Algemene wet inzake rijksbelastingen. Erfbelasting. Tijdelijke maatregel belastingrente

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 10 december 2020, nr. 2020-26093

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit beëindigt de tijdelijke maatregel belastingrente van 19 maart 2018 per 1 januari 2021. Voor overlijdens in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020 blijft een goedkeuring van kracht.

1. Inleiding

De Belastingdienst is voor overlijdens vanaf 1 januari 2017 overgegaan naar een nieuw systeem van kantoorautomatisering voor de erfbelastingprocessen. Door vertraagde oplevering van dit automatiseringssysteem heeft de Belastingdienst meer tijd nodig gehad voor de verwerking van de aangiften erfbelasting. Om te voorkomen dat erfgenamen hierdoor meer belastingrente moeten betalen dan wanneer alle processystemen op orde zouden zijn geweest, heb ik eerder goedgekeurd dat de Belastingdienst voor overlijdens vanaf 1 januari 2017 tijdelijk geen belastingrente in rekening brengt (besluit van 19 maart 2018, nr. 2018-25029, Stcrt. 2018, 17312). Het automatiseringssysteem van de erfbelasting en het uitvoeringsproces zijn inmiddels op orde om de aangiften erfbelasting tijdig te verwerken. Het besluit van 19 maart 2018 wordt daarom ingetrokken.

Vanaf 1 januari 2021 zal overeenkomstig de wettelijke systematiek belastingrente worden berekend. De wet hanteert een drempeltijdvak van acht maanden na overlijden. Voor overlijdens vanaf 1 januari 2021 betekent dit dat vanaf 1 september 2021 belastingrente kan spelen.

Voor de periode dat het automatiseringssysteem leidde tot vertraging in de verwerking van de aangiften, blijft een tegemoetkoming gewenst. Daarom keur ik in dit besluit goed dat de Belastingdienst geen belastingrente in rekening brengt bij belastingaanslagen erfbelasting voor overlijdens in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020. De goedkeuring geldt ook als de gebeurtenis die heeft geleid tot het opleggen van de volgende twee specifieke belastingaanslagen erfbelasting zich heeft voorgedaan in de hiervoor genoemde periode:

  • een belastingaanslag voor een verkrijging vanwege de vervulling van een voorwaarde (artikel 30g, tweede lid, onderdeel b, AWR);

  • een belastingaanslag als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Natuurschoonwet 1928 (artikel 30g, tweede lid, onderdeel c, AWR).

1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen

AWR

Algemene wet inzake rijksbelastingen

Belastingrente

Belastingrente als bedoeld in artikel 30g AWR

2. Goedkeuring

Voor zover nodig keur ik met toepassing van artikel 63 AWR (hardheidsclausule) het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat de Belastingdienst bij belastingaanslagen erfbelasting geen belastingrente in rekening brengt in de volgende twee gevallen:

  • a. belastingaanslagen als bedoeld in artikel 30g, tweede lid, onderdeel a, AWR voor overlijdens in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020;

  • b. belastingaanslagen als bedoeld in artikel 30g, tweede lid, onderdeel b of c, AWR waarbij de gebeurtenis die heeft geleid tot het opleggen van de belastingaanslag zich heeft voorgedaan in de in onderdeel a genoemde periode.

3. Ingetrokken regeling

Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:

4. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

Dit besluit wordt in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 10 december 2020

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken

Naar boven