Wijziging van het besluit van 29 juni 2018, BLKB2018/84956 Omzetbelasting. Maatstaf van heffing

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 23 november 2020, nr. 2020-22956,

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten

Dit besluit wijzigt het besluit van 29 juni 2018, nr. BLKB2018/84956 (Stcrt. 2018 nr. 37763. Naast enkele tekstuele aanpassingen wordt in § 4.1 goedgekeurd dat de bpm niet tot de maatstaf van heffing behoort bij de levering van een nieuw motorrijtuig door een dealer/handelaar aan de koper waarbij het kenteken vóór die levering op naam van de leverancier is gesteld.

ARTIKEL I

Het besluit van 29 juni 2018, nr. BLKB2018/84956 (Stcrt. 2018 nr. 37763), wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan onderdeel 1. wordt een alinea toegevoegd:

Dit besluit is gewijzigd bij het besluit van 23 november 2020,nr. 2020-22956.De wijziging betrof naast enkele tekstuele aanpassingen het opnemen van een goedkeuring in onderdeel 4.1 waardoor de bpm niet tot de maatstaf van heffing behoort bij de levering van een nieuw motorrijtuig door een dealer/handelaar aan de koper waarbij de bpm vóór die levering reeds in naam en voor rekening van de leverancier verschuldigd is geworden.

B

In onderdeel 1.1 wordt ‘Bpm’ vervangen door ‘bpm’ en ‘Btw’ door ‘btw’.

C

1. In onderdeel 4.1 wordt in de tekst achter het derde gedachtestreepje ‘dealer’ vervangen door ‘importeur of dealer/handelaar’

2. In onderdeel 4.1 wordt na het zevende gedachtestreepje ingevoegd:

Het komt voor dat voor nieuwe, voor de verkoop bestemde motorrijtuigen het belastbare feit voor de heffing van bpm plaatsvindt op een tijdstip dat de uiteindelijke koper van het motorrijtuig nog onbekend is. De bpm is dan verschuldigd in naam en voor rekening van dealers of handelaren. In een dergelijk geval vormt dit bedrag aan bpm bij de latere levering van dit motorrijtuig door die dealer/handelaar geen doorlopende post en is bij deze latere levering btw verschuldigd over de bpm die aan de koper wordt doorberekend. Dit acht ik onwenselijk omdat daardoor een ongelijk speelveld ontstaat met de levering van nieuwe auto’s die direct in naam en voor rekening van de koper worden geregistreerd, met auto’s die via parallelimport worden geleverd en de levering van gebruikte auto's. Om die reden keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat bij de levering door dealers/handelaren van nieuwe personenauto’s, motorrijwielen en bestelauto’s in de zin van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, waarvan verschuldigdheid van de bpm reeds in naam en voor rekening van die dealers/handelaren is ontstaan, dit bpmbedrag voor de btw buiten de maatstaf van heffing blijft.

Deze goedkeuring werkt terug tot en met 1 januari 2015.

3. In onderdeel 4.1 komt de derde alinea als volgt te luiden:

Een voorbeeld van een situatie waarin geen sprake is van een doorlopende post betreft de kosten van bezorging van goederen bij de klant, als de bezorging voor rekening en risico van de verkoper is. In dat geval maken die kosten deel uit van de vergoeding voor de door de verkoper verrichte prestaties.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst met dien verstande dat artikel I, letter C, onderdeel 2, terugwerkt tot en met 1 januari 2015.

TOELICHTING

In artikel I, onderdeel A, wordt aan onderdeel 1 een passage toegevoegd ter toelichting van de wijzigingen via dit besluit.

Artikel I, onderdeel B, brengt wijzigingen aan in onderdeel 4.1. De wijziging betreft enkele tekstuele aanpassingen en het toevoegen van een goedkeuring die voorkomt dat bij levering van een nieuw motorrijtuig btw wordt geheven over de bpm die reeds verschuldigd is geworden op naam en voor rekening van de dealer/handelaar die het motorrijtuig levert.

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingen. Deze datum wordt voor wat betreft de goedkeuring in artikel I, letter B, onderdeel 2, gesteld op 1 januari 2015. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling (zie Aanwijzing 6.25 Aanwijzingen voor de regelgeving (Stcrt. 1992, 230)).

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken

Naar boven