Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 22 september 2020, kenmerk 1722602-208199-PG, houdende wijziging van de Regeling Geneesmiddelenwet in verband met de terhandstelling van hormonale anticonceptiva in abortusklinieken

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op artikel 61, eerste lid, onderdeel c, van de Geneesmiddelenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 6.6, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling Geneesmiddelenwet door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. hormonale anticonceptiva door artsen ter hand worden gesteld, indien de terhandstelling plaatsvindt in abortusklinieken waarop de Wet afbreking zwangerschap betrekking heeft.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

TOELICHTING

Het huidige kabinet zet in op het terugdringen van het aantal (herhaalde) zwangerschapsafbrekingen. De maatregelen die daartoe genomen worden zijn onder andere gericht op adequate voorlichting over anticonceptie en het zoveel mogelijk wegnemen van (financiële en praktische) drempels voor de opvolging van het anticonceptieadvies. Een van die drempels betreft de ontbrekende terhandstellingsbevoegdheid van hormonale anticonceptie door artsen die werkzaam zijn in een abortuskliniek, anders dan orale anticonceptiva aan personen jonger dan 18 jaren, die wat betreft de terhandstelling en het gebruik van die geneesmiddelen anoniem wensen te blijven, indien de terhandstelling plaatsvindt in een abortuskliniek waarop de Wet afbreking zwangerschap betrekking heeft.

Met de onderhavige wijziging van de Regeling Geneesmiddelenwet wordt bewerkstelligd dat artsen die werkzaam zijn in een abortuskliniek waaraan een vergunning als bedoeld in de Wet afbreking zwangerschap is verleend, ook bevoegd zijn tot het verstrekken (‘terhandstellen’) van hormonale anticonceptiva. Omdat de artsen reeds op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg bevoegd zijn tot het voorschrijven van hormonale anticonceptiva en – indien aan de orde – tot het plaatsen daarvan, betekent dit dat de artsen voortaan direct hormonale anticonceptiva kunnen verstrekken aan de vrouwen die zich voor een behandeling tot de abortuskliniek hebben gewend. Deze vrouwen hoeven als tussenstap zich dan niet meer apart tot de apotheker en eventueel hun huisarts te wenden. Wel is het uit het oogpunt van medicatieveiligheid wenselijk dat de kliniek aan de huisarts en apotheek van de betreffende vrouw doorgeeft dat en welke medicatie is verstrekt. Uiteraard dient de vrouw hiervoor haar uitdrukkelijke toestemming te geven.

De wijziging ziet uitsluitend op hormonale anticonceptiva, zijnde geneesmiddelen. Hier vallen bijvoorbeeld onder de anticonceptiepil, de anticonceptiepleister, het hormoonspiraal en het implantatiestaafje.

Voor producten die een medisch hulpmiddel zijn, zoals de koperspiraal, geldt dat de terhandstellingsbevoegdheid geen uitbreiding behoeft.

In artikel 2.3a van de Regeling Geneesmiddelenwet wordt verwezen naar artikel 6.6. Groothandelaren moeten op grond van dat artikel zelf de veiligheidskenmerken van geneesmiddelen deactiveren, als zij afleveren aan een aantal in dat artikel genoemde instellingen, zoals abortusklinieken. Normaliter worden veiligheidskenmerken gedeactiveerd door degene die het geneesmiddel ter hand stelt, veelal de apotheek. De instellingen, genoemd in artikel 2.3a van de regeling, hebben die mogelijkheid niet. Zij zijn daarom uitgezonderd van de verplichting te deactiveren en in plaats daarvan is de groothandelaar verantwoordelijk gemaakt.1 Door de toevoeging van artikel 6.6, eerste lid, onderdeel d, aan de Regeling Geneesmiddelenwet zijn groothandelaren ook gehouden de veiligheidskenmerken te deactiveren van de orale anticonceptiva die zij afleveren aan abortusklinieken.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark


X Noot
1

Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 19 december 2018, kenmerk 1447464-184150-WJZ,houdende wijziging van de Regeling Geneesmiddelenwet in verband met het uitzonderen van bepaalde beroepsgroepen van de verplichting veiligheidskenmerken van geneesmiddelenverpakkingen te controleren en deactiveren (Stcrt. 2019, 1152).

Naar boven