TOELICHTING
I. Algemene toelichting
1. Aanleiding
De Regeling normering topinkomens OCW-sectoren (hierna: de regeling) wordt op enkele
punten gewijzigd. Samengevat gaat het om de volgende wijzigingen:
-
1. Introductie van verlaagde bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van publieke
media-instellingen;
-
2. Indexering van de bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van onderwijsinstellingen
en van de cultuurfondsen;
-
3. Diverse technische wijzigingen.
2. Introductie van verlaagde bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van publieke
media-instellingen
2.1 Aanleiding
Al geruime tijd bestaat er in de samenleving en in de politiek behoefte aan verdere
regulering van de beloningen van bestuurders bij landelijke en regionale publieke
media-instellingen. In de Kamerbrief over de toekomst van de publieke omroep van 14 juni
2019 is een met de sector afgestemd voorstel met lagere bezoldigingsmaxima voor het
mediadomein aangekondigd.1 Afgelopen jaar is gebruikt om in overleg met de mediasector criteria te ontwikkelen
voor de indeling van de instellingen over deze verlaagde maxima. Panteia en AWVN hebben
een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar welke bezoldigingssystematiek van topfunctionarissen
in het publieke mediadomein passend is en welke factoren geschikt zijn om de bestuurlijke
complexiteit van de media-instellingen te meten. Dit onderzoek heeft geleid tot ‘bouwstenen’
voor de criteria en de indeling van de instellingen.2 Op basis van deze bouwstenen is de voorliggende regeling opgesteld. De bestuurlijke
complexiteit van instelling is leidend voor de maximumbezoldiging van de topfunctionaris.
2.2 Uitgangspunten
Het doel van de verlaagde bezoldigingsmaxima is ondersteuning van een evenwichtig
bezoldigingsbeleid bij de landelijke en regionale publieke media-instellingen. Het
model voorkomt opwaartse druk naar het algemene WNT-maximum en voldoet aan de volgende
uitgangspunten:
-
a. Eenvoudig, transparant, toetsbaar en het niet uitlokken van perverse prikkels.
De verlaagde maxima zijn gebaseerd op objectieve criteria.
-
b. Universeel toepasbaar.
Het systeem bevat criteria die op alle publieke media-instellingen toegepast kunnen
worden.
-
c. Niet manipuleerbaar.
De criteria zijn zo gekozen dat de mogelijkheden voor strategisch gedrag om de maximale
bezoldiging te verhogen gering zijn.
-
d. Draagvlak.
Panteia en AWVN hebben tijdens het onderzoek interviews gehouden met bestuurders en
toezichthouders van publieke media-instellingen. Daarnaast is contact onderhouden
met de sectororganisaties. In paragraaf 6 wordt dit verder toegelicht.
2.3 Reikwijdte
De verlaagde maxima gelden voor topfunctionarissen van de publieke media-instellingen.
Dit zijn de landelijke en regionale publieke omroepen, de NPO, RPO en de STER.
2.4 Vaststelling bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen in het mediadomein
Voor de verlaagde maxima voor de media-instellingen wordt gebruikgemaakt van artikel
2.6 van de WNT. Dit houdt in dat in de regeling wordt vastgelegd welk bezoldigingsmaximum
geldt voor welke instelling. Hiervoor is gekozen vanwege het relatief kleine aantal
instellingen in de mediasector, omdat de score op een deel van de criteria voor een
instelling gedurende een paar jaar constant is en omdat de administratieve lasten
voor de instellingen daardoor laag zijn. De indeling van de instellingen over de verlaagde
maxima wordt vastgelegd voor de duur van de concessie- en erkenningsperiode (in beginsel
vijf jaar).
Om te bepalen welke instelling bij welk verlaagd maximum wordt ingedeeld, is gebruikgemaakt
van vier generieke instellingscriteria. Deze instellingscriteria bieden een weergave
van de zwaarte van de functie van de bestuurders gebaseerd op functiewaarderingsverhoudingen.
Gezamenlijk geven de criteria een indicatie van de complexiteit van de betreffende
bestuursfunctie. Het definiëren van goede criteria die de complexiteit van de bestuursfunctie
meten, is cruciaal om te komen tot juiste indeling van de instellingen over de verlaagde
bezoldigingsmaxima. Hiervoor is gebruikgemaakt van de bouwstenen uit het onderzoek
van AWVN en Panteia.
De criteria die de indeling bepalen zijn:
-
1. Totale baten in jaar t-2
Het totaal van de baten is het belangrijkste criterium, daarvoor zijn de meeste complexiteitspunten
te krijgen. De baten zijn goed te objectiveren en zijn een indicator van de omvang
en complexiteit van de instelling. Daarnaast geeft het indirect een indicatie ten
aanzien van het aantal stakeholders en het afbreukrisico voor de bestuurder.
Gekeken wordt naar het totaal van de baten volgens de jaarrekening in het tweede jaar
voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het bezoldigingsmaximum wordt toegepast. Voor
de indeling geldend vanaf 2021 is gekeken naar de totale baten in 2019. De totale
baten van de instellingen bestaan uit zowel de publieke als de private baten. Onder
publieke baten wordt de bijdrage aan de publieke media-instellingen vanuit de Rijksoverheid
verstaan. Onder private baten worden alle inkomsten verstaan die de publieke media-instellingen
zelf genereren, bijvoorbeeld bijdragen vanuit leden.
-
2. Het aantal leden bij de meest recente ledentelling
Bij het tweede criterium wordt gekeken naar het aantal leden. Het hebben van leden
zegt iets over de complexiteit, het draagvlak en de legitimiteit van de omroep.
Voorafgaand aan elke nieuwe concessie- en erkenningsperiode houdt het Commissariaat
voor de Media een ledentelling op een door de minister vastgestelde peildatum. Het
Commissariaat controleert de ledenbestanden, gaat na of ieder lid de jaarlijkse contributie
heeft betaald en betrekt hierbij de accountantsverklaring van de omroep. Vervolgens
stelt het Commissariaat vast of de betreffende omroep voldoende leden heeft om als
aspirant omroep, zelfstandige omroep of fusieomroep toe te treden tot het bestel.
-
3. Het mandaat
Vervolgens telt de Mediawettelijke status van de media-instellingen als criterium
voor het toedelen van complexiteitspunten. Het Mediawettelijke onderscheid tussen
aspirant omroepen, zelfstandige omroepen, fusieomroepen, ondersteunde organisaties
(zoals de NTR, RPO en de STER) en sturende organisaties (zoals de NPO) wordt gebruikt
als indicator voor de impact van de organisatie. De sturende organisaties worden als
meest complex gezien en ervaren. Vervolgens zijn de andere rolposities hierop ingedeeld.
-
4. Het bereik
Ten slotte wordt het bereik van de instelling gebruikt als tweede criterium voor de
impact van de instelling. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen landelijk en regionaal
opererende instellingen. Dit onderscheid wordt ook gemaakt in de Mediawet 2008. Het
toekennen van meer punten aan de landelijke instellingen doet recht aan het feit dat
de landelijke omroepen medeverantwoordelijkheid dragen voor het publieke omroepbestel.
Voor ieder criterium wordt een schaal gehanteerd. Uit de score op die schaal volgt
een aantal complexiteitspunten. Het totaal van deze complexiteitspunten bepaalt welk
bezoldigingsmaximum voor de media-instelling geldt en van toepassing is op de topfunctionaris(sen).
De criteria, met bijbehorend aantal complexiteitspunten, kunnen als volgt worden samengevat
in tabelvorm:
Totale baten in mln. euro
|
Aantal
complexiteitspunten
|
Ledenaantal
|
Aantal
complexiteitspunten
|
0 tot 15
|
2
|
Niet-leden
|
1
|
15 tot 40
|
4
|
50.000 tot 100.000
|
2
|
40 tot 100
|
6
|
100.000 tot 150.000
|
3
|
100 tot 150
|
8
|
150.000 en meer
|
4
|
150 en meer
|
10
|
|
|
Mandaat
|
Aantal
complexiteitspunten
|
Bereik
|
Aantal
complexiteitspunten
|
Aspirant
|
1
|
Regionaal
|
3
|
Ondersteunend of coördinerend
|
2
|
Nationaal
|
5
|
Zelfstandig
|
3
|
|
|
Fusie
|
4
|
|
|
Sturend
|
5
|
|
|
Dit leidt tot de volgende (verlaagde) maxima:
Categorie
|
Aantal complexiteitspunten
|
Maximum 2021
|
A
|
7 -10
|
€ 148.000
|
B
|
11-14
|
€ 176.000
|
C
|
15-18
|
€ 193.000
|
Algemeen WNT-maximum
|
19-24
|
€ 209.000
|
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de complexiteitspunten met bijbehorende
categorie van de media-instellingen.
|
Complexiteitspunten
|
|
Media-instelling
|
Baten
|
Ledenaantal
|
Bereik
|
Mandaat
|
Totaal
|
Categorie
|
HUMAN
|
2
|
2
|
5
|
1
|
10
|
A
|
PowNed
|
2
|
2
|
5
|
1
|
10
|
A
|
RPO
|
2
|
1
|
5
|
2
|
10
|
A
|
Stichting Omroep Limburg
|
2
|
1
|
3
|
3
|
9
|
A
|
Stichting Omroep Zeeland
|
2
|
1
|
3
|
3
|
9
|
A
|
Stichting Omrop Frieslân
|
2
|
1
|
3
|
3
|
9
|
A
|
Stichting Regionale Omroep Flevoland
|
2
|
1
|
3
|
3
|
9
|
A
|
Stichting Regionale Omroep Rotterdam-Rijnmond en omgeving
|
2
|
1
|
3
|
3
|
9
|
A
|
Stichting Regionale Omroep West
|
2
|
1
|
3
|
3
|
9
|
A
|
Stichting RTV Drenthe
|
2
|
1
|
3
|
3
|
9
|
A
|
Stichting RTV Noord
|
2
|
1
|
3
|
3
|
9
|
A
|
Stichting RTV Oost
|
2
|
1
|
3
|
3
|
9
|
A
|
Stichting Samenwerkende Publieke Omroepen Midden Nederland
|
2
|
1
|
3
|
3
|
9
|
A
|
WNL
|
2
|
2
|
5
|
1
|
10
|
A
|
NTR
|
6
|
1
|
5
|
2
|
14
|
B
|
Stichting Omroep Gelderland
|
4
|
1
|
3
|
3
|
11
|
B
|
Stichting Regionale Omroep Brabant
|
4
|
1
|
3
|
3
|
11
|
B
|
Stichting RTV NH
|
4
|
1
|
3
|
3
|
11
|
B
|
EO
|
6
|
4
|
5
|
3
|
18
|
C
|
MAX
|
6
|
4
|
5
|
3
|
18
|
C
|
STER
|
8
|
1
|
5
|
2
|
16
|
C
|
VPRO
|
6
|
4
|
5
|
3
|
18
|
C
|
AVRO-TROS
|
8
|
4
|
5
|
4
|
21
|
Algemeen WNT-maximum
|
BNN-VARA
|
8
|
4
|
5
|
4
|
21
|
Algemeen WNT-maximum
|
KRO-NCRV
|
8
|
4
|
5
|
4
|
21
|
Algemeen WNT-maximum
|
NOS
|
10
|
1
|
5
|
3
|
19
|
Algemeen WNT-maximum
|
NPO
|
10
|
1
|
5
|
5
|
21
|
Algemeen WNT-maximum
|
3. Indexatie van de maxima van de bezoldigingsklassen voor de onderwijssectoren en
de maxima voor de cultuurfondsen
3.1. Vaststelling bezoldigingsmaximum sector onderwijs bezoldigingsklasse G
Het maximum van bezoldigingsklasse G - de onderwijsklasse met de grootste complexiteit
- is gelijk aan het algemeen bezoldigingsmaximum (artikel 2.3 van de WNT). Op 15 september
2020 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bekendgemaakt
dat het algemeen bezoldigingsmaximum met 3,8% wordt geïndexeerd en vervolgens naar
boven wordt afgerond op een duizendvoud in euro’s.3 Het algemeen bezoldigingsmaximum in 2021 is daardoor vastgesteld op € 209.000.4
3.2 Vaststelling bezoldigingsmaximum sector onderwijs bezoldigingsklasse A tot en
met F en cultuurfondsen
De bezoldigingsmaxima voor bezoldigingsklasse A tot en met F en de cultuurfondsen
worden per 1 januari 2021 geïndexeerd met hetzelfde percentage als het algemeen bezoldigingsmaximum
en vervolgens afgerond naar boven op een duizendvoud in euro’s. Daarmee blijft de
opbouw van de sectorale bezoldigingsmaxima in evenwicht. De bezoldigingsmaxima voor
2021 (afgezet tegen 2020) zijn:
Onderwijs
|
Cultuurfondsen
|
Klasse
|
Maximum 2020
|
Maximum 2021
|
Klasse
|
Maximum 2020
|
Maximum 2021
|
A
|
€ 119.000
|
€ 124.000
|
1
|
€ 139.000
|
€ 145.000
|
B
|
€ 132.000
|
€ 138.000
|
2
|
€ 167.000
|
€ 174.000
|
C
|
€ 143.000
|
€ 149.000
|
|
|
|
D
|
€ 157.000
|
€ 163.000
|
|
|
|
E
|
€ 170.000
|
€ 177.000
|
|
|
|
F
|
€ 183.000
|
€ 190.000
|
|
|
|
G
|
€ 201.000
|
€ 209.0001
|
|
|
|
X Noot
1Dit bedrag kan wijzigen als gebruikgemaakt wordt van artikel 7.4 van de WNT.
4. Diverse technische verbeteringen
De namen van de afdelingen en directies waar het WNT-toezicht is belegd, waren in
een aantal gevallen niet meer actueel. Dit is aangepast. Daarnaast is een tekstuele
verbetering doorgevoerd.
5. Inwerkingtreding, vaste verandermomenten en overgangsrecht
Deze regeling treedt in werking per 1 januari 2021 en wordt, in afwijking van de afspraken
rond de invoeringstermijn van twee maanden die is neergelegd in de Aanwijzingen voor
de regelgeving (AR 4.17), conform de WNT in de maand november voorafgaand aan het
jaar waarop de bedragen betrekking hebben, vastgesteld en gepubliceerd.
De indeling van de media-instellingen over de verlaagde maxima blijft tot het eind
van de lopende concessie- en erkenningsperiode in beginsel ongewijzigd, en wordt vervolgens
aan het begin van een nieuwe concessie- en erkenningsperiode geactualiseerd. De nieuwe
indeling treedt in werking per 1 januari van het jaar volgend op publicatie van de
regeling in (uiterlijk) november. Jaarlijks worden de maxima geïndexeerd met het percentage
waarmee de algemene WNT-norm wordt geïndexeerd vervolgens afgerond naar boven op een
duizendvoud in euro’s.
Op deze regeling is het algemene overgangsrecht van de WNT van toepassing. In zijn
algemeenheid betekent dit dat bij een verlaging van de bezoldigingsklasse of van het
van toepassing zijnde (verlaagde) maximum de dan reeds overeengekomen bezoldiging
vier jaar in stand mag blijven en daarna in drie jaar wordt afgebouwd naar het toepasselijke
maximum. Informatie over het overgangsrecht is te vinden op www.topinkomens.nl, onder ‘Vraag en antwoord’, ‘Het overgangsrecht’. Hierbij zij opgemerkt dat topfunctionarissen
binnen een aanstelling slechts eenmaal gebruik kunnen maken van het WNT-overgangsrecht.
Concreet betekent dit dat enkele topfunctionarissen die nu al onder het overgangsrecht
vallen, de bezoldiging versneld moeten afbouwen naar het toepasselijke verlaagde maximum.
6. Gevolgen voor de uitvoeringspraktijk
De conceptregeling is ter consultatie voorgelegd aan de koepelorganisaties in het
onderwijs, de bestuurdersverenigingen in het onderwijs, de toezichthoudersverenigingen
in het onderwijs, de vakbonden in het onderwijs, de NPO, de RPO, het College van Omroepen,
de landelijke en regionale publieke omroepen, de Federatie Cultuur, de Vereniging
van Nederlandse Orkesten en de betrokken ministeries. Daarnaast is de conceptregeling
ter uitvoeringstoets voorgelegd aan het Commissariaat voor de Media, het EAUT-panel5, aan DUO en via DUO aan de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de Auditdienst Rijk
(ADR).
Relatie tussen WNT-indexering en contractloonontwikkeling
Een partij geeft aan dat ten aanzien van de voorgestelde maxima opvalt dat sprake
lijkt van een hogere indexering dan de indexering van de contractloonontwikkeling
in het onderwijs, wat versterkt zou worden door de afronding van de bezoldigingsmaxima
op duizendtallen naar boven. De partij ziet geen reden om de topinkomens meer te laten
stijgen dan de inkomens van de rest van het personeel.
In relatie tot dit punt is het van belang dat de indexering van het WNT-maximum en
de maxima van de categorieën zijn gekoppeld aan de loonkostenontwikkeling bij de overheid
van twee jaar geleden (voor de norm van 2021 wordt uitgegaan van de loonontwikkeling
in 2019). Door die koppeling loopt de ontwikkeling van de maximumbeloning van de bestuurders
in de pas met die van het overige onderwijspersoneel, zij het met vertraging. Voor
de afronding op duizendtallen is bij de WNT gekozen om communicatieredenen. De regeling
volgt de indexatie en afronding van de WNT.
Lagere maxima voor het media-domein
Enkele partijen hebben een toelichting gevraagd op het afwijken van de criteria in
de regeling ten opzichte van de criteria uit het onderzoek van AWVN en Panteia. Het
onderzoek dat AWVN en Panteia hebben uitgevoerd leveren de bouwstenen voor de verlaagde
bezoldigingsmaxima voor bestuurders bij de landelijke en regionale publieke omroep.
De criteria die ten grondslag liggen aan de indeling van instellingen over verlaagde
maxima komen dan ook uit het onderzoeksrapport, namelijk: totale baten, aantal leden,
bereik en mandaat (in het onderzoek ‘rol’ genoemd). De volgende criteria zijn wel
door AWVN en Panteia genoemd als mogelijke criteria maar zijn niet meegenomen in de
regeling:
-
• Ondernemerschap naar eigen inkomsten
De eigen inkomsten worden niet meegenomen als zelfstandig criterium omdat deze al
gevat zitten in het criterium totale baten. Door eigen inkomsten twee keer mee te
laten wegen - bij totale baten en eigen inkomsten als separaat criterium - komt te
veel nadruk te liggen op het genereren van eigen inkomsten terwijl tegelijkertijd
de non-commercialiteit van omroepen hoog in het vaandel staat. Door de eigen inkomsten
als zelfstandig criterium buiten beschouwing te laten is een mogelijk risico voor
de non-commercialiteit van het publieke media-aanbod voldoende afgedekt.
-
• Bestuurlijke verantwoordelijkheden eenhoofdig of gedeeld
Het meenemen van dit criterium zou leiden tot complexiteit indien bestuurswisselingen
of wijzigingen van de samenstelling van het bestuur plaatsvinden gedurende het jaar.
Ook omdat dit een manipuleerbaar criterium is en de WNT geen relatie legt met de omvang
van het bestuur, is dit criterium niet meegenomen. Daarnaast leggen andere WNT-regelingen
met lagere maxima geen relatie met de omvang van het bestuur. Zwaarwegende redenen
om hier voor het media-domein van af te wijken worden niet gezien.
Enkele partijen hebben een opmerking gemaakt over de eigenheid van de organisatie
en hoe dit beoordeeld wordt aan de hand van complexiteitpunten. In de regeling en
bij het toekennen van complexiteitpunten wordt gepoogd zoveel mogelijk recht te doen
aan de complexiteit van instellingen maar tevens moet de regeling eenvoudig, objectief
uitvoerbaar en begrijpelijk worden geacht. Feit is bijvoorbeeld dat niet iedere instelling
of omroep leden heeft. Dit criterium is echter dusdanig belangrijk voor het onderscheid
tussen media-instellingen dat het - in lijn met het onderzoek - is opgenomen. Instellingen/omroepen
zonder leden krijgen 1 punt. De bestuurlijke complexiteit van deze instellingen omvat
niet de taken gelieerd aan een ledenvereniging. De suggestie om een separate scoretabel
op te nemen voor instellingen zonder leden maakt de regeling onnodig complex.
Criterium totale baten
Opgemerkt werd dat het niet duidelijk is wat met het jaar t-2 wordt bedoeld. De toelichting
is op dit punt aangevuld. Er zijn tevens opmerkingen gemaakt over de balans in de
grenzen bij het criterium totale baten. Naar aanleiding hiervan is overwogen te werken
met een tweejarig gemiddelde voor de baten. Gekeken is of daarmee kan worden voorkomen
dat incidentele schommelingen plaatsvinden op de indeling van media-instellingen over
de lagere maxima. Tot het gebruik van een tweejarig gemiddelde is niet besloten omdat
dit geen invloed op de indeling blijkt te hebben, terwijl het de regeling wel complexer
zou maken. Specifiek voor de NOS geldt in dit verband dat de totale baten significant
kunnen variëren met grote evenementen die tweejaarlijks plaatsvinden. Om frequente
schommelingen voor deze instelling te voorkomen wordt de grens van de totale baten
van € 200 miljoen aangepast naar € 150 miljoen. Het gevolg van deze aanpassing is
dat voor de NOS het algemene WNT-maximum van toepassing blijft. Op deze wijze wordt
voorkomen dat er voor de NOS een onderschatting van het bezoldigingsmaximum is als
deze wordt gebaseerd op een jaar waarin de NOS geen grote evenementen uitzendt.
Criterium mandaat
Partijen hebben een opmerking gemaakt over het criterium mandaat en meer specifiek
over de categorie ondersteunend en het aantal punten dat hiervoor wordt toegekend.
In reactie op deze opmerking is de naam van deze categorie aangepast naar ‘ondersteunend
of coördinerend’. Daarmee wordt recht gedaan aan de coördinerende taken van de instellingen
binnen deze categorie. Het aantal punten voor deze categorie blijft echter gelijk.
Omdat instellingen met een coördinerende taak al binnen deze categorie vielen wijzigt
het criterium inhoudelijk niet.
Een partij heeft een opmerking over artikel 5e in combinatie met het criterium ‘mandaat’.
Omroepen worden in de regeling bij naam genoemd en ingedeeld in een categorie. De
partij gaat ervan uit dat als de huidige aspiranten zich in 2022 aansluiten bij een
zelfstandige omroep en er een nieuwe samenwerkingsomroep ontstaat, deze gelijk wordt
gesteld aan een fusieomroep aangezien beide vormen van organisatie zijn toegestaan.
Zoals aangegeven in de artikelsgewijze toelichting wordt bij een nieuwe concessieperiode
bezien of de indeling aanpassing behoeft. Onderdeel daarvan is de beoordeling binnen
welke categorie een omroep valt.
Een partij heeft een opmerking gemaakt over de indeling van zelfstandige omroepen
versus fusieomroepen. Voor de fusieomroepen blijft met deze regeling het algemene
WNT-maximum gelden. Dit onderscheid met zelfstandige omroepen volgt thans uit het
feit dat fusieomroepen significant hogere baten hebben en daarvoor 10 punten krijgen.
Criterium bereik
Daarnaast is opgemerkt dat Omrop Fryslân deel uitmaakt van het regionale bestel en
zowel regionaal als landelijk uitzendt, vanuit de opdracht voor het Fries (als tweede
officiële taal in de provincie Fryslân). Deze omroep kent naast de financiering door
OCW ook een financieringsstroom vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de
Provincie Friesland, vastgelegd in het Bestuursakkoord Friese Taal en Cultuur. In
dit kader verzorgt Omrop Fryslân wekelijkse Friestalige programma’s op de landelijke
televisie en voor schooltelevisie. Omdat deze omroep primair onderdeel uitmaakt van
het regionale omroepbestel, geldt voor deze omroep de indeling in de categorie regionaal.
Alle media-instellingen benoemen in de regeling
Enkele partijen wezen op het belang om ook de instellingen waarop het algemene WNT-maximum
van toepassing is te benoemen in het betreffende artikel van de regeling, in plaats
van in de toelichting. Zij wijzen op duidelijkheid, transparantie en consistentie
in de regeling. Door de instellingen in het artikel te benoemen, wordt in de regeling
zelf al duidelijk voor welke instellingen het algemene WNT-maximum geldt. Dit biedt
zekerheid en daarmee hoeft in de toekomst niet de toelichting te worden teruggezocht.
De regeling is op dit punt aangepast.
Ingangsdatum
Er zijn opmerkingen gemaakt over de ingangsdatum van de lagere maxima per 1 januari
2021. In dat verband wordt opgemerkt dat er de afgelopen jaren voldoende uitingen
zijn gedaan over de beloningen in de mediasector. Het kabinet heeft deze stap reeds
medio 2019 aangekondigd en kort daarna is het gesprek hierover geopend. Daarmee is
voldoende duidelijk gemaakt dat de lagere maxima per 2021 zouden ingaan en niet pas
met ingang van de nieuwe concessieperiode zoals wordt gesteld. Daarnaast maakt het
algemene WNT-overgangsrecht spoedige inwerkingtreding niet alleen mogelijk maar ook
wenselijk. Zoals hiervoor weergegeven houdt dit overgangsrecht op hoofdlijnen in dat
een te hoge bezoldiging vier jaar in stand mag blijven waarna deze in drie jaar moet
worden afgebouwd naar het dan toepasselijke maximum.
Hoogte van de bedragen
Tot slot is een opmerking gemaakt over de hoogte van de maxima in de regeling. De
bedragen in de regeling betreffen de maximumbezoldiging. De feitelijke bezoldiging
hoeft het maximum niet te raken en wordt in de praktijk in verhouding gebracht met
onder meer de zwaarte van de bestuursfunctie en de capaciteiten en ervaring van de
topfunctionaris. De verlaagde bezoldigingsmaxima dragen hier aan bij. De raden van
toezicht en de bestuurders dragen de verantwoordelijkheid om met inachtneming van
het toepasselijke maximum te komen tot gepaste afspraken over de bezoldiging.
Uitvoeringstoetsen
Uit de uitvoeringstoetsen van DUO, CvdM en het EAUT-panel blijkt dat de regeling uitvoerbaar
wordt geacht. De inhoudelijke opmerkingen zijn in de beschrijving hiervoor opgenomen.
7. Gevolgen voor de regeldruk
De media-instellingen zullen eens per vijf jaar, aan het begin van een nieuwe concessie-
en erkenningsperiode, in deze regeling moeten nagaan welk verlaagd maximum op hen
van toepassing is. De administratieve lasten hiervan zijn verwaarloosbaar.
Ook de indexering van de bezoldigingsmaxima heeft een verwaarloosbare impact op de
administratieve lasten en nalevingskosten van de WNT. Instellingen die onder de reikwijdte
van de WNT vallen, moeten in deze regeling kennisnemen van de nieuwe maxima en normbedragen.
De nieuwe maxima zijn voorzienbaar, aangezien de wijze waarop deze bepaald worden
uit de wet voortvloeit.
Met deze wijziging van de regeling worden verder geen (nieuwe) informatieverplichtingen
gecreëerd of geschrapt. De regeling heeft daarmee, los van kennisnamekosten, geen
gevolgen voor de administratieve lasten. Gezien de verwaarloosbare impact zijn de
administratieve lasten niet gekwantificeerd.
Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft de regeling niet geselecteerd voor
formele advisering omdat de gevolgen voor de regeldruk niet omvangrijk zijn.
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A
Waar het in de gewijzigde regeling gaat om ‘topfunctionarissen van media-instellingen’
zijn bedoeld de topfunctionarissen – een term die reeds in de wet is gedefinieerd
– van de publieke media-instellingen. Dit zijn de landelijke en regionale publieke
omroepen, de NPO, RPO en de STER.
Artikel I, onderdelen B en C
Het bezoldigingsmaximum voor klasse A tot en met F voor onderwijsinstellingen en voor
de cultuurfondsen is voor 2021 geïndexeerd met 3,8% (hetzelfde percentage als voor
indexering van het algemeen bezoldigingsmaximum van de WNT) en is vervolgens conform
de werkwijze bij het algemeen bezoldigingsmaximum naar boven afgerond op duizendtallen.
Er is gerekend met de bedragen die voor 2020 van toepassing waren.
Artikel I, onderdeel D
Zoals dat reeds voor de onderwijsinstellingen en cultuurfondsen geldt, worden met
deze wijzigingsregeling ook verlaagde bezoldigingsmaxima ingevoerd voor media-instellingen.
Op grond van art. 2.6, eerste lid, WNT worden drie verlaagde maxima vastgesteld en
de media-instellingen zijn in artikel 5e ingedeeld in categorieën. Voor de instellingen
in artikel 5e, onderdeel d, blijft het algemene WNT-maximum van toepassing.
De indeling wordt in beginsel vastgelegd voor een concessie- en erkenningsperiode.
Voor de daarop volgende periode wordt voor alle media-instellingen bezien of – op
grond van de beschreven criteria – de indeling nog actueel is.
Op deze regeling is het algemene overgangsrecht van de WNT van toepassing. Voor de
media-instellingen betekent dat een overgangssituatie die duurt tot en met uiterlijk
31 december 2027.
Artikel I, onderdelen E, F, G, H, I, J
In een aantal gevallen waren de namen van de afdelingen en directies waar het WNT-toezicht
is belegd niet meer actueel. Derhalve is besloten deze artikelen te actualiseren.
Daarnaast is er een tekstuele verbetering doorgevoerd.
Artikel II
De vaststelling van verlaagde maxima gebeurt volgens artikel 2.6, eerste lid, en artikel
2.7, tweede lid, telkens uiterlijk in de maand november voorafgaand aan het jaar waarop
de bedragen betrekking hebben. De inwerkingtreding is op 1 januari 2021 gesteld.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob