Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2020, 55202 | Interne regelingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | Staatscourant 2020, 55202 | Interne regelingen |
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie; de Minister van Financiën; de Minister van Infrastructuur en Waterstaat; de Minister van Justitie en Veiligheid; de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat;
Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO;
Stichting Wageningen Research;
Stichting Deltares;
Koninklijke Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum;
Maritime Research Institute Netherlands;
TNO, WR, Deltares, NLR en Marin;
de Evaluatiecommissie Toegepaste Onderzoek Organisaties (TO2);
de subcommissies die de evaluaties van de afzonderlijke TO2-instellingen uitvoeren.
1. Er is een Evaluatiecommissie Toegepaste Onderzoek Organisaties (TO2), een subcommissie TNO, een subcommissie WR, een subcommissie Deltares, een subcommissie NLR en een subcommissie Marin.
2. De commissie heeft tot taak om:
a. het functioneren van de Toegepaste Onderzoek Organisaties (TO2) te beoordelen op de drie hoofdcriteria kwaliteit, impact en vitaliteit conform het Evaluatie en Monitoringskader Toegepast Onderzoek (EMTO);
b. de financiële bijdragen van de rijksoverheid aan deze organisaties te evalueren op doeltreffendheid en doelmatigheid conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE);
c. een aantal aanvullende evaluatievragen te beantwoorden, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar het belang van toegepaste onderzoeksfaciliteiten voor het uitvoeren van de primaire (onderzoeks)taken van de TO2-instellingen, inclusief de aansluiting op het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid (MTIB).
3. De subcommissies verrichten onderzoek naar:
a. het functioneren van een specifieke Toegepaste Onderzoek Organisatie (TO2);
b. de doeltreffendheid en doelmatigheid van de bijdragen van de rijksoverheid daaraan; en
c. onderwerpen zoals het belang van toegepaste onderzoeksfaciliteiten, inclusief de aansluiting op het MTIB, internationalisering en deelname aan programma’s van derden ten behoeve van de beantwoording van de aanvullende evaluatievragen.
4. De rapporten van de subcommissies, waarin de resultaten hiervan worden weergegeven, worden door de commissie vastgesteld en vormen de basis voor de eindevaluatie door de commissie met conclusies en aanbevelingen op TO2-breed niveau.
De voorzitter van de commissie brengt voor 1 april 2021 zijn schriftelijke eindrapport uit aan de Staatssecretaris. De rapporten van de subcommissies zijn onderdeel van het eindrapport.
1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste zes andere leden.
2. Vijf leden van de commissie zijn tevens voorzitter van de subcommissie TNO, de subcommissie WR, de subcommissie Deltares, de subcommissie NLR, dan wel de subcommissie Marin. Een subcommissie bestaat uit ten hoogste vijf andere leden.
3. De voorzitter en de andere leden van de commissie en van de subcommissies worden door de Staatssecretaris benoemd. Zij kunnen door de Staatssecretaris worden geschorst en ontslagen.
4. De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.
1. De commissie en de subcommissies stellen hun eigen werkwijzen schriftelijk vast.
2. De Staatssecretaris voorziet in het secretariaat van de commissie en de subcommissies.
3. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie en de subcommissies geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie en de subcommissies bewaard in het archief van dat ministerie.
4. De commissie en de subcommissies verstrekken desgevraagd aan de Staatssecretaris de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De Staatssecretaris kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
1. De leden van de commissie en de subcommissies zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens en inlichtingen die zij in het kader van hun werkzaamheden voor de commissie en de subcommissies ontvangen.
2. De leden van de commissie en de subcommissies behandelen alle verkregen gegevens en inlichtingen vertrouwelijk, tenzij zij deze op grond van een wettelijke verplichting aan een derde dienen te verstrekken of de Staatssecretaris toestemming heeft verleend voor het verstrekken van gegevens of inlichtingen aan derden.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op gegevens en inlichtingen die reeds anderszins openbaar zijn gemaakt.
1. Aan de leden van de commissie die tevens voorzitter zijn van de subcommissie TNO en WR wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 17 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk en de arbeidsduurfactor op 0,083.
2. Aan het lid van de commissie dat tevens voorzitter is van de subcommissie Marin wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 17 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk en de arbeidsduurfactor op 0,069.
3. Ter vergoeding van de werkzaamheden van de voorzitter van de commissie die werkzaam is bij een bekostigde instelling voor hoger onderwijs worden aan zijn werkgever de kosten voor voornoemde werkzaamheden vergoed tot maximaal 3,00 uur per week, ter hoogte van € 160 per uur exclusief BTW.
4. Ter vergoeding van de werkzaamheden van de andere leden van de commissie die voorzitter zijn van de subcommissie Deltares en NLR en werkzaam zijn bij een bekostigde instelling voor hoger onderwijs worden aan zijn of haar werkgever de kosten voor voornoemde werkzaamheden vergoed tot maximaal 2,47 uur per week, ter hoogte van € 160 per uur exclusief BTW.
5. Ter vergoeding van de werkzaamheden van het lid van de commissie welke geen voorzitter is van een subcommissie, die werkzaam is bij een bekostigde instelling voor hoger onderwijs worden aan haar werkgever de kosten voor voornoemde werkzaamheden vergoed tot maximaal 1,5 uur per week, ter hoogte van € 160 per uur exclusief BTW.
6. Aan de andere leden van de subcommissies TNO en WR wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk en de arbeidsduurfactor op 0,044.
7. Ter vergoeding van de werkzaamheden van de andere leden van de subcommissies TNO en WR die werkzaam zijn bij een bekostigde instelling voor hoger onderwijs worden aan zijn of haar werkgever de kosten voor voornoemde werkzaamheden vergoed tot maximaal 1,6 uur per week, ter hoogte van € 160 per uur exclusief BTW.
8. Aan de andere leden van de subcommissies Deltares, NLR en Marin wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van paragraaf 6.3 van de CAO Rijk en de arbeidsduurfactor op 0,031.
9. Ter vergoeding van de werkzaamheden van de andere leden van de subcommissies Deltares, NLR en Marin die werkzaam zijn bij een bekostigde instelling voor hoger onderwijs worden aan zijn of haar werkgever de kosten voor voornoemde werkzaamheden vergoed tot maximaal 1,13 uur per week, ter hoogte van € 160 per uur exclusief BTW.
1. Ter gelegenheid van de instelling van de commissie worden te rekenen vanaf 1 september 2020 tot en met 31 maart 2021 tot lid van de commissie benoemd:
a. de heer prof. dr. ir. W. van Saarloos, te Leiden, tevens voorzitter;
b. de heer ing. A.H. Lundqvist, te Gilze, tevens voorzitter van de subcommissie TNO;
c. de heer prof. dr. A.J.B. Zehnder, te Zürich (Zwitserland), tevens voorzitter van de subcommissie WR;
d. mevrouw prof. dr. S.J.M.H. Hulscher, te Zutphen, tevens voorzitter van de subcommissie Deltares
e. mevrouw prof. dr. ir. H. Bijl, te Den Haag, tevens voorzitter van de subcommissie NLR
f. de heer R.H. Berkvens, te Rotterdam, tevens voorzitter van de subcommissie Marin;
g. mevrouw prof. dr. E.H.M. Moors, te Nijmegen.
2. Tot lid van de subcommissie TNO worden te rekenen vanaf 1 september 2020 tot en met 31 maart 2021 benoemd:
a. de heer Matthieu Borsboom, vice-admiraal (b.d.), te Den Helder;
b. mevrouw prof. dr. ir. P.M. Herder, te Delfgauw;
c. de heer E.P.W. Savenije, te Vessem;
d. de heer dr. ir. J.C. Schouten, te Heesch;
e. de heer prof. dr. G. van der Steenhoven, te Voorthuizen.
3. Tot lid van de subcommissie WR worden te rekenen vanaf 1 september 2020 tot en met 31 maart 2021 benoemd:
a. mevrouw prof. G. de Boeck, te Keerbergen (België);
b. mevrouw dr. ir. G.I.J. Feunekes, te Rotterdam;
c. mevrouw ir. A. van de Kamp, te Wateringen;
d. de heer ir. R. Tijssens, te Capelle aan den IJssel;
e. de heer dr. ir. J.C.M. de Wit, te Deventer.
4. Tot lid van de subcommissie Deltares worden te rekenen vanaf 1 september 2020 tot en met 31 maart 2021 benoemd:
a. de heer ir. F.R. Goossensen, te Hooglanderveen;
b. mevrouw dr. ir. A. Hibma, te Delft;
c. de heer drs. H.Th.M. Pieper te Schalkhaar;
5. Tot lid van de subcommissie NLR worden te rekenen vanaf 1 september 2020 tot en met 31 maart 2021 benoemd:
a. mevrouw ir. T.K. Bakker - van der Veen, te Leiderdorp;
b. de heer prof. R. Henke, te Lüdenscheid (Duitsland);
c. de heer Dennis Luyt, Luitenant-generaal, te Noordwijk.
6. Tot lid van de subcommissie Marin worden te rekenen vanaf 1 september 2020 tot en met 31 maart 2021 benoemd:
a. mevrouw drs. A. Kee, te Rotterdam;
b. mevrouw mr. drs. A. Koster, te Oegstgeest;
c. de heer ir. K. Visser, Schout-bij-Nacht van de Technische Dienst (b.d.), te Gouda.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.
's-Gravenhage, 16 oktober 2020
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
De evaluatie van de vijf toegepaste onderzoeksinstellingen, die verenigd zijn in de TO2-federatie, volgt uit de Visie op het toegepast onderzoek van het kabinet uit 2013. Om de doelmatigheid en de kwaliteit van de instituten te bewaken zullen de instituten eens per vier jaar worden geëvalueerd op een vergelijkbare wijze (Kamerstukken II 2012/13, 32 637, nr. 68). Als systeemverantwoordelijke voor de TO2-instellingen is het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat verantwoordelijk voor deze evaluatie. TO2-instellingen verrichten onder meer onderzoek en taken ten behoeve van verschillende departementen. Deze departementen zijn vertegenwoordigd in de begeleidingscommissie waarin de vraagstelling en aanpak van de evaluatie zijn afgestemd. Naast het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat gaat het hierbij om het Ministerie van Defensie; het Ministerie van Financiën; het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat; het Ministerie van Justitie en Veiligheid; het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Evaluatiecommissie Toegepaste Onderzoek Organisaties (hierna: de commissie) heeft tot taak om het functioneren van de Toegepaste Onderzoek Organisaties (TO2) te evalueren op de criteria kwaliteit, impact en vitaliteit, zoals vastgelegd in het Evaluatie en Monitoringskader Toegepast Onderzoek (EMTO). Daarnaast wordt ook bezien in hoeverre de bijdragen van de rijksoverheid aan de Toegepaste Onderzoek Organisaties doeltreffend en doelmatig zijn. De commissie behandelt tevens een aantal aanvullende evaluatievragen, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar het belang van toegepaste onderzoeksfaciliteiten voor het uitvoeren van de primaire (onderzoeks)taken van de TO2-instellingen, inclusief de aansluiting op het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid (MTIB). De vijf subcommissies hebben tot taak de evaluaties van de afzonderlijke instellingen uit te voeren. De rapporten van de subcommissies, waarin de resultaten hiervan worden weergegeven, worden door de commissie vastgesteld en vormen de basis voor de eindevaluatie door de commissie met conclusies en aanbevelingen op TO2-breed niveau.
De commissie bestaat uit een onafhankelijk voorzitter en een evaluatie-expert van het Nederlandse onderzoeklandschap. De andere leden zijn tevens voorzitter van de vijf subcommissies. De commissie stuurt voor 1 april 2021 de deelrapporten en het syntheserapport op aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. De omvang van de evaluatie en het diverse en specifieke karakter van de werkzaamheden van de te evalueren TO2-instellingen maakten het onmogelijk deze opdracht onder te brengen bij een bestaande commissie of adviescollege. Derhalve is besloten tot instelling van deze Evaluatiecommissie TO2 en de vijf genoemde subcommissies. De leden van de commissie en de subcommissies zijn afkomstig uit de publieke en private sector en beschikken over brede expertise op de terreinen waarin de betreffende instellingen actief zijn. Een aantal is daarnaast betrokken geweest bij eerdere (onafhankelijke) audits van onderdelen van de TO2-instellingen (TNO en WR) of zijn lid (geweest) van ter zake relevante gremia als topteams/topsectoren, AWTI, WRR en NWO. Bij de berekening van de arbeidsduurfactor en bezoldiging is verdisconteerd dat de evaluaties van TNO en WR, vanwege hun grotere omvang en complexiteit, meer tijd in beslag zullen nemen dan de evaluaties van Deltares, NLR en Marin.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-55202.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.