Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 16 oktober 2020, nr. IENW/BSK-2020/195119, houdende vaststelling van een tijdelijke regeling voor versnelling van maatregelen ten behoeve van klimaatadaptatie 2021-2027 (Tijdelijke impulsregeling klimaatadaptatie 2021–2027)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 17, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet en de artikelen 4, eerste en tweede lid, en 5, onderdelen a tot en met f en h, van de Kaderwet subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

maatregelenpakket:

pakket van kosteneffectieve maatregelen of voorzieningen ter voorkoming of beperking van wateroverlast of ter beperking van de gevolgen van droogte of overstromingen;

minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

specifieke uitkering:

specifieke uitkering als bedoeld in artikel 4;

werkregio:

werkregio als bedoeld in artikel 3.

Artikel 2 Doel regeling

Het doel van deze tijdelijke regeling is door middel van het verstrekken van specifieke uitkeringen decentrale overheden in staat te stellen tot het versneld uitvoeren van kosteneffectieve maatregelen en voorzieningen die bijdragen aan het voorkomen of beperken van wateroverlast of het beperken van de gevolgen van droogte of overstromingen in hun werkregio.

Artikel 3 Indeling Nederland in werkregio’s

  • 1. Voor de toepassing van deze regeling wordt het grondgebied van Nederland ingedeeld in werkregio’s. De werkregio’s worden aangewezen in de bij deze regeling behorende bijlage, eerste kolom.

  • 2. In de bijlage, tweede kolom, wordt vermeld welke decentrale overheden deel uitmaken van een werkregio.

Artikel 4 Specifieke uitkering

  • 1. Op aanvraag van een provincie of gemeente kan de Minister ten behoeve van een werkregio een specifieke uitkering verlenen voor versnelde uitvoering van een maatregelenpakket.

  • 2. Het maatregelenpakket geeft uitvoering aan een plan van aanpak voor het voorkomen of beperken van wateroverlast of het beperken van de gevolgen van droogte of overstromingen in de werkregio.

  • 3. Het plan van aanpak, bedoeld in het tweede lid, is gebaseerd op de uitkomsten van een analyse van de kansen op en de gevolgen van wateroverlast, droogte en overstromingen in de werkregio.

Artikel 5 Kosten die niet in aanmerking komen voor een specifieke uitkering

Voor een specifieke uitkering komen niet in aanmerking:

  • a. de kosten van:

    • regulier en achterstallig onderhoud;

    • personeel van de eigen organisatie;

    • maatregelen en voorzieningen ter bestrijding van hittestress;

    • subsidies aan burgers en bedrijven;

    • grondverwerving;

    • een analyse van de kansen op en de gevolgen van wateroverlast, droogte en overstromingen binnen de werkregio en van het opstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid;

    • een aanvraag van een specifieke uitkering;

    • overige voorbereidingskosten;

  • b. omzetbelasting over de kosten van een maatregelenpakket voor zover deze omzetbelasting in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds of verrekend kan worden; en

  • c. kosten die op basis van deze regeling of een andere rijksregeling al zijn gesubsidieerd of langs een andere weg doorberekend kunnen worden.

Artikel 6 Percentage van de kosten dat in aanmerking komt voor een specifieke uitkering

Een specifieke uitkering bedraagt ten hoogste een derde van de kosten van een maatregelenpakket.

Artikel 7 Budget specifieke uitkering

  • 1. In de bijlage bij deze regeling, derde kolom, wordt voor elke werkregio bepaald welk percentage van het budget voor specifieke uitkeringen voor de werkregio ten hoogste beschikbaar is.

  • 2. Het budget, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld door middel van de begrotingen van het deltafonds voor de jaren 2021 tot en met 2024.

Artikel 8 Begrotingsvoorbehoud

Specifieke uitkeringen die worden verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, worden verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 9 Termijn voor indiening aanvraag, maximum aantal aanvragen en maximum bedrag

  • 1. Een aanvraag van een specifieke uitkering kan worden ingediend vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2023.

  • 2. Per werkregio kan gedurende de in het eerste lid genoemde periode ten hoogste eenmaal per kalenderjaar een aanvraag worden ingediend.

  • 3. Het totaalbedrag van de specifieke uitkeringen die per werkregio worden verstrekt, bedraagt niet meer dan het op basis van artikel 7 vastgestelde maximum verminderd met de omzetbelasting over de kosten van een maatregelenpakket die in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Artikel 10 Aanvraag voor verlening specifieke uitkering

  • 1. Een aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een beschrijving van:

      • het maatregelenpakket waarvoor de aanvraag wordt ingediend;

      • het plan van aanpak waaraan het maatregelenpakket uitvoering geeft;

      • de uitkomsten van de analyse van de kansen op en de gevolgen van wateroverlast, droogte en overstromingen in de werkregio, waarop het plan van aanpak is gebaseerd;

      • de wijze waarop de aangevraagde specifieke uitkering bijdraagt aan de versnelde uitvoering van het plan van aanpak;

      • de bijdragen van het maatregelenpakket aan de bestrijding van wateroverlast respectievelijk de gevolgen van droogte en de gevolgen van overstromingen;

      • de bijdragen van het maatregelenpakket aan andere beleidsdoelen;

    • b. een specificatie en raming van de kosten van het maatregelenpakket die in aanmerking komen voor een specifieke uitkering;

    • c. een overzicht van de bijdragen van de betrokken decentrale overheden aan de kosten die niet door de aangevraagde specifieke uitkering worden gedekt;

    • d. een verklaring van instemming met het maatregelenpakket van het bestuur van een provincie of een waterschap en van meer dan de helft van de besturen van de decentrale overheden die deel uitmaken van de werkregio;

    • e. een beschrijving van de wijze van samenwerking en de overlegstructuur in de werkregio;

  • 2. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de Minister ter beschikking gesteld digitaal formulier.

Artikel 11 Verlening specifieke uitkering

  • 1. De minister beslist binnen dertien weken na ontvangst over de aanvraag van een specifieke uitkering.

  • 2. Een besluit tot verlening vermeldt in ieder geval:

    • a. het maatregelenpakket waarvoor de specifieke uitkering wordt verstrekt; en

    • b. het bedrag van de specifieke uitkering.

  • 3. Indien een beschikking niet binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, kan worden gegeven, kan deze termijn eenmaal met dezelfde termijn worden verlengd.

Artikel 12 Voorschotverlening

De minister verstrekt bij een besluit tot verlening als bedoeld in artikel 11 een voorschot van 100% van het verleende bedrag.

Artikel 13 Verplichtingen ontvanger

  • 1. Een maatregelenpakket waarvoor een specifieke uitkering is verleend, wordt uitgevoerd voor 1 januari 2028.

  • 2. Een maatregel uit een maatregelenpakket kan vervangen worden door een andere maatregel die in overeenstemming is met het doel van de specifieke uitkering, mits dit tijdig aan de Minister wordt gemeld.

  • 3. Decentrale overheden die middelen ontvangen die afkomstig zijn uit een specifieke uitkering, werken mee aan een door de Minister ingesteld evaluatieonderzoek ten behoeve van een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de specifieke uitkering in de praktijk als bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4. De Minister kan bij het besluit tot verlening, bedoeld in artikel 11, tweede lid, ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de specifieke uitkering.

Artikel 14 Verantwoording

  • 1. Verantwoording over de besteding van een specifieke uitkering vindt plaats op de wijze die is bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Een waterschap dat middelen heeft ontvangen die afkomstig zijn uit een specifieke uitkering, legt over de besteding hiervan verantwoording af met overeenkomstige toepassing van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 15 Vaststelling specifieke uitkering

  • 1. De Minister stelt de specifieke uitkering uiterlijk op 31 december van het tweede kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de maatregelen, bedoeld in artikel 13, eerste en tweede lid, volledig zijn uitgevoerd en volledig is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 13, ambtshalve vast.

  • 2. De vaststelling vindt plaats op basis van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 16 Inwerkingtreding en verval

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021 en vervalt met ingang van 1 januari 2028, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verstrekt.

Artikel 17 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke impulsregeling klimaatadaptatie 2021–2027.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

BIJLAGE

Werkregio

Decentrale overheden die deel uitmaken van de werkregio

Percentage van het budget dat ten hoogste voor de werkregio beschikbaar is, bedoeld in artikel 7, lid 1

1

Aanpak Klimaatadaptatie Amsterdam

Gemeente Amsterdam, waterschap Amstel, Gooi en Vecht, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Hoogheemraadschap van Rijnland, provincie Noord-Holland

2,773%

2

Bestuurlijke Tafel Wonen Ruimte en Economie - Goeree-Overflakkee

Gemeente Goeree-Overflakkee, waterschap Hollandse Delta, provincie Zuid-Holland

0,675%

3

Bestuurlijke Tafel Wonen Ruimte en Economie - Regio Drechtsteden

Gemeenten Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, waterschap Hollandse Delta, provincie Zuid-Holland

0,750%

4

Bestuurlijke Tafel Wonen Ruimte en Economie - Regio Hoeksche Waard

Gemeente Hoeksche Waard, waterschap Hollandse Delta, provincie Zuid-Holland

0,705%

5

Bestuurlijke Tafel Wonen Ruimte en Economie - Regio Holland Rijnland

Gemeenten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten, Zoeterwoude, provincie Zuid-Holland, Hoogheemraadschap van Rijnland

2,373%

6

Bestuurlijke Tafel Wonen Ruimte en Economie - Regio Midden Holland

Gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Capelle aan den IJssel, Gouda, Krimpen aan den IJssel, Krimpenerwaard, Waddinxveen, Zuidplas, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Hoogheemraadschap van Rijnland

1,500%

7

Brabantse Peel

Gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek, Someren, Waterschap Aa en Maas

1,325%

8

Fluvius

Gemeenten De Wolden, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Westerveld, Steenwijkerland, waterschap Drents Overijsselse Delta

2,521%

9

Fries Bestuursakkoord Waterketen

Gemeenten Achtkarspelen, Ameland, Dantumadiel, De Fryske Marren, Harlingen, Heerenveen, Leeuwarden, Noardeast-Fryslân, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Súdwest-Fryslân, Terschelling, Tytsjerksteradiel, Vlieland, Waadhoeke, Weststellingswerf, Provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân.

6,858%

10

Gebiedsraad Alblasserwaard - Vijfheerenlanden

Gemeenten Vijfheerenlanden, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Molenlanden, Papendrecht, Sliedrecht en Alblasserdam, waterschap Rivierenland, provincies Zuid-Holland en Utrecht

1,262%

11

Hart van Brabant

Gemeenten Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg, Waalwijk, waterschap Brabantse Delta, waterschap de Dommel

1,988%

12

Klimaat Actief Rivierenland

Gemeenten Buren, Culemborg, Lingewaard, Maasdriel, Neder-Betuwe, Overbetuwe, Tiel, West Betuwe, Zaltbommel, waterschap Rivierenland en provincie Gelderland

2,124%

13

Klimaatadaptatie Flevoland

Gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk, Zeewolde, waterschap Zuiderzeeland, provincie Flevoland

3,418%

14

Klimaatbestendig Haarlemmermeer

Gemeenten Haarlemmermeer, Hoogheemraadschap van Rijnland

0,736%

15

Land van Cuijk

Gemeenten Boxmeer, Cuijk, Grave, Mill en St. Hubert, Sint-Anthonis, waterschap Aa en Maas

0,752%

16

Maas en Mergelland

Gemeenten Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Maastricht, Meerssen, Vaals, Valkenburg aan de Geul, waterschap Limburg

1,021%

17

Netwerk Water en Klimaat

Gemeenten Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Lopik, Montfoort U, Nieuwegein, Oudewater, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede, Woerden, Zeist, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, provincie Utrecht

3,725%

18

Parkstad

Gemeenten Beekdaelen, Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Simpelveld, Voerendaal, waterschap Limburg

1,074%

19

Platform Water Vallei en Eem

Gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Renkum, Scherpenzeel, Wageningen, Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Renswoude, Rhenen, Soest, Veenendaal, Woudenberg, waterschap Vallei en Veluwe, provincie Gelderland, provincie Utrecht

3,467%

20

Regionaal Samenwerkingsverband Zeeland

Gemeenten Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere, Vlissingen, provincie Zeeland, waterschap Scheldestromen

3,834%

21

RIVUS

Gemeenten Dalfsen, Deventer, Kampen, Olst-Wijhe, Raalte, Staphorst, Zwartewaterland, Zwolle, waterschap Drents Overijsselse Delta en provincie Overijssel

2,711%

22

Samenwerking Klimaatadaptatie Noorderkwartier

Gemeenten Alkmaar, Beemster, Bergen NH, Beverwijk, Castricum, Den Helder, Drechterland, Edam-Volendam, Enkhuizen, Heemskerk, Heerhugowaard, Heiloo, Hollands Kroon, Hoorn, Koggenland, Landsmeer, Langedijk, Medemblik, Oostzaan, Opmeer, Purmerend, Schagen, Stede Broec, Texel, Uitgeest, Waterland, Wormerland, Zaanstad, provincie Noord-Holland en Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

5,865%

23

Samenwerking Noordelijke Vechtstromen

Gemeenten Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen, Hardenberg, Ommen

2,712%

24

Samenwerkingsverband Amstel Gooi en Vechtgebied

Gemeenten De Ronde Venen, Aalsmeer, Amstelveen, Blaricum, Diemen, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren, Ouder-Amstel, Uithoorn, Weesp, Wijdemeren, waterschap Amstel, Gooi en Vecht, provincie Noord-Holland, provincie Utrecht

2,137%

25

Samenwerkingsverband De Liemers

Gemeenten Duiven, Westervoort, Zevenaar, waterschap Rijn en IJssel

0,452%

26

Samenwerkingsverband Oost Veluwe (SWOV)

Gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Heerde, Voorst, waterschap Vallei en Veluwe

1,860%

27

Samenwerkingsverband RAS Rijk van Maas en Waal

Gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Nijmegen, West Maas en Waal, Wijchen, waterschap Rivierenland en provincie Gelderland

1,576%

28

Samenwerkingsverband Regio Achterhoek+

Gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doesburg, Doetinchem, Lochem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Winterswijk, Zutphen, provincie Gelderland, waterschap Rijn en IJssel

3,223%

29

Twents Waternet

Gemeenten Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo O, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand, Wierden, waterschap Vechtstromen en provincie Overijssel

3,933%

30

Waterketensamenwerking Groningen en Noord-Drenthe

Gemeenten Appingedam, Delfzijl, Groningen, Het Hogeland, Loppersum, Midden-Groningen, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerkwartier, Westerwolde, Aa en Hunze, Assen, Noordenveld, Tynaarlo, waterschap Hunze en Aa's, waterschap Noorderzijlvest, provincie Groningen en provincie Drenthe

6,532%

31

Waterkring De Baronie

Gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Breda, Etten-Leur, Rucphen, Zundert, waterschap Brabantse Delta

1,594%

32

Waterkring West

Gemeenten Bergen op Zoom, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Steenbergen, Woensdrecht, waterschap Brabantse Delta

1,744%

33

Waterpanel Noord

Gemeenten Beesel, Bergen L, Echt-Susteren, Gennep, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Mook en Middelaar, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray, Weert

3,677%

34

Waterportaal Zuidoost Brabant

Gemeenten Bergeijk, Bladel, Cranendonck, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Heeze-Leende, Nuenen c.a., Reusel-De Mierden, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre, waterschap De Dommel

2,625%

35

Watersamenwerking As50+

Gemeenten Bernheze, Boekel, Landerd, Meierijstad, Oss, Uden, waterschap Aa en Maas

1,654%

36

Werkeenheid 4

Gemeenten Altena, Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout, waterschap Brabantse Delta, waterschap Rivierenland

1,092%

37

Werkeenheid de Meierij

Gemeenten Best, Boxtel, Heusden, Meijerijstad, Oirschot, 's-Hertogenbosch, Sint-Michielsgestel, Vught, waterschap Aa en Maas, waterschap de Dommel

1,725%

38

Werkregio BAR

Gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Ridderkerk, waterschap Hollandse Delta, provincie Zuid-Holland

0,447%

39

Werkregio Delfland

Gemeenten Delft, Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Maassluis, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Schiedam, ’s-Gravenhage, Vlaardingen, Wassenaar, Westland, Zoetermeer, Hoogheemraadschap van Delfland, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, provincie Zuid-Holland

 

40

Werkregio Noord-Veluwe

Gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Nunspeet, Oldebroek, Putten, waterschap Vallei en Veluwe

1,296%

41

Werkregio Rotterdam

Gemeente Rotterdam, Hoogheemraadschap van Delfland, waterschap Hollandse Delta, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, provincie Zuid-Holland

2,278%

42

Werkregio Veluwezoom

Gemeenten Arnhem, Rheden, Rozendaal, waterschap Rijn en IJssel, waterschap Rivierenland, provincie Gelderland

0,892%

43

Werkregio Voorne-Putten

Gemeenten Brielle, Hellevoetsluis, Nissewaard, Westvoorne, waterschap Hollandse Delta, provincie Zuid-Holland

0,781%

44

Westelijke Mijnstreek

Gemeenten Beek, Sittard-Geleen, Stein, waterschap Limburg

0,561%

45

Zuid Kennemerland Zuid

Gemeenten Bloemendaal, Haarlem, Heemstede, Velsen, Zandvoort, Hoogheemraadschap van Rijnland

1,098%

 

Totaal

 

100,000%

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De onderhavige ministeriële regeling maakt het mogelijk tijdelijk door middel van het verstrekken van specifieke uitkeringen decentrale overheden in staat te stellen tot het versneld uitvoeren van kosteneffectieve maatregelen en voorzieningen die bijdragen aan het voorkomen of beperken van wateroverlast of beperken van de gevolgen van droogte of overstromingen in hun werkregio. Het betreft een tijdelijke regeling: de regeling vervalt met ingang van 1 januari 2028.

2. Aanleiding

Het Rijk en de decentrale overheden werken samen aan ruimtelijke adaptatie om te zorgen dat de ruimtelijke inrichting van Nederland in 2050 zo klimaatbestendig en waterrobuust mogelijk is. In de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie, uit 2015,1 is vastgelegd dat Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een regionale en lokale uitwerking aan deze ambitie geven en daarbij de stappen ‘weten’, ‘willen’ en ‘werken’ doorlopen. In de stap ‘weten’ vindt een analyse plaats van de waterrobuustheid en klimaatbestendigheid van het (plan)gebied en de functies. Dit houdt in dat gekeken wordt naar vier dreigingen: overstroming, wateroverlast, droogte en hitte. Hiervoor hebben overheden zogeheten stresstesten uitgevoerd. Zodra knelpunten bekend zijn, worden doelen geformuleerd met betrekking tot de risico’s op overlast en schade: waar zouden de risico’s verlaagd moeten worden, waar zouden risico’s moeten worden geaccepteerd? Hiervoor zijn zogeheten risicodialogen gevoerd met relevante gebiedspartners. In de stap ‘werken’ vertalen de overheden de doelen en strategieën door in het eigen beleid en de eigen praktijk. Op basis van de ‘stresstesten’ en ‘risicodialogen’ zijn zogenoemde uitvoeringagenda’s opgesteld waarin de overheden de te nemen maatregelen voor hun eigen beheergebied programmeren. De termen stresstesten, risicodialogen en uitvoeringsagenda’s zijn in het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie – zoals het kader waarin het Rijk en de decentrale overheden samenwerken aan klimaatadaptatie wordt genoemd – ingeburgerd en worden veel gebruikt, maar voor het goede begrip van eenieder worden stresstest en risicodialoog in de regeling aangeduid als: analyse van de kansen op en de gevolgen van wateroverlast, droogte en overstromingen.2 Uitvoeringsagenda wordt omschreven als: plan van aanpak voor het voorkomen of beperken van wateroverlast en ter beperking van de gevolgen van droogte en overstromingen.3

In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, dat in september 2017 is verschenen bij het Deltaprogramma 2018, is de ambitie vastgelegd om de aanpak van ruimtelijke adaptatie te versnellen en intensiveren4, omdat er een breed gevoelde urgentie is om maatregelen versneld uit te voeren. De redenen zijn de toenemende intensiteit en frequentie van extreme neerslag, het langer voorkomen van droge periodes met (ook bovenregionale) overlast en schade als gevolg.

In november 2018 is het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie gesloten tussen Rijk, VNG, UvW en IPO.5 Daarin is onder andere afgesproken dat het Rijk een tijdelijke impulsregeling zal opstellen om de versnelling van de aanpak van ruimtelijke adaptatie door decentrale overheden financieel te ondersteunen. Het gaat daarbij specifiek om maatregelen ter bestrijding van wateroverlast en de gevolgen van droogte en overstromingen. Om dit mogelijk te maken is de Waterwet gewijzigd, zodat uit het deltafonds bijdragen aan decentrale overheden kunnen worden verstrekt voor maatregelen tegen wateroverlast.6 De onderhavige regeling geeft uitvoering aan de genoemde afspraak in het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie.

3. Hoofdlijnen van de regeling

3.1 Regionale aanpak ondersteunen

In 2018 is door de decentrale overheden een landsdekkende samenwerkingsstructuur voor ruimtelijke adaptatie opgezet. Zij hebben zich georganiseerd in werkregio’s, waarin gemeenten, waterschappen en provincies samen werken aan ruimtelijke adaptatie. Deze indeling in werkregio’s is voor de onderhavige regeling als uitgangspunt genomen. Voor deze opzet is gekozen omdat decentrale overheden binnen de werkregio’s door samenwerking en zorgvuldige afweging op basis van stresstesten en risicodialogen op regionale schaal de te nemen maatregelen het beste kunnen prioriteren.

3.2 Rijksbijdrage en verdeelsleutels

Overal in Nederland worden de gevolgen van extreem weer gevoeld en in alle regio’s zijn maatregelen nodig. Daarom kunnen de decentrale overheden binnen elke werkregio aanspraak maken op een vooraf vastgesteld maximum percentage van het beschikbare rijksbudget. De verdeelsleutels hiervoor zijn oppervlakte en inwoneraantal (ieder voor 50% meewegend) van de gemeenten in de werkregio’s. Voor het bepalen van de verdeling voor het beschikbare rijksbudget over de werkregio’s is gebruikgemaakt van de CBS-gegevens over oppervlakte en inwonertal die zijn gehanteerd bij de vaststelling van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds in 2020.7 Voor de bepaling van de totale oppervlakte van een gemeente zijn de oppervlakte land en oppervlakte binnenwater samengenomen. Op basis hiervan is berekend hoe groot het procentueel aandeel is van het inwonertal respectievelijk de oppervlakte van de gemeenten die deel uitmaken van een werkregio, ten opzichte van het totale inwonertal respectievelijk de totale oppervlakte van Nederland. Die procentuele aandelen zijn bepalend voor het aandeel van het rijksbudget dat bestemd is voor de betreffende werkregio. Dit aandeel, opgenomen in de bijlage van de regeling8, wordt echter niet al bij voorbaat toegekend aan de werkregio. Het is slechts het maximum waar aanspraak op gemaakt kan worden.

3.3 Aanvrager

Werkregio’s zijn geen juridische entiteiten. Een specifieke uitkering op grond van de Financiële-verhoudingswet kan alleen verstrekt worden aan een gemeente of provincie. Daarom wordt in deze regeling bepaald dat een aanvraag voor een bijdrage uit de regeling kan worden gedaan door een provincie of gemeente ten behoeve van een werkregio. Deze aanvrager is dan tevens ontvanger van de specifieke uitkering van het Rijk en kassier van de werkregio. Dit wil zeggen dat de aanvrager de ontvangen middelen voor een maatregelenpakket doorgeleidt naar de overheden in de werkregio die de betreffende maatregelen uitvoeren.

Deze aanvrager hoeft niet per definitie onderdeel uit te maken van de werkregio. Zo is het denkbaar dat bijvoorbeeld een provincie voor twee of meer werkregio’s aanvragen indient. De reden kan zijn dat in een groter geografisch verband9 is samengewerkt aan een strategie of uitvoeringsplan voor ruimtelijke adaptatie of dat de provincie gemeentelijke uitvoering wil stimuleren door gemeenten op deze wijze te ontlasten en ondersteunen. Het uitgangspunt van de verdeelsleutel over de werkregio’s brengt echter wel met zich mee dat de besteding van de middelen ook conform die verdeelsleutel dient plaats te vinden.

3.4 Maatregelenpakket

Met deze regeling wordt de versnelling van de uitvoering van een aantal typen maatregelen beoogd om daarmee de gevolgen van klimaatverandering te beperken. Het gaat daarbij om maatregelen ter voorkoming of beperking van wateroverlast en ter beperking van de gevolgen van droogte en overstromingen. De maatregelen die daarvoor getroffen kunnen worden, zijn in te delen in vier categorieën:

  • (ruimtelijke) inrichtingsmaatregelen voor zover zij een gebied minder kwetsbaar maken voor overstromingen, droogte of wateroverlast;

  • maatregelen om water vast te houden en tevens te benutten;

  • maatregelen om de bergingscapaciteit voor water te vergroten; en

  • maatregelen om de afvoercapaciteit te vergroten.

De drie laatste categorieën zijn bewust in deze volgorde beschreven. Het verdient de voorkeur om in eerste instantie water vast te houden en te benutten. Pas in laatste instantie is het wenselijk om water af te voeren. De reden is enerzijds dat hiermee een kans wordt gemist om water te kunnen benutten in droge periodes en anderzijds dat het afvoeren van water tot een opgave elders kan leiden.

Om een aanvraag te doen voor een bijdrage vanuit de impulsregeling, dient een provincie of een gemeente ten behoeve van een werkregio een voorstel in voor een maatregelenpakket met een bijbehorend investeringsvoorstel dat voldoet aan de criteria en randvoorwaarden van deze regeling. De keuze van de te nemen maatregelen ligt primair bij de decentrale overheden in de werkregio’s. Ook voor de uitwerking en uitvoering van het maatregelenpakket ligt de regie bij de werkregio’s. Door de bestuurlijke en financiële betrokkenheid van meerdere overheidslagen ontstaat een zorgvuldige interne afweging binnen de werkregio.

In het voorstel voor een maatregelenpakket en investeringsvoorstel wordt beschreven welke maatregelen uit de uitvoeringsagenda’s van de decentrale overheden versneld of aanvullend uitgevoerd kunnen worden met de rijksbijdrage.

Wanneer na de verlening van de specifieke uitkering blijkt dat een maatregel toch niet gerealiseerd kan worden, kunnen de deelnemers van de werkregio gezamenlijk besluiten een andere of soortgelijke maatregel elders in de regio te realiseren die voldoet aan het doel van de specifieke uitkering. De regeling staat dit toe.10 De beschikking tot verlening hoeft hiervoor ook niet te worden gewijzigd. Wel dient de aanvrager tijdig melding te maken van het feit dat een vervangende maatregel getroffen wordt, zodat het Rijk deze kan toetsen aan de voorwaarden die gesteld worden in de regeling en zicht houdt op de maatregelen waarover verantwoord wordt. Met tijdig wordt bedoeld voorafgaand aan de start van de uitvoering van deze vervangende maatregel.

3.5 Voorwaarden

Aan de voorwaarden die in de regeling gesteld worden om voor een rijksbijdrage in aanmerking te komen, ligt een aantal uitgangspunten ten grondslag.

Doelmatigheid en doeltreffendheid

Om de doelmatigheid en doeltreffendheid van de inzet van rijksmiddelen te borgen is een aantal voorwaarden geformuleerd. Zo zijn de middelen bedoeld om adaptatiemaatregelen versneld uit te voeren.11 Daarbij gaat het om maatregelen waarvan in het proces van stresstesten en risicodialogen is vastgesteld dat ze nodig zijn om de met deze regeling beoogde kwetsbaarheden te verminderen.12 Versnelling kan bereikt worden door maatregelen in de tijd naar voren te halen, al geplande maatregelen uit te breiden om daarmee het effect te vergroten of door maatregelen uit te voeren die wegens gebrek aan middelen eerder niet geprogrammeerd konden worden. Dit zal moeten worden toegelicht in de aanvraag.13 De maatregelen dienen daarnaast een kosteneffectieve oplossing te zijn voor het verminderen van de kwetsbaarheid van gebieden voor wateroverlast, droogte of de gevolgen van overstromingen.14 De middelen zijn niet bedoeld voor regulier beheer en onderhoud of achterstallig onderhoud.15

Cofinanciering

De decentrale overheden dienen te zorgen voor cofinanciering. Twee derde van de kosten van het ingediende maatregelenpakket dient door de decentrale overheden zelf gedekt te worden.16 Deze cofinanciering mag niet bestaan uit eigen inzet van ambtenaren van de betreffende overheden. De specifieke uitkering mag ook niet cumuleren met andere rijksbijdragen, dat wil zeggen dat de cofinanciering niet mag bestaan uit andere rijksbijdragen.17 EU subsidies zijn geen rijksbijdragen en mogen dus wel worden meegeteld in de regionale cofinanciering.

Urgentie, haalbaarheid en legitimiteit

Verder zijn urgentie, haalbaarheid en legitimiteit randvoorwaarden belangrijk. Zo moeten maatregelen gebaseerd zijn op uitgevoerde stresstesten en risicodialogen en op basis daarvan op de uitvoeringsagenda van een decentrale overheid zijn geplaatst.18 Maatregelen moeten bovendien op bestuurlijk draagvlak kunnen rekenen19 en technisch uitvoerbaar zijn, zodat het maatregelenpakket ook daadwerkelijk snel tot uitvoering kan komen. Tevens moet de rijksbijdrage besteed worden binnen de wettelijke kaders van het deltafonds. Dat betekent dat alleen maatregelen ter voorkoming of beperking van wateroverlast of ter beperking van de gevolgen van droogte of overstromingen, getroffen door overheden in het kader van hun waterbeheertaken20 gesubsidieerd kunnen worden. Deltafondsmiddelen kunnen namelijk niet worden ingezet voor andere dan waterstaatkundige maatregelen, voor maatregelen op particulier terrein of voor subsidies aan huishoudens of bedrijven.

Bevorderen van integraliteit

Beoogd wordt integrale projecten te stimuleren die meerdere doelen dienen. Aanbevolen wordt, waar dat kan, te kiezen voor maatregelen die meer ruimtelijke adaptatie-doelen dienen. Zo zou het onwenselijk zijn als uitsluitend ingezet wordt op waterafvoer ter voorkoming van wateroverlast, zonder dat ook het thema droogte is meegenomen in de probleemanalyse en de oplossingen. Ook wordt aanbevolen om, waar dat kan, maatregelen zo te kiezen dat zij ook bijdragen aan het oplossen van andere opgaven of dat zij te koppelen zijn aan maatregelen ten behoeve van andere opgaven (zoals hittestress21, beschikbaarheid van zoetwater, waterkwaliteit, vergroening, natuur/biodiversiteit, energietransitie, volksgezondheid). Het betreft geen harde voorwaarde; dat zou in sommige gevallen projecten onnodig complex maken en de beoogde versnelling belemmeren. Aan de aanvragers wordt echter wel gevraagd om toe te lichten hoe de maatregelen bijdragen aan het verminderen van wateroverlast, en de gevolgen van droogte en overstromingen en aan het bereiken van welke andere beleidsdoelen het maatregelenpakket een bijdrage levert.22

Toetsing door het Rijk

De aanvragen die de provincies of gemeenten binnen een werkregio’s doen, zullen worden getoetst door het Rijk aan het doel van de regeling en de hiervoor genoemde uitgangspunten. Omdat de rijksbijdrage niet ten behoeve van individuele overheden maar alleen ten behoeve van een regio beschikbaar wordt gesteld, ontstaat een afwegingsproces binnen de werkregio waarbij kritisch wordt gekeken naar de inzet van de middelen. Verwacht wordt dat deze toetsing binnen de werkregio in belangrijke mate borgt dat de juiste en meest urgente maatregelen worden getroffen en op een kosteneffectieve wijze en dat goed gekeken wordt naar de samenhang met andere opgaven. Lokale overheden hebben bij uitstek zicht op de lokale en regionale opgaven en de benodigde maatregelen. Zij kunnen het beste beoordelen welke maatregelen getroffen moeten worden om de opgave het hoofd te bieden. Voor de uitgangspunten doeltreffendheid en doelmatigheid en urgentie geldt dat in de aanvragen onderbouwd moet worden hoe hiermee is omgegaan. Het Rijk toetst de kwaliteit van deze onderbouwing en weegt deze mee in de besluitvorming over het toekennen van een bijdrage. Ten aanzien van eventuele vervangende maatregelen in het maatregelenpakket vindt deze toetsing plaats in het kader van de melding als bedoeld in artikel 13, tweede lid.

Behalve of door de deelnemende decentrale overheden voldoende eigen middelen beschikbaar worden gesteld en of de voorgestelde maatregelen bekostigd kunnen worden uit het deltafonds, zal door het Rijk bij de aanvraag ook worden getoetst of het maatregelenpakket op voldoende bestuurlijk draagvlak kan rekenen.23 Van bestuurlijk draagvlak is sprake als meer dan de helft van de deelnemers in de werkregio instemt met het voorstel. Bij voorkeur staan alle decentrale overheden in een werkregio achter het ingediende voorstel. In de praktijk zal dit naar verwachting ook meestal het geval zijn. Maar in het geval dat één partij binnen een werkregio om welke reden dan ook niet zou willen meewerken aan het maatregelpakket, is het niet redelijk dat daardoor voor de gehele werkregio geen middelen beschikbaar komen uit deze regeling.

Daarnaast dienen minimaal twee overheidslagen in te stemmen met het voorstel. Aangezien de werkregio’s rond gemeenten geformeerd zijn, betekent dit feitelijk dat behalve de gemeenten ook altijd instemming nodig is van ofwel waterschap ofwel provincie.

Kosten die in aanmerking komen voor een specifieke uitkering

De regeling is bedoeld voor versnelling van de uitvoering. De bijdrage van het Rijk is dus bestemd voor de realisatiekosten. Voorbereidende werkzaamheden zoals bijvoorbeeld het uitvoeren van stresstesten en risicodialogen, het uitvoeren van verkenningen om maatregelen tegen elkaar te kunnen afwegen of het voorbereiden van een aanvraag van een specifieke uitkering zijn niet subsidiabel.24 De kosten van voorbereidende werkzaamheden die onderdeel uitmaken van de realisatie, zijn wel subsidiabel. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan bestekkosten.

Daarnaast is de regeling bedoeld voor aanpassingen van de bestaande situatie. Bij grootschalige nieuwbouw zoals het ontwikkelen van een nieuwe wijk, mag verwacht worden dat dit zo klimaatrobuust mogelijk gebeurt. De kosten van de voorzieningen die daarvoor nodig zijn, kunnen in een dergelijk geval worden doorberekend aan belanghebbende partijen, zoals projectontwikkelaars of kopers van vastgoed. Deze kosten zijn daarom uitgesloten van subsidie. Dit geldt ook voor andere gevallen waarin kosten kunnen worden doorberekend aan derden.

Maatregelen die dienen ter beperking van hittestress zijn niet subsidiabel op basis van deze regeling, vanwege de kaders die gelden voor het deltafonds. Dat neemt niet weg dat maatregelen die wateroverlast bestrijden, ook kunnen bijdragen aan de vermindering van hittestress. In dat geval zijn deze maatregelen wel subsidiabel. Zoals eerder toegelicht heeft het juist de voorkeur om maatregelen te subsidiëren die meerdere doelen dienen.

Omdat gemeenten en provincies in aanmerking komen voor compensatie uit het BTW-compensatiefonds, dient het Rijk compensabele omzetbelasting bij verstrekking van de uitkering over te boeken naar het BTW-compensatiefonds. Dit doet het Rijk op basis van een bij de aanvraag meegestuurde onderbouwing van de compensabele omzetbelasting. Het bedrag van de compensabele omzetbelasting telt mee bij het bepalen of het maximum bedrag, bedoeld in artikel 7 van de regeling, is bereikt.25

Waterschappen kunnen geen beroep doen op het BTW-compensatiefonds. Voor maatregelen die door een waterschap worden uitgevoerd, is de compensabele omzetbelasting derhalve nihil. Niet-compensabele omzetbelasting is onderdeel van de specifieke uitkering.

3.6 Verantwoording

De bijdragen die krachtens deze regeling kunnen worden verstrekt aan een provincie of gemeente ten behoeve van een werkregio, zijn specifieke uitkeringen in de zin van artikel 15a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet. Dit brengt met zich mee dat de financiële verantwoording over de besteding moet plaatsvinden overeenkomstig artikel 17a van die wet, via de SISA-methode (Single Information Single Audit). Deze systematiek wordt voorgeschreven in de Regeling informatieverstrekking sisa. Dit houdt in dat ontvangers van middelen uit een specifieke uitkering jaarlijks informatie over de bestede middelen van het voorgaande jaar dienen te sturen aan BZK, overeenkomstig artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet. In de praktijk wordt deze informatie toegestuurd aan het CBS.

De gemeente of provincie die als aanvrager en kassier namens de werkregio optreedt, verstrekt middelen die afkomstig zijn uit de specifieke uitkering aan de decentrale overheden in de werkregio die de maatregelen uitvoeren. De uitvoerende overheden verstrekken de verantwoordingsinformatie over jaar T-1 via SISA voor medeoverheden aan het CBS, die de informatie na een plausibiliteitstoets doorstuurt naar de verstrekker (dit is de aanvrager/kassier). De kassier verantwoordt in hetzelfde jaar ook de besteding ten behoeve van de eigen maatregelen, maar doet dat aan het Rijk. In het jaar T+1 verantwoordt de kassier, naast de eigen bestedingen in jaar T, ook het totaal van de bestedingen van de werkregio in jaar T-1.

Omdat de Financiële-verhoudingswet niet van toepassing is op waterschappen geldt de Regeling informatieverstrekking sisa niet automatisch voor middelen afkomstig uit een specifieke uitkering die zij ontvangen. Om een uniforme werkwijze te hanteren wordt in deze regeling om die reden de SISA-methode voor medeoverheden van overeenkomstige toepassing verklaard op de verantwoording van de middelen door waterschappen.

De verantwoording via SISA beperkt zich tot de besteding van de rijksbijdrage en de besteding van de cofinanciering (zowel in jaar T als cumulatief) en de gerealiseerde maatregelen.

Binnen het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie wordt door de samenwerkende overheden al met een inhoudelijke jaarlijkse voortgangsmonitor gewerkt. Inhoudelijke vragen over de voortgang van de uitvoering zullen, waar nodig, via deze weg verlopen.

Zodra SISA-verantwoordingsinformatie wordt ontvangen, wordt deze beoordeeld door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zoals rijksbreed is voorgeschreven. Als het ministerie instemt met de ontvangen verantwoordingsinformatie, wordt de verantwoorde rijksbijdrage in mindering gebracht op het in de administratie van het ministerie vastgelegde voorschot. Door vermelding van de stand van het voorschot voor deze regeling in het jaarverslag van het ministerie wordt informatie verstrekt over de bestedingen die ten laste van de specifieke uitkering worden verantwoord.

Hiermee wordt opvolging gegeven aan de toezegging van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aan de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van het verantwoordingsonderzoek 2019.

4. Looptijd van de regeling

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. Vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2023 kunnen werkregio’s een aanvraag indienen voor een rijksbijdrage aan het maatregelenpakket. Er is voor gekozen om de aanvraagperiode te spreiden over een aantal jaren om rekening te houden met tempoverschillen tussen werkregio’s. De werkregio hoeft niet in één keer een totaalpakket in te dienen, maar kan dat, indien gewenst, verdelen over maximaal drie jaar. Om de uitvoeringslasten van de regeling beperkt te houden, kan in de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2023 per werkregio eenmaal per jaar een aanvraag worden ingediend voor een rijksbijdrage, totdat het maximumbudget van de werkregio bereikt is. Het maatregelenpakket dient uiterlijk 31 december 2027 uitgevoerd te zijn. Dat geldt ook voor eventuele vervangende maatregelen. Omdat de doelstelling van de regeling is versnelling te ondersteunen, is de uitvoeringstermijn van de maatregelen begrensd. Er is wel gekozen voor een termijn die ook na het laatste aanvraagjaar nog voldoende uitvoeringstijd biedt.

5. Administratieve lasten

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten van burgers en bedrijven, aangezien deze geen doelgroep zijn van de regeling. De regeling brengt wel enige administratieve lasten mee voor decentrale overheden. Doordat aangesloten wordt bij SISA blijven de verantwoordingslasten voor gemeenten en provincies beperkt. Voor de meeste waterschappen is SISA nieuw en zal het inregelen van de verantwoording aanvankelijk dus tot enige extra lasten leiden.

6. Financiële gevolgen

De middelen voor deze impulsregeling worden door het Rijk gereserveerd in het deltafonds. In de begroting van het fonds voor 2021 is hiertoe een beleidsreservering opgenomen van 200 mln euro.

7. Consultatie

Deze regeling is gebaseerd op afspraken tussen het Rijk en de koepels van de decentrale overheden, gemaakt in de stuurgroep Ruimtelijke Adaptatie en de stuurgroep Water. Over de uitwerking in deze regeling heeft bestuurlijke consultatie plaatsgevonden. De VNG en Unie van Waterschappen hebben ingestemd met de regeling, evenals het IPO, dat in zijn reactie nog een paar opmerkingen had. Naar aanleiding van deze opmerkingen is de toelichting bij de regeling verduidelijkt.

8. Evaluatie

De onderhavige regeling zal binnen vijf jaren na inwerkingtreding worden geëvalueerd. Dit vloeit voort uit de evaluatieplicht voor subsidies die is geregeld in artikel 4:24 van de Awb. Daarnaast bevat de wet van 5 februari 2020 tot wijziging van de Waterwet die bekostiging van de onderhavige regeling uit het deltafonds mogelijk heeft gemaakt, de verplichting om deze binnen vijf jaren na inwerkingtreding, dat wil zeggen voor 1 juli 2025, te evalueren.26 Van die evaluatie zal de evaluatie van de onderhavige regeling logischerwijze onderdeel uitmaken.

Artikelsgewijs

Artikel 1 (Begripsbepalingen)

Voor het begrip maatregelenpakket wordt verwezen naar het algemene deel van deze toelichting en voor de begrippen specifieke uitkering en werkregio naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4 respectievelijk artikel 3.

Artikel 2 (Doel regeling)

Het doel van de regeling is toegelicht in het algemene deel van de toelichting.

Artikel 3 (Indeling Nederland in werkregio’s)

Een aanvraag van een specifieke uitkering kan op grond van artikel 4, eerste lid, alleen plaatsvinden ten behoeve een werkregio. Om die reden bepaalt artikel 3 dat Nederland voor de toepassing van de regeling wordt ingedeeld in werkregio’s. Deze werkregio’s worden aangewezen in de bijlage, eerste kolom, bij deze regeling.

Met een werkregio wordt zowel een samenwerkingsverband als een gebied aangeduid. In een werkregio werken decentrale overheden, waaronder in ieder geval een aantal gemeenten, in een informeel verband gezamenlijk aan het nemen van maatregelen ter bestrijding van wateroverlast en de gevolgen van droogte en overstromingen. Ook een provincie of een waterschap kan participeren in zo’n samenwerkingsverband. Het gebied van een werkregio is het grondgebied van de gemeenten die participeren in het samenwerkingsverband. De decentrale overheden die samenwerken in een werkregio, worden vermeld in de tweede kolom van de bijlage bij deze regeling.

Artikel 4 (Specifieke uitkering)

Eerste lid

Met een specifieke uitkering wordt bedoeld een specifieke uitkering in de zin van de Financiële-verhoudingswet. De verlening van een specifieke uitkering op basis van de onderhavige regeling vindt plaats op aanvraag van een provincie of een gemeente, ten behoeve van een werkregio. Doorgaans zal deze provincie of gemeente deel uitmaken van de werkregio waarvoor de aanvraag plaatsvindt. Noodzakelijk is dit echter niet. Zoals in het algemene deel van deze toelichting is vermeld is het voorstelbaar dat bijvoorbeeld een provincie voor meerdere werkregio’s aanvragen indient, maar zelf niet in zo’n samenwerkingsverband participeert.

Een aanvraag van een specifieke uitkering kan alleen betrekking hebben op een zogenoemd maatregelenpakket, dat wil zeggen een pakket van kosteneffectieve maatregelen of voorzieningen ter voorkoming of beperking van wateroverlast of ter beperking van de gevolgen van droogte of overstromingen.27

Tweede en derde lid

Het maatregelenpakket dient uitvoering te geven aan een (deel) van een plan van aanpak, in de praktijk ook wel ‘uitvoeringsagenda’ genoemd. Het plan van aanpak is op zijn beurt gebaseerd op de uitkomsten van een analyse van de kansen op en de gevolgen van wateroverlast, droogte en overstromingen in de werkregio, de zogenoemde ‘stresstest’ respectievelijk ‘risicodialoog’.28 Een maatregelenpakket waaraan geen stresstest en risicodialoog ten grondslag ligt of geen uitvoering geeft aan een uitvoeringsagenda, komt dus niet in aanmerking voor een specifieke uitkering. Het is niet noodzakelijk dat het maatregelenpakket en het plan van aanpak maatregelen bevatten ter beperking van zowel wateroverlast als de gevolgen van droogte en de gevolgen van overstromingen. Het hangt immers af van de situatie in de werkregio op welk terrein maatregelen getroffen dienen te worden.

Artikel 5 (Kosten die niet in aanmerking komen voor een specifieke uitkering)

In artikel 5 worden kosten opgesomd die niet gedekt kunnen worden door een specifieke uitkering die op grond van deze regeling is verstrekt. Voor de redenen van het uitzonderen van deze kostenposten wordt verwezen naar het algemene deel van deze toelichting.

Dat de genoemde kosten worden uitgezonderd bij het bepalen van de hoogte van de specifieke uitkering, brengt met zich mee dat zij, voor zover zij niet op een andere wijze worden gedekt, voor rekening komen van de decentrale overheden die deel uitmaken van de werkregio.

Artikel 6 (Percentage van de kosten dat in aanmerking komt voor een specifieke uitkering)

Een specifieke uitkering bedraagt ten hoogste een derde van de kosten van een maatregelenpakket. Het gaat hierbij om de kosten voor zover zij niet zijn uitgezonderd in artikel 5. Twee derde deel van deze kosten komt derhalve voor rekening van de betrokken decentrale overheden zelf.

Artikel 7 (Budget specifieke uitkering)

De wijze waarop de aandelen van de verschillende werkregio’s in het budget dat voor deze regeling beschikbaar is, zijn berekend, is beschreven in het algemene deel van deze toelichting.

Het bedrag dat voor de regeling als geheel beschikbaar is, wordt jaarlijks vastgesteld in de begroting van het deltafonds.

Artikel 8 (Begrotingsvoorbehoud)

In artikel 7.22d, vierde lid, van de Waterwet is bepaald dat subsidies die ten laste komen van het deltafonds, worden verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit houdt in dat de subsidieverlening plaatsvindt onder de voorwaarde dat in de begroting van het fonds voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Op grond van artikel 2 van de Kaderwet subsidies I en M is artikel 4:34 van de Awb ook van toepassing op specifieke uitkeringen. Omdat specifieke uitkeringen als bedoeld in deze regeling, ten laste komen van het deltafonds, is in artikel 8 bepaald dat zij onder dit voorbehoud worden verleend. Dit maakt het mogelijk om, onder de voorwaarden die daaraan in artikel 4:34 van de Awb met het oog op de rechtszekerheid worden gesteld, op de subsidieverlening terug te komen voor zover de inmiddels vastgestelde begroting dit redelijkerwijs noodzakelijk maakt.

Om een beroep te kunnen doen op het voorbehoud zal dit in de beschikking tot verlening moeten worden opgenomen.

Artikel 9 (Termijn voor indiening aanvraag, maximum aantal aanvragen en maximum bedrag)

Artikel 9 is toegelicht in het algemene deel.

Artikel 10 (Aanvraag voor verlening specifieke uitkering)

Zoals is vermeld in de toelichting op artikel 4, tweede en derde lid, wordt met het plan van aanpak waaraan het maatregelenpakket uitvoering geeft, de zogenoemde uitvoeringsagenda en met de uitkomsten van de analyse van de kansen op en de gevolgen van wateroverlast, droogte en overstromingen binnen de werkregio, de zogenoemde stresstesten en risicodialogen bedoeld. In de aanvraag dient dus (in samenvattende zin) onderbouwd te worden welke kwetsbaarheden en prioriteiten in het gebied van de werkregio naar voren zijn gekomen in de uitgevoerde stresstesten en gevoerde risicodialogen.

De aanvraag moet een overzicht van de voorgestelde maatregelen bevatten en de locatie (in welke gemeenten ze worden getroffen), de kosten van de maatregelen, de gevraagde rijksbijdrage, de wijze waarop de cofinanciering plaatsvindt en de partijen die daaraan bijdragen, vermelden. Daarbij moet per maatregel worden toegelicht welke kwetsbaarheid (gevoeligheid voor wateroverlast, de gevolgen van droogte of overstromingen) deze beoogt te verminderen, met het oog op de aanbeveling dat een te treffen maatregel bij voorkeur een bijdrage levert aan meerdere ruimtelijke-adaptatiethema’s. Ook dient vermeld te worden aan welke andere beleidsopgaven de te treffen maatregel een bijdrage levert.

De verklaring van instemming met het maatregelenpakket kan bestaan uit een handtekening van een vertegenwoordiger uit het bestuur van de betreffende overheid, onder de aanvraag.

Als de provincie die of het waterschap dat de aanvraag ondersteunt, formeel deelnemer is van de werkregio, telt hun instemming mee bij de bepaling of meer dan de helft van de besturen van de decentrale overheden van de werkregio instemt met het maatregelenpakket. Indien zij geen deelnemer zijn, is zowel instemming van meer dan de helft van de besturen van de deelnemende overheden in de werkregio nodig, als instemming van het bestuur van de provincie of het waterschap.

De vereiste beschrijving van de wijze van samenwerking en de overlegstructuur in werkregio moet duidelijk maken hoe de afstemming tussen de regionale partners over het maatregelenpakket en over eventuele wijzigingen in de uitvoeringsperiode plaatsvindt.

Artikel 11 (Verlening specifieke uitkering)

In een beschikking tot verlening van een specifieke uitkering zal in ieder geval een beschrijving van het maatregelenpakket waarvoor de uitkering wordt verstrekt en de hoogte van de uitkering moeten worden opgenomen. Het kan ook het voorbehoud, bedoeld in artikel 8, bevatten. In de beschikking kan verder bijvoorbeeld een vermelding van de cofinancieringsverplichting die voortvloeit uit artikel 6 of een nadere specificatie van de verplichtingen die worden genoemd in artikel 13, worden opgenomen.

Artikel 12 (Voorschotverlening)

Indien een specifieke uitkering wordt verleend, wordt tevens een voorschot verleend voor het volledige bedrag dat is toegekend. Het is niet noodzakelijk hiervoor een aanvraag in te dienen.

Artikel 13 (Verplichtingen ontvanger)

De verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn toegelicht in het algemene deel. De verplichting die is opgenomen in het derde lid, hangt samen met de evaluatieplicht voor subsidies die is geregeld in artikel 4:24 van de Awb. 29

Artikel 14 (Verantwoording)

De verantwoording over de besteding van een specifieke uitkering dient plaats te vinden op de wijze die is bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet en de daarop gebaseerde Regeling verantwoording sisa. Voor provincies en gemeenten die zelf een specifieke uitkering hebben ontvangen of van elkaar middelen ontvangen die afkomstig zijn uit een specifieke uitkering, volgt dit rechtstreeks uit het genoemde artikel. Om de verantwoording over middelen uit een specifieke uitkering die waterschappen ontvangen, zoveel mogelijk op dezelfde wijze te laten plaatsvinden, is in artikel 14, tweede lid, van de regeling daarop artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet van overeenkomstige toepassing verklaard. De wijze van verantwoording is toegelicht in paragraaf 3.6.

Artikel 15 (Vaststelling specifieke uitkering)

De Minister stelt de specifieke uitkering ambtshalve vast, dat wil zeggen dat de ontvanger de vaststelling niet hoeft aan te vragen.

De vaststelling vindt plaats na de uitvoering van het maatregelenpakket en de nakoming van de verplichtingen, bedoeld in artikel 13, maar uiterlijk voor 1 januari 2030. Deze datum hangt samen met de verantwoordingssystematiek van SISA voor medeoverheden. Deze verantwoordingssystematiek houdt in dat decentrale overheden na een uitvoeringsjaar informatie verstrekken aan de aanvrager, die deze het jaar erna verwerkt in de verantwoordingsinformatie aan het Rijk. Dit brengt met zich mee dat het denkbaar is dat in 2029 nog verantwoordingsinformatie aan het Rijk wordt verstrekt over het laatste uitvoeringsjaar 2027. Om die reden is de uiterste datum voor het vaststellen van een specifieke uitkering gesteld op 31 december 2029.

In de regel zal de vaststelling van de specifieke uitkering plaatsvinden overeenkomstig het besluit tot verlening. In bepaalde gevallen kan de specifieke uitkering echter ook lager worden vastgesteld. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als de werkelijke kosten van het maatregelenpakket lager blijken te zijn dan bij de verlening was geraamd. Artikel 4:46 van de Awb bepaalt dat de specifieke uitkering ook lager kan worden vastgesteld als blijkt dat de maatregelen niet of niet volledig hebben plaatsgevonden of als niet is voldaan aan de verplichtingen die aan de uitkering zijn verbonden.

Als een maatregel uit een maatregelpakket wordt vervangen door een andere maatregel, al dan niet elders in de werkregio, die voldoet aan deze regeling, is dit geen reden om de uitkering te verlagen. Ook dan zijn de middelen die hiervoor nodig zijn, immers in overeenstemming met het doel van de specifieke uitkering uitgegeven.

Indien de specifieke uitkering op een lager bedrag wordt vastgesteld, kan het te veel betaalde op basis van artikel 4:57, eerste lid, van de Awb worden teruggevorderd. Dit geldt ook als de beschikking tot verlening wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger van de uitkering wordt gewijzigd (artikel 4:48 van de Awb). Terugvordering kan plaatsvinden tot vijf jaren na de vaststelling van de specifieke uitkering (artikel 4:57, vierde lid, van de Awb).

Artikel 16 (Inwerkingtreding en verval)

Deze bepaling is toegelicht in het algemene deel.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Deltaprogramma 2015, Bijlage bij Kamerstukken II 2014/15, 34 000 J, nr. 4.

X Noot
2

Zie artikel 4, derde lid, 5, aanhef en onderdeel a, onder 6°, en 10, eerste lid, aanhef en onderdeel a, aanhef en onder 3°.

X Noot
3

Zie artikel 4, tweede lid, 5, aanhef en onderdeel a, onder 6°, en 10, eerste lid, aanhef en onderdeel a, aanhef en onder 2° tot en met 4°.

X Noot
4

Bijlage bij Kamerstukken II 2017/18, 34 775 J, nr. 4.

X Noot
5

Bestuursakkoord klimaatadaptatie, 20 november 2018, Stcrt. 2018, 66722.

X Noot
6

Wet van 5 februari 2020 tot wijziging van de Waterwet ten behoeve van subsidiëring uit het deltafonds van maatregelen en voorzieningen tegen wateroverlast (Stb. 73).

X Noot
7

Zie rekenblad ‘Verdeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds 2020, stand januari 2020’ op de website van de rijksoverheid.

X Noot
8

De gemeente Meierijstad maakt deel uit van twee werkregio’s. Bij het bepalen van de aandelen in het rijksbudget is de gemeente ingedeeld bij de werkregio Watersamenwerking As50+.

X Noot
9

Zo is gebiedsgerichte samenwerking binnen het Deltaprogramma op de thema’s waterveiligheid en zoetwater georganiseerd in zogenaamde gebiedsoverleggen en zoetwaterregio’s en wordt daarbij veelal ook het thema ruimtelijke adaptatie betrokken.

X Noot
10

Zie artikel 13, tweede lid.

X Noot
11

Artikel 4, eerste lid.

X Noot
12

Artikel 4, tweede en derde lid.

X Noot
13

Artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel a, aanhef en onder 4°.

X Noot
14

Dat de uitkering uitsluitend bestemd is voor kosteneffectieve maatregelen en voorzieningen, volgt uit de begripsomschrijving van maatregelenpakket (artikel 1).

X Noot
15

Zie artikel 5, aanhef en onderdeel a, onder 1°.

X Noot
16

Dit volgt uit artikel 6 dat de aanspraak op een financiële bijdrage beperkt tot maximaal een derde van de kosten van een maatregelenpakket.

X Noot
17

Artikel 5, aanhef en onderdeel a, aanhef en onder 2°, respectievelijk onderdeel c.

X Noot
18

Artikel 4, tweede en derde lid.

X Noot
19

Zie onder Toetsing door het Rijk.

X Noot
20

Zoals beschreven in de artikelen 3.5 en 3.6 van de Waterwet en artikel 1 van de Waterschapswet.

X Noot
21

Zie voor hittestress nader paragraaf 3.5 onder Kosten die in aanmerking komen voor een specifieke uitkering.

X Noot
22

Artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel a, aanhef en onder 5° en 6°.

X Noot
23

Artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel d.

X Noot
24

Zie artikel 5, onderdeel a.

X Noot
25

Artikel 9, derde lid.

X Noot
26

Stb. 2020, 73.

X Noot
27

Zie de begripsomschrijving in artikel 1.

X Noot
28

Zie hiervoor paragraaf 2 van het algemene deel van de toelichting.

X Noot
29

Zie voor de evaluatie van de onderhavige regeling paragraaf 8 van het algemene deel van de toelichting.

Naar boven