is.
Rapportering
1 december 2011
De instellingsaccountant neemt, indien niet voldaan is aan de wettelijke bepalingen
een tekstpassage hieromtrent op in de controleverklaring onder de ‘Verklaring over
de in het jaarverslag opgenomen andere informatie’.
2.3 Financiële rechtmatigheid
2.3.1 Referentiekader
1 juli 2019
De volgende wet- en regelgeving valt onder de reikwijdte van het oordeel van de instellingsaccountant
over de financiële rechtmatigheid:
-
• de relevante bepalingen in de onderwijswet- en regelgeving BES, deze zijn in detail
opgenomen in bijlage I bij dit accountantsprotocol;
-
• Ambtenarenwet BES (en daarop berustende regelingen, waaronder het Rechtpositiebesluit
ambtenaren BES, de per eilandgebied bij overeenkomst vastgestelde nieuwe uniforme
salarisregeling voor leraren en de nog vast te stellen uniforme salarisregeling voor
de directie en voor het onderwijsondersteunende personeel)(niet voor EOZ) en
-
• individuele subsidiebeschikkingen waaruit blijkt dat deze verantwoord moeten worden
in model G onder 2 (zie ook paragraaf 2.3.2).
De overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals de belastingwetgeving
valt dus buiten het kader voor de financiële rechtmatigheid. Deze overige wet- en
regelgeving neemt de instellingsaccountant wel mee in zijn werkzaamheden ten aanzien
van de getrouwbeeld verklaring in het kader van Standaard 250 ‘Het belang van wet-
en regelgeving bij de controle van financiële overzichten’.
Toelichting Kader Financiële Rechtmatigheid OCW BES wet- en regelgeving
Het kader bevat bepalingen (gehele regelingen of individuele (delen van) artikelen) uit de
wet- en regelgeving BES van OCW voor onderwijsinstellingen.
Opgenomen zijn bepalingen die de uitkomsten van de financiële transactie beïnvloeden.
Deze bepalingen geven aan welke uitgaven (en incidenteel: inkomsten) zijn toegestaan.
Het kader vervangt voor het bevoegd gezag van de school, instelling en het EOZ niet de gehele
wet- en regelgeving. Beoogd is om volledig te zijn, maar het abusievelijk niet opnemen
van een bepaling betekent niet dat het bevoegd gezag van de school, instelling en
het EOZ zich er niet aan hoeft te houden. Wel betekent het dat de instellingsaccountant
bij zijn controle kan uitgaan van het kader. Slechts als de instellingsaccountant
kennis krijgt van het niet naleven van relevante en materiële, niet opgenomen, bepalingen
dient de instellingsaccountant in overeenstemming met de beroepsvoorschriften (Standaard
240 en Standaard 250) te handelen.
Het kader bevat dus niet:
-
• bepalingen voor de inrichting van het onderwijs;
-
• bepalingen voor het verkrijgen van bekostiging (bekostigingsparameters, aanvragen,
termijnen etc.);
-
• bepalingen voor derden zoals het openbaar lichaam;
-
• bepalingen over hoe OCW om moet gaan met de (rechten van) het bevoegd gezag van de
school, instelling of het EOZ;
-
• bepalingen voor het afleggen van verantwoording (voor jaarrekening, jaarverslag, specifieke
subsidieverantwoordingen);
-
• bepalingen voor het inrichten van administraties.
De bepalingen vallen uiteen in de volgende categorieën:
-
• de activiteiten waarvoor kosten mogen worden gemaakt;
-
• de toegestane kostensoorten;
-
• de maximale hoogte van bepaalde uitgaven;
-
• de maximale en minimale hoogte van bepaalde inkomsten;
-
• invloed op balansmutaties.
Als er sprake is van algemene bepalingen voor toegestane uitgaven, dan zijn ook de
bepalingen opgenomen die de algemene bepalingen beperken, doch niet de bepalingen
die een verruiming bieden. Als een instellingsaccountant vast kan stellen (positieve
controle) dat de verruimende bepaling van toepassing is, kan hij de uitgaven of inkomsten
alsnog goedkeuren.
Soms wordt in een opgenomen bepaling verwezen naar een andere bepaling (artikel).
Die is voor de overzichtelijkheid van het kader dan niet opgenomen.
Niet voor alle bepalingen die zijn opgenomen in het kader zijn expliciet minimale
werkzaamheden opgenomen. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij zijn
controle in het kader van de financiële rechtmatigheid zo inricht, dat hij met inachtneming
van de gegeven materialiteit tot een oordeel over de financiële rechtmatigheid kan
komen.
2.3.2 Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
1 december 2018
De instellingsaccountant stelt op grond van de bekostigings-/subsidievoorwaarden vast
dat de (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidie met bestedingsverplichting rechtmatig
is besteed. Dit betreft de in model G onder G2 verantwoorde subsidies. Voor nog te besteden (geoormerkte)
aanvullende bekostiging/subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit
voorgaande accountantsprotocollen van kracht (overzicht wet- en regelgeving). In alle
gevallen zijn de aanwijzingen in de individuele subsidiebeschikkingen ten aanzien
van verantwoorden leidend.
Voor deze post geldt een specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens (zie
Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens).
Het totaalbedrag van de bestedingen (in het controlejaar) van de geoormerkte aanvullende
bekostiging/subsidies met een bestedingsverplichting vormt een afzonderlijke massa
waarop de specifieke materialiteit voor de controle van de bestedingen moeten worden
toegepast. Het gaat hierbij om de totale bestedingen, die verantwoord moeten worden
in model G onder onderdeel 2, waarvan de besteding in het betreffende kalenderjaar
heeft plaatsgevonden. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate
van zekerheid kan verkrijgen dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een
belang dat groter is dan 3% van de totale bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende
bekostiging/subsidies met een bestedingsverplichting.
Als deze specifieke materialiteit wordt overschreden, maar de materialiteit voor de
jaarrekeningcontrole niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij
de jaarrekening. Zie voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de school/instelling wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen,
zoals uit de desbetreffende regeling blijkt.
Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden
dan wel bekostigingsvoorwaarden of subsidieverplichtingen en deze hebben mogelijk
invloed op de totale omvang van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging,
dan moet het bevoegd gezag deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de bekostiging niet rechtmatig is,
dan ziet de instellingsaccountant erop toe dat het bevoegd gezag dit corrigeert.
Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instellingsaccountant dat op in
een verslag van bevindingen zoals vermeld in Omgaan met fouten.
2.3.3 Personele lasten (niet voor EOZ)
1 december 2016
Aanvullende controlecriteria: Ambtenarenwet BES en daarop berustende regelingen, waaronder
het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, de per eilandgebied bij overeenkomst vastgestelde
nieuwe uniforme salarisregeling voor onderwijspersoneel.
De instellingsaccountant controleert of de instelling de Ambtenarenwet BES (waaronder
de genoemde regelingen) naleeft. Van deze wet- en regeling afwijkende betalingen zijn onrechtmatig.
2.4 Overige rechtmatigheid
2.4.1 Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO (niet voor EOZ)
1 juli 2018
Aanvullende controlecriteria:
-
* WPO BES: artikel 3, lid 1, onder a, artikel 4, lid 1, onder a en artikel 34, lid 2, onder a, onder 1
-
* WVO BES: artikel 80, lid 1, onder a, artikel 83, lid 1, onder a en artikel 84, lid 1, onder a
-
* Tijdelijk Besluit Saba Comprehensive School BES, artikel 13, lid 2, onder a
-
* WEB BES: artikel 4.2.1., lid 2, onder a, artikel 4.2.2, lid 1, onder a, artikel 4.3.1.
Voor dit onderwerp geldt een specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens
(zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens). De instellingsaccountant stelt vast dat de verklaring omtrent het gedrag (die voldoet
aan de wettelijke eisen) -met inachtneming van de specifieke materialiteit- is opgenomen
in het personeelsdossier voor alle personeelsleden in loondienst bij het bevoegd gezag
of de instelling, waarvoor dit wettelijk vereist is.
Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een verslag
van bevindingen zoals vermeld inAccountantsproducten/rapportering. Hierin vermeldt de instellingsaccountant het personeelsnummer van de betrokkenen,
het aantal ontbrekende verklaringen omtrent het gedrag per categorie personeel directie
(in de sector PO en VO), onderwijsgevend personeel (alle sectoren), onderwijsondersteunend
personeel (alle sectoren) en overige personeel (sector MBO) per school of onderwijsinstelling
(BRIN nr) en de redenen voor het ontbreken.
2.5 Controleverklaring bij het jaarverslag
Algemeen
1 juli 2019
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een andere dan een goedkeurende
verklaring afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Het feit dat hij een andere
dan een goedkeurende verklaring heeft afgegeven, gebruik maakt van een paragraaf ter
benadrukking van aangelegenheden en/of paragraaf inzake overige aangelegenheden moet
hij vermelden op het zogenoemde Aanbiedingsformulier, dat bij de indiening van de
jaarrekening bij DUO moet worden gebruikt.
Ook geeft de instellingsaccountant op het Aanbiedingsformulier aan of er een afzonderlijk
verslag van bevindingen (zie paragraaf 1.1.3) is opgesteld.
Als de instellingsaccountant een andere dan een goedkeurende verklaring afgeeft, dan
sluit hij voor wat betreft de oordeelsparagraaf aan bij de teksten van deel 3 sectie
II van de HRA (deel Voorbeeldteksten), uitgegeven door de NBA.
Indien het bevoegd gezag rijksbekostiging ontvangt voor meerdere sectoren op grond
van meerdere wetten, dan wordt in de controleverklaring verwezen naar de wetten, op
grond waarvan dan een jaarrekening aan het ministerie wordt verstrekt.
Instellingsaccountants kunnen vrijwillig gebruik maken van de uitgebreidere controleverklaring(zie
Standaard 700.31) in overleg met de betreffende instelling. Hiervoor zijn optionele
passages in de voorbeeldverklaring opgenomen. Bij toepassing van de uitgebreidere
controleverklaring volgt de instellingsaccountant de aanwijzingen in de beroepsstandaarden.
Meer informatie over de uitgebreidere controleverklaring is te vinden op de website
van het NBA: https://www.nba.nl/Wet-en-regelgeving/Adviescollege-Beroepsreglementering1/Naar-een-uitgebreidere-controleverklaring/
Voorbeeldtekst goedkeurende controleverklaring
Dit voorbeeld is voor een enkelvoudige jaarrekening (inclusief eventueel groepsrelaties), ingeval
sprake is van een geconsolideerde jaarrekening met een enkelvoudige jaarrekening,
dan dient de voorbeeldtekst daar conform de beroepsvoorschriften op aangepast te worden.
1 december 2019
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Bestuur*4) en/of raad van toezicht*7) van ... (naam entiteit)*2)
A. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 2019
Ons oordeel*1)
Wij hebben de jaarrekening 2019 van ... (naam entiteit)
*2) te ... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd.
Naar ons oordeel:
-
• geeft de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening een getrouw beeld van de grootte
en de samenstelling van het vermogen van ... (naam entiteit)*2) op 31 december 2019 en van het resultaat over 2019 in overeenstemming met de Regeling
jaarverslaggeving onderwijs BES en de richtlijnen jaarverslaggeving (RJ);
-
• zijn de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties
over 2019 in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand gekomen
in overeenstemming met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen,
zoals opgenomen in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het Onderwijsaccountantsprotocol
OCW BES 2019.
De jaarrekening bestaat uit:
-
(1) de balans per 31 december 2019;
-
(2) de staat van baten en lasten over 2019; en
-
(3) de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving
en overige toelichtingen.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de
Nederlandse controlestandaarden en het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2019 vallen.
Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden
voor de controle van de jaarrekening’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam entiteit)*2), zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij
assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijksregels
in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels
accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
[Optioneel:
Materialiteit
Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de
getrouwheid van de jaarrekening als geheel bepaald op € .... De materialiteit is gebaseerd
op ...(nader in te vullen % van de totale baten of het balanstotaal).
De materialiteit voor de financiële rechtmatigheid is bepaald op € ..., deze materialiteit
is gebaseerd op 3% van de totale publieke middelen, zoals voorgeschreven in paragraaf
2.1.3 Materialiteitstabel van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2019. In deze
paragraaf van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2019 zijn tevens voor diverse
posten/onderwerpen een specifieke materialiteit en specifieke rapportagegrens opgenomen,
die wij hebben toegepast.
Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze
mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn.
Wij zijn met de raad van toezicht*7) overeengekomen dat wij aan de raad*7) tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven de € ... rapporteren alsmede
kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.]
[Optioneel:
Reikwijdte van de groepscontrole*5)
... (naam entiteit)*2) staat aan het hoofd van een groep van organisaties. De financiële informatie van
deze groep is opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van ... (naam entiteit)*2).
De groepscontrole heeft zich met name gericht op de significante onderdelen ... (uitleggen wat dit betreft: significante onderdelen zoals bedoeld op grond van Standaard
600. Bijvoorbeeld groepsonderdelen in specifieke landen, groepsonderdelen met significante
risico’s inzake waardering of complexe activiteiten). Bij de (groeps)onderdelen ... (benoemen) hebben wij zelf controlewerkzaamheden uitgevoerd. Wij hebben gebruik gemaakt van
andere accountants bij de controle van onderdeel ... (benoemen).Bij andere onderdelen hebben wij beoordelingswerkzaamheden of specifieke controlewerkzaamheden
uitgevoerd.
Door bovengenoemde werkzaamheden bij (groeps)onderdelen, gecombineerd met aanvullende
werkzaamheden op groepsniveau, hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie
met betrekking tot de financiële informatie van de groep verkregen om een oordeel
te geven over de jaarrekening.]
[Optioneel: De kernpunten van onze controle*6)
In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele
oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten
van onze controle hebben wij met de raad van toezicht*7) gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken.
Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in
het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van
de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke
oordelen over deze kernpunten.
De beschrijving van een kernpunt bevat de volgende elementen:
-
• een beschrijving van het kernpunt;
-
• een samenvatting van de uitgevoerde controlewerkzaamheden;
-
• indien relevant, belangrijke opmerkingen met betrekking tot de kernpunten; en
-
• indien relevant, een verwijzing naar de toelichting of vermelding in het jaarverslag.]
[Optioneel:
Benoeming*9)
Wij zijn door de raad van toezicht*7) op dd-mm-jjjj (datum eerste benoeming) benoemd als accountant van ... (naam entiteit)*2) vanaf de controle van het boekjaar XXXX en zijn sinds dat boekjaar tot nu toe de externe
accountant.]
B. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie
Naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij, omvat het jaarverslag andere
informatie, die bestaat uit:
-
• bestuursverslag;
-
• ...;
-
• overige gegevens.
Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:
-
• met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiele afwijkingen bevat;
-
• alle informatie bevat die op grond van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES,
de RJ en paragraaf ‘2.2.3 Bestuursverslag’ van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW
BES 2019 is vereist.
Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons
begrip verkregen vanuit de jaarrekeningcontrole en anderszins, overwogen of de andere
informatie materiële afwijkingen bevat.
Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs BES, paragraaf ‘2.2.3 Bestuursverslag’ van het Onderwijsaccountantsprotocol
OCW BES 2019 en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde
diepgang als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening.
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie, waaronder
het bestuursverslag en de overige gegevens in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs BES, de RJ en de overige OCW wet- en regelgeving.
C. Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening
Verantwoordelijkheden van het bestuur*4) en de raad van toezicht*7)
voor de jaarrekening
Het bestuur*4) is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening,
in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES en de richtlijnen
jaarverslaggeving (RJ).
Het bestuur*4) is ook verantwoordelijk voor het rechtmatig tot stand komen van de in de jaarrekening
verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties, in overeenstemming met de
in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.
In dit kader is het bestuur*4) tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur*4) noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante
wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als
gevolg van fouten of fraude.
Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur*4) afwegen of de onderwijsinstelling in staat is om haar activiteiten in continuïteit
voort te zetten. Op grond van de regeling jaarverslaggeving onderwijs BES en de richtlijnen
jaarverslaggeving (RJ) moet het bestuur*4) de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het
bestuur*4) het voornemen heeft om de onderwijsinstelling*2) te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische
alternatief is. Het bestuur*4) moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan
of de onderwijsinstelling haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten
in de jaarrekening.
De raad van toezicht *7) is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van financiële
verslaggeving van de onderwijsinstelling.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht,
dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door
ons af te geven oordeel, als bedoeld in ... *3).
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid
waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten
en fraude ontdekken.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien
redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed
kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening
nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden
en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel. *8)
Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar
relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
controlestandaarden, het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2019, ethische voorschriften
en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:
-
• het identificeren en inschatten van de risico’s
-
○ dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of
fraude,
-
○ van het niet rechtmatig tot stand komen van baten en lasten alsmede balansmutaties,
die van materieel belang zijn
het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en
het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor
ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet
ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning,
valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk
verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;
-
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle
met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden.
Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit
van de interne beheersing van de onderwijsinstelling;
-
• het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving,
de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en het evalueren van de redelijkheid
van schattingen door het bestuur*4) en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;
-
• het vaststellen dat de door het bestuur*4) gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van
de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden
zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de onderwijsinstelling haar activiteiten
in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel
belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen
op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen
inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd
op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring.
Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat een instelling
haar continuïteit niet langer kan handhaven;
-
• het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin
opgenomen toelichtingen, en
-
• het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties
en gebeurtenissen en of de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten, alsmede
balansmutaties in alle van materieel belang zijnde aspecten rechtmatig tot stand zijn
gekomen.
Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel zijn wij verantwoordelijk voor
de aansturing van, het toezicht op en de uitvoering van de groepscontrole. In dit
kader hebben wij de aard en omvang bepaald van de uit te voeren werkzaamheden voor
de groepsonderdelen. Bepalend hierbij zijn de omvang en/of het risicoprofiel van de
groepsonderdelen of de activiteiten. Op grond hiervan hebben wij de groepsonderdelen
geselecteerd waarbij een controle of beoordeling van de volledige financiële informatie
of specifieke posten noodzakelijk was. *10)
Wij communiceren met de raad van toezicht*7) onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante
bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante
tekortkomingen in de interne beheersing.
Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle
zaken die wij met de raad van toezicht*7) hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij
dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden
wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is.*11)
Plaats en datum
.... (naam accountantspraktijk)
.... (naam accountant)
*1) Wanneer op een van de twee onderwerpen een aanpassing van het oordeel van toepassing
is, kunnen twee kopjes worden gebruikt. Bijvoorbeeld ‘Ons oordeel betreffende de getrouwheid
van de jaarrekening’ en ‘Ons oordeel met beperking betreffende de rechtmatigheid’.
*2) Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO
vervangen door ‘de openbaar lichaam scho(o)l(en) voor primair onderwijs zonder zelfstandige
rechtspersoonlijkheid van het openbaar lichaam. .. (naam openbaar lichaam)’. Ingeval
sector VO is ‘naam entiteit’ te lezen als ‘naam bevoegd gezag’.
*3) Opnemen hetgeen van toepassing is:
-
– artikel 131, vierde lid, van de Wet primair onderwijs BES;
-
– artikel 17, derde lid, van het Bekostigingsbesluit WVO BES;
-
– artikel 2.3.1, vierde lid van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;
-
– artikel 8, derde lid, van de subsidiebeschikking d.d. 2 juni 2016 met kenmerk BEK-2016/10481M;
-
– artikel 8, derde lid, van de subsidiebeschikking d.d. 2 juni 2016 met kenmerk BEK-2016/10483M;
-
– artikel 8, derde lid, van de subsidiebeschikking d.d. 2 juni 2016 met kenmerk BEK-2016/10482M.
*4) Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO
of een school in de sector VO ’bestuur van de entiteit’ vervangen door ‘het bevoegd
gezag van de scho(o)l(en)’.
*5) Wanneer geen sprake is van een groepscontrole kan deze paragraaf vervallen. Deze paragraaf
is facultatief. Deze tekst inclusief paragraafkop kan specifiek worden gemaakt.
*6)
Deze tekst kan specifiek worden gemaakt. Bij vrijwillige toepassing van de nieuwe
controleverklaring is de passage over de kernpunten van de controle facultatief. Ingeval
de accountant ervoor kiest deze passage op te nemen is hij verplicht de passages over
materialiteit en, in voorkomend geval, over de reikwijdte van de groepscontrole op
te nemen.
*7) Voor een instelling op grond van de WPO BES, is dit de intern toezichthouder of
het intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO BES, artikel 23, 24 en 25).
Voor een instelling op grond van de WVO BES, is dit de intern toezichthouder of het
intern toezichthoudende orgaan (zoals bedoeld in WVO BES, artikel 54, 55 en 56). In
de tekst van de controleverklaring dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen
te worden door ‘intern toezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’.
*8) De tekst hierna kan worden weggelaten bij verwijzing naar een bijlage waarin deze
tekst is opgenomen. Voorbeeld verwijzing:
Een meer gedetailleerde beschrijving van onze verantwoordelijkheden is opgenomen in
de bijlage bij onze controleverklaring.
*9)Deze alinea is optioneel, en wordt opgenomen ingeval de accountant het nodig acht
(standaard 706.10)
*10)
Deze alinea kan worden verwijderd wanneer geen sprake is van een groepscontrole zoals
gedefinieerd in Standaard 600
*11) Wanneer kernpunten in de controleverklaring voorkomen, is deze passage wel verplicht.
3 Inleiding onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens
1 juli 2019
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de bekostiging/rijksbijdrage.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
deze bekostigingsgegevens vaststelt. Hij geeft daarover een afzonderlijk assurance-rapport
af.
Krachtens de onderwijswetgeving wordt een accountantsverklaring bij de bekostigingsgegevens
gevraagd. Door de wijziging van het verklaringenstelsel geeft de instellingsaccountant
echter niet langer een accountantsverklaring af bij de bekostigingsgegevens maar een
assurance-rapport. Deze rapportagevorm wordt gebruikt als andere aspecten dan alleen
de getrouwheid van de financiële informatie moeten worden getoetst en als het andere
informatie dan historische financiële informatie betreft, zoals bij de bekostigingsgegevens
het geval is. Voor een assurance-rapport is Standaard 3000 leidend, waarbij OCW bepaalt
dat het assurance-rapport hetzelfde zekerheidsniveau dient te verschaffen als voorheen
de accountantsverklaring. Assurance-opdrachten die leiden tot een assurance-rapport
moeten aan vergelijkbare kwaliteitseisen voldoen als assurance-opdrachten die leiden
tot een controleverklaring.
In dit accountantsprotocol wordt voor elke sector in een afzonderlijk gedeelte in
gegaan op de meest relevante wet- en regelgeving en het onderzoek van de bekostigingsgegevens.
Aan het einde van elk onderdeel is de tekst van het af te geven goedkeurende assurance-rapport
opgenomen.
Voor het omgaan met geconstateerde fouten met betrekking tot de rechtmatigheid geldt
voor het accountantsonderzoek van de bekostigingsgegevens dat fouten die invloed kunnen
hebben op de hoogte van de rijksbijdrage OCW moeten worden gecorrigeerd door de school/instelling.
Als deze fouten niet door de school/instelling (kunnen) worden gecorrigeerd dan informeert
de instellingsaccountant het bevoegd gezag en het interne toezichthoudende orgaan
hierover conform de geldende beroepsvoorschriften en handelt als volgt:
-
• bij materiële fouten (≥ 2% per soort gegeven(s)): materiële fouten hebben invloed
op de strekking van het assurance-rapport en worden uit dien hoofde in het assurance-rapport
toegelicht;
-
• bij niet-materiële fouten (< 2% per soort gegeven(s)): niet-materiële fouten worden
opgenomen in een verslag van bevindingen zoals uiteengezet in Accountantsproducten / rapportering. Omdat OCW het uitgangspunt hanteert dat fouten door de school/instelling worden
gecorrigeerd is dit rapport een uitzonderingsrapportage. DUO zal indien nodig op basis
van het rapport overgaan tot bijstelling van de rijksbijdrage van de school/instelling.
Het is de verantwoordelijkheid van de school/instelling in de sector PO en de sector
MBO om de bekostigingsgegevens voorzien van een goedkeurend assurance-rapport bij
DUO vestiging Den Haag in te dienen. DUO vestiging Den Haag accepteert alleen goedkeurende
assurance-rapporten. DUO vestiging Den Haag kan en zal geen interpretatie doen van
de gestuurde gegevens. Niet-goedkeurende assurance-rapporten en verslagen van bevindingen
die niet voldoen aan de eisen van dit accountantsprotocol, worden door DUO vestiging
Den Haag teruggestuurd naar de school/instelling. De school/instelling is ervoor verantwoordelijk
dat er alsnog binnen de gestelde termijn een assurance-rapport wordt ingestuurd dat
voldoet aan de eisen van dit accountantsprotocol.
Als de instellingsaccountant een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft
of een eventueel separaat verslag van bevindingen moet hij dat duidelijk aangeven
op de aanbiedingsbrief bij het assurance-rapport en het aanbiedingsformulier dat bij
de indiening van de bekostigingsgegevens bij DUO moet worden gebruikt. Daarbij worden
alle fouten, onjuistheden en onzekerheden opgenomen die van invloed (kunnen) zijn
op de totale omvang van de door OCW verstrekte en/of te verstrekken bijdragen.
Tot slot wordt opgemerkt dat bij het ontbreken van een tijdig ingediend goedkeurend
assurance-rapport voor de betreffende scholen/instellingen de minister een sanctie
kan opleggen.
In de hoofdstukken 4 en 6 voor de sectoren PO en MBO is met ingang van het OAP BES
2016 een nieuwe tabel toegevoegd m.b.t. de omvang van gegevensgerichte werkzaamheden
in geval van toepassing van deelpopulaties per soort gegeven. Ter toelichting hierop
is een stroomschema opgenomen in bijlage II.
4 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO
4.1 Algemeen
1 juli 2019
Het accountantsprotocol PO is een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 131, lid 4, van de Wet op het Primair Onderwijs BES (WPO BES).
Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de
wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen
aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals
genoemd in artikel 132, lid 1, van de WPO BES. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant
moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd.
Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage
conform de WPO BES; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden
gebruikt.
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens PO is van toepassing op (artikel 1 van
de WPO BES) basisscholen.
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
Deze wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl
De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie
met DUO is beschreven in de folder ‘Leerlingtelling 1 oktober 2019 voor de bekostiging’,
deze is te vinden in de administratie van de school. De instelling overlegt aan de
instellingsaccountant het gewaarmerkte overzicht geregistreerde tellingen (OGT). De
instellingsaccountant kan op een kopie daarvan zijn correcties aangeven.
In januari 2020 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over de
informatie uitwisseling met DUO. Het is wenselijk dat de instellingsaccountant op
de hoogte is van de inhoud van deze brief.
4.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
4.2.1 Object van onderzoek
1 juli 2018
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover
een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
Het voor de bekostiging relevante soort gegeven van de scholen betreft het aantal
ingeschreven leerlingen per 1 oktober 2019.
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
Bij de scholen
4.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
1 december 2019
Risicoanalyse
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
vast in zijn dossier. Hierin wordt aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf
4.2.3 minimale werkzaamheden voor leerlingen per 1-10-2019) en moet per toetsingspunt
duidelijk zijn of er al dan niet sprake is van een significant risico.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere Standaard 240.
De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor of een interne controle-afdeling
van de school kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden
vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor of de interne controle- afdeling
maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.
Bepaling wel/niet afzonderlijke onderzoekspopulaties
De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse
afzonderlijke onderzoekspopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd
in paragraaf 4.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse
van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht
onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.
Steunen op IB (indien van toepassing per onderzoekspopulatie)
Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking
van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te
toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder standaard 315 en 330)
is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen
voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te
worden.
Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient
hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve
werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk
van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend
zijn. De instellingsaccountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende
omvang proceduretesten uit:
Tabel 4.2.2a omvang proceduretesten
|
Frequentie
|
Omvang proceduretesten
|
|
Meerdere malen per dag
|
25
|
|
Dagelijks
|
15
|
|
Wekelijks
|
10
|
|
Maandelijks
|
3
|
|
Elk kwartaal
|
2
|
|
Jaarlijks
|
1
|
Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en
toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 4.2.3 minimale werkzaamheden onder de
werkzaamheden voor leerlingen per 1-10-2019) door de betreffende IB maatregel zijn
afgedekt.
Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan
dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden
dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde
gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten (dit
moet uit het onderzoekdossier van de instellingsaccountant blijken) dan kan volstaan
worden met 1 (lijncontrole) test.
Indien één interne beheersingsmaatregel op dezelfde wijze van toepassing is bij meerdere
BRINs dan wordt bedoeld dat voor de toetsing van die betreffende maatregel volstaan
kan worden met het minimum aantal testen uit de tabel. Hierbij dienen deze testen
wel dusdanig gespreid te worden dat de relevante BRINs in voldoende mate in de toetsing
worden meegenomen.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoekdossier vast te liggen
op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Gegevensgerichte werkzaamheden
Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de
instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor
alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 4.2.1. De aantallen gegevensgerichte
werkzaamheden in tabel 4.2.2b of 4.2.2c of het aantal in een statistische steekproef
is per soortgegeven per BRIN.
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten
gegevens zijn gedefinieerd.
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie
komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB, kan de instellingsaccountant
zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens en indien van toepassing per
deelonderzoekspopulatie) beperken tot:
Tabel 4.22b Omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
Aantal leerlingen
|
Omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
|
< 101
|
5 deelwaarnemingen
|
|
>100 en < 501
|
10 deelwaarnemingen
|
|
>500 en < 1.001
|
15 deelwaarnemingen
|
|
>1000
|
20 deelwaarnemingen
|
Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de instellingsaccountant rekening
met zijn risico inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op
meer risicovolle records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te
worden.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant
worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang
op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET
kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoekaanpak, wordt
gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.
Indien de instellingsaccountant geen toetsing van de interne beheersingsmaatregelen
uitvoert, kan zijn risico-inschatting van de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen
niet worden verlaagd (standaard 530) bij de bepaling van de omvang van de steekproef.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van
de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
• bepaling van de massa;
-
• bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
• wijze van selectie van de posten;
-
• een foutenevaluatie.
B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens
zijn gedefinieerd
Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde
onderzoekpopulatie hanteert de instellingsaccountant op basis van COS 530 (bijlage
4) de volgende minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:
Tabel 4.2.2c afzonderlijke onderzoekspopulaties binnen relevante soorten gegevens
|
Populatie / aantal keer materialiteit
|
Steunen op IB – laag risico
|
Steunen op IB – normaal risico/Niet steunen IB-laag risico
|
Steunen op IB – significant risico / Niet steunen IB – normaal risico
|
Niet steunen op IB – significant risico
|
|
1
|
1
|
1
|
2
|
3
|
|
2
|
1
|
2
|
3
|
6
|
|
3
|
1
|
3
|
5
|
9
|
|
4
|
1
|
3
|
6
|
12
|
|
5
|
1
|
4
|
8
|
15
|
|
6
|
2
|
5
|
9
|
18
|
|
7
|
2
|
5
|
11
|
21
|
|
8
|
2
|
6
|
12
|
24
|
|
9
|
2
|
7
|
14
|
27
|
|
10
|
2
|
7
|
15
|
30
|
|
15
|
3
|
11
|
23
|
45
|
|
20
|
4
|
14
|
30
|
60
|
|
25
|
5
|
18
|
38
|
75
|
|
30
|
6
|
21
|
45
|
75
|
|
40
|
8
|
28
|
60
|
75
|
|
50
|
10
|
35
|
75
|
75
|
|
100
|
20
|
70
|
75
|
75
|
Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met COS 450 te worden
geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid
te verkrijgen over de betreffende populatie.
In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het
onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
• bepaling van de massa;
-
• bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
• wijze van selectie van de posten;
-
• een foutenevaluatie.
4.2.3 Minimale werkzaamheden
1 juli 2019
Algemene werkzaamheden scholen
De instellingsaccountant stelt vast dat:
Tabel 4.2.3a algemene werkzaamheden
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Aansluiting overzicht geregistreerde telgegevens op leerlingenadministratie.
|
– het aantal leerlingen per 1 oktober 2019 volgens het overzicht geregistreerde telgegevens
aansluit op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie.
|
|
Voldoen leerlingen- administratie. Artikel 7 t/m 10, van het Besluit bekostiging WPO BES.
|
– de leerlingenadministratie voldoet aan de minimaal daaraan te stellen eisen en aan
de bewaartermijn (de gegevens die in de leerlingenadministratie zijn opgenomen, blijven
daarvan in ieder geval deel uitmaken gedurende 5 jaar nadat de desbetreffende leerling
van de school is uitgeschreven).
|
|
Vaststellen ongeoorloofd verzuim. Artikel 11, lid 1 en lid 2, van het Besluit bekostiging WPO BES.
|
– alle leerlingen die vanaf het begin van het schooljaar (de eerste werkelijke schooldag)
tot de teldatum meer dan de helft van het aantal schooldagen zonder geldige reden
hebben verzuimd niet mee tellen voor de bekostiging.
|
Leerlingen per 1-10-2019
Van de ingeschreven leerlingen per 1 oktober 2019, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
Tabel 4.2.3b minimale werkzaamheden
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Daadwerkelijk ingeschreven. Artikel 7, lid 1, van het Besluit bekostiging WPO BES.
|
– leerlingen alleen meetellen als ze daadwerkelijk ingeschreven zijn op de school
(brinnummer).
Het daadwerkelijk schoolgaand zijn dient vastgesteld te worden door een positieve
controle aan de hand van onder andere het leerlingendossier, cijferlijsten en roosters.
|
|
Datum geboorte artikel 43 lid 1 en lid 4, van de WPO.
|
– de leerling niet te jong of te oud is voor het basisonderwijs.
|
|
Datum in- en uitschrijving artikel 8 en 9, van het Besluit bekostiging WPO BES.
|
– de in- en uitschrijfdatum juist in de leerlingenadministratie is opgenomen.
|
4.3 Assurance-rapport
-
• Algemeen
-
• Assurance-rapport PO
Algemeen
1 juli 2017
De assurance-rapporten voor PO worden opgesteld op bestuursniveau (niveau bevoegd
gezag). De aan het oordeel ten grondslag liggende bevindingen moeten echter herleidbaar
zijn tot op schoolniveau.
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000A vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport PO
1 juli 2019
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
het overzicht van de bekostigingsgegevens voor scholen voor Primair Onderwijs
Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant over het(de) overzicht(en) van
de bekostigingsgegevens
Aan: Opdrachtgever*)
Ons oordeel
Wij hebben het(de) [bijgevoegde en door ons gewaarmerkte] overzicht(en) geregistreerde
tellingen van ... (naam bevoegd gezag) ... te ... (zetel) onderzocht.
Naar ons oordeel is(zijn) het(de) overzicht(en) geregistreerde tellingen van ... (naam
bevoegd gezag) in alle van materieel belang zijnde aspecten juist opgesteld in overeenstemming
met de van toepassing zijnde criteria.
Dit overzicht geregistreerde tellingen bevat het aantal ingeschreven leerlingen op
1 oktober 2019.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben ons onderzoek uitgevoerd volgens het recht dat geldt in de openbare lichamen
Bonaire, Saba en Sint Eustatius, waaronder de Nederlandse Standaard 3000A ‘Assurance-opdrachten
anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie
(attest-opdrachten)’. Deze opdracht is gericht op het verkrijgen van een redelijke
mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in
de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor het onderzoek over het(de) overzicht(en)’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam bevoegd gezag) zoals vereist in de Verordening
inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere
relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben wij voldaan aan
de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Van toepassing zijnde criteria
Voor deze opdracht gelden de volgende criteria:
Beperking in gebruik en verspreidingskring
Het(de) overzicht(en) geregistreerde tellingen is/zijn opgesteld voor de Minister
van OCW met als doel de berekening van de rijksbijdrage van 2020, als bedoeld in artikel
66, lid 1, van de wet op het primair onderwijs BES voor ... (naam bevoegd gezag) vast
te stellen. Hierdoor is het(de) overzichten geregistreerde tellingen mogelijk niet
geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend bestemd
voor ... (naam bevoegd gezag) en de Minister van OCW en dient niet te worden verspreid
aan of te worden gebruikt door anderen.
Verantwoordelijkheden van het bestuur en de raad van toezicht*) voor het (de) overzicht(en)
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van het(de) overzicht(en) in overeenstemming
met de van toepassing zijnde criteria, inclusief het identificeren van de beoogde
gebruikers en het toepasbaar zijn van de gehanteerde criteria voor de doelstellingen
van de beoogde gebruikers.
Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het opstellen van het(de) overzicht(en) mogelijk te maken zonder afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
De raad van toezicht*) is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het
proces van rechtmatige verwerving van de middelen op grond van de van toepassing zijnde
criteria.
Onze verantwoordelijkheden voor het onderzoek over het(de) overzicht(en)
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van ons onderzoek dat
wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door ons
af te geven oordeel.
Ons onderzoek is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid
waardoor het mogelijk is dat wij tijdens ons onderzoek niet alle materiële fouten
en fraude ontdekken.
Wij passen de ‘Nadere voorschriften kwaliteitssystemen’ (NVKS) toe. Op grond daarvan
beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing inclusief vastgelegde
richtlijnen en procedures inzake naleving van ethische voorschriften, professionele
standaarden en andere relevante wet- en regelgeving.
Ons onderzoek bestond onder andere uit:
-
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat het(de) overzicht(en) van de bekostigingsgegevens
afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie
op deze risico’s bepalen en uitvoeren van assurance-werkzaamheden en het verkrijgen
van assurance-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt
groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte,
het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen
van zaken of het doorbreken van interne beheersing;
-
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor het onderzoek
met als doel assurance-werkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden.
Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit
van de interne beheersing van de instelling;
-
• het minimaal uitvoeren van de in het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2019 opgenomen
werkzaamheden in hoofdstuk 3 en 4.
Plaats en datum
... (naam accountantsorganisatie)
... (naam accountant)
[Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:]
*) Voor een instelling op grond van de WPO BES, is dit de intern toezichthouder of het
intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO BES, artikel 23, 24 en 25). In
de tekst van de controleverklaring dient ‘opdrachtgever’ of ‘raad van toezicht’ vervangen
te worden door ‘interntoezichthouder’ of ‘intern toezichthoudend orgaan’.
5 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO
5.1 Algemeen
1 januari 2012
Omdat de betreffende wet- en regelgeving nog niet in werking is getreden, wordt er
geen bekostigingsonderzoek gevraagd in de sector VO.
6 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector MBO
6.1 Algemeen
1 juli 2018
Het accountantsprotocol MBO wordt conform artikel 2.3.10, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES (WEB BES) en krachtens het Uitvoeringsbesluit WEB BES (artikel 5, lid 1) vastgesteld bij ministeriële regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag
van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden
die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen verklaring
omtrent de getrouwheid), zoals genoemd in artikel 2.2.5, lid 5, van de WEB BES. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de deskundige
moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd.
Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage
conform het Uitvoeringsbesluit WEB; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden
worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens mbo is van toepassing op (artikel 1.1.1, van de WEB BES) instellingen die beroepsonderwijs verzorgen.
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
Deze wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl
De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie
met DUO is beschreven in de folder ‘Leerlingtelling 1 oktober 2019 voor de bekostiging’,
deze is te vinden in de administratie van de school. De instelling overlegt aan de
instellingsaccountant het gewaarmerkte overzicht geregistreerde tellingen (OGT). De
instellingsaccountant kan op een kopie daarvan zijn correcties aangeven.
In januari 2020 ontvangt het bevoegd gezag van een instelling een brief van DUO over
de informatie uitwisseling met DUO. Het is noodzakelijk dat de instellingsaccountant
op de hoogte is van de inhoud van deze brief.
6.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
6.2.1 Object van onderzoek
1 juli 2018
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover
een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
Het voor de bekostiging relevante soort gegeven van de onderwijsinstellingen betreft:
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
Bij de onderwijsinstellingen
6.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
1 juli 2019
Risicoanalyse
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
vast in zijn dossier. Hierin wordt aandacht besteed aan alle toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf
6.2.3 minimale werkzaamheden onder de werkzaamheden voor deelnemers per 1-10-2019)
en moet per toetsingspunt duidelijk zijn of er al dan niet sprake is van een significant
risico.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere Standaard 240.
De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen
niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden
van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur
van het onderzoeksobject.
Bepaling wel/niet afzonderlijke onderzoekpopulaties
De instellingsaccountant definieert indien mogelijk op grond van zijn risicoanalyse
afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen de relevante soorten gegevens, zoals genoemd
in paragraaf 6.2.1. Dit betekent dat delen van een populatie op grond van de risicoanalyse
van de instellingsaccountant ofwel systeemgericht (steunen op IB) ofwel gegevensgericht
onderzocht kunnen worden. Dit kan per toetsingspunt verschillend zijn.
Steunen op IB (indien van toepassing per onderzoekspopulatie)
Indien de instellingsaccountant voornemens is te steunen op de effectieve werking
van specifieke IB, dan dient hij deze interne beheersingsmaatregelen op werking te
toetsen. Onder toepassing van de controlestandaarden (waaronder standaard 315 en 330)
is het toegestaan dit roulerend te doen (eens in de 3 controles). Interne beheersingsmaatregelen
voor een risico dat significant is dienen in de lopende controleperiode getoetst te
worden.
Om vast te stellen of de instellingsaccountant kan steunen op de aanwezige IB dient
hij werkzaamheden uit te voeren gericht op de opzet, het bestaan en de effectieve
werking van de interne beheersingsmaatregelen. De omvang van deze toetsing is afhankelijk
van de frequentie van de betreffende maatregel en kan dan ook per maatregel verschillend
zijn. De instellingsaccountant voert per interne beheersingsmaatregel minimaal de volgende
omvang proceduretesten uit:
Tabel 6.2.2a omvang proceduretesten
|
Frequentie
|
Omvang proceduretesten
|
|
Meerdere malen per dag
|
25
|
|
Dagelijks
|
15
|
|
Wekelijks
|
10
|
|
Maandelijks
|
3
|
|
Elk kwartaal
|
2
|
|
Jaarlijks
|
1
|
Uit de vastlegging van deze werkzaamheden moet blijken welke relevante risico’s en
toetsingspunten (zoals benoemd in paragraaf 6.2.3. minimale werkzaamheden onder de
werkzaamheden voor deelnemers per 1-10-2019) door de betreffende IB maatregel zijn
afgedekt.
Indien bij het onderzoek gesteund wordt op geautomatiseerde gegevensverwerking, dan
dient de betrouwbaarheid hiervan vastgesteld te worden. Indien vastgesteld kan worden
dat er gedurende de onderzoeksperiode geen wijzigingen zijn geweest in die geautomatiseerde
gegevensverwerking met een mogelijke impact op de te onderzoeken toetsingspunten (dit
moet uit het onderzoekdossier van de instellingsaccountant blijken) dan kan volstaan
worden met 1 (lijncontrole) test.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te
liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Gegevensgerichte werkzaamheden
Ongeacht de inschatting van risico’s op een afwijking van materieel belang dient de
instellingsaccountant gegevensgerichte controles op te zetten en uit te voeren voor
alle soorten relevante gegevens zoals genoemd in paragraaf 6.2.1.
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
A. Situatie waarin geen afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten
gegevens zijn gedefinieerd.
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie
komt dat hij kan steunen op de effectieve werking van de IB, kan de instellingsaccountant
zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegeven) beperken tot:
Tabel 6.2.2b omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
Aantal deelnemers
|
Omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
|
< 101
|
5 deelwaarnemingen
|
|
>100 en < 501
|
10 deelwaarnemingen
|
|
>500 en < 1.001
|
15 deelwaarnemingen
|
|
>1000
|
20 deelwaarnemingen
|
Bij de verdeling van het aantal uit de tabel houdt de instellingsaccountant rekening
met zijn risico inschatting. Het ligt voor de hand de werkzaamheden te richten op
meer risicovolle records. Per gekozen record dienen alle toetsingspunten geraakt te
worden.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant
worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang
op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET
kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt
gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.
Indien de instellingsaccountant geen toetsing van de interne beheersingsmaatregelen
uitvoert, kan zijn risico-inschatting van de effectieve werking van de interne beheersingsmaatregelen
niet worden verlaagd (standaard 530) bij de bepaling van de omvang van de steekproef.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van
de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
• bepaling van de massa;
-
• bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
• wijze van selectie van de posten;
-
• een foutenevaluatie.
B. Situatie waarin afzonderlijke onderzoekpopulaties binnen relevante soorten gegevens
zijn gedefinieerd
Bij de bepaling van de omvang van de gegevensgerichte werkzaamheden per gedefinieerde
onderzoekpopulatie hanteert de instellingsaccountant op basis van COS 530 (bijlage
4) de volgende minimum aantallen indien geen fouten worden verwacht en aangetroffen:
Tabel 6.2.2c afzonderlijke onderzoekspopulaties binnen relevante soorten gegevens
|
Populatie / aantal keer materialiteit
|
Steunen op IB – laag risico
|
Steunen op IB – normaal risico/ Niet steunen IB- laag risico
|
Steunen op IB – significant risico / Niet steunen IB – normaal risico
|
Niet steunen op IB – significant risico
|
|
1
|
1
|
1
|
2
|
3
|
|
2
|
1
|
2
|
3
|
6
|
|
3
|
1
|
3
|
5
|
9
|
|
4
|
1
|
3
|
6
|
12
|
|
5
|
1
|
4
|
8
|
15
|
|
6
|
2
|
5
|
9
|
18
|
|
7
|
2
|
5
|
11
|
21
|
|
8
|
2
|
6
|
12
|
24
|
|
9
|
2
|
7
|
14
|
27
|
|
10
|
2
|
7
|
15
|
30
|
|
15
|
3
|
11
|
23
|
45
|
|
20
|
4
|
14
|
30
|
60
|
|
25
|
5
|
18
|
38
|
75
|
|
30
|
6
|
21
|
45
|
75
|
|
40
|
8
|
28
|
60
|
75
|
|
50
|
10
|
35
|
75
|
75
|
|
100
|
20
|
70
|
75
|
75
|
Indien fouten worden aangetroffen dienen deze in overeenstemming met COS 450 te worden
geëvalueerd en aanvullende werkzaamheden te worden bepaald om voldoende zekerheid
te verkrijgen over de betreffende populatie.
In geval van een steekproef op basis van bovenstaande tabel dient minimaal in het
onderzoekdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
• bepaling van de massa;
-
• bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
• wijze van selectie van de posten;
-
• een foutenevaluatie.
6.2.3 Minimale werkzaamheden
1 juli 2019
Algemene werkzaamheden onderwijsinstellingen
De instellingsaccountant stelt vast dat:
Tabel 6.2.3a algemene werkzaamheden
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Aansluiting formulier gevraagde gegevens op deelnemersadministratie
|
– het aantal deelnemers per 1 oktober 2019 volgens het formulier aansluit op de gegevens
volgens de te onderzoeken
deelnemersadministratie.
|
|
Erkenning opleidingen (WEB BES, artikel 1.4.1. en artikel 2.1.1)
|
– alle op het formulier opgenomen opleidingen, waarop de deelnemers zijn ingeschreven
door de minister zijn erkend.
|
|
Maximaal 1 keer als inschrijving meetellen (WEB BES, artikel 2.2.2.lid 4)
|
– elke ingeschreven deelnemer BBL of BOL maximaal 1 keer wordt meegeteld.
|
|
Naleving van Koppelingswet (WEB BES artikel 8.1.1 lid 2 onder c)
|
– de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van
de deelnemers die vallen onder de Koppelingswet (bij de inschrijving 18 jaar of ouder
en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).
|
|
Systeem presentieregistratie voor o.a. de melding van langdurige afwezigheid in het
kader van (WEB BES: artikel 8.1.7)
|
– de instelling een sluitend en controleerbaar systeem heeft voor de registratie van
de presentie van elke BOL – en BBL- deelnemer;
– de instelling voor deelnemers die vallen onder de Wet studiefinanciering BES, een
procedure ten behoeve van de naleving van artikel 8.1.7 heeft beschreven en hanteert.
|
Deelnemers per 1-10-2019
Van de ingeschreven deelnemers per 1 oktober 2019, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
Tabel 6.2.3b minimale werkzaamheden
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Onderwijsovereenkomst (WEB BES:artikel 8.1.5)
|
– voor elke geselecteerde deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;
– de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.5 van de WEB BES.
Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang:
• de NAW- gegevens van de deelnemer;
• de naam van het opleidingsdomein BES of kwalificatiedossier (bij een inschrijving
van een opleidingsdomein of kwalificatiedossier);
• de crebocode (van het opleidingsdomein, kwalificatiedossier of kwalificatie, waarvoor
de deelnemer staat ingeschreven);
• het niveau (bij een inschrijving voor een opleidingsdomein BES of kwalificatiedossier);
• de leerweg;
• bij BOL opleidingen de intensiteit (deeltijd/voltijd);
• de startdatum van de opleiding;
• de geplande datum uitschrijving, of werkelijke datum uitschrijving;
• de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer.
|
|
Naleving van Koppelingswet (WEB BES: artikel 8.1.1, lid 2, onder c)
|
– voor deze categorie deelnemers (in de selectie) bij de inschrijving de Koppelingswet
is nageleefd.
|
|
Naleving toelatingseis (WEB BES: artikel 8.1.1,lid 6)
|
– voor de geselecteerde BBL deelnemer de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de
Leerplichtwet BES is geëindigd.
|
|
Presentie van deelnemers (UWEB BES: artikel 3)
|
– de geselecteerde deelnemer op 1 oktober 2019 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor
hij is ingeschreven.
|
|
Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (WEB BES: artikel 8.1.7)
|
– voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan
RCN-Studiefinanciering.
|
|
BPV (WEB BES: artikel 7.2.8 en 7.2.7)
|
– voor elke geselecteerde deelnemer een praktijkovereenkomst voor de opleiding waarvoor
de deelnemer in dat schooljaar is bekostigd is afgesloten, die is ondertekend door
de deelnemer, het bevoegd gezag en in geval van BBL ook door de Raad.
|
|
Onderwijstijd (min. 300 en 850 urennorm onderwijstijd) (WEB BES: artikel 2.2.2, lid 5 en artikel 7.2.6, lid 3 tot en met lid 5, artikel 7.2.2. lid 4)
|
– voor elke geselecteerde deelnemer voldoende onderwijstijd is geprogrammeerd.
– Deelnemers voltijd BOL; minimaal 850 uur in IIVO;
– Voor deeltijd BOL en BBL; minimaal 300 uur in IIVO;
– Bij de programmering heeft de instelling rekening gehouden met de voorzienbare uitval
van de lessen wegens feestdagen, cursussen, vergadertijden en inschatbare ziekte van
docenten.
|
Aanvullende werkzaamheden onderwijsovereenkomsten en BPV-overeenkomsten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat
indien uit gegevens blijkt dat sprake is van overeenstemming gericht op het volgen
van onderwijs of beroepspraktijkvorming (BPV) en daadwerkelijk het onderwijs of de
BPV is genoten, bij het niet aanwezig zijn van een schriftelijke overeenkomst of het
ontbreken van een handtekening daarop sprake is van het niet-naleven van de vormvoorschriften.
Bij het niet-naleven van vormvoorschriften wordt de terugvordering van het volledige bedrag aan teveel betaalde bekostiging niet redelijk geacht. In dat kader is het niet passend
om aan de instellingsaccountant te vragen een bekostigde inschrijving bij het niet
tijdig aanwezig zijn van een ondertekende onderwijsovereenkomst en/of een BPV-overeenkomst
per definitie als niet rechtmatig voor de bekostiging aan te laten merken. Daarom
wordt in deze paragraaf aangegeven hoe de instellingsaccountant in een dergelijk geval
moet handelen. In deze gevallen wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve tolerantie. Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant bij het constateren van gebreken
de procedures m.b.t. de tijdige en juiste totstandkoming van de onderwijsovereenkomsten
en BPV-overeenkomsten bij de instelling beoordeelt en indien de procedure niet op
orde is hierover in de vorm van een uitzonderingsrapportage aan DUO rapporteert.
Als de accountant gebreken constateert beoordeelt de accountant de procedures.
Als de procedures op orde zijn hoeft niet aan de inspectie gerapporteerd te worden. De procedures zijn op orde als deze er in opzet, bestaan en werking op zijn gericht
dat de onderwijsovereenkomsten en BPV-overeenkomsten tijdig door alle benodigde partijen
worden ondertekend.
(Actieve monitoring is onderdeel van een werkende procedure)
Als de accountant fouten vindt moet hij de aard van de fout analyseren en in hoeverre
dit een incident is of een fout die gemaakt wordt omdat de procedure niet wordt nageleefd.
Als er individuele gevallen zijn, waarbij de ondertekening te laat is en de instelling
kan aantonen dat de procedure is gevolgd, maar om specifieke redenen niet heeft gewerkt
dan is een rapportage niet nodig.
Uit het VvB kan de inspectie opmaken dat inmiddels (met ingang van inschrijfjaar 2015/2016)
geen van de instellingen meer gebruik maakt van voor gestempelde of geprinte data,
oude gevallen hoeven niet gerapporteerd te worden, de rapportage heeft betrekking
op de procedure die voor het betreffende controlejaar wordt gehanteerd.
Voorbeelden van afwijkingen waarbij de procedure niet werkt en wel rapportage nodig
is:
-
− Bij een bepaalde opleiding is de procedure niet goed gevolgd;
-
− Op een bepaalde locatie is de procedure niet goed gevolgd;
-
− Voor een gehele groep is de procedure niet gevolgd.
Voorbeelden van afwijkingen waarbij de procedure is gevolgd, maar geen rapportage
nodig is:
Bij twijfel graag de casus/situatie voorleggen aan de inspectie (n.vanschie@owinsp.nl)
Voor indiening van deze uitzonderingsrapportage bij DUO en het aanbiedingsformulier
wordt verwezen naar hoofdstuk 3.
Daarnaast treedt de instellingsaccountant in overleg met het bevoegd gezag van de
onderwijsinstelling over de benodigde aanpassingen in de procedures met het doel de
onvolkomenheden daarin op te heffen.
De uitzonderingsrapportage is van belang, omdat een instelling alle wettelijke voorschriften
moet naleven (artikel 1.1.2, van de WEB BES). Indien uit uitzonderingsrapportages herhaaldelijk blijkt dat een instelling niet
aan de wettelijke eisen voldoet dan kan opschorting van de rijksbijdrage plaatsvinden
tot het moment waarop alsnog aan de wettelijke eisen wordt voldaan of kan de rijksbijdrage
geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.
Indien een tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst of BPV-overeenkomst ontbreekt,
dan hoeft de bekostigde inschrijving niet per definitie fout gerekend te worden. Hieronder
wordt per gebrek aangegeven wat van de instellingsaccountant in zo’n geval wordt gevraagd.
Niet tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst
Indien de instellingsaccountant niet met zekerheid kan vaststellen dat de onderwijsovereenkomst
van een op 1 oktober voor bekostiging in aanmerking gebrachte deelnemer op de betreffende
datum is gesloten en ondertekend, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel aan de overige bekostigingsvereisten
voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat de betreffende deelnemer op de teldatum
daadwerkelijk onderwijs volgde aan de instelling.
Niet tijdig ondertekende BPV-overeenkomst
Indien voor een bekostigde BBL-deelnemer geen tijdig ondertekende BPV-overeenkomst
aanwezig is, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
op andere wijze heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel daadwerkelijk deelneemt
aan de BPV en aan de overige bekostigingsvereisten voldoet.
Afronding van het onderzoek
De instellingsaccountant stelt vast dat het door het bevoegd gezag ondertekende formulier
overeenkomt met het formulier waarbij hij zijn assurance-rapport verstrekt en waarmerkt
deze.
6.3 Assurance-rapporten
Algemeen
1 juli 2017
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000A vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport MBO
1 juli 2019
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
het overzicht van de bekostigingsgegevens van instellingen die BOL en/of BBL verzorgen
op grond van de WEB BES.
Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant over het overzicht van de bekostigingsgegevens
Aan: Opdrachtgever
Ons oordeel
Wij hebben het [bijgevoegde en door ons gewaarmerkte] overzicht geregistreerde tellingen
van ... (naam mbo-onderwijsinstelling) te ... (zetel) onderzocht.
Naar ons oordeel is het overzicht geregistreerde tellingen van ... (naam mbo-onderwijsinstelling)
in alle van materieel belang zijnde aspecten juist in overeenstemming met de van toepassing
zijnde criteria.
Dit overzicht betreft de deelnemersgegevens op de peildatum 1 oktober 2019.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben ons onderzoek uitgevoerd volgens het recht dat geldt in de openbare lichamen
Bonaire, Saba en Sint Eustatius, waaronder de Nederlandse Standaard 3000A ‘Assurance-opdrachten
anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie
(attest-opdrachten)’. Deze opdracht is gericht op het verkrijgen van een redelijke
mate van zekerheid. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in
de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor het onderzoek over het overzicht’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam mbo-onderwijsinstelling) zoals vereist in de
Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO)
en andere relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Daarnaast hebben wij voldaan
aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Van toepassing zijnde criteria
Voor deze opdracht gelden de volgende criteria:
Beperking in gebruik en verspreidingskring
Het overzicht geregistreerde telgegevens is opgesteld voor de Minister van OCW met
als doel de berekening van de rijksbijdrage van 2020, als bedoeld in artikel 2.2.1.,
lid 1, van de wet educatie en beroepsonderwijs BES voor ... (naam mbo-onderwijsinstelling)
vast te stellen. Hierdoor is het overzicht geregistreerde telgegevens mogelijk niet
geschikt voor andere doeleinden. Ons assurance-rapport is derhalve uitsluitend bestemd
voor ... (naam mbo-onderwijsinstelling) en de Minister van OCW en dient niet te worden
verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
Verantwoordelijkheden van het bestuur voor het overzicht
Het bestuur is verantwoordelijk dat het overzicht in overeenstemming is met de van
toepassing zijnde criteria, inclusief het identificeren van de beoogde gebruikers
en het toepasbaar zijn van de gehanteerde criteria voor de doelstellingen van de beoogde
gebruikers.
Het bestuur is ook verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het opstellen van het overzicht mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel
belang als gevolg van fraude of fouten.
Onze verantwoordelijkheden het onderzoek over het overzicht
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van ons onderzoek dat
wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrijgen voor het door ons
af te geven oordeel.
Ons onderzoek is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid
waardoor het mogelijk is dat wij tijdens ons onderzoek niet alle materiële fouten
en fraude ontdekken.
Wij passen de ‘Nadere voorschriften kwaliteitssystemen’ (NVKS) toe. Op grond daarvan
beschikken wij over een samenhangend stelsel van kwaliteitsbeheersing inclusief vastgelegde
richtlijnen en procedures inzake naleving van ethische voorschriften, professionele
standaarden en andere relevante wet- en regelgeving.
Ons onderzoek bestond onder andere uit:
-
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat het overzicht van de gegevens
afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie
op deze risico’s bepalen en uitvoeren van assurance-werkzaamheden en het verkrijgen
van assurance-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt
groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte,
het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen
van zaken of het doorbreken van interne beheersing;
-
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor het onderzoek
met als doel assurance-werkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden.
Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit
van de interne beheersing van de instelling;
-
• het minimaal uitvoeren van de in het Onderwijsaccountantsprotocol OCW BES 2019 opgenomen
werkzaamheden in hoofdstuk 3 en 6.
Plaats en datum
... (naam accountantsorganisatie)
... (naam accountant)
[Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:
7 Onderwijslinks
1 december 2015
8 Lijst met afkortingen
1 juli 2019
|
AK
|
Administratiekantoor
|
|
ao/ib
|
Administratieve organisatie en interne beheersing
|
|
BBL
|
Beroepsbegeleidende leerweg
|
|
BOL
|
Beroepsopleidende leerweg
|
|
BPV
|
Beroepspraktijkvorming
|
|
BRIN
|
Basisregistratie instellingen
|
|
COS
|
Controle- en Overige Standaarden
|
|
DUO
|
Dienst Uitvoering Onderwijs
|
|
HRA
|
Handleiding regelgeving accountancy
|
|
IB
|
Interne beheersingsmaatregelen
|
|
MBO
|
Middelbaar beroepsonderwijs
|
|
NBA
|
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
|
|
NV COS
|
Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
|
|
OAP
|
Onderwijsaccountantsprotocol
|
|
OCW
|
(ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
|
|
OGT
|
Overzicht geregistreerde telgegevens
|
|
PO
|
Primair onderwijs
|
|
RCN
|
Rijksdienst Caribisch Nederland
|
|
RJ
|
Raad voor de Jaarverslaggeving
|
|
Rjo
|
Regeling jaarverslaggeving onderwijs
|
|
SM
|
Specifieke materialiteit
|
|
SR
|
Specifieke rapportagegrens
|
|
VGBA
|
Verordening gedrags- en beroepsregels accountants
|
|
ViO
|
Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten
|
|
VO
|
Voortgezet onderwijs
|
|
vso
|
voortgezet speciaal onderwijs
|
|
VT
|
Voltijd
|
|
VvB
|
Verslag van bevindingen
|
|
WEB
|
Wet educatie en beroepsonderwijs
|
|
WPO
|
Wet op het primair onderwijs
|
|
WVO
|
Wet op het voortgezet onderwijs
|