TOELICHTING
Algemeen
De Regeling Geneesmiddelenwet is, net als de Geneesmiddelenwet, gewijzigd ter implementatie
van richtlijn 2011/62/EU1 om te verhinderen dat vervalste geneesmiddelen in de legale distributieketen belanden.2 De gewijzigde wet en regeling zijn in werking sinds 2013. De doelstelling van richtlijn
2011/62/EU is te verhinderen dat geneesmiddelen met een valse voorstelling van identiteit
(verpakking, etikettering, naam of samenstelling), geschiedenis of oorsprong in de
handel komen. Omdat deze vervalste geneesmiddelen doorgaans verkeerd gedoseerde, minderwaardige
of vervalste werkzame stoffen of hulpstoffen, of helemaal geen werkzame stoffen bevatten,
vormen zij een gevaar voor de volksgezondheid. Een van de maatregelen om te voorkomen
dat vervalste geneesmiddelen in het legale distributieketen terecht komen is het aanbrengen
van veiligheidskenmerken op verpakkingen van (recept)geneesmiddelen.
Op grond van richtlijn 2011/62/EU heeft de Commissie de bevoegdheid om zogenoemde
gedelegeerde handelingen vast te stellen, ter uitwerking van enkele technische aspecten
van de richtlijn.3 Inmiddels is gedelegeerde verordening (EU) 2016/161 vastgesteld, waarin gedetailleerde
regels over de veiligheidskenmerken van verpakkingen zijn opgenomen.4 De gedelegeerde verordening treedt in werking op 9 februari 2019.
Er zijn twee soorten veiligheidskenmerken die door de fabrikant van een (recept)geneesmiddel
op de verpakking moeten worden aangebracht. Een middel tegen knoeien, om te zien of
de verpakking van het geneesmiddel intact is en het unieke identificatiekenmerk (‘2D
datamatrix’). Op grond van artikel 4a.1 van de Regeling Geneesmiddelenwet moet het
middel tegen knoeien moet worden aangebracht op (recept)plichtige geneesmiddelen,
ingevolge artikel 32 van de Geneesmiddelenwet mag het ook worden aangebracht op andere
geneesmiddelen. De verplichting voor het aanbrengen van het unieke identificatiekenmerk
volgt uit de gedelegeerde verordening. Hoewel deze gedelegeerde verordening rechtstreeks
werkt en fabrikanten, groothandelaars en anderen met een rol in de keten van geneesmiddelendistributie
dus aan de verplichtingen moeten voldoen, is er ruimte aan de lidstaten gelaten om
rekening te kunnen houden met de ‘specifieke kenmerken van de distributieketen’. Deze
wijzigingsregeling voorziet in het invullen van de ruimte die de lidstaten geboden
is.
Het deactiveren van veiligheidskenmerken
Aan het eind van de distributieketen bevindt zich normaal gesproken de apotheker of
apotheekhoudende huisarts. Deze wordt verplicht beide veiligheidskenmerken te controleren
en het unieke identificatiekenmerk te deactiveren voordat het geneesmiddel aan de
patiënt ter hand wordt gesteld. De apotheker, of apotheekhoudende huisarts, heeft
de verplichting te deactiveren omdat hij doorgaans de láátste schakel is in de keten,
voordat het geneesmiddel aan de patiënt ter hand wordt gesteld.
In sommige gevallen levert een groothandelaar niet aan een apotheek, maar bijvoorbeeld
aan een GGD-instelling, een veiligheidsregio, of andere instellingen als bedoeld in
artikel 6.5 en 6.6 van de Regeling Geneesmiddelenwet, maar ook aan een dierenarts,
of artsen of apothekers van de krijgsmacht. Deze artsen en instellingen genoemd in
artikel 6.5 en 6.6 kunnen niet volledig voldoen aan de verplichtingen van verordening
(EU) 2016/161, omdat zij niet over de juiste apparatuur beschikken hebben geen toegang
hebben tot het Nederlandse Medicijnen Verificatie Systeem (NMVS; de Nationale gegevensbank
waarin alle voor Nederland unieke codes zijn opgeslagen5), waardoor zij het unieke identificatiekenmerk niet kunnen deactiveren. Die verplichtingen
aan hen opleggen zou disproportioneel en ondoelmatig zijn; daarom biedt de verordening
de mogelijkheid deze beroepsgroepen uit te zonderen. Een derde categorie betreft het
afleveren aan dierenartsen. In het Besluit diergeneeskundigen is opgenomen dat onder
bepaalde omstandigheden een dierenarts mag overgaan tot het (laten) toedienen van
een humaan geneesmiddel aan een dier.6 Voor die gevallen betrekken dierenartsen humane geneesmiddelen bij een groothandel.
Ook voor dierenartsen wordt het disproportioneel geacht te vragen dat zij zelf de
veiligheidskenmerken controleren en deactiveren; artikel 2.3a regelt daarom dat de
groothandelaar die aan hen aflevert dat doet. Een vierde categorie betreft het afleveren
aan de krijgsmacht. In de regel wordt ten behoeve van de geneesmiddelenvoorziening
aan de krijgsmacht geleverd aan de artsen en apothekers die in die hoedanigheid in
dienst zijn van het Ministerie van Defensie (zie artikel 63 van de Geneesmiddelenwet).
Die artsen en apothekers kunnen niet worden aangesloten op het NMVS; en dus zal in
die gevallen de groothandel het controleren en de deactiveren moeten uitvoeren. Daarnaast
beschikt de krijgsmacht ook over een groothandel met een groothandelsvergunning die
onder andere buitenlandse missies bevoorraadt. In die gevallen is zal groothandel
van de krijgsmacht de veiligheidskenmerken controleren en deactiveren.
Om te zorgen voor een goede naleving van de gedelegeerde verordening in het algemeen
is het belangrijk dat de geneesmiddelverpakkingen die in de gegevensbank opgenomen
zijn, gedeactiveerd worden als zij afgeleverd worden aan de patiënt. Het is niet wenselijk
met het oog op patiëntveiligheid om unieke nummers niet af te melden in de gegevensbank
als die bewuste verpakking ter hand wordt gesteld. Daarom voorziet verordening (EU)
2016/161 in de mogelijkheid voor lidstaten te bepalen dat in deze gevallen niet degene
die ter hand stelt het unieke identificatiekenmerk deactiveert, maar de groothandelaar,
één schakel in de keten eerder. Voor de genoemde artsen en instellingen en de krijgsmacht
is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. In deze gevallen is de groothandelaar verplicht
om de veiligheidskenmerken te controleren en het uniek identificatiekenmerk te deactiveren.
Nalevingskosten
Met het delegeren van het controleren van de veiligheidskenmerken en het deactiveren
van het uniek identificatiekenmerk naar de groothandelaar wordt efficiënt invulling
gegeven aan de verplichtingen uit de gedelegeerde verordening en tegemoetgekomen aan
het zoveel mogelijk beperken van de nalevingskosten voor de genoemde beroepsgroepen
in artikel 2.3a onder a t/m d van de Regeling Geneesmiddelenwet. Dit betekent dat
de groothandelaar de veiligheidskenmerken deactiveert.
Artikelsgewijs
Artikel I
Met onderdeel a wordt het nieuwe artikel 2.3a aan de Regeling Geneesmiddelenwet toegevoegd.
Zoals in het algemeen deel van deze toelichting uiteen is gezet, vloeit uit gedelegeerde
verordening voort dat in normale omstandigheden de apotheek veiligheidskenmerken van
verpakkingen van geneesmiddelen moet controleren en deactiveren, voordat het geneesmiddel
ter hand wordt gesteld. In de gevallen beschreven in artikel 2.3a, zal de groothandelaar
dat doen. In de artikelen 6.5 en 6.6 van de Regeling geneesmiddelenwet zijn diverse
artsen en instellingen genoemd die geneesmiddelen ter hand mogen stellen. Als een
groothandelaar aan één van deze artsen of instellingen aflevert dient het veiligheidskenmerk
gedeactiveerd te zijn voor die aflevering (onderdeel a en b). Daarnaast geldt artikel
2.3a voor dierenartsen (onderdeel c) en voor de artsen en apotheken van krijgsmacht
(onderdeel d).
Dit is geregeld in overeenstemming met artikel 22, onder e, en artikel 23 van gedelegeerde
verordening (EU) 2016/161. In artikel 26, tweede lid, van die verordening is voorts
geregeld dat de artsen en instellingen vrijgesteld zijn van de verplichting de veiligheidskenmerken
te controleren en het uniek identificatiekenmerk te deactiveren, als dat in het nationaal
recht geregeld is. Dat nationale recht bestaat uit het nieuwe artikel 2.3a van de
Regeling Geneesmiddelenwet.
Artikel II
De inwerkingtreding sluit aan bij de datum waarop de verordening (EU) 2016/161 in
werking treedt. Om aan te sluiten bij deze Europese regelgeving, en omdat het spoedregelgeving
betreft, wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Dit is afgestemd met het veld.
Implementatietabel
|
Bepaling EU-regelgeving
|
Bepaling in implementatieregelgeving
|
Omschrijving beleidsruimte
|
Toelichting op de keuze bij de invulling van de beleidsruimte
|
|
Art. 23 van gedelegeerde verordening 2006/161/EU
|
Art. 2.3a van de Regeling Geneesmiddelenwet
|
Lidstaten kunnen verlangen dat een groothandelaar de veiligheidskenmerken van een
geneesmiddel controleert en het uniek identificatiekenmerk daarvan deactiveert voordat
hij het geneesmiddel aan een van de in artikel 23 van de gedelegeerde verordening
genoemde personen aflevert.
|
Hier is voor gekozen in genoemde gevallen in artikel 2.3a van de Regeling Geneesmiddelenwet.
|
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins