Regeling van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 december 2020, nr. 2020-0000691383, houdende de wijziging van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001, de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001, de Paspoortuitvoeringsregeling Caribische landen en de Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee in verband met de invoering van elektronische identificatie met een publiek identificatiemiddel, het uitbreiden van het basisregister reisdocumenten en de totstandkoming van het Paspoortbesluit

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 4a, negende lid, 4c, derde lid, en artikel 59 van de Paspoortwet en de artikelen 1.4, eerste lid, 2.5, derde lid, 2.6, vierde lid, 2.7, 2.10, derde lid, 3.2, eerste lid, 4.2, eerste lid, 7.1, vierde lid, 8.1, derde lid, 8.2, eerste lid, en 10.1 van het Paspoortbesluit;

Besluit:

ARTIKEL I

De Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g komt te luiden:

g. basisregister reisdocumenten:

het register, bedoeld in artikel 4c van de wet;

2. Onderdeel p vervalt.

3. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

ff. besluit:

Paspoortbesluit;

gg. register vermiste of vervallen reisdocumenten:

het register, bedoeld in artikel 4a van de wet.

B

Paragraaf 2 van hoofdstuk I vervalt.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Voor de in artikel 2, eerste lid, onder a, d en e, van de wet bedoelde reisdocumenten worden de volgende modellen vastgesteld:

    • a. nationaal paspoort: model nationaal paspoort met 34 bladzijden, dan wel met 66 bladzijden (zakenpaspoort), dat is opgenomen in bijlage M bij deze regeling;

    • b. reisdocument voor vluchtelingen: model reisdocument voor vluchtelingen, dat is opgenomen in bijlage N bij deze regeling;

    • c. reisdocument voor vreemdelingen: model reisdocument voor vreemdelingen, dat is opgenomen in bijlage O bij deze regeling;

  • 2. Voor de ingevolge artikel 2, eerste lid, onder g, van de wet vastgestelde reisdocumenten worden de volgende modellen vastgesteld:

    • a. faciliteitenpaspoort: model nationaal paspoort met 34 bladzijden, dan wel met 66 bladzijden (zakenpaspoort), als bedoeld in onderdeel a, voorzien van standaardclausule VI;

    • b. tweede paspoort: model nationaal paspoort met 34 bladzijden, dan wel met 66 bladzijden (zakenpaspoort), als bedoeld in onderdeel a, voorzien van standaardclausule VII.

  • 3. Met betrekking tot de ingevolge artikel 2, tweede lid, van de wet bedoelde identiteitskaarten worden van de volgende documenten in deze regeling de navolgende modellen vastgesteld:

    • a. Nederlandse identiteitskaart: model Nederlandse identiteitskaart, dat is opgenomen in bijlage P bij deze regeling;

    • b. vervangende Nederlandse identiteitskaart: model vervangende Nederlandse identiteitskaart, dat is opgenomen in bijlage Q bij deze regeling.

  • 4. In de modellen, genoemd in het eerste, tweede en derde lid, onder a, is een machineleesbare strook en een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondertekende chip opgenomen.

D

Na artikel 3 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a. Het basisregister reisdocumenten

Artikel 3aa. Statusgegevens reisdocumenten

Gegevens die betrekking hebben op de status van een reisdocument zijn:

  • a. in aanvraag;

  • b. geldig;

  • c. ongeldig, met inbegrip van de reden van ongeldigheid;

  • d. definitief aan het verkeer onttrokken.

Artikel 3ab. Statusgegevens reisdocument als publiek identificatiemiddel

Gegevens die betrekking hebben op de status van het reisdocument als publiek identificatiemiddel zijn:

  • a. uitgereikt;

  • b. geactiveerd;

  • c. geblokkeerd;

  • d. ingetrokken.

Artikel 3ac. Aanlevering gegevens

Degene die op grond van deze regeling gegevens verstrekt ten behoeve van de reisdocumentenadministratie, het register vermiste of vervallen reisdocumenten of de basisadministratie, verstrekt deze gegevens, met uitzondering van vingerafdrukken, gezichtsopname en handtekening, eveneens aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van het basisregister reisdocumenten.

Artikel 3ad. Beheer, beveiliging en betrouwbaarheid
  • 1. Teneinde de veiligheid en betrouwbaarheid van het basisregister reisdocumenten te waarborgen, neemt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties passende maatregelen om inbreuken op en aantastingen van de beveiliging en de processen van het register te voorkomen. Hierbij wordt in ieder geval voldaan aan:

    • a. de open normen en standaarden op de ‘pas-toe-of-leg-uit-lijst’ van het Forum Standaardisatie;

    • b. de Baseline Informatiebeveiliging Overheid; en

    • c. de Voorschriften Informatiebeveiliging Rijksdienst.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde maatregelen worden getroffen en onderhouden op basis van daartoe na een risicoanalyse vastgestelde informatiebeveiligingsplannen.

  • 3. Teneinde maatregelen te kunnen aanpassen en doorontwikkeling mogelijk te maken, wordt voor het register of onderdelen daarvan onderhoud gepleegd. Hiertoe kunnen, na voorafgaande bekendmaking, het register of onderdelen daarvan tijdelijk buiten gebruik worden gesteld.

E

De artikelen 3a en 4 vervallen.

F

Het opschrift van paragraaf 5 van hoofdstuk I komt te luiden:

§ 5. Verwijzing

G

Artikel 6 vervalt.

H

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7 Aangewezen gemeenten

Als gemeenten als bedoeld in de artikelen 3.2, eerste lid, en 4.2, eerste lid, van het besluit worden aangewezen Bergen op Zoom, Bergeijk, Breda, Echt-Susteren, Enschede, ’s-Gravenhage, Haarlemmermeer, Maastricht, Montferland, Oldambt, Sluis en Venlo.

I

Artikel 8a vervalt.

J

Paragraaf 1 van hoofdstuk II vervalt.

K

De artikelen 11 en 16 en de paragrafen 3 en 4 van hoofdstuk II vervallen.

L

Artikel 15a, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Indien de in de basisadministratie, dan wel in het aanvraag-informatieformulier opgenomen gegevens afwijken van de gegevens die zijn vermeld in het door de aanvrager overgelegde verblijfsdocument dan wel anderszins onzekerheid bestaat over deze gegevens, wordt daarnaar een gericht onderzoek ingesteld waarbij de gegevens die over het verblijfsrecht en de nationaliteit dan wel staatloosheid van de aanvrager in de vreemdelingenadministratie zijn opgenomen, mede worden betrokken.

M

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22. Vaststelling van de identiteit van de aanvrager

  • 1. Ter uitvoering van artikel 2.1, eerste lid, van het besluit wordt voor de vaststelling van de identiteit geen gebruik gemaakt van de in de reisdocumentenadministratie opgenomen gegevens behorende bij een eerder aan betrokkene uitgereikt nooddocument.

  • 2. Indien de in artikel 2.1, eerste lid, van het besluit bedoelde gegevens berusten bij een andere autoriteit, dan wordt deze verzocht om kosteloze verstrekking van een afschrift van de gevraagde gegevens uit de reisdocumentenadministratie. In de aanvraag wordt vermeld bij welke autoriteit de gegevens zijn opgevraagd.

  • 3. Bij een gericht onderzoek als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van het besluit worden tevens nadere identificerende vragen gesteld.

  • 4. De aanvrager aan wie niet eerder een Nederlands reisdocument is verstrekt, overlegt bij zijn aanvraag andere identiteitsdocumenten die voorzien zijn van zijn foto en handtekening. Indien hij dergelijke documenten niet kan overleggen, is artikel 2.1, tweede lid, van het besluit van overeenkomstige toepassing.

  • 5. In de aanvraag wordt vermeld dat de identiteit van de aanvrager is vastgesteld en met welke documenten of andere bewijsstukken de identiteitsvaststelling heeft plaatsgevonden.

N

Artikel 22a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.

2. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘de in het eerste en tweede lid vermelde wijze’ vervangen door ‘de in het eerste lid en artikel 2.1 van het besluit vermelde wijze’.

O

In artikel 32, eerste lid, wordt ‘is artikel 22 van overeenkomstige toepassing’ vervangen door ‘zijn artikel 22 van deze regeling en artikel 2.1 van het besluit van overeenkomstige toepassing’.

P

Na artikel 42 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 42a. Plaatsing publiek identificatiemiddel

De leverancier geeft uitvoering aan artikel 1.6, eerste lid, van het besluit.

Q

Na artikel 43a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 43b. In ontvangst nemen van geleverde Nederlandse identiteitskaarten in Aruba, Curaçao en Sint Maarten

  • 1. De gepersonaliseerde Nederlandse identiteitskaarten die bestemd zijn voor personen die in de basisadministratie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten zijn ingeschreven en zijn aangevraagd bij de burgemeester van Haarlemmermeer op een vestiging van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering bij de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten, worden in Nederland bij de burgemeester van Haarlemmermeer afgeleverd. De artikelen 57 tot en met 60 van de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘het Ministerie van Buitenlandse Zaken’ of ‘het ministerie’ wordt gelezen ‘de burgemeester van Haarlemmermeer’ en in plaats van ‘de uitgiftelocatie’ of ‘de uitgiftelocatie in het buitenland’ wordt gelezen ‘de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering bij de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten’.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde documenten worden door de transporteur afgeleverd bij de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering bij de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

  • 3. Op de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering bij de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden de in het eerste lid bedoelde documenten in ontvangst genomen door een daartoe aangewezen persoon als bedoeld in artikel 82a, eerste lid, die zich legitimeert met een geldig identiteitsdocument.

  • 4. De aflevering van de zending vindt plaats op het voor de desbetreffende locatie afgesproken tijdstip.

R

In artikel 46a wordt ‘artikel 67, tweede lid’ vervangen door ‘67, eerste lid’.

S

Na artikel 46a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 46b. Vernietiging van verkeerd geleverde documenten in Aruba, Curaçao en Sint Maarten

De documenten die na de controle van de zending als bedoeld in de artikelen 44 of 45 in Aruba, Curaçao en Sint Maarten voor een andere autoriteit blijken te zijn bestemd, worden op de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering bij de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten vernietigd op de in artikel 67, eerste lid, aangegeven wijze.

T

De artikelen 50 en 50a vervallen.

U

In artikel 51, derde lid, wordt ‘artikel 50’ vervangen door ‘artikel 4.6 van het besluit’.

V

In artikel 54, eerste lid, wordt ‘op grond van artikel 7 door een burgemeester als bedoeld in artikel 7’ vervangen door ‘op grond van artikel 4.2, eerste lid, van het besluit door een burgemeester als bedoeld in dat artikel’.

W

In hoofdstuk 5 wordt na artikel 56 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 56a. Verzending PIN-brief

  • 1. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzendt direct na uitreiking de persoonlijke PIN-code en de intrekkingscode aan de houder van de Nederlandse identiteitskaart.

  • 2. Indien de houder de toegezonden PIN-code met intrekkingscode heeft verloren, verstrekt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op een verzoek van de houder:

    • a. dat binnen zes weken na uitreiking is gedaan, deze codes opnieuw, tenzij de houder tijdens het activeringsproces van het publiek identificatiemiddel de PIN-code heeft gewijzigd of de intrekkingscode heeft gebruikt;

    • b. dat later dan zes weken na uitreiking is gedaan, nieuwe codes, tenzij de houder tijdens het activeringsproces van het publiek identificatiemiddel de PIN-code heeft gewijzigd of de intrekkingscode heeft gebruikt.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid verzendt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de codes aan de gezaghebber, indien de gezaghebber de uitreiking bevoegde autoriteit is. De houder kan de codes ophalen bij de gezaghebber.

  • 4. In afwijking van het eerste en tweede lid verzendt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de codes aan de burgemeester van Haarlemmermeer, indien de houder van de Nederlandse identiteitskaart in de basisadministratie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten is ingeschreven en de aanvraag is gedaan bij de burgemeester van Haarlemmermeer op een vestiging van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering bij de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De houder kan de codes ophalen bij de vestiging van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering bij de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten die wordt gemeld in een bericht daaromtrent aan de houder namens de burgemeester van Haarlemmermeer.

X

Artikel 56a wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. dat een verzoek betreft in verband met een PIN-code die al tijdens het activeringsproces van het publieke middels is gewijzigd, na identificatie nieuwe codes, tenzij de houder de intrekkingscode heeft gebruikt.

2. In het derde en vierde lid wordt ‘ophalen’ vervangen door ‘na identificatie ophalen’.

Y

Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. een burgemeester als bedoeld in de artikelen 3.2, eerste lid, en 4.2, eerste lid, van het besluit, indien de houder niet in de basisregistratie personen als ingezetene is ingeschreven.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door ‘; of’, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. de burgemeester van Haarlemmermeer, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, en artikel 4.2, tweede lid, van het besluit, indien de houder in de basisadministratie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten is ingeschreven, het reisdocument een Nederlandse identiteitskaart betreft en de aanvraag is gedaan bij de burgemeester van Haarlemmermeer op een vestiging van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering bij de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Z

In het opschrift van artikel 61 wordt ‘basisregister reisdocumenten’ vervangen door ‘register vermiste of vervallen reisdocumenten’.

AA

In de artikelen 61, eerste en tweede lid, 61a, eerste lid, het opschrift van paragraaf 3 van hoofdstuk VII, en de artikelen 65, vierde, vijfde en zesde lid, en 73, onderdeel f, wordt ‘het basisregister reisdocumenten’ vervangen door ‘het register vermiste of vervallen reisdocumenten’.

BB

In artikel 61, tweede lid, wordt ‘door de burgemeester als bedoeld in artikel 7,’ vervangen door ‘door de burgemeester, bedoeld in de artikelen 3.2, eerste lid, en 4.2, eerste lid, van het besluit en de burgemeester van Haarlemmermeer, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, en artikel 4.2, tweede lid, van het besluit, wordt dit gedaan’.

CC

In artikel 63, eerste lid, wordt ‘artikel 67’ vervangen door ‘artikel 7.1 van het besluit’.

DD

Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot eerste tot en met zesde lid.

2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:

  • 1. Het deugdelijk vernietigen van een reisdocument dat definitief aan het verkeer wordt onttrokken, geschiedt door het reisdocument op gecontroleerde wijze te verbranden of te versnipperen, zodat reconstructie van het reisdocument niet meer mogelijk is.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘onbruikbaar gemaakt aan hem teruggegeven’ vervangen door ‘definitief aan het verkeer onttrokken door het document onbruikbaar gemaakt aan hem terug te geven’.

4. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 5. Een reisdocument, dat ingevolge artikel 7.1, eerste lid, onder c, van het besluit, ten gevolge van misdruk of verkeerde personalisatie is ingehouden of ingeleverd, wordt deugdelijk vernietigd overeenkomstig het eerste lid nadat het per aangetekende post, met gebruikmaking van het daartoe door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beschikbaar gesteld formulier, is teruggestuurd aan de leverancier.

5. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘het eerste lid, onder e’ vervangen door ‘artikel 7.1, eerste lid, onder d, van het besluit’ en ‘het derde lid’ door ‘het tweede lid’.

EE

Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘een burgemeester als bedoeld in artikel 7’ wordt vervangen door ‘een burgemeester als bedoeld in de artikelen 3.2, eerste of tweede lid, en 4.2, eerste of tweede lid, van het besluit.'

2. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

3. Er wordt in lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid geeft de burgemeester van Haarlemmermeerkennis van de definitieve onttrekking aan het verkeer van een Nederlandse identiteitskaart en van de uitreiking van een Nederlandse identiteitskaart aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, indien de houder in de basisadministratie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten is ingeschreven en de aanvraag is gedaan bij de burgemeester van Haarlemmermeer op een vestiging van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering bij de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

FF

Artikel 74, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een burgemeester als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het besluit en de burgemeester van Haarlemmermeer, bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, van het besluit voeren een aparte administratie van de door hen ingevolge artikel 4.2, eerste lid, van het besluit respectievelijk artikel 4.2, tweede lid, van het besluit verstrekte reisdocumenten respectievelijk Nederlandse identiteitskaarten.

GG

Na artikel 82 wordt in paragraaf 1 van hoofdstuk XI een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 82a. De tot ontvangst van zendingen bevoegde personen in Aruba, Curaçao en Sint Maarten

  • 1. De burgemeester van Haarlemmermeer of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar wijst ten minste drie personen bij de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering bij de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten aan om zendingen van gepersonaliseerde documenten in ontvangst te nemen.

  • 2. De aanmelding, registratie en vervanging van de tot ontvangst bevoegde personen, bedoeld in de eerste zin van het eerste lid, vindt plaats bij de transporteur.

HH

In artikel 85, tweede lid, wordt ‘artikel 67’ vervangen door ‘artikel 42, vierde lid, van de wet’.

II

Na artikel 90 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 90a. Publiek identificatiemiddel

De voorschriften voor de technische en organisatorische voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de vervaardiging van het publiek identificatiemiddel zijn:

  • a. de Baseline Informatiebeveiliging Overheid; en

  • b. de Voorschriften Informatiebeveiliging Rijksdienst.

JJ

Aan artikel 91 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het tweede lid, geldt voor de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering bij de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten dat de plaatsen waar de Nederlandse identiteitskaarten, de documentatie en de overige materialen zijn opgeslagen, alsmede de ruimte waarin de apparatuur en de programmatuur zich bevinden, zijn uitgerust met een inbraakalarmeringssysteem dat in verbinding staat met een ter plaatse door de overheid toegelaten alarmcentrale, dan wel onder permanente fysieke (24-uurs) bewaking staan.

KK

In de artikelen 97, tweede lid, 98, derde lid, en 100s, vierde lid, wordt ‘artikel 67, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 67, eerste lid’.

LL

De artikelen 100a, 100b, 100c en 102 vervallen.

MM

Na artikel 105 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 106. Uitbreiding grondslag

Deze regeling berust mede op de artikelen 1.4, eerste lid, 2.5, derde lid, 2.6, vierde lid, 2.7, 2.10, derde lid, 3.2, eerste lid, 4.2, eerste lid, 7.1, vierde lid, 8.1, derde lid, 8.2, eerste lid, en 10.1 van het besluit.

NN

Er worden vijf bijlagen toegevoegd als opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

ARTIKEL II

De Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘het register, bedoeld in artikel 4a van de wet’ wordt vervangen door ‘het register, bedoeld in artikel 4c van de wet’.

2. ‘burgerservicenummer: het nummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer’ vervalt.

3. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

besluit: Paspoortbesluit;

register vermiste of vervallen reisdocumenten: het register, bedoeld in artikel 4a van de wet.

B

Paragraaf 2 van hoofdstuk I vervalt.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Met betrekking tot de in artikel 2, eerste lid, onder b en c, van de wet bedoelde reisdocumenten worden van de volgende documenten in deze regeling de navolgende modellen vastgesteld:

    • a. diplomatiek paspoort: model diplomatiek paspoort, dat is opgenomen in bijlage M bij deze regeling;

    • b. dienstpaspoort: model dienstpaspoort en model nationaal paspoort voorzien van standaardclausule IX, dat is opgenomen in bijlage N bij deze regeling.

  • 2. Met betrekking tot het in artikel 2, eerste lid, onder f, van de wet bedoelde nooddocument wordt in deze regeling het model laissez-passer vastgesteld, dat is opgenomen in bijlage O bij deze regeling.

  • 3. In de modellen, genoemd in het eerste lid, is een machineleesbare strook en een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondertekende chip opgenomen.

D

Na artikel 3 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a. Het basisregister reisdocumenten

Artikel 3aa. Statusgegevens reisdocumenten

Gegevens die betrekking hebben op de status van een reisdocument zijn:

  • a. in aanvraag;

  • b. geldig;

  • c. ongeldig, met inbegrip van de reden van ongeldigheid;

  • d. definitief aan het verkeer onttrokken.

Artikel 3ab. Statusgegevens reisdocument als publiek identificatiemiddel

Gegevens die betrekking hebben op de status van het reisdocument als publiek identificatiemiddel zijn:

  • a. uitgereikt;

  • b. geactiveerd;

  • c. geblokkeerd;

  • d. ingetrokken.

Artikel 3ac. Aanleveren gegevens

Degene die op grond van deze regeling gegevens verstrekt ten behoeve van de reisdocumentenadministratie, het register vermiste of vervallen reisdocumenten of de basisadministratie, verstrekt deze gegevens, met uitzondering van vingerafdrukken, gezichtsopname en handtekening, eveneens aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van het basisregister reisdocumenten.

Artikel 3ad. Beheer, beveiliging en betrouwbaarheid
  • 1. Teneinde de veiligheid en betrouwbaarheid van het basisregister reisdocumenten te waarborgen, neemt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties passende maatregelen om inbreuken op en aantastingen van de beveiliging en de processen van het register te voorkomen. Hierbij wordt in ieder geval voldaan aan:

    • a. de open normen en standaarden op de ‘pas-toe-of-leg-uit-lijst’ van het Forum Standaardisatie;

    • b. de Baseline Informatiebeveiliging Overheid; en

    • c. de Voorschriften Informatiebeveiliging Rijksdienst.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde maatregelen worden getroffen en onderhouden op basis van daartoe na een risicoanalyse vastgestelde informatiebeveiligingsplannen.

  • 3. Teneinde maatregelen te kunnen aanpassen en doorontwikkeling mogelijk te maken, wordt voor het register of onderdelen daarvan onderhoud gepleegd. Hiertoe kunnen, na voorafgaande bekendmaking, het register of onderdelen daarvan tijdelijk buiten gebruik worden gesteld.

E

De artikelen 3a en 4 vervallen.

F

Het opschrift van paragraaf 5 van hoofdstuk I komt te luiden:

§ 5. Heffing en kwijtschelding van rechten

G

Artikel 6 en paragraaf 5b van hoofdstuk I vervallen.

H

Paragraaf 1 van hoofdstuk II vervalt.

I

Artikel 13 en de paragrafen 2.4, 3 en 4 van hoofdstuk II vervallen.

J

Artikel 27 vervalt.

K

Artikel 31 vervalt.

L

Artikel 33, eerste en vijfde lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot eerste tot en met derde lid.

M

Artikel 36 komt te luiden:

Artikel 36. Vaststelling van de identiteit van de aanvrager

  • 1. Ter uitvoering van artikel 2.1, eerste lid, van het besluit wordt voor de vaststelling van de identiteit geen gebruik gemaakt van de in de reisdocumentenadministratie opgenomen gegevens behorende bij een eerder aan betrokkene uitgereikte nooddocument.

  • 2. Indien de in artikel 2.1, eerste lid, van het besluit bedoelde gegevens berusten bij een andere autoriteit, dan wordt deze verzocht om kosteloze verstrekking van een afschrift van de gevraagde gegevens uit de reisdocumentenadministratie. In de aanvraag wordt vermeld bij welke autoriteit de gegevens zijn opgevraagd.

  • 3. Bij een gericht onderzoek als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van het besluit worden tevens nadere identificerende vragen gesteld.

  • 4. De aanvrager aan wie niet eerder een Nederlands reisdocument is verstrekt, overlegt bij zijn aanvraag andere identiteitsdocumenten die voorzien zijn van zijn foto en handtekening. Indien hij dergelijke documenten niet kan overleggen, is artikel 2.1, tweede lid, van het besluit van overeenkomstige toepassing.

  • 5. In de aanvraag wordt vermeld dat de identiteit van de aanvrager is vastgesteld en met welke documenten of andere bewijsstukken de identiteitsvaststelling heeft plaatsgevonden.

N

In artikel 46, eerste lid, wordt ‘is artikel 36 van overeenkomstige toepassing’ vervangen door ‘zijn artikel 36 en artikel 2.1 van het besluit van overeenkomstige toepassing’.

O

Na artikel 56 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 56a. Plaatsing applet publiek middel

De leverancier geeft uitvoering aan artikel 1.6, eerste lid, van het besluit.

P

In artikel 61 wordt ‘artikel 78, tweede lid’ vervangen door ‘78, eerste lid’.

Q

De artikelen 64 en 64a vervallen.

R

In hoofdstuk 5 wordt na artikel 68 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 68a. Verzending PIN-brief

  • 1. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzendt direct na uitreiking de persoonlijke PIN-code en de intrekkingscode aan de houder van de Nederlandse identiteitskaart.

  • 2. Indien de houder de toegezonden PIN-code met intrekkingscode heeft verloren, verstrekt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op zijn verzoek:

    • a. dat binnen zes weken na uitreiking is gedaan, deze codes opnieuw, tenzij de houder tijdens het activeringsproces van het publiek identificatiemiddel de PIN-code heeft gewijzigd of de intrekkingscode heeft gebruikt;

    • b. dat later dan zes weken na uitreiking is gedaan, nieuwe codes, tenzij de houder tijdens het activeringsproces van het publiek identificatiemiddel de PIN-code heeft gewijzigd of de intrekkingscode heeft gebruikt.

S

Aan artikel 68a, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. dat een verzoek betreft in verband met een PIN-code die al tijdens het activeringsproces van het publieke middels is gewijzigd, na identificatie nieuwe codes, tenzij de houder de intrekkingscode heeft gebruikt.

T

In het opschrift van artikel 73 wordt ‘basisregister reisdocumenten’ vervangen door ‘register vermiste of vervallen reisdocumenten’.

U

In artikel 73, het opschrift van paragraaf 3 van hoofdstuk VII, en de artikelen 76, vierde lid, en 85, onderdeel f, wordt ‘het basisregister reisdocumenten’ vervangen door ‘het register vermiste of vervallen reisdocumenten’.

V

Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot eerste tot en met zesde lid.

2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:

  • 1. Het deugdelijk vernietigen van een reisdocument dat definitief aan het verkeer wordt onttrokken, geschiedt door het reisdocument op gecontroleerde wijze te verbranden of te versnipperen, zodat reconstructie van het reisdocument niet meer mogelijk is.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘onbruikbaar gemaakt aan hem teruggegeven’ vervangen door ‘definitief aan het verkeer onttrokken door het document onbruikbaar gemaakt aan hem terug te geven’.

4. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 5. Een reisdocument, dat ingevolge artikel 7.1, eerste lid, onder c, van het besluit, ten gevolge van misdruk of verkeerde personalisatie is ingehouden of ingeleverd, wordt deugdelijk vernietigd overeenkomstig het eerste lid nadat het per aangetekende post, met gebruikmaking van het daartoe door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beschikbaar gesteld formulier, is teruggestuurd aan de leverancier.

5. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘het eerste lid, onder e’ vervangen door ‘artikel 7.1, eerste lid, onder d, van het besluit’ en ‘het derde lid’ door ‘het tweede lid’.

W

Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt van de definitieve onttrekking aan het verkeer van een Nederlandse identiteitskaart en van de uitreiking van een Nederlandse identiteitskaart kennis gegeven aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, indien de houder in de basisadministratie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten is ingeschreven.

X

In artikel 93, tweede lid, wordt ‘artikel 78’ vervangen door ‘artikel 42, vierde lid, van de wet’.

Y

Na artikel 104 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 104a. Publiek identificatiemiddel

De voorschriften voor de technische en organisatorische voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de vervaardiging van het publiek identificatiemiddel zijn:

  • a. de Baseline Informatiebeveiliging Overheid; en

  • b. de Voorschriften Informatiebeveiliging Rijksdienst.

Z

In de artikelen 110, tweede lid, 111, derde lid, en 112, vierde lid, wordt ‘artikel 78, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 78, eerste lid’.

AA

Artikel 114 vervalt.

BB

Na artikel 118 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 118a. Uitbreiding grondslag

Deze regeling berust mede op de artikelen 1.4, eerste lid, 2.5, derde lid, 2.6, vierde lid, 2.7, 2.10, derde lid, 7.1, vierde lid, 8.1, derde lid, 8.2, eerste lid, en 10.1 van het besluit.

CC

Er worden drie bijlagen toegevoegd als opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling.

ARTIKEL III

De Paspoortuitvoeringsregeling Caribische landen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. basisregister reisdocumenten: het register, bedoeld in artikel 4c van de wet;

2. Onderdeel p vervalt.

3. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • bb. besluit: Paspoortbesluit;

  • cc. register vermiste of vervallen reisdocumenten: het register, bedoeld in artikel 4a van de wet.

B

Paragraaf 2 van hoofdstuk I komt te luiden:

§ 2. Het basisregister reisdocumenten

Artikel 2a. Statusgegevens reisdocumenten

Gegevens die betrekking hebben op de status van een reisdocument zijn:

  • a. in aanvraag;

  • b. geldig;

  • c. ongeldig, met inbegrip van de reden van ongeldigheid;

  • d. definitief aan het verkeer onttrokken.

Artikel 2b. Aanleveren gegevens

Degene die op grond van deze regeling gegevens verstrekt ten behoeve van de reisdocumentenadministratie, het register vermiste of vervallen reisdocumenten of de basisadministratie, verstrekt deze gegevens, met uitzondering van vingerafdrukken, gezichtsopname en handtekening, eveneens aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van het basisregister reisdocumenten.

Artikel 2c. Beheer, beveiliging en betrouwbaarheid
  • 1. Teneinde de veiligheid en betrouwbaarheid van het basisregister reisdocumenten te waarborgen, neemt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties passende maatregelen om inbreuken op en aantastingen van de beveiliging en de processen van het register te voorkomen. Hierbij wordt in ieder geval voldaan aan:

    • a. de open normen en standaarden op de ‘pas-toe-of-leg-uit-lijst’ van het Forum Standaardisatie;

    • b. de Baseline Informatiebeveiliging Overheid; en

    • c. de Voorschriften Informatiebeveiliging Rijksdienst.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde maatregelen worden getroffen en onderhouden op basis van daartoe na een risicoanalyse vastgestelde informatiebeveiligingsplannen.

  • 3. Teneinde maatregelen te kunnen aanpassen en doorontwikkeling mogelijk te maken, wordt voor het register of onderdelen daarvan onderhoud gepleegd. Hiertoe kunnen, na voorafgaande bekendmaking, het register of onderdelen daarvan tijdelijk buiten gebruik worden gesteld.

C

Paragraaf 3 van hoofdstuk I en de artikelen 4, 6 en 7 vervallen.

D

Paragraaf 1 van hoofdstuk II vervalt.

E

Artikel 12 en de paragrafen 2.4, 3 en 4 van hoofdstuk II vervallen.

F

Artikel 25 vervalt.

G

In de artikelen 33, eerste lid, 35, tweede lid, 38, tweede lid, 44, derde lid, en 67 wordt ‘een aangewezen autoriteit als bedoeld in artikel 7’ vervangen door ‘een aangewezen autoriteit als bedoeld in de artikelen 3.3, tweede lid, en 4.3, tweede lid, van het besluit’.

H

Artikel 34 komt te luiden:

Artikel 34. Vaststelling van de identiteit van de aanvrager

  • 1. Ter uitvoering van artikel 2.1, eerste lid, van het besluit wordt voor de vaststelling van de identiteit geen gebruik gemaakt van de in de reisdocumentenadministratie opgenomen gegevens behorende bij een eerder aan betrokkene uitgereikte nooddocument.

  • 2. Indien de in artikel 2.1, eerste lid, van het besluit bedoelde gegevens berusten bij een andere autoriteit, dan wordt deze verzocht om kosteloze verstrekking van een afschrift van de gevraagde gegevens uit de reisdocumentenadministratie. In de aanvraag wordt vermeld bij welke autoriteit de gegevens zijn opgevraagd.

  • 3. Bij een gericht onderzoek als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van het besluit worden tevens nadere identificerende vragen gesteld.

  • 4. De aanvrager aan wie niet eerder een Nederlands reisdocument is verstrekt, overlegt bij zijn aanvraag andere identiteitsdocumenten die voorzien zijn van zijn foto en handtekening. Indien hij dergelijke documenten niet kan overleggen, is artikel 2.1, tweede lid, van het besluit van overeenkomstige toepassing.

  • 5. In de aanvraag wordt vermeld dat de identiteit van de aanvrager is vastgesteld en met welke documenten of andere bewijsstukken de identiteitsvaststelling heeft plaatsgevonden.

I

In artikel 44, eerste lid, wordt ‘is artikel 34 van overeenkomstige toepassing’ vervangen door ‘zijn artikel 34 van deze regeling en artikel 2.1 van het besluit van overeenkomstige toepassing’.

J

In de artikelen 51, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, 57, tweede lid, 66, eerste lid, 70, 71, eerste lid, 78, 87, vierde lid, 88, eerste lid, 89, eerste en derde lid, 90, tweede lid, 90b, eerste lid, 91, eerste lid, 92, eerste lid, 93, eerste en vierde lid, 103, 109, eerste, derde, zevende, achtste en tiende lid, 110, eerste lid, 111, tweede lid, en 115 wordt ‘de aangewezen autoriteit, bedoeld in artikel 7’ vervangen door ‘de aangewezen autoriteit, bedoeld in de artikelen 3.3, tweede lid, en 4.3, tweede lid, van het besluit’.

K

In artikel 59 wordt ‘artikel 77, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 77, eerste lid’.

L

De artikelen 62 en 62a vervallen.

M

In de artikelen 69, vierde lid, 75, eerste lid, en 87, eerste en tweede lid, wordt ‘De aangewezen autoriteit, bedoeld in artikel 7’ vervangen door ‘De aangewezen autoriteit, bedoeld in de artikelen 3.3, tweede lid, en 4.3, tweede lid, van het besluit’.

N

In het opschrift van artikel 72 wordt ‘basisregister reisdocumenten’ vervangen door ‘register vermiste of vervallen reisdocumenten’.

O

In artikel 72, het opschrift van paragraaf 3 van hoofdstuk VII, en de artikelen 75, vierde lid, en 86, onderdeel f, wordt ‘het basisregister reisdocumenten’ vervangen door ‘het register vermiste of vervallen reisdocumenten’.

P

In artikel 74, eerste lid, wordt ‘artikel 77’ vervangen door ‘artikel 7.1 van het besluit’.

Q

Artikel 77 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot eerste tot en met zesde lid.

2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:

  • 1. Het deugdelijk vernietigen van een reisdocument dat definitief aan het verkeer wordt onttrokken, geschiedt door het reisdocument op gecontroleerde wijze te verbranden of te versnipperen, zodat reconstructie van het reisdocument niet meer mogelijk is.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘onbruikbaar gemaakt aan hem teruggegeven’ vervangen door ‘definitief aan het verkeer onttrokken door het document onbruikbaar gemaakt aan hem terug te geven’.

4. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 5. Een reisdocument, dat ingevolge artikel 7.1, eerste lid, onder c, van het besluit, ten gevolge van misdruk of verkeerde personalisatie is ingehouden of ingeleverd, wordt deugdelijk vernietigd overeenkomstig het eerste lid nadat het per aangetekende post, met gebruikmaking van het daartoe door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beschikbaar gesteld formulier, is teruggestuurd aan de leverancier.

5. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘het eerste lid, onder e’ vervangen door ‘artikel 7.1, eerste lid, onder d, van het besluit’ en ‘het derde lid’ door ‘het tweede lid’.

R

In artikel 95, tweede lid, wordt ‘artikel 77’ vervangen door ‘artikel 42, vierde lid, van de wet’.

S

In artikel 107, tweede lid, vervalt ‘dienen te’.

T

In de artikelen 112, tweede lid, 113, tweede lid, en 114, vierde lid, wordt ‘artikel 77, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 77, eerste lid’.

U

Artikel 117 vervalt.

V

Na artikel 121 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 121a. Uitbreiding grondslag

Deze regeling berust mede op de artikelen 1.4, eerste lid, 2.5, derde lid, 2.6, vierde lid, 2.7, 2.10, derde lid, 7.1, vierde lid, 8.1, derde lid, 8.2, eerste lid, en 10.1 van het besluit.

ARTIKEL IV

De Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘het register, bedoeld in artikel 4a van de wet’ wordt vervangen door ‘het register, bedoeld in artikel 4c van de wet’.

2. ‘brigadecommandant van de Koninklijke Marechaussee dan wel de commandant van het District Koninklijke Marechaussee Schiphol, die ingevolge artikel 6 van deze regeling is aangewezen’ wordt vervangen door ‘de brigadecommandant die in artikel 4.5 van het besluit is aangewezen’.

3. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

besluit: Paspoortbesluit;

register vermiste of vervallen reisdocumenten: het register, bedoeld in artikel 4a van de wet.

B

Paragraaf 2 van hoofdstuk I komt te luiden:

§ 2. Het basisregister reisdocumenten

Artikel 2. Statusgegevens reisdocumenten

Gegevens die betrekking hebben op de status van een reisdocument zijn:

  • a. in aanvraag;

  • b. geldig;

  • c. ongeldig, met inbegrip van de reden van ongeldigheid;

  • d. definitief aan het verkeer onttrokken.

Artikel 2a. Aanleveren gegevens

Degene die op grond van deze regeling gegevens verstrekt ten behoeve van de reisdocumentenadministratie, het register vermiste of vervallen reisdocumenten of de basisadministratie, verstrekt deze gegevens, met uitzondering van vingerafdrukken, gezichtsopname en handtekening, eveneens aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van het basisregister reisdocumenten.

Artikel 2b. Beheer, beveiliging en betrouwbaarheid
  • 1. Teneinde de veiligheid en betrouwbaarheid van het basisregister reisdocumenten te waarborgen, neemt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties passende maatregelen om inbreuken op en aantastingen van de beveiliging en de processen van het register te voorkomen. Hierbij wordt in ieder geval voldaan aan:

    • a. de open normen en standaarden op de ‘pas-toe-of-leg-uit-lijst’ van het Forum Standaardisatie;

    • b. de Baseline Informatiebeveiliging Overheid; en

    • c. de Voorschriften Informatiebeveiliging Rijksdienst.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde maatregelen worden getroffen en onderhouden op basis van daartoe na een risicoanalyse vastgestelde informatiebeveiligingsplannen.

  • 3. Teneinde maatregelen te kunnen aanpassen en doorontwikkeling mogelijk te maken, wordt voor het register of onderdelen daarvan onderhoud gepleegd. Hiertoe kunnen, na voorafgaande bekendmaking, het register of onderdelen daarvan tijdelijk buiten gebruik worden gesteld.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Met betrekking tot het in artikel 2, eerste lid, onder f, van de wet bedoelde nooddocument wordt in deze regeling het model noodpaspoort vastgesteld, dat is opgenomen in bijlage M bij deze regeling.

  • 2. In het model noodpaspoort, genoemd in het eerste lid, is een machineleesbare strook opgenomen.

D

De artikelen 3a en 4 vervallen.

E

Het opschrift van paragraaf 5 van hoofdstuk I komt te luiden:

§ 5. Heffing en kwijtschelding van rechten

F

De artikelen 6, 8, 9 en 11 vervallen.

G

In artikel 7 wordt ‘De in artikel 6 bedoelde commandanten’ vervangen door ‘De commandanten’.

H

Artikel 13, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

I

In artikel 16, achtste lid, het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk VI, en de artikelen 31a en 36, onderdeel f, wordt ‘het basisregister reisdocumenten’ vervangen door ‘het register vermiste of vervallen reisdocumenten’.

J

In artikel 21, eerste lid, wordt ‘is artikel 9 van overeenkomstige toepassing’ vervangen door ‘is artikel 2.1 van het besluit van overeenkomstige toepassing’.

K

In artikel 24, eerste lid, vervalt de tweede zin.

L

Artikel 28 vervalt.

M

In artikel 30 wordt ‘in artikel 32’ vervangen door ‘‘artikel 42, vierde lid, van de wet en artikel 7.1 van het besluit’.

N

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste, tweede en vierde lid vervallen, onder vernummering van het derde lid tot eerste lid en vijfde tot en met zevende lid tot tweede tot en met vierde lid.

2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:

  • 1. Het deugdelijk vernietigen van een reisdocument dat definitief aan het verkeer wordt onttrokken, geschiedt door het reisdocument op gecontroleerde wijze te verbranden of te versnipperen, zodat reconstructie van het reisdocument niet meer mogelijk is.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘het vierde lid’ vervangen door ‘artikel 7.1, eerste lid, onder d, van het besluit’.

O

In artikel 37 wordt ‘De Commandant van het Wapen der Koninklijke Marechaussee’ vervangen door ‘De Commandant Koninklijke Marechaussee’ en wordt ‘de brigadecommandant van de Koninklijke Marechaussee dan wel de commandant van het District Koninklijke Marechaussee Schiphol, bedoeld in artikel 6,’ vervangen door ‘de commandant’.

P

Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt ‘het door de Commandant van het Wapen der Koninklijke Marechaussee aangewezen Hoofd van de Sektie Vreemdelingenzaken van de Staf van de Koninklijke Marechaussee’ vervangen door ‘de door de Commandant Koninklijke Marechaussee aangewezen toezichthouder van het Bureau Geldbewegingen Koninklijke Marechaussee landelijke dekking’.

2. In het tweede lid wordt ‘de in artikel 6 bedoelde commandant’ vervangen door ‘de commandant’.

Q

In artikel 43, eerste lid, vervalt de tweede zin.

R

In artikel 44 wordt ‘de in artikel 6 bedoelde commandant’ vervangen door ‘de commandant’.

S

In artikel 49, tweede lid, wordt ‘De commandant van het District Koninklijke Marechaussee Schiphol’ vervangen door ‘De toezichthouder van het Bureau Geldbewegingen Koninklijke Marechaussee landelijke dekking’.

T

In artikel 55, vijfde lid, wordt ‘Het Hoofd van de Sektie Vreemdelingenzaken draagt zorg’ vervangen door ‘De lokale functionaris Integrale Veiligheid draagt in samenwerking met de toezichthouder van het Bureau Geldbewegingen Koninklijke Marechaussee landelijke dekking zorg’.

U

In de artikelen 57, tweede lid, en 58, tweede lid, wordt ‘artikel 32, derde lid’ vervangen door ‘artikel 32, eerste lid’.

V

In artikel 59, tweede lid, wordt ‘artikel 32, vierde lid’ vervangen door ‘artikel 32, eerste lid’.

W

In artikel 60, vierde lid, wordt ‘32, derde lid’ vervangen door ‘artikel 32, eerste lid’.

X

Na artikel 63 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 63a. Uitbreiding grondslag

Deze regeling berust mede op de artikelen 1.4, eerste lid, 2.5, derde lid, 2.6, vierde lid, 2.7, 2.10, derde lid, 7.1, vierde lid, 8.1, derde lid, 8.2, eerste lid, en 10.1 van het besluit.

Y

Er wordt een bijlage toegevoegd als opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling.

ARTIKEL V

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021, met uitzondering van de artikelen I, onderdeel X en II, onderdeel S, die in werking treden met ingang van 1 september 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

BIJLAGE 1 BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL NN, VAN DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES VAN 6 DECEMBER 2020 NR. 2020-0000691383, HOUDENDE DE WIJZIGING VAN DE PASPOORTUITVOERINGSREGELING NEDERLAND 2001, DE PASPOORTUITVOERINGSREGELING BUITENLAND 2001, DE PASPOORTUITVOERINGSREGELING CARIBISCHE LANDEN EN DE PASPOORTUITVOERINGSREGELING KONINKLIJKE MARECHAUSSEE IN VERBAND MET DE INVOERING VAN ELEKTRONISCHE IDENTIFICATIE MET EEN PUBLIEK IDENTIFICATIEMIDDEL, HET UITBREIDEN VAN HET BASISREGISTER REISDOCUMENTEN EN DE TOTSTANDKOMING VAN HET PASPOORTBESLUIT

Bijlage M, Model nationaal paspoort

(bijlage als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a)

Model in omloop sinds 9 maart 2014:

Bijlage N, Model reisdocument voor vluchtelingen

(bijlage als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b)

Model in omloop sinds 9 maart 2014:

Bijlage O, Model reisdocument voor vreemdelingen

(bijlage als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c)

Model in omloop sinds 9 maart 2014:

Bijlage P, Model Nederlandse identiteitskaart

(bijlage als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder a)

Model in omloop sinds 9 maart 2014:

Bijlage Q, Model vervangende Nederlandse identiteitskaart

(bijlage als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder b)

Model in omloop sinds 1 maart 2017:

BIJLAGE 2 BIJ ARTIKEL II, ONDERDEEL CC, VAN DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES VAN 6 DECEMBER 2020 NR. 2020-0000691383, HOUDENDE DE WIJZIGING VAN DE PASPOORTUITVOERINGSREGELING NEDERLAND 2001, DE PASPOORTUITVOERINGSREGELING BUITENLAND 2001, DE PASPOORTUITVOERINGSREGELING CARIBISCHE LANDEN EN DE PASPOORTUITVOERINGSREGELING KONINKLIJKE MARECHAUSSEE IN VERBAND MET DE INVOERING VAN ELEKTRONISCHE IDENTIFICATIE MET EEN PUBLIEK IDENTIFICATIEMIDDEL, HET UITBREIDEN VAN HET BASISREGISTER REISDOCUMENTEN EN DE TOTSTANDKOMING VAN HET PASPOORTBESLUIT

Bijlage M, Model diplomatiek paspoort

(bijlage als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a)

Model in omloop sinds 9 maart 2014:

Bijlage N, Model dienstpaspoort

(bijlage als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b)

Model in omloop sinds 9 maart 2014:

Bijlage O, Model laissez-passer

(bijlage als bedoeld in artikel 3, tweede lid)

Model in omloop sinds 9 maart 2014:

BIJLAGE 3 BIJ ARTIKEL IV, ONDERDEEL Y, VAN DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES VAN 6 DECEMBER 2020 NR. 2020-0000691383, HOUDENDE DE WIJZIGING VAN DE PASPOORTUITVOERINGSREGELING NEDERLAND 2001, DE PASPOORTUITVOERINGSREGELING BUITENLAND 2001, DE PASPOORTUITVOERINGSREGELING CARIBISCHE LANDEN EN DE PASPOORTUITVOERINGSREGELING KONINKLIJKE MARECHAUSSEE IN VERBAND MET DE INVOERING VAN ELEKTRONISCHE IDENTIFICATIE MET EEN PUBLIEK IDENTIFICATIEMIDDEL, HET UITBREIDEN VAN HET BASISREGISTER REISDOCUMENTEN EN DE TOTSTANDKOMING VAN HET PASPOORTBESLUIT

Bijlage M, Model noodpaspoort

(bijlage als bedoeld in artikel 3, eerste lid)

Model in omloop sinds 9 maart 2014:

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De onderhavige regeling wijzigt de paspoortuitvoeringsregelingen: de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 (hierna: PUN), de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 (hierna: PUB), de Paspoortuitvoeringsregeling Caribische landen (hierna: PUCAR) en de Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001 (hierna: PUKMAR). Deze wijzigingen vloeien voort uit de Rijkswet van 6 maart 2020 tot wijziging van de Paspoortwet in verband met de invoering van elektronische identificatie met een publiek identificatiemiddel en het uitbreiden van het basisregister reisdocumenten (Stb. 2020, 104; hierna: Rijkswet van 6 maart 2020), die met ingang van 1 januari 2021 in werking treedt.1 Door die wijzigingen zijn in de Paspoortwet een aantal zaken gedelegeerd naar een algemene maatregel van rijksbestuur, het Paspoortbesluit, en naar een ministeriële regeling, de paspoortuitvoeringsregelingen. De delegatie naar een algemene maatregel van rijksbestuur betreft deels zaken die tot nu toe waren geregeld op het niveau van ministeriële regelingen. Het gaat hierbij om het overnemen van bepalingen uit de paspoortuitvoeringsregelingen die naar hun aard eerder thuishoren in een algemene maatregel van rijksbestuur. Daar waar nodig is bepaald dat de meer gedetailleerde, technische bepalingen op het niveau van ministeriële regeling worden en blijven vastgelegd. Als gevolg hiervan zijn in de paspoortuitvoeringsregelingen onderdelen geschrapt die voortaan in het nieuwe Paspoortbesluit geregeld zijn. Tevens zijn bepaalde onderdelen enigszins aangepast als gevolg van wijzigingen in de Paspoortwet door de Rijkswet van 6 maart 2020 en bepalingen in het Paspoortbesluit. Daarnaast zijn nieuwe zaken uit de Rijkswet van 6 maart 2020 geregeld in verband met het plaatsen van het publiek identificatiemiddel met betrouwbaarheidsniveau hoog op de Nederlandse identiteitskaart en de uitbreiding van het basisregister reisdocumenten, waaronder enkele kleine aanpassingen in verband met de aanvraag en uitgifte van deze identiteitskaart op Aruba, Curaçao en Sint Maarten door de gemeente Haarlemmermeer via de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering aldaar.

In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de belangrijkste wijzigingen in de regelingen. Een toelichting op alle wijzigingen is te vinden in de artikelsgewijze toelichting.

2. Algemene aanpassingen in paspoortuitvoeringsregelingen

In de uitvoeringsregelingen wordt voortaan bij het vaststellen van de modellen van de reisdocumenten een afbeelding van de documenten in bijlagen bij de regelingen opgenomen. In de huidige regelingen waren deze afbeeldingen niet opgenomen, maar in het kader van transparantie en rechtszekerheid, en zeker gelet op het feit dat de modellen op grond van artikel 2, derde lid, van de Paspoortwet moeten worden vastgesteld, verdient het opnemen van de afbeeldingen de voorkeur. Het gaat dus niet om nieuwe modellen, maar om het alsnog vastleggen van de afbeeldingen/modellen van de bestaande reeds in omloop zijnde documenten. De modellen van deze documenten zijn overigens ook al vele jaren te vinden in PRADO, het Openbaar onlineregister van authentieke reis- en identiteitsdocumenten van de Raad van de Europese Unie.2

Er is voor gekozen om de modellen op te nemen in de bijlage bij de regeling op grond waarvan het betreffende document het vaakst wordt uitgegeven. Zo komt het model van het nationaal paspoort in de PUN en het model van het noodpaspoort in de PUKMAR. In de begripsbepalingen van alle vier de regelingen wordt voor de documenten waarvan de modellen niet in de betreffende regeling zijn vastgesteld, verwezen naar de artikelen van de regelingen waarin het model is vastgesteld.

De regels voor het vaststellen van de identiteit en het Nederlanderschap van de aanvrager zijn grotendeels opgenomen in artikel 2.1 van het Paspoortbesluit. In de paspoortuitvoeringsregelingen zijn ten behoeve hiervan uitsluitend nog de details uitgewerkt die op de uitvoering betrekking hebben en waarvan regeling nodig wordt geacht.

In de paspoortuitvoeringsregelingen zijn verder de bepalingen over de redenen en wijze van definitieve onttrekking aan het verkeer grondig ingekort. De situaties waarin de documenten aan het verkeer worden onttrokken, zijn voortaan geregeld in artikel 7.1 van het Paspoortbesluit en artikel 42, vierde lid, in samenhang met artikel 1, onderdeel j, van de Paspoortwet. In de regelingen blijven uitsluitend de uitvoeringsdetails in stand, zoals hoe het onbruikbaar maken in de praktijk geschiedt (ponsgaten).

3. De Nederlandse identiteitskaart met publiek identificatiemiddel

3.1. Het publiek identificatiemiddel en de inschrijving in de basisregistratie personen

Met de invoering van de Nederlandse identiteitskaart met publiek identificatiemiddel is een mogelijkheid gecreëerd om op een hoog betrouwbaarheidsniveau langs elektronische weg met de Nederlandse (semi)overheid te communiceren. Hiervoor is de verkrijgbaarheid van deze kaart, naast Europees Nederland en het buitenland, ook uitgebreid naar Nederlanders in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Digitale communicatie met een publiek identificatiemiddel als bedoeld in de Wet digitale overheid (hierna: Wdo) vereist echter dat de burger over een burgerservicenummer beschikt. Door inschrijving in de basisregistratie personen (hierna: BRP) beschikt een burger over dit burgerservicenummer. Om die reden kan op grond van artikel 16a van de Paspoortwet in het Caribisch deel van het Koninkrijk de kaart alleen worden aangevraagd als de aanvrager een inschrijving als ingezetene of niet-ingezetene heeft in de BRP. In het buitenland is de Nederlandse identiteitskaart met publiek identificatiemiddel ook verkrijgbaar. Indien in dat geval de aanvrager niet over een burgerservicenummer beschikt, kan wel een identiteitskaart worden aangevraagd en verstrekt, maar kan het publiek identificatiemiddel niet geactiveerd worden voor gebruik als digitaal identiteitsdocument.3

3.2. Plaatsing applet publiek identificatiemiddel

In artikel 1.6 van het Paspoortbesluit is de Nederlandse identiteitskaart aangewezen als document waarop het publiek identificatiemiddel wordt geplaatst (e-NIK). Ten behoeve hiervan wordt op de bestaande chip met een daarin opgenomen applet met de aanvraaggegevens van de houder van de kaart, een tweede applet geplaatst met de gegevens die nodig zijn voor zowel de authenticatie van de digitale identiteit van de houder (en daarmee de identiteitsvaststelling), als de digitale communicatie tussen de chip en andere systemen. Namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de Minister van BZK) plaatst de leverancier van de Nederlandse identiteitskaart de applet op de aangebrachte chip op de kaart en personaliseert die applet als publiek identificatiemiddel van de houder door op grond van artikel 1.6, tweede lid, van het Paspoortbesluit op de applet de PIN-code, CAN-code en PUK-code te plaatsen. In de PUN en de PUB, de twee uitvoeringsregelingen die (mede) betrekking hebben op de uitgifte van de Nederlandse identiteitskaart, wordt daartoe een nieuwe bepaling opgenomen.

3.3. Voorwaarden voor vervaardiging van het publiek identificatiemiddel

De nieuwe artikelen 90a PUN en 104a PUB geven uitwerking aan artikel 8.2 van het Paspoortbesluit, dat weer een uitwerking is van artikel 3a, vierde lid, van de Paspoortwet. Het gaat om de voorschriften omtrent de technische en organisatorische inrichting van de voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de vervaardiging en het kunnen gebruiken van het publiek identificatiemiddel en de daarmee samenhangende verwerking van gegevens. De voorschriften zien op informatieveiligheid, data-integriteit, vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens. Voor een groot deel horen deze regels thuis in de wetgeving waarin elektronische overheidsdienstverlening in den brede is geregeld, de Wdo en de daaronder vallende besluiten en ministeriële regelingen. Echter waar het de vervaardiging van het publiek identificatiemiddel betreft, raakt dit aan de vervaardiging van de Nederlandse identiteitskaart inclusief de applet met het publiek identificatiemiddel die hierop is geplaatst. Het is van belang dat bij de vervaardiging van de applet rekening wordt gehouden met de geldende eisen op het gebied van data- en informatieveiligheid. Daartoe is in de nieuwe artikelen bepaald dat de Baseline Informatiebeveiliging Overheid en de Voorschriften Informatiebeveiliging Rijksdienst in acht moeten worden genomen:

  • Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO)

    De Ministerraad heeft op 14 december 2018 de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) vastgesteld voor het Rijk en in het interbestuurlijk verkeer met het Rijk. De BIO is een gemeenschappelijk normenkader, gebaseerd op de internationale norm ISO 27001/2 voor de beveiliging van de informatie(systemen) van de overheid. Het is een afgeleide van de BIR2017 die voorheen voor het Rijk in werking was en is een concretisering van een aantal normen tot verplichte overheidsmaatregelen. Om te voorkomen dat het Rijk in de informatie-uitwisseling met andere bestuurslagen andere normen gaat eisen, heeft de Ministerraad besloten om de BIO te hanteren in de informatie-uitwisseling tussen het Rijk en alle bestuurslagen. Vindplaats: Stcrt. 2019, 26526.

  • Voorschriften informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR en VIRBI)

    Het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst en het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst - bijzondere informatie voorzien in de verantwoordelijkheidsverdeling met betrekking tot de beveiliging van informatiesystemen. Vindplaats: Strct. 2007, 122 resp. Stcrt. 2013, 15497.

Overigens zijn in de bestaande paspoortuitvoeringsregelingen, in dit geval hoofdstukken XII van de PUN en hoofdstuk XI van de PUB, al vele maatregelen opgenomen in verband met de beveiliging. Ook die vormen een uitwerking van artikel 8.2 van het Paspoortbesluit.

3.4. PIN-brief

Ten behoeve van het kunnen activeren van het publiek identificatiemiddel ontvangt de houder van de kaart na de uitreiking ervan de brief met de persoonlijke PIN-code en een intrekkingscode van de minister van BZK. In de praktijk wordt de brief, namens de Minister van BZK, verzonden door de leverancier van de applet. In Europees Nederland en in het buitenland wordt de brief in principe naar het adres van de houder toegestuurd.4

Voor de houders van deze kaart in het Caribisch deel van het Koninkrijk geldt een afwijkende procedure in verband met onzekerheid over de postbezorging aldaar. Voor de houders van de kaart in de openbare lichamen wordt de brief toegestuurd naar de voor uitgifte verantwoordelijke autoriteit in de openbare lichamen, de gezaghebber. Na ontvangst van de brief informeert de gezaghebber de houder dat de brief kan worden opgehaald.

Voor de houders van de kaart in Aruba, Curaçao en Sint Maarten is de burgemeester van Haarlemmermeer aldaar de tot verstrekking bevoegde autoriteit. Dit betekent dat de brief voor een houder aldaar wordt toegezonden aan de burgemeester van Haarlemmermeer. De burgemeester draagt zorg voor de bezorging van de brief aan de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering in Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Na ontvangst door de betreffende vestiging waar de aanvraag is ingediend, informeert de vestiging van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering, namens de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer, de houder dat de brief kan worden afgehaald.

In de PUN en de PUB zijn over bovenstaande procedures nieuwe artikelen opgenomen. Daarbij is ook bepaald wat de burger kan doen indien hij de PIN-Code of intrekkingscode heeft verloren.

3.5. Nieuwe taken en bevoegdheden van de burgemeester van Haarlemmermeer

In de artikelen 3.2 en 4.2 van het Paspoortbesluit is de burgemeester van Haarlemmermeer door de Minister van BZK aangewezen als de bevoegde autoriteit voor het in ontvangst nemen van aanvragen van en het verstrekken van de Nederlandse identiteitskaart met publiek identificatiemiddel aan ingezetenen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. In deze aanvraag- en uitgifteprocedure vervullen de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering uit praktische overwegingen een frontoffice functie: de residerende Nederlanders in deze landen, met zowel een inschrijving in de bevolkingsadministratie van het betreffende land als een inschrijving in de BRP, kunnen de aanvraag indienen en het document ophalen bij de vestiging van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering in dat land. De gemeente Haarlemmermeer neemt de aanvraag in behandeling en vervult daarmee een backoffice functie. In verband met deze nieuwe rol voor de burgemeester van Haarlemmermeer zijn enkele artikelen in de PUN aangepast, met name om (de registratie van) bepaalde processtappen en informatiestromen juist te laten verlopen.

3.6. Fysieke beveiliging van opslagplaatsen in Aruba, Curaçao en Sint Maarten

In Aruba, Curaçao en Sint Maarten kunnen aanvragen voor de Nederlandse identiteitskaart met publiek identificatiemiddel worden ingediend bij de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering in die landen. Ook de uitreiking van het document vindt daar plaats. Ten aanzien van de tijdelijke opslag van de kaart aldaar en de voorzieningen (apparatuur en programmatuur) voor de aanvraag en uitgifte van de kaart worden voorwaarden gesteld aan de fysieke beveiliging van de opslagplaatsen. In de paspoortuitvoeringsregelingen zijn daartoe de voorwaarden opgenomen. Deze houden in dat de plaatsen waar de Nederlandse identiteitskaarten, de documentatie daaromtrent en de overige materialen zijn opgeslagen, evenals de ruimte waarin de apparatuur en de programmatuur zich bevinden, voorzien moeten zijn van een inbraakalarmeringssysteem dat in verbinding staat met een ter plaatse door de overheid toegelaten alarmcentrale, of onder permanente fysieke (24-uurs) bewaking moeten staan. Daartoe is een bepaling opgenomen in de PUN (artikel 91, zesde lid), omdat de uitgifte van de Nederlandse identiteitskaart in de genoemde landen geschiedt door de burgemeester van Haarlemmermeer in overeenstemming met de PUN.

4. Het basisregister reisdocumenten

4.1. Het basisregister reisdocumenten en het register vermiste en vervallen reisdocumenten

Het basisregister reisdocumenten dat tot aan de inwerkingtreding van de Rijkswet van 6 maart 2020 bestond, bevatte uitsluitend gegevens van Nederlandse reisdocumenten die niet meer in omloop mogen zijn omdat ze van rechtswege zijn vervallen. Vanaf de inwerkingtreding van de genoemde wet heet dit register ingevolge artikel 4a van de Paspoortwet het register vermiste of vervallen reisdocumenten. Bij de inwerkingtreding is op grond van artikel 4c van de Paspoortwet een nieuw basisregister reisdocumenten in gebruik genomen dat overeenkomstig artikel 4d van de Paspoortwet onder andere de aanvraaggegevens van alle reisdocumenten zal bevatten, met uitzondering van de gezichtsopname, vingerafdrukken en handtekening. Deze biometrische gegevens blijven decentraal opgeslagen in de reisdocumentaanvraag- en archiefstations (RAAS-en) van de uitgevende instanties. Na de ingebruikname van het nieuwe register vindt gefaseerd de datamigratie plaats van de gegevens van eerdere aanvragen uit de decentrale reisdocumentenadministraties van de uitgevende instanties en de gegevens zoals opgenomen in het register vermiste of vervallen documenten naar het nieuwe basisregister. Dit betekent dat het basisregister reisdocumenten, het register vermiste of vervallen reisdocumenten en de registratie van gegevens over reisdocumenten in de BRP en de basisadministraties tijdelijk naast elkaar bestaan tot de datamigratie voltooid is. De paspoortuitvoeringsregelingen zijn hiermee in overeenstemming gebracht. Zodra de datamigratie is voltooid, zullen de uitvoeringsregelingen wederom worden aangepast, omdat het register vermiste of vervallen reisdocumenten dan uit de regelingen kan worden geschrapt. De registratie van gegevens over reisdocumenten in de basisadministraties, zoals de BRP, kan daarmee ook komen te vervallen.

4.2. De gegevensverstrekking aan het basisregister reisdocumenten

Vanaf de ingebruikname van het basisregister reisdocumenten wordt het register gevuld. Hiertoe vinden verschillende gegevensverstrekkingen aan de Minister van BZK plaats. Op grond van artikel 4d, tweede lid, van de Paspoortwet verstrekken de uitgevende instanties de aanvraaggegevens van een reisdocument, met uitzondering van de gezichtsopname, vingerafdrukken en handtekening, aan de minister. Ten behoeve van het gebruik van het publiek identificatiemiddel verstrekken de bestuursorganen en aangewezen autoriteiten bedoeld in de Wdo op grond van dit artikel overigens ook gegevens betreffende het middel aan de minister. In de vier paspoortuitvoeringsregelingen is een algemene bepaling geformuleerd voor verstrekkingen aan het nieuwe basisregister reisdocumenten van gegevens die nu alleen ten behoeve van de (lokale) reisdocumentenadministraties, het register vermiste of vervallen reisdocumenten of de basisadministraties worden verstrekt. Zodra de datamigratie is voltooid, zullen de uitvoeringsregelingen wederom worden aangepast, omdat verstrekkingen aan bijvoorbeeld het register vermiste of vervallen reisdocumenten dan zullen vervallen en uitsluitend zullen geschieden aan het nieuwe basisregister reisdocumenten.

4.3. De statusgegevens van een reisdocument en de statusgegevens van een reisdocument als publiek identificatiemiddel

Zoals in de memorie van toelichting bij de Rijkswet van 6 maart 2020 is beschreven, dient ten behoeve van het gebruik van een Nederlandse identiteitskaart met publiek identificatiemiddel als authenticatiemiddel, de actuele geldigheid ervan 24/7 te kunnen worden vastgesteld.5 Voor dit doel worden de status van het document en de status van het document als publiek identificatiemiddel in het basisregister reisdocumenten bijgehouden. Het onderling verband van deze statussen bepaalt of een middel gebruikt kan worden. De gegevens die betrekking hebben op deze statussen zijn in de artikelen 3aa en 3ab van de PUN en de artikel 3aa en 3ab van de PUB geregeld.

Om het publiek identificatiemiddel te kunnen gebruiken moet de drager ervan, de Nederlandse identiteitskaart, in elk geval een document zijn dat in omloop mag zijn. Mede hiertoe wordt in het basisregister reisdocumenten de status van een reisdocument als bedoeld in artikel 4d, eerste lid, onderdeel b, van de Paspoortwet, bijgehouden. Een status is hierin gespecificeerd als een relevante toestand in de levenscyclus van een document. Het betreft dan gegevens zoals ‘in aanvraag’ en ‘definitief aan het verkeer onttrokken’. Om vervolgens gebruik te kunnen maken van het publiek identificatiemiddel in het digitale verkeer dient de houder van de kaart het middel te activeren. De houder kan er ook voor kiezen om algeheel van het gebruik af te zien door het middel in te trekken. Door intrekking is het middel definitief niet meer in het digitale verkeer te gebruiken. Intrekking kan ook automatisch plaatsvinden als de identiteitskaart waarop het middel is aangebracht van rechtswege vervalt. De status van het document als publiek identificatiemiddel als bedoeld in artikel 4d, eerste lid, onderdeel c, van de Paspoortwet, wordt ook in het basisregister bijgehouden. De status die in dat geval wordt vastgelegd betreft een van de volgende gegevens: uitgereikt, geactiveerd, geblokkeerd of ingetrokken. De samenhang van deze statussen bepaalt of het middel gebruikt kan worden.

Reisdocumenten zijn, in tegenstelling tot de Nederlandse identiteitskaart, geen drager van het publiek identificatiemiddel. Ook van reisdocumenten wordt de status van het document in het basisregister vastgelegd. Deze registratie komt voor een groot deel overeen met de gegevens die voorheen in het basisregister reisdocumenten (nu: register vermiste of vervallen documenten) over een document werden vastgelegd (en gedurende de overgangsperiode (zie paragraaf 4.1.) ook nog worden vastgelegd). De bevoegde autoriteiten in Aruba, Curaçao en Sint Maarten geven reisdocumenten uit, maar geen Nederlandse identiteitskaart. Zij houden dus alleen de status van reisdocumenten bij. Onder meer de Koninklijke Marechaussee kan een reisdocument inhouden waardoor de status van een document wijzigt of kan wijzigen. In alle vier de paspoortuitvoeringsregelingen zijn daarom bepalingen opgenomen waarin de gegevens betreffende de status van een document zijn vermeld.

4.4. Informatiebeveiliging basisregister reisdocumenten en maatregelen

Informatiebeveiliging basisregister reisdocumenten

Informatieveiligheid van het register vermiste en vervallen reisdocumenten werd en wordt in de praktijk ingevuld door middel van het uitvoeren van een risicoanalyse en vervolgens toepassen van de relevante overheidsbrede informatiebeveiligingsnormen, die zijn neergelegd in een aantal documenten over de beveiliging van ICT-voorzieningen van de overheid. Hetzelfde geldt voor het nieuwe basisregister reisdocumenten.

Gelet op artikel 4c, derde lid, van de Paspoortwet, ligt het in de rede ook de in dat verband relevante beveiligingsnormen te verankeren. Dit geschiedt door naar deze normen te verwijzen. Artikel 6a, eerste lid, bevat hiertoe een dynamische verwijzing, dat wil zeggen dat deze tevens nadien in werking getreden wijzigingen omvat. Aanpassingen van de desbetreffende (technische) normen werken dus automatisch door en behoeven toepassing. Op deze wijze wordt ingespeeld op toekomstige actualisering vanwege voortschrijdende inzichten en wordt aangesloten bij hetgeen de overheid zichzelf heeft opgelegd. Immers: de overheid is reeds gehouden tot naleving van deze normen, (open) standaarden en specificaties, welke vervat zijn in beleidsregels, interne (overheids)besluiten en andere instrumenten van (zelf)regulering. Ingevolge het tweede lid van artikel 6a worden de – door de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens namens de Minister van BZK- te nemen veiligheidsmaatregelen getroffen en onderhouden op basis van daartoe na een risicoanalyse vastgestelde informatiebeveiligingsplannen. Met name zijn hierbij van belang (indicatief):

  • NEN-ISO/IEC 27002

    Deze – Nederlandse en internationale – normalisatienorm inzake informatietechnologie, beveiligingstechnieken en managementsystemen voor informatiebeveiliging is als open standaard vastgesteld door het Forum Standaardisatie (zie: www.forumstandaardisatie.nl). Hoewel normalisatienormen in beginsel van niet-publiekrechtelijke aard zijn – ze behelzen afspraken tussen marktpartijen, gecoördineerd door het Nederlands Normalisatie Instituut, NNI – is met de overheidsbrede adoptie en implementatie ervan feitelijk sprake van een publiekrechtelijk karakter. Het feit dat de normen alleen tegen betaling bij het NNI verkrijgbaar zijn en niet gepubliceerd zijn volgens de Bekendmakingswet, staat niet in de weg aan het (mogen) verwijzen naar deze normen in regelgeving (Hoge Raad 22-6-2012, ECLI:NL:HR:2012:BW0393, NJB 2012/1527).

  • Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO)

    Zie hiervoor paragraaf 3.2 van deze toelichting.

  • Voorschriften informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR en VIRBI)

    Zie hiervoor paragraaf 3.2 van deze toelichting.

    Het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst en het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst – bijzondere informatie voorzien in de verantwoordelijkheidsverdeling met betrekking tot de beveiliging van informatiesystemen. Vindplaats: Strct. 2007, 122 resp. Stcrt. 2013, 15497.

De genoemde normen zijn nu opgenomen in de vier uitvoeringsregelingen.

Maatregelen

Op het moment dat er, in weerwil van de reeds getroffen maatregelen, een aantasting of inbreuk op de (technische) beveiliging of de betrouwbaarheid van de processen plaatsvindt, dient de Minister van BZK maatregelen te kunnen nemen. Het gaat daarbij om het uitvoeren van onderhoud van het basisregister, waaronder periodieke software updates, aanpassingen ten behoeve van doorontwikkeling, en om het treffen van (nood)maatregelen om de beveiliging en betrouwbaarheid snel te herstellen als zich een incident of calamiteit voordoet en om (verdere) schade voor burgers en overheid te voorkomen. Hiertoe behoren eveneens maatregelen als het onderbreken of beëindigen van de toegang als gebruikers risico lopen. Het bovenstaande is voortaan in de vier uitvoeringsregelingen opgenomen.

5. Privacygevolgen

In de memorie van toelichting bij de Rijkswet van 6 maart 20206 is in de paragrafen 5.1 en 7.1 uitvoerig ingegaan op de gevolgen van de daarin opgenomen wijzigingen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burger. In het Paspoortbesluit en in de onderhavige wijzigingen van de paspoortuitvoeringsregelingen is een aantal bepalingen uit de wet nader uitgewerkt. Dit heeft plaatsgevonden binnen het privacykader zoals dat in de memorie van toelichting is vermeld. Om die reden wordt hier volstaan met een verwijzing naar de genoemde paragrafen in de memorie van toelichting.

  • 6.

6. Administratieve lasten en financiële gevolgen

De administratieve lasten en financiële gevolgen voor de burger en de overheid als gevolg van de Rijkswet van 6 maart 2020 zijn aan de orde gekomen in hoofdstuk 6 van de memorie van toelichting bij het voorstel van rijkswet en in de nota naar aanleiding van het verslag betreffende het voorstel.7 De onderhavige wijzigingen van de paspoortuitvoeringsregelingen brengen daarin geen verandering. De kosten van de e-functionaliteit op de Nederlandse identiteitskaart worden gefinancierd door legesheffing.8 In het Caribische deel van het Koninkrijk gaat het daarbij om nieuwe dienstverlening. De bedragen zijn vastgelegd in het Besluit paspoortgelden.

7. Uitvoering

Het basisregister reisdocumenten en het register vermiste of vervallen reisdocumenten worden namens de Minister van BZK beheerd en onderhouden door de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens. In de reisdocument aanvraag- en archiefstations (RAAS-en), die onderdeel uitmaken van de reisdocumentenadministraties van de uitgevende instanties, blijven na de ingebruikname van het basisregister reisdocumenten de biometrische gegevens opgeslagen. Het beheer van de reisdocumentenadministraties, waaronder de RAAS-en, wordt uitgevoerd door de uitgevende instanties. Het beheer van het register vermiste of vervallen documenten en het beheer van de reisdocumentenadministraties zijn ongewijzigd ten opzichte van de situatie voor de Rijkswet van 6 maart 2020.

De uitvoering van de aanvraag en uitgifte van de Nederlandse identiteitskaart met publiek identificatiemiddel in Aruba, Curaçao en Sint Maarten door de gemeente Haarlemmermeer, in samenwerking met de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering in die landen, is voor beide een nieuwe activiteit. Ten behoeve van de uitvoering zijn, met betrokkenheid van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens namens de Minister van BZK, werkafspraken gemaakt tussen de gemeente en de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering.

Het basisregister reisdocumenten wordt gevuld vanaf de ingebruikname van het register. Het betekent dat vanaf dat moment zowel gegevens verstrekt moeten worden aan de bestaande registers en aan dit nieuwe register. Omdat de gegevensverstrekking geautomatiseerd verloopt – ook aan het nieuwe basisregister – heeft dit geen consequenties voor de uitvoering.

8. Advies en consultatie

Een ontwerp van deze regeling is in consultatie geweest en reacties zijn ontvangen van het Adviescollege toetsing regeldruk, de Autoriteit Persoonsgegevens, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) en de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Bij de internetconsultatie werd één reactie ontvangen.

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft deze regeling niet geselecteerd voor een formeel advies. Dit gelet op de analyse dat er geen omvangrijke regeldrukeffecten aan de orde zijn als gevolg van het voorstel. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft aangegeven geen opmerkingen over het concept te hebben.

In de reacties van de VNG en de NVVB werden vragen gesteld rond de communicatie over de e-NIK richting burgers en gemeenten. In juni 2020 heeft BZK in opdracht van de stuurgroep DigiD Hoog een communicatiewerkgroep geformeerd met deelname van Logius, de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, de RDW, de VNG en de NVVB. Binnen deze werkgroep is de communicatie naar de burgers en de gemeenten voorbereid. Uitgangspunt is dat de communicatie over de inlogfunctie van de e-NIK naar de burger niet via de gemeente verloopt, maar via DigiD. De burger krijgt binnen enkele werkdagen na het afhalen van zijn nieuwe e-NIK een brief van DigiD thuis. Gemeenten worden geadviseerd de burger te informeren over de extra functie van de e-NIK en de te ontvangen brief met de pincode. Ze kunnen hiervoor gebruik maken van de voorbeeldteksten voor publiekscommunicatie die beschikbaar komen. Ook de Helpdesk van DigiD zal bereikbaar zijn voor eventuele vragen. Verder volgt publieksinformatie op websites als Rijksoverheid.nl en Nederland Wereldwijd. Aanvullend voert de VNG in 2021 een impactanalyse uit die inzichtelijk zal maken welke eventuele rol gemeenten in de communicatie kunnen vervullen.

Verder had de VNG bij een aantal artikelen vragen, naar aanleiding waarvan in bepaalde gevallen kleine aanpassingen zijn aangebracht. Deze aanpassingen zijn niet inhoudelijk. Met betrekking tot de PIN-brief is gevraagd naar de reden van de gehanteerde periode van zes weken waarna men een nieuwe PIN-code ontvangt en niet de oorspronkelijke. Deze periode is een gebruikelijke termijn uit het oogpunt van veiligheid.

De NVVB heeft voorts gevraagd waarom het voor inwoners van Aruba, Curaçao en Sint Maarten mogelijk is om een aanvraag en aangifte vermissing van een paspoort bij alle grensgemeenten te doen, maar dat voor het proces van de e-NIK een aparte rol is weggelegd voor de burgemeester van Haarlemmermeer. In de nota van wijziging bij het wetsvoorstel voor het wijzigen van de Paspoortwet in verband met de invoering van elektronische identificatie met een publiek identificatiemiddel en het uitbreiden van het basisregister reisdocumenten9 is aangegeven dat het aanvraag- en uitgifteproces voor de e-NIK in Aruba, Curaçao en Sint Maarten op een andere wijze georganiseerd wordt. In deze landen is ervoor gekozen om het proces zodanig vorm te geven dat de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering in die landen de aanvraag voor een e-NIK kunnen innemen en, na verstrekking, ook aan de aanvrager kunnen overhandigen. De aanvraag wordt in ontvangst genomen en daadwerkelijk behandeld door de gemeente Haarlemmermeer. De burgemeester van Haarlemmermeer heeft daartoe de bevoegdheid op grond van de artikelen 3.2, tweede lid, en 4.2, tweede lid, van het Paspoortbesluit. Paragraaf 3.5 beschrijft dit proces in de praktijk. Ten aanzien van de melding van vermissing, fraude of inname van een uitgereikt reisdocument is de regeling die daarvoor geldt voor bijvoorbeeld ingezetenen van gemeenten (artikel 60, eerste lid onder a, van de PUN) uitgebreid met een overeenkomstige regeling voor de houder van de e-NIK die een inschrijving heeft in de basisadministratie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten en de aanvraag bij de burgemeester van Haarlemmermeer op een van de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering heeft gedaan (artikel 60, eerste lid, onder d, van de PUN). Dit betekent dat deze houders een dergelijke melding kunnen doen bij de gemeente Haarlemmermeer. In de praktijk zal de melding plaatsvinden via de vestiging van de Nederlandse Vertegenwoordiging.

De Nederlandse Vertegenwoordiging heeft een aantal vragen gesteld over de regeling. De vragen hebben niet tot aanpassingen geleid.

Bij de internetconsultatie is één reactie ontvangen. Deze reactie had geen betrekking op de onderhavige regeling en heeft daarmee niet tot een aanpassing geleid.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 1 PUN), artikel II, onderdeel A (artikel 1 PUB), artikel III, onderdeel A(artikel 1 PUCAR), artikel IV, onderdelen A, G, P en R (artikelen 1, 7, 41, tweede lid, en 44 PUKMAR)

In artikel 1 van de regelingen zijn enkele begripsbepalingen toegevoegd en vervalt er één. Ten eerste gaat het om die van het register vermiste en vervallen reisdocumenten. Dat register, dat is genoemd in artikel 4a van de Paspoortwet, werd voorheen het basisregister reisdocumenten genoemd. Die benaming is in de gewijzigde Paspoortwet voortaan voorbehouden voor het nieuwe basisregister reisdocumenten, genoemd in artikel 4c van de wet. Gedurende de overgangsperiode van het oude register, nu dus het register vermiste en vervallen reisdocumenten genoemd, naar het volledig voltooien van het nieuwe basisregister reisdocumenten, zullen beide registers naast elkaar bestaan, zoals in paragraaf 4.1. van het algemeen deel is toegelicht. Ten tweede wordt een begripsbepaling met betrekking tot het Paspoortbesluit toegevoegd. Ten derde is de begripsbepaling voor het burgerservicenummer in de regelingen vervallen (in de PUKMAR was deze al niet opgenomen), omdat die begripsbepaling inmiddels in de Paspoortwet zelf is opgenomen.

In de PUKMAR is ten slotte ook de begripsbepaling voor ‘commandant’ aangepast door een verwijzing naar de commandant, bedoeld in artikel 4.5 van het Paspoortbesluit. Daardoor kan in de artikelen 7, 41, tweede lid, en 44 worden volstaan met het begrip ‘commandanten’.

Artikel I, onderdeel B (paragraaf 2 van hoofdstuk I PUN), artikel II, onderdeel B (paragraaf 2 van hoofdstuk I PUB), artikel III, onderdeel B (paragraaf 2 van hoofdstuk I PUCAR), artikel IV, onderdeel B (paragraaf 2 van hoofdstuk I PUKMAR)

Paragraaf 2 van hoofdstuk 1 is in alle regelingen vervallen (PUN, PUB) of vervangen (PUCAR en PUKMAR, zie verder de artikelsgewijze toelichting bij Artikel I, onderdeel D (paragraaf 3a van hoofdstuk I PUN), artikel II, onderdeel D (paragraaf 3a van hoofdstuk I PUB), artikel III, onderdeel B (nieuwe paragraaf 2 van hoofdstuk I PUCAR), artikel IV, onderdeel B (nieuwe paragraaf 2 van hoofdstuk I PUKMAR). In die paragraaf was artikel 2 opgenomen, waarin het faciliteitenpaspoort en het tweede paspoort werden aangewezen als andere reisdocumenten van het Koninkrijk der Nederlanden ingevolge artikel 2, eerste lid, onder g, van de Paspoortwet. De inhoud van dat oude artikel 2 is nu opgenomen in artikel 1.2 van het Paspoortbesluit.

Artikel I, onderdelen C, E en NN (artikelen 3, 3a en 4 en nieuwe bijlagen PUN), artikel II, onderdelen C, E en CC (artikelen 3, 3a en 4 en nieuwe bijlagen PUB), artikel III, onderdeel C (artikel 4 en paragraaf 3 van hoofdstuk I PUCAR), artikel IV, onderdelen C, D en Y (artikelen 3, 3a en 4 en nieuwe bijlage PUKMAR)

Op grond van artikel 2, derde lid, van de Paspoortwet wordt het model van de reisdocumenten en van de identiteitskaarten bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Tot nu toe werd het model van alle documenten in artikel 3 van elke uitvoeringsregeling vastgesteld. Op grond van artikel 10.1, tweede lid, van het Paspoortbesluit worden deze modellen voortaan als bijlagen bij ministeriële regeling vastgesteld. Het is niet nodig en wenselijk om het model van alle documenten als bijlage bij elke regeling op te nemen. Daarom is er nu voor gekozen om de verschillende modellen alleen vast te stellen in de regeling die geldt voor de meeste verstrekkingen van het betreffende reisdocument. Het is mogelijk dat daarnaast ook andere autoriteiten tot verstrekking van het betreffende document bevoegd zijn. In de PUN worden de modellen vastgesteld van de documenten die het meest worden verstrekt door de burgemeesters en de gezaghebbers (vgl. artikel 1, tweede lid, van de PUN). Dat zijn het nationaal paspoort, het reisdocument voor vluchtelingen, het reisdocument voor vreemdelingen, het faciliteitenpaspoort, het tweede paspoort, de Nederlandse identiteitskaart en de vervangende Nederlandse identiteitskaart. Artikel 3 van de PUN stelt dus het model van deze documenten vast en verwijst daarvoor naar het model in de betreffende bijlage. Voor de modellen van het faciliteitenpaspoort en van het tweede paspoort ligt dit anders. Het model van deze documenten is feitelijk identiek aan dat van het nationaal paspoort. Voor de modellen van deze documenten verwijst artikel 3 dus naar het model van het nationaal paspoort en licht daarbij toe dat het is voorzien van bepaalde standaardclausules. Gelet op de reeds bestaande geletterde bijlagen bij de PUN, worden de nieuwe bijlagen in volgorde na de bestaande toegevoegd.

Het diplomatiek paspoort, het dienstpaspoorten het laissez-passer worden het vaakst verstrekt door de Minister van Buitenlandse Zaken (vgl. artikel 1, tweede lid, van de PUB) en daarom worden de modellen van deze documenten in artikel 3 (nieuw) van de PUB vastgesteld.

Het noodpaspoort wordt het vaakst verstrekt door de Koninklijke Marechaussee en het model van dat document wordt voortaan dus vastgesteld in artikel 3 van de PUKMAR.

Zo zijn de modellen van alle documenten reeds vastgesteld in de PUN, de PUB en de PUKMAR. Artikel 3 van de PUCAR (onderdeel van de paragrafen 3 van die regelingen) komt daarom te vervallen.

De artikelleden van het nieuwe artikel 3 van de PUN, PUB en PUKMAR over de in de modellen op te nemen machineleesbare strook en/of chip zijn inhoudelijk gelijk aan het oude vijfde en zesde lid van artikel 3 van de oude regelingen, maar nu toegespitst op de specifiek vastgestelde modellen.

De oude leden 7 en 8 van de voormalige artikelen 3 (over al dan niet vermelden van het burgerservicenummer, woonplaats en adres in de (modellen van de) documenten) keren niet terug, omdat de inhoud ervan voortaan is geregeld in de artikelen 1.3 en 1.5 van het Paspoortbesluit.

Artikel 3a van alle regelingen (onderdeel van de vervallen paragrafen 3 van de hoofdstuk I van de PUCAR), over het niet voorzien worden van noodpaspoort en een laissez-passer van vingerafdrukken, is vervallen, omdat dit nu geregeld is in artikel 1.4, tweede lid, van het Paspoortbesluit.

De artikelen 4 van de PUN, PUB, PUCAR en PUKMAR over de vestigingsplaats van het register paspoortsignaleringen, is vervallen, omdat het niet nodig is die in regelgeving vast te leggen.

Artikel I, onderdeel D (paragraaf 3a van hoofdstuk I PUN), artikel II, onderdeel D (paragraaf 3a van hoofdstuk I PUB), artikel III, onderdeel B (nieuwe paragraaf 2 van hoofdstuk I PUCAR), artikel IV, onderdeel B (nieuwe paragraaf 2 van hoofdstuk I PUKMAR)

In verband met het nieuwe basisregister reisdocumenten is in hoofdstuk I van de regelingen een nieuwe paragraaf opgenomen, paragraaf 3a van de PUN en PUB en paragraaf 2 van de PUCAR en PUKMAR. Zie voor het vervallen van de oude paragraaf 2 de toelichting bij Artikel I, onderdeel B (paragraaf 2 van hoofdstuk I PUN), artikel II, onderdeel B (paragraaf 2 van hoofdstuk I PUB), artikel III, onderdeel B (paragraaf 2 van hoofdstuk I PUCAR), artikel IV, onderdeel B (paragraaf 2 van hoofdstuk I PUKMAR).

In deze nieuwe paragraaf worden de verschillende statussen geregeld van de fysieke documenten die in het basisregister worden bijgehouden. Onder ‘status’ wordt hier verstaan iedere relevante toestand in de levenscyclus van een reisdocument. Deze statussen maken deel uit van de aanvraaggegevens en kunnen bijvoorbeeld worden geraadpleegd door de autoriteiten die belast zijn met taken in het kader van de uitvoering van deze wet. Op grond van artikel 10.1, onder b, Paspoortbesluit in samenhang met artikel 4d, vierde lid, van de wet worden de op dit moment te registreren statusgegevens vastgelegd in een nieuw artikel 3aa van de PUN en PUB en artikel 2 van de PUCAR en PUKMAR. Hetzelfde geldt voor de statusgegevens van het reisdocument als publiek identificatiemiddel. Deze laatste zijn echter alleen opgenomen in de PUN en de PUB (nieuwe artikelen 3ab), omdat het enige document waarop op dit moment een publiek middel op wordt geplaatst de Nederlandse identiteitskaart is en de PUCAR en de PUKMAR niet van toepassing zijn op de aanvraag en uitreiking daarvan (zie de artikelen 1, tweede lid, van de PUCAR en de PUKMAR).

Wat betreft de statusgegevens van reisdocumenten betekent de status ‘in aanvraag’ dat de aanvraag van de burger is goedgekeurd en het document door de producent van de reisdocumenten is geproduceerd en gepersonaliseerd en daarmee gereed om uitgereikt te worden aan de burger. De status ‘geldig’ betekent dat het document daadwerkelijk is uitgereikt aan de burger die het document heeft aangevraagd en hiermee dus in verkeer is. De status ‘ongeldig’ betekent dat het document niet meer in omloop mag zijn, omdat het van rechtswege is vervallen volgens art. 47 van de Paspoortwet en niet meer gebruikt mag worden in het verkeer. Bijvoorbeeld omdat het gestolen/vermist is, de houdergegevens gewijzigd zijn of de datum einde geldigheid van het document is verstreken (zie verder art. 47 van de Paspoortwet voor alle mogelijke redenen voor van rechtswege vervallen). Het ongeldig verklaren van een document kan zowel voor als na uitreiking aan de burger gebeuren. De status ‘definitief aan het verkeer onttrokken’ betekent dat het document is ingenomen en vernietigd. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat het document ongeldig is verklaard of omdat de burger een nieuw document heeft aangevraagd, waarbij het oude document ingeleverd moet worden.

Wat betreft de statussen van het reisdocument als publiek identificatiemiddel betekent ‘uitgereikt’ dat het document met daarop het middel in bezit is van de burger, maar het middel nog niet is geactiveerd om ook daadwerkelijk te gebruiken (er kunnen dus geen transacties mee uitgevoerd worden). De status ‘geactiveerd’ betekent dat de burger het middel heeft geactiveerd met de toegezonden PIN-code, zodat hij het middel kan gebruiken om in te loggen. De status ‘ingetrokken’ betekent dat het middel door de burger is ingetrokken omdat hij het document niet als publiek identificatiemiddel wil gebruiken, of door daartoe bevoegde instanties is ingetrokken (bv. omdat de geldigheidsduur van het document waarop het middel is aangebracht, is verlopen of dat het document is vermist of van rechtswege is vervallen). De status ‘geblokkeerd’ betekent dat de burger zelf heeft aangegeven het gebruik van het middel per direct op te schorten, bijvoorbeeld in het geval de burger fraude met het op het document aangebrachte publiek middel vreest. Indien blijkt dat er geen reden meer is om te veronderstellen dat er fraude mee is gepleegd, dan kan de opschorting van het publiek middel door de burger weer ongedaan worden gemaakt en kan het middel weer worden gedeblokkeerd. Daarmee wordt de status van het middel weer ‘geactiveerd’.

In de nieuwe paragrafen is verder een nieuwe bepaling opgenomen in verband met de aanlevering van gegevens ten behoeve van vulling van het nieuwe basisregister reisdocumenten (artikelen 3ac PUN en PUB, artikel 2b PUCAR en artikel 2a PUKMAR). In paragraaf 3.8.2 van de memorie van toelichting bij de Rijkswet van 6 maart 202010 is in dat kader over de omvorming van het bestaande basisregister naar het vernieuwde basisregister reisdocumenten gezegd dat vanaf de inwerkingtreding van dat wetsvoorstel de aanvraaggegevens die door de uitgevende autoriteit zijn opgeslagen in het (decentrale) reisdocumentenaanvraag- en archiefstation (RAAS) niet alleen naar de leverancier van het reisdocument wordt gestuurd, maar (met uitzondering van de vingerafdrukken, gezichtsopname en handtekening) ook rechtstreeks naar het nieuwe basisregister. Na de vervaardiging van het aangevraagde document worden de in het basisregister opgeslagen gegevens door de leverancier aangevuld met de gegevens die betrekking hebben op het geproduceerde document (zoals het documentnummer) en, indien daar een publiek identificatiemiddel op is aangebracht, ook met de gegevens die op dat middel betrekking hebben (bv. de intrekkingscode). De uitgevende instantie registreert, evenals nu het geval is, in het RAAS of het aangevraagde document aan de betrokken persoon is uitgereikt. In de huidige uitvoeringsregelingen komen veel bepalingen voor die betrekking hebben op de aanlevering van gegevens ten behoeve van de (decentrale) reisdocumentenadministraties. Ook de gegevens die worden verstrekt aan het register vermiste of vervallen reisdocumenten en de basisadministratie, moeten tevens worden verstrekt aan het nieuwe basisregister reisdocumenten. Door naar al die aanleververplichtingen te verwijzen, omvat de nieuwe bepaling alle hiervoor genoemde informatiestromen tijdens de omvormingsperiode van het bestaande basisregister naar het vernieuwde basisregister. Zie de genoemde paragraaf van de memorie van toelichting voor meer informatie over het migratieproces.

Ten slotte is ter uitvoering van artikel 4c, derde lid, van de Paspoortwet een nieuwe bepaling opgenomen over het beheer, de beveiliging en de betrouwbaarheid van het basisregister reisdocumenten (artikel 3ad PUN en PUB, 2c PUCAR en 2b PUKMAR). De nieuwe bepaling betreft kaderstellende informatiebeveiliging en geeft aan welke normen worden gehanteerd om te komen tot een set (beveiligings)maatregelen om risico’s het hoofd te kunnen bieden. Zie hetgeen hierover is opgemerkt in paragraaf 4.4 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel F, G en I (paragraaf 5 van hoofdstuk I en de artikelen 6 en 8a PUN), artikel II, onderdeel F en G (paragrafen 5 en 5b van hoofdstuk I en artikel 6 PUB), artikel III, onderdelen C, G, J en M (artikel 6, 7 en diverse andere artikelen PUCAR), artikel IV, onderdelen A, E, F (artikel 1, paragraaf 5, en artikel 6 PUKMAR)

De artikelen 6 van de PUN, 6 van de PUB, 6 en 7 van de PUCAR en 6 van de PUKMAR, waarin de autoriteiten werden aangewezen die naast de in de wet genoemde gevallen bevoegd zijn om voor de daarin genoemde reisdocumenten aanvragen in ontvangst te nemen en de documenten ook te verstrekken, zijn vervallen, omdat deze bevoegdheden inmiddels zijn opgenomen in de artikelen 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, respectievelijk 3.4 en 4.4, respectievelijk 3.3 en 4.3, respectievelijk 3.5 en 4.5 van het Paspoortbesluit. De inhoud van artikel 8a van de PUN en artikel 8b van de PUB (enige artikel in paragraaf 5b van de PUB) over gekwalificeerd personeel is opgenomen in artikel 1.7 van het Paspoortbesluit en daarom in de regelingen vervallen. Verder zijn waar nodig paragrafen van een nieuw opschrift voorzien. Als gevolg van de wijzigingen zijn ook in een heleboel artikelen van de PUCAR de verwijzing naar de aangewezen autoriteit, bedoeld in artikel 7, vervangen door een verwijzing naar de aangewezen autoriteit, bedoeld in de artikelen 3.3, tweede lid, en 4.3, tweede lid, van het Paspoortbesluit.

Artikel I, onderdeel H (artikel 7 PUN)

In artikel 3.2, eerste lid, en artikel 4.2, eerste lid, van het Paspoortbesluit is voortaan geregeld wat nu in artikel 7 van de PUN is geregeld, namelijk het verrichten van taken door de zogenoemde ‘grensgemeenten’. Deze gemeenten zijn ook bevoegd ten aanzien van aanvragers die niet in een gemeente in Nederland in de basisregistratie personen staan ingeschreven om aanvragen in ontvangst te nemen en reisdocumenten te verstrekken. De gemeenten die het betreft moeten door de Minister van BZK worden aangewezen, wat is gebeurd in het nieuw geformuleerde artikel 7 van de PUN.

Artikel I, onderdelen J en LL (paragraaf 1 van hoofdstuk II en artikel 100c PUN), artikel II, onderdelen H, K en L (paragraaf 1 van hoofdstuk II en de artikelen 31 en 33 PUB), artikel III, onderdeel D (paragraaf 1 van hoofdstuk II PUCAR), artikel IV, onderdeel F (artikel 9 PUKMAR)

Paragraaf 1 van hoofdstuk II (artikelen 9 en 10) en artikel 100c van de PUN, paragraaf 1 van hoofdstuk II (artikelen 9 en 10) en de artikelen, 31 en 33, eerste en vijfde lid PUB, paragraaf 1 van hoofdstuk II (artikelen 9 en 10) van de PUCAR en artikel 9 van de PUKMAR bevatten bepalingen over de vaststelling van het Nederlanderschap bij het aanvragen van reisdocumenten en over de geldigheid. Het gaat daarbij om reisdocumenten waar alleen Nederlanders voor in aanmerking komen, te weten een nationaal paspoort, diplomatiek paspoort of dienstpaspoort, en Nederlandse identiteitskaarten en over de geldigheid van deze documenten. De inhoud van die bepalingen is nu opgenomen in de artikelen 2.1, 2.2, 2.16 en 2.17 van het Paspoortbesluit. Om die reden vervallen de genoemde paragrafen en artikelen in de PUN, PUB, PUCAR en PUKMAR.

Artikel I, onderdelen K en L (artikelen 11, 15a en 16 en paragrafen 3 en 4 van hoofdstuk II PUN), artikel II, onderdeel I (artikel 13 en paragrafen 2.4, 3 en 4 van hoofdstuk II PUB), artikel III, onderdeel E (artikel 12 en paragrafen 2.4, 3 en 4 van hoofdstuk II PUCAR)

De artikelen 11 van de PUN, 13 van de PUB en 12 van de PUCAR gingen over de vaststelling van aanspraken op reisdocumenten als bedoeld in artikel 11 en 13 van de wet, te weten reisdocumenten voor vluchtelingen en reisdocumenten voor vreemdelingen. Die materie is nu geregeld in artikel 2.6 van het Paspoortbesluit en daarom zijn de genoemde artikelen vervallen. Hetzelfde geldt voor de geldigheid van de betreffende reisdocumenten die eerder was geregeld in de artikelen 16 PUN, 20 (enige artikel in de vervallen paragraaf 2.4) PUB en 18 (enige artikel in de vervallen paragraaf 2.4) PUCAR en nu in de artikelen 2.8 en 2.9 van het Paspoortbesluit. De verwijzing naar artikel 11, derde lid, van de PUN in artikel 15a, derde lid, van de PUN is vervangen door de tekst van artikel 2.6, derde lid, van het Paspoortbesluit, dat de vervanger is van artikel 11, derde lid, van de PUN. De aanspraak op en de geldigheid van andere reisdocumenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, van de wet, namelijk het faciliteitenpaspoort en het tweede paspoort, zijn voortaan geregeld in de artikelen 2.12 tot en met 2.15 van het Paspoortbesluit. De artikelen 2.12 en 2.13 van het Paspoortbesluit gaan over het faciliteitenpaspoort en daarmee vervallen de artikelen 17 en 18 (paragraaf 3 van hoofdstuk II) PUN, 21 en 22 (paragraaf 3 van hoofdstuk II) PUB en 19 en 20 paragraaf 3 van hoofdstuk II) PUCAR. De artikelen 2.14 en 2.15 van het Paspoortbesluit gaan over het tweede paspoort en vervangen de artikelen 19 en 20 (paragaaf 4 van hoofdstuk II) PUN, 23 en 24 (paragraaf 4 van hoofdstuk II) PUB en 21 en 22 (paragraaf 4 van hoofdstuk II) PUCAR.

Artikel I, onderdelen M, N en O (artikelen 22, 22a en 32 PUN), artikel II, onderdelen M en N (artikelen 36 en 46 PUB), artikel III, onderdelen H en I (artikelen 34 en 44 PUCAR), artikel IV, onderdeel J (artikel 21 PUKMAR)

In de artikelen 2.1 tot en met 2.5 van het Paspoortbesluit zijn, naast de bepalingen over de geldigheid, de bepalingen uit de paspoortuitvoeringsregelingen bij elkaar gebracht die betrekking hebben op het vaststellen van de aanspraak die iemand kan maken op een nationaal paspoort, diplomatiek paspoort of dienstpaspoort. Op grond van artikel 10.1, derde lid, kunnen de bestaande bepalingen daaromtrent in de ministeriële regeling die erg gedetailleerd en administratief van aard zijn, als nadere uitwerking van het bepaalde in de genoemde artikelen van het Paspoortbesluit in stand blijven. Artikel 22 PUN, 36 PUB en 34 PUCAR zijn artikelen die deels overlappen met de nieuwe artikelen in het Paspoortbesluit en keren daarom slechts gedeeltelijk terug. De uitzondering uit artikel 22, tweede lid, 36, tweede lid, en 34, tweede lid, uit de oude PUN respectievelijk PUB en PUCAR dat voor de vaststelling van de identiteit van de aanvrager geen gebruik wordt gemaakt van de in de reisdocumentenadministratie opgenomen gegevens behorende bij een eerder aan betrokkene uitgereikte nooddocument, keert terug als eerste lid.

Artikel 22, derde lid, 36, derde lid, en 34, derde lid, uit de oude PUN respectievelijk PUB en PUCAR keren terug als tweede lid van artikel 22 respectievelijk 36 respectievelijk 34, nu onder verwijzing naar de gegevens bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het Paspoortbesluit.

In het derde lid is, in lijn met het oude artikel 22, tweede lid, PUN, 36, tweede lid, PUB, 34, tweede lid, PUCAR bepaald dat bij een gericht onderzoek als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van het Paspoortbesluit, dat wordt ingesteld indien onzekerheid bestaat over de identiteit dan wel over het Nederlanderschap van de aanvrager, tevens nadere identificerende vragen worden gesteld.

In het vierde lid wordt, aanvullend op het bepaalde in artikel 2.1 van het Paspoortbesluit, bepaald dat andere identiteitsdocumenten dan Nederlandse reisdocumenten die de aanvrager overlegt, omdat aan hem niet eerder een Nederlands reisdocument is verstrekt, moeten zijn voorzien van zijn foto en handtekening (het oude artikel 22, vijfde lid, eerste volzin, PUN, 36, vijfde lid, eerste volzin PUB, 34, vijfde lid, eerste volzin PUCAR). Voor de gevallen waarin hij dergelijke documenten niet kan overleggen, is artikel 2.1, tweede lid, van het besluit van overeenkomstige toepassing, waarmee de handelwijze gelijk blijft aan die zoals die nu geldt voor die situaties. Ten slotte keert het oude zesde lid terug als vijfde lid.

Voor artikel 22a PUN, waarin nadere regels zijn gesteld voor de vaststelling van de identiteit van de niet-ingezeten aanvrager, is het eerste lid vervallen door overlap met het bepaalde in artikel 2.1 van het Paspoortbesluit. In het derde lid is de verwijzing naar de handelwijze van het (oude) eerste en tweede lid vervangen door verwijzing naar het eerste lid (nieuw) en het Paspoortbesluit.

Artikel 32 van de PUN gaat over de vaststelling van identiteit en bevoegdheid van degene die het gezag uitoefent of de curator. In het eerste lid wordt voor de procedure voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit verwezen naar artikel 22 van de regeling. Daar is nu artikel 2.1 van het Paspoortbesluit aan toegevoegd. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de verwijzingen in de artikelen 46 PUB en 44 PUCAR. In het vergelijkbare artikel 21 PUKMAR wordt voortaan uitsluitend verwezen naar artikel 2.1 van het Paspoortbesluit.

Artikel I, onderdeel P (artikel 42a PUN), artikel II, onderdeel O (artikel 56a PUB)

In de memorie van toelichting bij de Rijkswet van 6 maart 2020 is uitgebreid ingegaan op de stappen in het aanvraagproces voor de e-NIK. De eerste twee stappen van het aanvraagproces zijn 1) de aanvraag van de burger aan het aanvraagloket van de uitgevende instantie en 2) het, indien aan alle voorwaarden is voldaan, door de uitgevende instantie via de daartoe bestemde apparatuur verzenden van de aanvraag voor het vervaardigen van het aangevraagde document naar de leverancier, die in opdracht van de Minister van BZK het fysieke document zal produceren en voorzien van de persoonlijke gegevens van de aanvrager (personaliseren). Deze stappen wijken niet af van de bestaande aanvraagprocedure voor de Nederlandse identiteitskaart (bv. artikel 23, zevende lid, of 42 PUN). Aanvullende regelgeving is voor deze stappen dus niet nodig in de uitvoeringsregelingen.

Nieuw ten opzichte van het huidige productieproces is stap 3, waarbij de leverancier in de chip een eID applet plaatst en die applet ook personaliseert als publiek identificatiemiddel van de houder. Dat de leverancier dat doet en welke gegevens hij daarbij plaatst, is vastgelegd in de nieuwe artikelen 42a PUN en 56a PUB, de twee regelingen die mede betrekking hebben op de uitgifte van de NIK, door daarin te bepalen dat het de leverancier is die uitvoering geeft aan artikel 1.6 van het Paspoortbesluit. Hiervoor (stap 4) haalt de leverancier op basis van het burgerservicenummer van de houder dat in de aanvraag van het document is vermeld de (gerandomiseerde) pseudoniemen op bij het BSN-Koppelregister en deze pseudoniemen worden vervolgens in de eID applet geplaatst.

Artikel I, onderdelen Q, S en GG (artikelen 43b, 46b en 82a PUN)

In lijn met de bepalingen die in de PUN zijn opgenomen rond de levering van uit te reiken reisdocumenten in de openbare lichamen, zijn vergelijkbare bepalingen opgenomen rond de levering van uit te reiken Nederlandse identiteitskaarten die bestemd zijn voor personen die in de basisadministratie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten zijn ingeschreven en zijn aangevraagd bij de burgemeester van Haarlemmermeer. Het nieuwe artikel 43b over in ontvangstneming van geleverde documenten in Aruba, Curaçao en Sint Maarten correspondeert met het bestaande artikel 43a, het nieuwe artikel 46b over vernietiging van verkeerd geleverde documenten in Aruba, Curaçao en Sint Maarten met het bestaande artikel 46a en het nieuwe artikel 82a. De tot ontvangst van zendingen bevoegde personen in Aruba, Curaçao en Sint Maarten met het bestaande artikel 82.

In artikel 43b worden net als in artikel 43a artikelen uit de Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland van overeenkomstige toepassing verklaard. Voor de duidelijkheid is daarbij bepaald dat waar in die artikelen wordt gesproken over ‘het Ministerie van Buitenlandse Zaken’ of ‘het ministerie’ moet worden gelezen ‘de burgemeester van Haarlemmermeer’. Voor ‘de uitgiftelocatie’ of ‘de uitgiftelocatie in het buitenland’ moet worden gelezen ‘de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering bij de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten’.

De werkwijze komt in het kort aldus neer op het volgende. De bij de burgemeester van Haarlemmermeer aangevraagde Nederlandse identiteitskaarten die bestemd zijn voor inwoners van Aruba, Curaçao of Sint Maarten worden afgeleverd bij burgemeester Haarlemmermeer (nieuw artikel 43b, eerste lid). Rond die inontvangstneming gelden (op grond van 43b, eerste lid, tweede volzin) de artikelen 57 tot en met 60 van de PUB. Er wordt bijvoorbeeld gecontroleerd welke documenten voor Haarlemmermeer zelf zijn en welke voor de drie landen. Haarlemmermeer zorgt voor levering aan de drie landen van de voor hun inwoners bestemde documenten. De transporteur levert die documenten af in de landen (artikel 43b, tweede lid), alwaar ze bij de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering in ontvangst worden genomen door een daartoe aangewezen persoon als bedoeld in artikel 82a, eerste lid, die zich legitimeert met een geldig identiteitsdocument (artikel 43b, derde lid). De aflevering van de zending vindt plaats op het afgesproken tijdstip (artikel 43b, vierde lid). De artikelen 44 en 45 PUN geven regels rond de controle ter plaatse. Ten slotte worden verkeerd bezorgde documenten ter plekke vernietigd (nieuw artikel 46b).

Artikel I, onderdelen T en U (artikelen 50, 50a en 51 PUN), artikel II, onderdeel Q (artikelen 64 en 64a PUB), artikel III, onderdeel L (artikelen 62 en 62a PUCAR), artikel IV, onderdeel L (artikel 28 PUKMAR)

De inhoud van de artikelen 50 PUN, 64 PUB, 62 PUCAR en 28 PUKMAR, namelijk de eis dat bij de uitreiking van een reisdocument de identiteit van de aanvrager in diens aanwezigheid kan worden vastgesteld, is overgeheveld naar artikel 4.6 van het Paspoortbesluit en deze artikelen zijn daarom vervallen. Hetzelfde geldt voor de artikelen 50a PUN, 64a PUB en 62a PUCAR over het verifiëren van vingerafdrukken van de aanvrager bij twijfel over diens identiteit, dat nu is geregeld in artikel 4.7 van het Paspoortbesluit. Verder is de verwijzing naar artikel 50 in artikel 51, derde lid, PUN vervangen door een verwijzing naar artikel 4.6 van het Paspoortbesluit.

Artikel I, onderdelen V, Y, BB, EE en FF (artikelen 54, 60, 61, tweede lid, 71 en 74), artikel II, onderdeel W (artikel 80 PUB)

De artikelen 54, 60, 61, tweede lid, 71 en 74 zijn ten eerste aangepast, omdat de bevoegdheid op grond waarvan burgemeesters van grensgemeenten de aanvragen voor reisdocumenten in ontvangst kunnen nemen en reisdocumenten kunnen verstrekken aan niet-ingezetenen niet meer geregeld is in artikel 7 van de PUN, maar in de artikelen 3.2, eerste lid, en 4.2, eerste lid, van het Paspoortbesluit. Ze worden in artikel 7 van de PUN voortaan alleen nog aangewezen (zie (de toelichting bij) artikel I, onderdeel H).

Ten tweede, zoals in het algemeen deel van deze toelichting is aangegeven, is de burgemeester van Haarlemmermeer, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, en artikel 4.2, tweede lid, van het Paspoortbesluit, de bevoegde autoriteit voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het verstrekken van de Nederlandse identiteitskaart van personen die in de basisadministratie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten zijn ingeschreven. Het is dan ook logisch dat de houder een melding in verband met mogelijke fraude, vermissing of inname van de aan hem uitgereikte Nederlandse identiteitskaart doet bij de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer (artikel 60 PUN; in de praktijk zal dit gaan via de vestiging van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering). Het is dan ook dezelfde burgemeester die hiervan melding doet ten behoeve van het register vermiste of vervallen reisdocumenten (artikel 61, tweede lid, PUN). De tweede zin van artikel 61, tweede lid, is verder wat aangepast, omdat de huidige zin grammaticaal niet klopte.

In artikel 71 is ten eerste de burgemeester van Haarlemmermeer toegevoegd, omdat ook hij in het kader van de uitgifte van de Nederlandse identiteitskaart andere reisdocumenten definitief aan het verkeer kan onttrekken, waarna kennisgevingen overeenkomstig artikel 71 nodig zijn.

De kennisgevingen in artikel 71 hebben tot doel om de informatie over de definitieve onttrekking aan het verkeer en uitreiking te registreren in de basisadministraties. Voor zover deze informatie betrekking heeft op de Nederlandse identiteitskaart van personen die in de basisadministratie van Aruba, Curaçao of Sint Maarten zijn ingeschreven, is deze informatie niet relevant voor de basisadministraties aldaar, omdat de kaarten worden uitgegeven door de gemeente Haarlemmermeer. Om die reden is in een nieuw tweede lid van artikel 71 van de PUN en artikel 80 van de PUB bepaald dat deze informatie, in afwijking van het eerste lid, wordt gemeld aan de Minister van BZK. Dat is in lijn met de bestaande praktijk in het eerste lid, onderdeel b, ten aanzien van niet-ingezetenen.

Aan artikel 74, eerste lid, is in verband met de verstrekking van Nederlandse identiteitskaarten in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, toegevoegd dat de daartoe bevoegde burgemeester van Haarlemmermeer, bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, van het Paspoortbesluit, net als burgemeesters van de grensgemeenten voor niet-ingezetenen, een aparte administratie bijhoudt van de door hem ingevolge dat artikel verstrekte Nederlandse identiteitskaarten.

Artikel I, onderdelen W en X (artikel 56a PUN), artikel II, onderdelen R en S (artikel 68a PUB)

In de memorie van toelichting bij de Rijkswet van 6 maart 2020 is uitgebreid ingegaan op de stappen in het aanvraagproces voor de e-NIK. Op de eerste vier stappen is ingegaan in de toelichting bij artikel I, onderdeel O (artikel 42a PUN), artikel II, onderdeel O (artikel 56a PUB. De uitreiking van de e-NIK, stap 5, is overeenkomstig de bestaande regelgeving in de vier uitvoeringsregelingen (bv. artikel 43 PUN).

Voor stap 6 is wel aanvullende regelgeving nodig. In de nieuwe artikelen 56a PUN en 68a PUB is vastgelegd dat na uitreiking van de e-NIK er een brief van de Minister van BZK naar de burger wordt gezonden waarin onder andere de persoonlijke PIN-code staat waarmee de burger het publiek identificatiemiddel kan activeren, en de intrekkingscode die de burger kan gebruiken als hij definitief geen gebruik wil maken van de functie van de Nederlandse identiteitskaart als publiek identificatiemiddel. In de praktijk wordt de PIN-brief door de leverancier verzonden, nadat hij daartoe een signaal heeft ontvangen uit het basisregister reisdocumenten.

In het tweede lid van de genoemde artikelen is een voorziening getroffen voor het geval de burger de PIN-code met de intrekkingscode heeft verloren. Binnen zes weken na uitreiking van deze PIN-code door middel van de PIN-brief is het mogelijk om deze opnieuw aan te vragen bij de Minister van BZK (Klant Contact Centrum (KCC) van Logius). De codes zullen dan gezamenlijk opnieuw door middel van een PIN-heraanvraagbrief worden verstrekt, tenzij uiteraard de burger een of beide codes inmiddels alsnog heeft gebruikt. Zijn deze zes weken verstreken, dan kan de burger bij het KCC een pin-resetbrief aanvragen, tenzij hij de PIN-code inmiddels heeft gewijzigd (en daarmee het publieke middel heeft geactiveerd) of de intrekkingscode inmiddels is gebruikt. Met de PIN-code in deze brief is het alsnog mogelijk om de e-NIK als publiek middel te activeren. Het uitsluitend aanvragen van een nieuwe intrekkingscode is niet mogelijk; intrekken kan in dat geval via het Klant Contact Centrum (KCC) van Logius.

In het derde lid en vierde lid van artikel 56a PUN is een afwijkende procedure geregeld voor de houders van de e-NIK die zijn ingeschreven in de basisadministratie van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de landen Aruba, Curaçao of Sint Maarten. Gelet op de problematiek rond de kwaliteit van de postvoorziening aldaar, is ervoor gekozen om de brieven met de codes niet per post aan de houder toe te zenden. In plaats daarvan zullen de brieven voor de houders van de e-NIK in de openbare lichamen door de Minister van BZK worden toegezonden aan de voor uitgifte aldaar verantwoordelijke autoriteit, namelijk de gezaghebber. De houder kan de brief aldaar ophalen en zal door de gezaghebber worden geïnformeerd als de brief binnen is en afgehaald kan worden. Voor de houders van de e-NIK in Aruba, Curaçao en Sint Maarten zullen de brieven worden toegezonden aan de voor uitgifte aldaar verantwoordelijke autoriteit, namelijk de burgemeester van Haarlemmermeer (zie artikel 3.2, tweede lid, en artikel 4.2, tweede lid, van het Paspoortbesluit). Deze zal zorgen voor doorgeleiding aan de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering in die drie landen en deze zal, namens de burgemeester van Haarlemmermeer, een bericht sturen aan de houder van de uitgereikte e-NIK dat hij de brief met de codes kan afhalen, wat in de praktijk een vestiging van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering zal zijn.

In de onderdelen X en S is de situatie geregeld waarbij de houder tijdens het activeringsproces van het publiek identificatiemiddel de PIN-code heeft gewijzigd (en daarmee het publieke middel heeft geactiveerd) en daarna is verloren. In dat geval kan alleen na identificatie een nieuwe code worden verstrekt. Het proces rond uitreiking en identificatie in verband met een nieuwe PIN-code nadat het publieke middel op de kaart al is geactiveerd, wordt op dit moment nog voorbereid en zal daarom pas in werking treden met ingang van 1 september 2021 (artikel V, de inwerkingtredingsbepaling). Tegen die tijd zal daaromtrent voldoende informatie worden verstrekt. Voor het ophalen van de nieuwe PIN-code in de openbare lichamen en op Aruba, Curaçao en Sint Maarten is al duidelijk dat aldaar bij het ophalen zal worden geïdentificeerd.

Artikel I, onderdelen Z en AA (artikelen 61, 61a, 65, 73 en het opschrift van paragraaf 3 van hoofdstuk VII PUN), artikel II, onderdelen T en U (artikelen 73, 76 en 85 en het opschrift van paragraaf 3 van hoofdstuk VII PUB), artikel III, onderdelen N en O (artikelen 72, 75 en 86 en het opschrift van paragraaf 3 van hoofdstuk VII PUCAR), artikel IV, onderdeel I (artikelen 16, 31a en 36 en het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk VI PUKMAR)

Als gevolg van de introductie van het nieuwe begrip ‘register vermiste of vervallen reisdocumenten’ in de Paspoortwet van wat voorheen het ‘basisregister reisdocumenten’ werd genoemd (zie verder de toelichting bij artikel I, onderdelen A, B, C, E en NN (artikelen 1, 3, 3a en 4, paragraaf 2 van hoofdstuk I en nieuwe bijlagen PUN), artikel II, onderdelen A, B, C, E en DD (artikelen 1, 3, 3a en 4, paragraaf 2 van hoofdstuk I en nieuwe bijlagen PUB), artikel III, onderdelen A, B en C (artikelen 1 en 4 en vervallen paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk I PUCAR), artikel IV, onderdelen A, B, C, D en Y (artikelen 1 en 4 en vervallen paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk I en nieuwe bijlage PUKMAR), is diezelfde aanpassing ook doorgevoerd in de artikelen en opschriften van paragrafen van de vier regelingen waarin het oude begrip ‘basisregister reisdocument’ voorkwam.

Artikel I, onderdelen R, CC, DD, HH, KK (artikelen 46a, 63, 67, 85, 97, 98, 100s PUN), artikel II, onderdelen P, V, X en Z (artikelen 61,78, 93, 110, 111, 112 PUB), artikel III, onderdelen K, P, Q, R, T (artikelen 59, 74, 77, 95, 112, 113, 114 PUCAR), artikel IV, onderdelen M, N, U, V, W (artikelen 30, 32, 57, 58, 59, 60 PUKMAR)

Het eerste lid van de artikelen 67 PUN, 78 PUB en 77 PUCAR en het eerste, tweede en vierde lid van artikel 32 PUKMAR vervallen, omdat de inhoud ervan, namelijk de situaties waarin een reisdocument, Nederlandse identiteitskaart of vervangende Nederlandse identiteitskaart aan het verkeer worden onttrokken, voor de onderdelen b tot en met e (oud) is geregeld in artikel 7.1 van het Paspoortbesluit. De eis dat reisdocumenten die niet binnen drie maanden nadat zij voor uitreiking beschikbaar zijn gesteld door de aanvrager in ontvangst zijn genomen, aan het verkeer worden onttrokken (onderdeel a (oud)), is opgenomen in artikel 42, vierde lid, van de wet. Als gevolg van deze wijzigingen zijn de verwijzingen naar het eerste lid van artikel 67 PUN, 78 PUB en 77 PUCAR in de artikelen 63 en 85 PUN respectievelijk artikel 93 PUB en de artikelen 74 en 95 PUCAR vervangen door verwijzingen naar artikel 7.1 van het Paspoortbesluit respectievelijk artikel 4.2, vierde lid, van de Paspoortwet (afhankelijk van welke grond voor onttrekking in de betreffende bepaling relevant is). De verwijzing naar artikel 32 in artikel 30 PUKMAR is vervangen door een verwijzing naar zowel artikel 7.1 van het Paspoortbesluit als naar artikel 4.2, derde lid, van de wet.

Van het oude tweede lid van de artikelen 67 PUN, 78 PUB en 77 PUCAR en derde lid van artikel 32 PUKMAR, zijn de eerste volzinnen, waarin wordt beschreven wat onttrekking aan het verkeer betekent, vervallen, omdat dit nu in de begripsbepalingen van artikel 1 van de Paspoortwet is opgenomen. Inhoudelijk keren de tweede volzinnen van de oude tweede leden terug in het nieuwe eerste lid, met verduidelijking dat met vernietiging deugdelijke vernietiging wordt bedoeld in het kader van definitieve onttrekking aan het verkeer van een reisdocument. Als gevolg van verplaatsing van die zinnen van het tweede lid naar het eerste lid, zijn de verwijzingen naar het oude tweede lid in de artikelen 46a, 97, 98 en 100s PUN, de artikelen 61, 110, 111, en 112 PUB en de artikelen 59, 112, 113 en 114 PUCAR aangepast. Een vergelijkbare aanpassing is gedaan in de artikelen 57, 58, 59 en 60 PUKMAR.

In het oude derde lid, nu tweede lid, van de artikelen 67 PUN, 78 PUB en 77 PUCAR is verduidelijkt dat het onbruikbaar gemaakt teruggeven van het document een manier is om het document definitief aan het verkeer te onttrekken (zie artikel 1, onderdeel f, van de wet). Het oude zesde lid van de artikelen 67 PUN, 78 PUB en 77 PUCAR keert als vijfde lid terug en is in die zin verduidelijkt dat ook reisdocumenten die ten gevolge van misdruk of verkeerde personalisatie zijn ingehouden of ingeleverd, worden vernietigd, maar niet dan nadat zij per aangetekende post, met gebruikmaking van het daartoe door de Minister van BZK beschikbaar gesteld formulier, zijn teruggestuurd aan de leverancier.

Ten slotte in het zesde lid (nieuw) van de artikelen 67 PUN, 78 PUB en 77 PUCAR en vierde lid (nieuw) van artikel 32 PUKMAR een aanpassing van de verwijzingen.

Artikel I, onderdeel II (artikel 90a PUN), artikel II, onderdeel Y (artikel 104a PUB)

De nieuwe artikelen 90a PUN en 104a PUB geven uitwerking aan artikel 8.2 van het Paspoortbesluit, dat weer een uitwerking is van artikel 3a, vierde lid, van de Paspoortwet. Het gaat om de voorschriften omtrent de technische en organisatorische inrichting van de voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de vervaardiging en het kunnen gebruiken van het publiek identificatiemiddel en de daarmee samenhangende verwerking van gegevens. Zie verder paragraaf 3.4 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel JJ (artikel 91 PUN), artikel III, onderdeel S (artikel 107 PUCAR)

Voor de fysieke beveiliging van de opslagplaatsen bij de vestigingen van de Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering in Aruba, Curaçao en Sint Maarten gelden in afwijking van artikel 91, tweede lid, de eisen zoals die ook zijn vastgesteld in artikel 107, tweede lid, van de PUCAR voor de opslagplaatsen van de Gouverneurs in die landen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 107, tweede lid, beter te formuleren.

Artikel I, onderdeel LL (artikelen 100a, 100b en 102 PUN), artikel II, onderdelen J en AA (artikelen 27 en 114 PUB), artikel III, onderdelen F en U (artikelen 25 en 117 PUCAR) en artikel IV, onderdeel F (artikelen 8 en 11 PUKMAR)

De aanspraak op en geldigheid van nooddocumenten is voortaan geregeld in de artikelen 2.10 en 2.11 van het Paspoortbesluit. In artikel 2.10 van het Paspoortbesluit is bepaald wanneer er een aanspraak op een nooddocument kan zijn, wat tot nu toe was geregeld in de artikelen 100a PUN en 8 PUKMAR. Deze laatste twee artikelen zijn daarom vervallen.

De geldigheid van nooddocumenten, eerder geregeld in artikel 11 PUKMAR, artikel 100b PUN, artikel 25 PUCAR en artikel 27 PUB, zijn samengevoegd in artikel 2.11 van het Paspoortbesluit en de genoemde artikelen in de regelingen zijn daarom vervallen.

De artikelen 102 PUN, 114 PUB en 117 PUCAR zijn vervallen. De artikelen zijn is inmiddels uitgewerkt, waardoor aanpassing in verband met de wijziging van artikel 22 PUN (artikel I, onderdeel M) respectievelijk artikel 9 PUB (artikel II, onderdeel H) en artikel 9 PUCAR (artikel III, onderdeel D) waarnaar in artikel 102 PUN respectievelijk 114 PUB en 117 PUCAR werd verwezen, niet nodig is.

Artikel I, onderdeel MM (artikel 106 PUN), artikel II, onderdeel BB (artikel 118a PUB), artikel III, onderdeel V (artikel 121a PUCAR), artikel IV, onderdeel X (artikel 63a PUKMAR)

Als gevolg van de wijziging van grondslagen in de Paspoortwet door de Rijkswet van 6 maart 2020 in de zin van introductie van de delegatiegrondslagen ‘bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur’ waar voorheen de grondslagdelegatie ‘bij ministeriële regeling’ werd gebruikt, is het noodzakelijk om de vier paspoortuitvoeringsregelingen voortaan mede te baseren op de artikelen 1.4, eerste lid, 2.5, derde lid, 2.6, vierde lid, 2.7, 2.10, derde lid, 3.2, eerste lid (uitsluitend PUN), 4.2, eerste lid (uitsluitend PUN), 7.1, vierde lid, 8.1, derde lid, en 10.1 van het Paspoortbesluit. Het gaat bijvoorbeeld om artikelen in de regelingen die op één artikel(lid) van het Paspoortbesluit zijn gebaseerd (bv. artikel 2.10, derde lid, van het Paspoortbesluit) en waarvan een deel in de onderhavige wijzigingsregeling wordt gewijzigd, maar andere onderdelen ongewijzigd in stand blijven (bv. artikelen 22 en 22a PUN). Het kan ook gaan om nieuwe grondslagen voor overigens ongewijzigde artikelen (bv. artikel 8.1, derde lid, en 8.2, eerste lid, van het Paspoortbesluit als grondslag voor bv. de artikelen in hoofdstuk XII van de PUN).

Artikel IV, onderdelen H, K, O, P, Q, S en T (artikelen 13, tweede lid, 24, eerste lid, 37, eerste lid, 41, eerste lid, 43, eerste lid, 49, tweede lid, en 55, vijfde lid PUKMAR)

Diverse aanduidingen met betrekking tot de Koninklijke Marechaussee bleken niet meer te kloppen met de huidige situatie, reden waarom enkele aanpassingen zijn doorgevoerd. Daarbij bleek dat ook bepaalde eerder gebruikte procedures niet meer van toepassing te zijn en daarom zijn bepaalde onderdelen of zinnen komen te vervallen (artikelen 13, 24 en 43).

Artikel V

De inwerkingtreding van deze regeling is gelijktijdig met de inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2021 van (het grootste gedeelte van de) Rijkswet van 6 maart 2020 (Stb. 2020, 484) en van het Paspoortbesluit (Stb. 2020, 462). Zie de toelichting bij Artikel I, onderdelen W en X (artikel 56a PUN), artikel II, onderdelen S en T (artikel 68a PUB) voor de latere inwerkingtreding van artikel I, onderdeel X en artikel II, onderdeel T.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
3

Kamerstukken II 2018/19, 35 047 (R2108), nr. 3, p. 28.

X Noot
4

Kamerstukken II 2018/19, 35 047 (R2108), nr. 3, p. 52.

X Noot
5

Kamerstukken II 2018/19, 35 047 (R2108), nr. 3, p. 4.

X Noot
6

Kamerstukken II 2018/19, 35 047 (R2108), nr. 3.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2018/19, 35 047 (R2108), nr. 3 en 8.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2018/19, 35 047 (R2108), nr. 8, p. 12.

X Noot
9

Kamerstukken II 2018/19, 35 047 (R2108), nr. 9.

X Noot
10

Kamerstukken II 2018/19, 35 047 (R2108), nr. 3.

Naar boven