Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 november 2020, nr. FEZ/25235199, houdende wijziging van de Regeling normering topinkomens OCW-sectoren onder meer in verband met de invoering van de lagere bezoldigingsmaxima voor media-instellingen, de jaarlijkse indexatie van de bezoldigingsmaxima en enkele technische wijzigingen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, alsmede de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 2.6, eerste lid, en 2.7, eerste en tweede lid, en 5.1 van de Wet normering topinkomens;

Besluiten:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING NORMERING TOPINKOMENS OCW-SECTOREN

De Regeling normering topinkomens OCW-sectoren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

topfunctionarissen van media-instellingen:

de topfunctionarissen van de instellingen onder nummer 18, genoemd in bijlage 1 van de wet onder het opschrift ‘Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap’;

B

Artikel 3, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Per klasse geldt het volgende bezoldigingsmaximum:

    Klasse

    Bezoldigingsmaximum

    A (4 complexiteitspunten)

    € 124.000

    B (5 – 6 complexiteitspunten)

    € 138.000

    C (7 – 8 complexiteitspunten)

    € 149.000

    D (9 – 12 complexiteitspunten)

    € 163.000

    E (13 – 15 complexiteitspunten)

    € 177.000

    F (16 – 17 complexiteitspunten)

    € 190.000

    G (18 – 20 complexiteitspunten)

    Het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.

C

Artikel 5b wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 139.000’ vervangen door ‘€ 145.000’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 167.000’ vervangen door ‘€ 174.000’.

D

Na artikel 5c wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 2c. Topfunctionarissen van media-instellingen

Artikel 5d. Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op de topfunctionarissen van media-instellingen.

Artikel 5e. Bezoldigingsmaxima topfunctionarissen van media-instellingen

In afwijking van artikel 2.3, eerste lid, van de wet komen partijen voor de topfunctionarissen van de volgende media-instellingen geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan:

  • a. € 148.000 voor zover het betreft

    • HUMAN

    • PowNed

    • RPO

    • Stichting Omroep Limburg

    • Stichting Omroep Zeeland

    • Stichting Omrop Fryslân

    • Stichting Regionale Omroep Flevoland

    • Stichting Regionale Omroep Rotterdam-Rijnmond en omgeving

    • Stichting Regionale Omroep West

    • Stichting RTV Drenthe

    • Stichting RTV Noord

    • Stichting RTV Oost

    • Stichting Samenwerkende Publieke Omroepen Midden Nederland

    • WNL

  • b. € 176.000 voor zover het betreft

    • NTR

    • Stichting Omroep Gelderland

    • Stichting Regionale Omroep Brabant

    • Stichting RTV NH

  • c. € 193.000 voor zover het betreft

    • EO

    • MAX

    • STER

    • VPRO

  • d. Het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet voor zover het betreft

    • AVRO-TROS

    • BNN-VARA

    • KRO-NCRV

    • NOS

    • NPO

E

In artikel 7c, onderdeel b, wordt na ‘financiën’ ingevoegd ‘en verantwoording’.

F

Artikel 7d, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de ambtenaren belast met subsidiecoördinatie, werkzaam bij de directie middelbaar beroepsonderwijs.

G

Artikel 7f, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de ambtenaren belast met subsidiecoördinatie, werkzaam bij de directie onderzoek en wetenschapsbeleid.

H

In artikel 7g, onderdeel b, wordt ‘control’ vervangen door ‘bedrijfsvoering’.

I

In artikel 7j, onderdeel b, komt ‘de afdeling bedrijfsvoering van’ te vervallen.

J

In artikel 7k.1, eerste lid, wordt na ‘van toepassing is, ‘ ingevoegd ‘zijn’.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

I. Algemene toelichting

1. Aanleiding

De Regeling normering topinkomens OCW-sectoren (hierna: de regeling) wordt op enkele punten gewijzigd. Samengevat gaat het om de volgende wijzigingen:

  • 1. Introductie van verlaagde bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van publieke media-instellingen;

  • 2. Indexering van de bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van onderwijsinstellingen en van de cultuurfondsen;

  • 3. Diverse technische wijzigingen.

2. Introductie van verlaagde bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van publieke media-instellingen

2.1 Aanleiding

Al geruime tijd bestaat er in de samenleving en in de politiek behoefte aan verdere regulering van de beloningen van bestuurders bij landelijke en regionale publieke media-instellingen. In de Kamerbrief over de toekomst van de publieke omroep van 14 juni 2019 is een met de sector afgestemd voorstel met lagere bezoldigingsmaxima voor het mediadomein aangekondigd.1 Afgelopen jaar is gebruikt om in overleg met de mediasector criteria te ontwikkelen voor de indeling van de instellingen over deze verlaagde maxima. Panteia en AWVN hebben een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar welke bezoldigingssystematiek van topfunctionarissen in het publieke mediadomein passend is en welke factoren geschikt zijn om de bestuurlijke complexiteit van de media-instellingen te meten. Dit onderzoek heeft geleid tot ‘bouwstenen’ voor de criteria en de indeling van de instellingen.2 Op basis van deze bouwstenen is de voorliggende regeling opgesteld. De bestuurlijke complexiteit van instelling is leidend voor de maximumbezoldiging van de topfunctionaris.

2.2 Uitgangspunten

Het doel van de verlaagde bezoldigingsmaxima is ondersteuning van een evenwichtig bezoldigingsbeleid bij de landelijke en regionale publieke media-instellingen. Het model voorkomt opwaartse druk naar het algemene WNT-maximum en voldoet aan de volgende uitgangspunten:

  • a. Eenvoudig, transparant, toetsbaar en het niet uitlokken van perverse prikkels.

    De verlaagde maxima zijn gebaseerd op objectieve criteria.

  • b. Universeel toepasbaar.

    Het systeem bevat criteria die op alle publieke media-instellingen toegepast kunnen worden.

  • c. Niet manipuleerbaar.

    De criteria zijn zo gekozen dat de mogelijkheden voor strategisch gedrag om de maximale bezoldiging te verhogen gering zijn.

  • d. Draagvlak.

    Panteia en AWVN hebben tijdens het onderzoek interviews gehouden met bestuurders en toezichthouders van publieke media-instellingen. Daarnaast is contact onderhouden met de sectororganisaties. In paragraaf 6 wordt dit verder toegelicht.

2.3 Reikwijdte

De verlaagde maxima gelden voor topfunctionarissen van de publieke media-instellingen. Dit zijn de landelijke en regionale publieke omroepen, de NPO, RPO en de STER.

2.4 Vaststelling bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen in het mediadomein

Voor de verlaagde maxima voor de media-instellingen wordt gebruikgemaakt van artikel 2.6 van de WNT. Dit houdt in dat in de regeling wordt vastgelegd welk bezoldigingsmaximum geldt voor welke instelling. Hiervoor is gekozen vanwege het relatief kleine aantal instellingen in de mediasector, omdat de score op een deel van de criteria voor een instelling gedurende een paar jaar constant is en omdat de administratieve lasten voor de instellingen daardoor laag zijn. De indeling van de instellingen over de verlaagde maxima wordt vastgelegd voor de duur van de concessie- en erkenningsperiode (in beginsel vijf jaar).

Om te bepalen welke instelling bij welk verlaagd maximum wordt ingedeeld, is gebruikgemaakt van vier generieke instellingscriteria. Deze instellingscriteria bieden een weergave van de zwaarte van de functie van de bestuurders gebaseerd op functiewaarderingsverhoudingen. Gezamenlijk geven de criteria een indicatie van de complexiteit van de betreffende bestuursfunctie. Het definiëren van goede criteria die de complexiteit van de bestuursfunctie meten, is cruciaal om te komen tot juiste indeling van de instellingen over de verlaagde bezoldigingsmaxima. Hiervoor is gebruikgemaakt van de bouwstenen uit het onderzoek van AWVN en Panteia.

De criteria die de indeling bepalen zijn:

  • 1. Totale baten in jaar t-2

    Het totaal van de baten is het belangrijkste criterium, daarvoor zijn de meeste complexiteitspunten te krijgen. De baten zijn goed te objectiveren en zijn een indicator van de omvang en complexiteit van de instelling. Daarnaast geeft het indirect een indicatie ten aanzien van het aantal stakeholders en het afbreukrisico voor de bestuurder.

    Gekeken wordt naar het totaal van de baten volgens de jaarrekening in het tweede jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het bezoldigingsmaximum wordt toegepast. Voor de indeling geldend vanaf 2021 is gekeken naar de totale baten in 2019. De totale baten van de instellingen bestaan uit zowel de publieke als de private baten. Onder publieke baten wordt de bijdrage aan de publieke media-instellingen vanuit de Rijksoverheid verstaan. Onder private baten worden alle inkomsten verstaan die de publieke media-instellingen zelf genereren, bijvoorbeeld bijdragen vanuit leden.

  • 2. Het aantal leden bij de meest recente ledentelling

    Bij het tweede criterium wordt gekeken naar het aantal leden. Het hebben van leden zegt iets over de complexiteit, het draagvlak en de legitimiteit van de omroep.

    Voorafgaand aan elke nieuwe concessie- en erkenningsperiode houdt het Commissariaat voor de Media een ledentelling op een door de minister vastgestelde peildatum. Het Commissariaat controleert de ledenbestanden, gaat na of ieder lid de jaarlijkse contributie heeft betaald en betrekt hierbij de accountantsverklaring van de omroep. Vervolgens stelt het Commissariaat vast of de betreffende omroep voldoende leden heeft om als aspirant omroep, zelfstandige omroep of fusieomroep toe te treden tot het bestel.

  • 3. Het mandaat

    Vervolgens telt de Mediawettelijke status van de media-instellingen als criterium voor het toedelen van complexiteitspunten. Het Mediawettelijke onderscheid tussen aspirant omroepen, zelfstandige omroepen, fusieomroepen, ondersteunde organisaties (zoals de NTR, RPO en de STER) en sturende organisaties (zoals de NPO) wordt gebruikt als indicator voor de impact van de organisatie. De sturende organisaties worden als meest complex gezien en ervaren. Vervolgens zijn de andere rolposities hierop ingedeeld.

  • 4. Het bereik

    Ten slotte wordt het bereik van de instelling gebruikt als tweede criterium voor de impact van de instelling. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen landelijk en regionaal opererende instellingen. Dit onderscheid wordt ook gemaakt in de Mediawet 2008. Het toekennen van meer punten aan de landelijke instellingen doet recht aan het feit dat de landelijke omroepen medeverantwoordelijkheid dragen voor het publieke omroepbestel.

    Voor ieder criterium wordt een schaal gehanteerd. Uit de score op die schaal volgt een aantal complexiteitspunten. Het totaal van deze complexiteitspunten bepaalt welk bezoldigingsmaximum voor de media-instelling geldt en van toepassing is op de topfunctionaris(sen). De criteria, met bijbehorend aantal complexiteitspunten, kunnen als volgt worden samengevat in tabelvorm:

    Totale baten in mln. euro

    Aantal

    complexiteitspunten

    Ledenaantal

    Aantal

    complexiteitspunten

    0 tot 15

    2

    Niet-leden

    1

    15 tot 40

    4

    50.000 tot 100.000

    2

    40 tot 100

    6

    100.000 tot 150.000

    3

    100 tot 150

    8

    150.000 en meer

    4

    150 en meer

    10

       

    Mandaat

    Aantal

    complexiteitspunten

    Bereik

    Aantal

    complexiteitspunten

    Aspirant

    1

    Regionaal

    3

    Ondersteunend of coördinerend

    2

    Nationaal

    5

    Zelfstandig

    3

       

    Fusie

    4

       

    Sturend

    5

       

Dit leidt tot de volgende (verlaagde) maxima:

Categorie

Aantal complexiteitspunten

Maximum 2021

A

7 -10

€ 148.000

B

11-14

€ 176.000

C

15-18

€ 193.000

Algemeen WNT-maximum

19-24

€ 209.000

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de complexiteitspunten met bijbehorende categorie van de media-instellingen.

 

Complexiteitspunten

 

Media-instelling

Baten

Ledenaantal

Bereik

Mandaat

Totaal

Categorie

HUMAN

2

2

5

1

10

A

PowNed

2

2

5

1

10

A

RPO

2

1

5

2

10

A

Stichting Omroep Limburg

2

1

3

3

9

A

Stichting Omroep Zeeland

2

1

3

3

9

A

Stichting Omrop Frieslân

2

1

3

3

9

A

Stichting Regionale Omroep Flevoland

2

1

3

3

9

A

Stichting Regionale Omroep Rotterdam-Rijnmond en omgeving

2

1

3

3

9

A

Stichting Regionale Omroep West

2

1

3

3

9

A

Stichting RTV Drenthe

2

1

3

3

9

A

Stichting RTV Noord

2

1

3

3

9

A

Stichting RTV Oost

2

1

3

3

9

A

Stichting Samenwerkende Publieke Omroepen Midden Nederland

2

1

3

3

9

A

WNL

2

2

5

1

10

A

NTR

6

1

5

2

14

B

Stichting Omroep Gelderland

4

1

3

3

11

B

Stichting Regionale Omroep Brabant

4

1

3

3

11

B

Stichting RTV NH

4

1

3

3

11

B

EO

6

4

5

3

18

C

MAX

6

4

5

3

18

C

STER

8

1

5

2

16

C

VPRO

6

4

5

3

18

C

AVRO-TROS

8

4

5

4

21

Algemeen WNT-maximum

BNN-VARA

8

4

5

4

21

Algemeen WNT-maximum

KRO-NCRV

8

4

5

4

21

Algemeen WNT-maximum

NOS

10

1

5

3

19

Algemeen WNT-maximum

NPO

10

1

5

5

21

Algemeen WNT-maximum

3. Indexatie van de maxima van de bezoldigingsklassen voor de onderwijssectoren en de maxima voor de cultuurfondsen

3.1. Vaststelling bezoldigingsmaximum sector onderwijs bezoldigingsklasse G

Het maximum van bezoldigingsklasse G - de onderwijsklasse met de grootste complexiteit - is gelijk aan het algemeen bezoldigingsmaximum (artikel 2.3 van de WNT). Op 15 september 2020 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bekendgemaakt dat het algemeen bezoldigingsmaximum met 3,8% wordt geïndexeerd en vervolgens naar boven wordt afgerond op een duizendvoud in euro’s.3 Het algemeen bezoldigingsmaximum in 2021 is daardoor vastgesteld op € 209.000.4

3.2 Vaststelling bezoldigingsmaximum sector onderwijs bezoldigingsklasse A tot en met F en cultuurfondsen

De bezoldigingsmaxima voor bezoldigingsklasse A tot en met F en de cultuurfondsen worden per 1 januari 2021 geïndexeerd met hetzelfde percentage als het algemeen bezoldigingsmaximum en vervolgens afgerond naar boven op een duizendvoud in euro’s. Daarmee blijft de opbouw van de sectorale bezoldigingsmaxima in evenwicht. De bezoldigingsmaxima voor 2021 (afgezet tegen 2020) zijn:

Onderwijs

Cultuurfondsen

Klasse

Maximum 2020

Maximum 2021

Klasse

Maximum 2020

Maximum 2021

A

€ 119.000

€ 124.000

1

€ 139.000

€ 145.000

B

€ 132.000

€ 138.000

2

€ 167.000

€ 174.000

C

€ 143.000

€ 149.000

     

D

€ 157.000

€ 163.000

     

E

€ 170.000

€ 177.000

     

F

€ 183.000

€ 190.000

     

G

€ 201.000

€ 209.0001

     
X Noot
1

Dit bedrag kan wijzigen als gebruikgemaakt wordt van artikel 7.4 van de WNT.

4. Diverse technische verbeteringen

De namen van de afdelingen en directies waar het WNT-toezicht is belegd, waren in een aantal gevallen niet meer actueel. Dit is aangepast. Daarnaast is een tekstuele verbetering doorgevoerd.

5. Inwerkingtreding, vaste verandermomenten en overgangsrecht

Deze regeling treedt in werking per 1 januari 2021 en wordt, in afwijking van de afspraken rond de invoeringstermijn van twee maanden die is neergelegd in de Aanwijzingen voor de regelgeving (AR 4.17), conform de WNT in de maand november voorafgaand aan het jaar waarop de bedragen betrekking hebben, vastgesteld en gepubliceerd.

De indeling van de media-instellingen over de verlaagde maxima blijft tot het eind van de lopende concessie- en erkenningsperiode in beginsel ongewijzigd, en wordt vervolgens aan het begin van een nieuwe concessie- en erkenningsperiode geactualiseerd. De nieuwe indeling treedt in werking per 1 januari van het jaar volgend op publicatie van de regeling in (uiterlijk) november. Jaarlijks worden de maxima geïndexeerd met het percentage waarmee de algemene WNT-norm wordt geïndexeerd vervolgens afgerond naar boven op een duizendvoud in euro’s.

Op deze regeling is het algemene overgangsrecht van de WNT van toepassing. In zijn algemeenheid betekent dit dat bij een verlaging van de bezoldigingsklasse of van het van toepassing zijnde (verlaagde) maximum de dan reeds overeengekomen bezoldiging vier jaar in stand mag blijven en daarna in drie jaar wordt afgebouwd naar het toepasselijke maximum. Informatie over het overgangsrecht is te vinden op www.topinkomens.nl, onder ‘Vraag en antwoord’, ‘Het overgangsrecht’. Hierbij zij opgemerkt dat topfunctionarissen binnen een aanstelling slechts eenmaal gebruik kunnen maken van het WNT-overgangsrecht. Concreet betekent dit dat enkele topfunctionarissen die nu al onder het overgangsrecht vallen, de bezoldiging versneld moeten afbouwen naar het toepasselijke verlaagde maximum.

6. Gevolgen voor de uitvoeringspraktijk

De conceptregeling is ter consultatie voorgelegd aan de koepelorganisaties in het onderwijs, de bestuurdersverenigingen in het onderwijs, de toezichthoudersverenigingen in het onderwijs, de vakbonden in het onderwijs, de NPO, de RPO, het College van Omroepen, de landelijke en regionale publieke omroepen, de Federatie Cultuur, de Vereniging van Nederlandse Orkesten en de betrokken ministeries. Daarnaast is de conceptregeling ter uitvoeringstoets voorgelegd aan het Commissariaat voor de Media, het EAUT-panel5, aan DUO en via DUO aan de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de Auditdienst Rijk (ADR).

Relatie tussen WNT-indexering en contractloonontwikkeling

Een partij geeft aan dat ten aanzien van de voorgestelde maxima opvalt dat sprake lijkt van een hogere indexering dan de indexering van de contractloonontwikkeling in het onderwijs, wat versterkt zou worden door de afronding van de bezoldigingsmaxima op duizendtallen naar boven. De partij ziet geen reden om de topinkomens meer te laten stijgen dan de inkomens van de rest van het personeel.

In relatie tot dit punt is het van belang dat de indexering van het WNT-maximum en de maxima van de categorieën zijn gekoppeld aan de loonkostenontwikkeling bij de overheid van twee jaar geleden (voor de norm van 2021 wordt uitgegaan van de loonontwikkeling in 2019). Door die koppeling loopt de ontwikkeling van de maximumbeloning van de bestuurders in de pas met die van het overige onderwijspersoneel, zij het met vertraging. Voor de afronding op duizendtallen is bij de WNT gekozen om communicatieredenen. De regeling volgt de indexatie en afronding van de WNT.

Lagere maxima voor het media-domein

Enkele partijen hebben een toelichting gevraagd op het afwijken van de criteria in de regeling ten opzichte van de criteria uit het onderzoek van AWVN en Panteia. Het onderzoek dat AWVN en Panteia hebben uitgevoerd leveren de bouwstenen voor de verlaagde bezoldigingsmaxima voor bestuurders bij de landelijke en regionale publieke omroep. De criteria die ten grondslag liggen aan de indeling van instellingen over verlaagde maxima komen dan ook uit het onderzoeksrapport, namelijk: totale baten, aantal leden, bereik en mandaat (in het onderzoek ‘rol’ genoemd). De volgende criteria zijn wel door AWVN en Panteia genoemd als mogelijke criteria maar zijn niet meegenomen in de regeling:

  • Ondernemerschap naar eigen inkomsten

    De eigen inkomsten worden niet meegenomen als zelfstandig criterium omdat deze al gevat zitten in het criterium totale baten. Door eigen inkomsten twee keer mee te laten wegen - bij totale baten en eigen inkomsten als separaat criterium - komt te veel nadruk te liggen op het genereren van eigen inkomsten terwijl tegelijkertijd de non-commercialiteit van omroepen hoog in het vaandel staat. Door de eigen inkomsten als zelfstandig criterium buiten beschouwing te laten is een mogelijk risico voor de non-commercialiteit van het publieke media-aanbod voldoende afgedekt.

  • Bestuurlijke verantwoordelijkheden eenhoofdig of gedeeld

    Het meenemen van dit criterium zou leiden tot complexiteit indien bestuurswisselingen of wijzigingen van de samenstelling van het bestuur plaatsvinden gedurende het jaar. Ook omdat dit een manipuleerbaar criterium is en de WNT geen relatie legt met de omvang van het bestuur, is dit criterium niet meegenomen. Daarnaast leggen andere WNT-regelingen met lagere maxima geen relatie met de omvang van het bestuur. Zwaarwegende redenen om hier voor het media-domein van af te wijken worden niet gezien.

Enkele partijen hebben een opmerking gemaakt over de eigenheid van de organisatie en hoe dit beoordeeld wordt aan de hand van complexiteitpunten. In de regeling en bij het toekennen van complexiteitpunten wordt gepoogd zoveel mogelijk recht te doen aan de complexiteit van instellingen maar tevens moet de regeling eenvoudig, objectief uitvoerbaar en begrijpelijk worden geacht. Feit is bijvoorbeeld dat niet iedere instelling of omroep leden heeft. Dit criterium is echter dusdanig belangrijk voor het onderscheid tussen media-instellingen dat het - in lijn met het onderzoek - is opgenomen. Instellingen/omroepen zonder leden krijgen 1 punt. De bestuurlijke complexiteit van deze instellingen omvat niet de taken gelieerd aan een ledenvereniging. De suggestie om een separate scoretabel op te nemen voor instellingen zonder leden maakt de regeling onnodig complex.

Criterium totale baten

Opgemerkt werd dat het niet duidelijk is wat met het jaar t-2 wordt bedoeld. De toelichting is op dit punt aangevuld. Er zijn tevens opmerkingen gemaakt over de balans in de grenzen bij het criterium totale baten. Naar aanleiding hiervan is overwogen te werken met een tweejarig gemiddelde voor de baten. Gekeken is of daarmee kan worden voorkomen dat incidentele schommelingen plaatsvinden op de indeling van media-instellingen over de lagere maxima. Tot het gebruik van een tweejarig gemiddelde is niet besloten omdat dit geen invloed op de indeling blijkt te hebben, terwijl het de regeling wel complexer zou maken. Specifiek voor de NOS geldt in dit verband dat de totale baten significant kunnen variëren met grote evenementen die tweejaarlijks plaatsvinden. Om frequente schommelingen voor deze instelling te voorkomen wordt de grens van de totale baten van € 200 miljoen aangepast naar € 150 miljoen. Het gevolg van deze aanpassing is dat voor de NOS het algemene WNT-maximum van toepassing blijft. Op deze wijze wordt voorkomen dat er voor de NOS een onderschatting van het bezoldigingsmaximum is als deze wordt gebaseerd op een jaar waarin de NOS geen grote evenementen uitzendt.

Criterium mandaat

Partijen hebben een opmerking gemaakt over het criterium mandaat en meer specifiek over de categorie ondersteunend en het aantal punten dat hiervoor wordt toegekend. In reactie op deze opmerking is de naam van deze categorie aangepast naar ‘ondersteunend of coördinerend’. Daarmee wordt recht gedaan aan de coördinerende taken van de instellingen binnen deze categorie. Het aantal punten voor deze categorie blijft echter gelijk. Omdat instellingen met een coördinerende taak al binnen deze categorie vielen wijzigt het criterium inhoudelijk niet.

Een partij heeft een opmerking over artikel 5e in combinatie met het criterium ‘mandaat’. Omroepen worden in de regeling bij naam genoemd en ingedeeld in een categorie. De partij gaat ervan uit dat als de huidige aspiranten zich in 2022 aansluiten bij een zelfstandige omroep en er een nieuwe samenwerkingsomroep ontstaat, deze gelijk wordt gesteld aan een fusieomroep aangezien beide vormen van organisatie zijn toegestaan.

Zoals aangegeven in de artikelsgewijze toelichting wordt bij een nieuwe concessieperiode bezien of de indeling aanpassing behoeft. Onderdeel daarvan is de beoordeling binnen welke categorie een omroep valt.

Een partij heeft een opmerking gemaakt over de indeling van zelfstandige omroepen versus fusieomroepen. Voor de fusieomroepen blijft met deze regeling het algemene WNT-maximum gelden. Dit onderscheid met zelfstandige omroepen volgt thans uit het feit dat fusieomroepen significant hogere baten hebben en daarvoor 10 punten krijgen.

Criterium bereik

Daarnaast is opgemerkt dat Omrop Fryslân deel uitmaakt van het regionale bestel en zowel regionaal als landelijk uitzendt, vanuit de opdracht voor het Fries (als tweede officiële taal in de provincie Fryslân). Deze omroep kent naast de financiering door OCW ook een financieringsstroom vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de Provincie Friesland, vastgelegd in het Bestuursakkoord Friese Taal en Cultuur. In dit kader verzorgt Omrop Fryslân wekelijkse Friestalige programma’s op de landelijke televisie en voor schooltelevisie. Omdat deze omroep primair onderdeel uitmaakt van het regionale omroepbestel, geldt voor deze omroep de indeling in de categorie regionaal.

Alle media-instellingen benoemen in de regeling

Enkele partijen wezen op het belang om ook de instellingen waarop het algemene WNT-maximum van toepassing is te benoemen in het betreffende artikel van de regeling, in plaats van in de toelichting. Zij wijzen op duidelijkheid, transparantie en consistentie in de regeling. Door de instellingen in het artikel te benoemen, wordt in de regeling zelf al duidelijk voor welke instellingen het algemene WNT-maximum geldt. Dit biedt zekerheid en daarmee hoeft in de toekomst niet de toelichting te worden teruggezocht. De regeling is op dit punt aangepast.

Ingangsdatum

Er zijn opmerkingen gemaakt over de ingangsdatum van de lagere maxima per 1 januari 2021. In dat verband wordt opgemerkt dat er de afgelopen jaren voldoende uitingen zijn gedaan over de beloningen in de mediasector. Het kabinet heeft deze stap reeds medio 2019 aangekondigd en kort daarna is het gesprek hierover geopend. Daarmee is voldoende duidelijk gemaakt dat de lagere maxima per 2021 zouden ingaan en niet pas met ingang van de nieuwe concessieperiode zoals wordt gesteld. Daarnaast maakt het algemene WNT-overgangsrecht spoedige inwerkingtreding niet alleen mogelijk maar ook wenselijk. Zoals hiervoor weergegeven houdt dit overgangsrecht op hoofdlijnen in dat een te hoge bezoldiging vier jaar in stand mag blijven waarna deze in drie jaar moet worden afgebouwd naar het dan toepasselijke maximum.

Hoogte van de bedragen

Tot slot is een opmerking gemaakt over de hoogte van de maxima in de regeling. De bedragen in de regeling betreffen de maximumbezoldiging. De feitelijke bezoldiging hoeft het maximum niet te raken en wordt in de praktijk in verhouding gebracht met onder meer de zwaarte van de bestuursfunctie en de capaciteiten en ervaring van de topfunctionaris. De verlaagde bezoldigingsmaxima dragen hier aan bij. De raden van toezicht en de bestuurders dragen de verantwoordelijkheid om met inachtneming van het toepasselijke maximum te komen tot gepaste afspraken over de bezoldiging.

Uitvoeringstoetsen

Uit de uitvoeringstoetsen van DUO, CvdM en het EAUT-panel blijkt dat de regeling uitvoerbaar wordt geacht. De inhoudelijke opmerkingen zijn in de beschrijving hiervoor opgenomen.

7. Gevolgen voor de regeldruk

De media-instellingen zullen eens per vijf jaar, aan het begin van een nieuwe concessie- en erkenningsperiode, in deze regeling moeten nagaan welk verlaagd maximum op hen van toepassing is. De administratieve lasten hiervan zijn verwaarloosbaar.

Ook de indexering van de bezoldigingsmaxima heeft een verwaarloosbare impact op de administratieve lasten en nalevingskosten van de WNT. Instellingen die onder de reikwijdte van de WNT vallen, moeten in deze regeling kennisnemen van de nieuwe maxima en normbedragen. De nieuwe maxima zijn voorzienbaar, aangezien de wijze waarop deze bepaald worden uit de wet voortvloeit.

Met deze wijziging van de regeling worden verder geen (nieuwe) informatieverplichtingen gecreëerd of geschrapt. De regeling heeft daarmee, los van kennisnamekosten, geen gevolgen voor de administratieve lasten. Gezien de verwaarloosbare impact zijn de administratieve lasten niet gekwantificeerd.

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft de regeling niet geselecteerd voor formele advisering omdat de gevolgen voor de regeldruk niet omvangrijk zijn.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

Waar het in de gewijzigde regeling gaat om ‘topfunctionarissen van media-instellingen’ zijn bedoeld de topfunctionarissen – een term die reeds in de wet is gedefinieerd – van de publieke media-instellingen. Dit zijn de landelijke en regionale publieke omroepen, de NPO, RPO en de STER.

Artikel I, onderdelen B en C

Het bezoldigingsmaximum voor klasse A tot en met F voor onderwijsinstellingen en voor de cultuurfondsen is voor 2021 geïndexeerd met 3,8% (hetzelfde percentage als voor indexering van het algemeen bezoldigingsmaximum van de WNT) en is vervolgens conform de werkwijze bij het algemeen bezoldigingsmaximum naar boven afgerond op duizendtallen. Er is gerekend met de bedragen die voor 2020 van toepassing waren.

Artikel I, onderdeel D

Zoals dat reeds voor de onderwijsinstellingen en cultuurfondsen geldt, worden met deze wijzigingsregeling ook verlaagde bezoldigingsmaxima ingevoerd voor media-instellingen. Op grond van art. 2.6, eerste lid, WNT worden drie verlaagde maxima vastgesteld en de media-instellingen zijn in artikel 5e ingedeeld in categorieën. Voor de instellingen in artikel 5e, onderdeel d, blijft het algemene WNT-maximum van toepassing.

De indeling wordt in beginsel vastgelegd voor een concessie- en erkenningsperiode. Voor de daarop volgende periode wordt voor alle media-instellingen bezien of – op grond van de beschreven criteria – de indeling nog actueel is.

Op deze regeling is het algemene overgangsrecht van de WNT van toepassing. Voor de media-instellingen betekent dat een overgangssituatie die duurt tot en met uiterlijk 31 december 2027.

Artikel I, onderdelen E, F, G, H, I, J

In een aantal gevallen waren de namen van de afdelingen en directies waar het WNT-toezicht is belegd niet meer actueel. Derhalve is besloten deze artikelen te actualiseren. Daarnaast is er een tekstuele verbetering doorgevoerd.

Artikel II

De vaststelling van verlaagde maxima gebeurt volgens artikel 2.6, eerste lid, en artikel 2.7, tweede lid, telkens uiterlijk in de maand november voorafgaand aan het jaar waarop de bedragen betrekking hebben. De inwerkingtreding is op 1 januari 2021 gesteld.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstuk 2018/19, 32 827, nr. 157 van 14 juni 2019.

X Noot
4

Dit bedrag kan wijzigen als gebruikgemaakt wordt van artikel 7.4 van de WNT.

X Noot
5

Ex Ante UitvoeringsToets: extern WNT-panel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met onder meer accountants.

Naar boven