ARTIKEL I
Het Besluit langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.3.1.2, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 10.253’ telkens vervangen door
‘€ 10.376’.
B
In artikel 3.3.2.1, tweede lid, wordt ‘€ 2.419,40’ vervangen door ‘€ 2.469,20’.
C
Artikel 3.3.2.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt ‘€ 168,00’ vervangen door ‘€ 171,40’ en wordt ‘€ 881,60’ vervangen
door ‘€ 899,80’.
2. In het vierde lid wordt ‘€ 144,20’ vervangen door ‘€ 147’.
D
In artikel 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, onder 4° en 5°, wordt ‘€ 20.297’ vervangen
door ‘€ 20.540’.
E
Artikel 3.3.2.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 6.152’ vervangen door ‘€ 6.226’.
2. In het tweede en vierde lid wordt ‘€ 2.621’ vervangen door ‘€ 2.653’.
F
Artikel 3.3.2.4a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en derde lid wordt ‘€ 20.297’ vervangen door ‘€ 20.540’.
2. In het vierde lid wordt ‘€ 6.152’ vervangen door ‘€ 6.226’.
ARTIKEL II
De Regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 3.778’ vervangen door ‘€ 3.906’.
2. In onderdeel b wordt ‘€ 5.877’ vervangen door ‘€ 6.076’.
B
Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt ‘€ 1.546’ vervangen door ‘€ 1.609’, wordt ‘5,65%’ vervangen
door ‘5,70%’, wordt ‘€ 2.392,32’ vervangen door ‘€ 2.493,56’ en wordt ‘€ 4.631,69’
vervangen door ‘€ 4.796,84’.
b. In onderdeel b wordt ‘€ 1.546’ vervangen door ‘€ 1.609’, wordt ‘5,65%’ vervangen
door ‘5,70%’ en wordt ‘€ 4.631,69’ vervangen door ‘€ 4.796,84’.
c. In onderdeel c wordt ‘€ 1.546’ vervangen door ‘€ 1.609’, wordt ‘5,65%’ vervangen
door ‘5,70%’, wordt ‘€ 2.130,41’ vervangen door ‘€ 2.217,95’ en wordt ‘€ 4.631,69’
vervangen door ‘€ 4.796,84’.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt ‘€ 1.139’ vervangen door ‘€ 1.189’, wordt ‘€ 20.451’ telkens
vervangen door ‘€ 20.941’ en wordt ‘13,49%’ vervangen door ‘13,52%’.
b. In onderdeel b wordt ‘€ 2.121’ vervangen door ‘€ 2.314’, wordt ‘€ 20.451’ telkens
vervangen door ‘€ 20.941’ en wordt ‘13,49%’ vervangen door ‘13,52%’.
C
Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 1.830’ vervangen door ‘€ 1.867’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 1.023’ vervangen door ‘€ 1.044’.
D
Artikel 4.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 8.925’ vervangen door ‘€ 9.264’.
2. In onderdeel b wordt ‘€ 10.592’ vervangen door ‘€ 11.023’.
3. In onderdeel c wordt ‘€ 6.768’ vervangen door ‘€ 7.041’.
4. In onderdeel d wordt ‘€ 13.658’ vervangen door ‘€ 14.313’.
E
In artikel 5.15a, eerste lid, wordt '€ 304.328' vervangen door '€ 315.984'.
F
Artikel 5.22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt '€ 20,73' vervangen door '€ 21,14'.
2. In het tweede lid wordt '€ 65,29' vervangen door '€ 66,60' en wordt '€ 60,12' vervangen
door '€ 61,32'.
ARTIKEL III
Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.2, eerste lid, onderdeel b, aanhef wordt ‘€ 10.253’ telkens vervangen
door ‘€ 10.376’.
B
In artikel 3.9, tweede en vierde lid, wordt ‘€ 2.621’ vervangen door ‘€ 2.653’.
C
In artikel 3.11, tweede lid, wordt ‘€ 2.419,40’ vervangen door ‘€ 2.469,20’.
D
In artikel 3.12, derde lid, wordt ‘€ 168,00’ vervangen door ‘€ 171,40’ en wordt ‘€ 881,60’
vervangen door ‘€ 899,80’.
E
In artikel 3.13, eerste lid, onderdeel b, onder 4° en 5°, wordt ‘€ 20.297’ vervangen
door ‘€ 20.540’.
F
In artikel 3.14, tweede en vierde lid, wordt ‘€ 2.621’ vervangen door ‘€ 2.653’.
G
In artikel 3.14a, eerste en derde lid, wordt ‘€ 20.297’ vervangen door ‘€ 20.540’.
ARTIKEL IV
De Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 3.778’ vervangen door ‘€ 3.906’.
2. In onderdeel b wordt ‘€ 5.877’ vervangen door ‘€ 6.076’.
B
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt ‘€ 1.546’ vervangen door ‘€ 1.609’, wordt ‘5,65%’ vervangen
door ‘5,70%’, wordt ‘€ 2.392,32’ vervangen door ‘€ 2.493,56’ en wordt ‘€ 4.631,69’
vervangen door ‘€ 4.796,84’.
b. In onderdeel b wordt ‘€ 1.546’ vervangen door ‘€ 1.609’, wordt ‘5,65%’ vervangen
door ‘5,70%’ en wordt ‘€ 4.631,69’ vervangen door ‘€ 4.796,84’.
c. In onderdeel c wordt ‘€ 1.546’ vervangen door ‘€ 1.609’, wordt ‘5,65%’ vervangen
door ‘5,70%’, wordt ‘€ 2.130,41’ vervangen door ‘€ 2.217,95’ en wordt ‘€ 4.631,69’
vervangen door ‘€ 4.796,84’.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt ‘€ 1.139’ vervangen door ‘€ 1.189’, wordt ‘€ 20.451’ telkens
vervangen door ‘€ 20.941’ en wordt ‘13,49%’ vervangen door ‘13,52%’.
b. In onderdeel b wordt ‘€ 2.121’ vervangen door ‘€ 2.314’, wordt ‘€ 20.451’ telkens
vervangen door ‘€ 20.941’ en wordt ‘13,49%’ vervangen door ‘13,52%’.
C
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘€ 1.830’ vervangen door ‘€ 1.867’.
2. In onderdeel b wordt ‘€ 1.023’ vervangen door ‘€ 1.044’.
D
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 8.925’ vervangen door ‘€ 9.264’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 10.592’ vervangen door ‘€ 11.023’.
3. In het derde lid wordt ‘€ 6.768’ vervangen door ‘€ 7.041’.
4. In het vierde lid wordt ‘€ 13.658’ vervangen door ‘€ 14.313’.
ARTIKEL V
De Regeling zorgverzekering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.29a, eerste lid, wordt ‘€ 23,52’ vervangen door ‘€ 24,36’.
B
In artikel 2.30, tweede lid, wordt ‘€ 75’ vervangen door ‘€ 76,50’.
C
Artikel 2.33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 443,00’ vervangen door ‘€ 452’.
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt ‘€ 127’ vervangen door ‘€ 125’.
b. In onderdeel b wordt ‘€ 63,50’ vervangen door ‘€ 62,50’.
D
Artikel 2.36 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘€ 4,50’ vervangen door € 4,60’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 18’ vervangen door ‘€ 18,50’ en wordt ‘€ 127,50’ vervangen
door ‘€ 131’.
E
In artikel 2.37, eerste lid, wordt ‘€ 105’ vervangen door ‘€ 108’.
ARTIKEL VI
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.
TOELICHTING
1. Inleiding
Ten eerste zijn met deze regeling de bedragen voor 2021 vastgesteld die relevant zijn
voor de berekening van de eigen bijdrage voor zorg op grond van de Wet langdurige
zorg (hierna: Wlz) respectievelijk voor maatschappelijke ondersteuning op grond van
de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). Ook zijn de maximumvergoedingen
voor een persoonsgebonden budget op grond van de Wlz (hierna: Wlz-pgb) en het Persoonlijk
Assistentie Budget (hierna: PAB) met ingang van 1 januari 2021 geïndexeerd.
Ten tweede zijn met deze regeling de eigen bijdragen voor 2021 vastgesteld voor hulpmiddelen,
kraamzorg en ziekenvervoer op grond van Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw). Ook zijn
de maximumvergoedingen voor een persoonsgebonden budget op grond van de Zvw (hierna:
Zvw-pgb) en voor logeren met ingang van 1 januari 2021 geïndexeerd.
Hieronder zijn de wijzigingen nader toegelicht.
2. Wlz en Wmo 2015
a. Eigen bijdrage (artikelen I, II, onderdelen A tot en met D, III en IV)
Op grond van de Wlz wordt de eigen bijdrage voor zorg vastgesteld aan de hand van
het bijdrageplichtig inkomen. Op grond van de Wmo 2015 geldt voor vrijwel alle voorzieningen
een eigen bijdrage van € 19 per maand (het zogenaamde abonnementstarief) en is het
bijdrageplichtig inkomen alleen relevant voor de vaststelling van de eigen bijdrage
voor beschermd wonen of indien een gemeente een minimabeleid hanteert (op grond van
een dergelijk beleid hoeven cliënten tot een bepaald bijdrageplichtig inkomen geen
eigen bijdrage te betalen).
In beginsel wordt het bijdrageplichtig inkomen over het peiljaar t-2 berekend.1 Het gaat dus – kort gezegd – om het inkomen en vermogen van het tweede kalenderjaar
voorafgaande aan het jaar waarin de verzekerde (Wlz) of cliënt (Wmo 2015) zijn recht
op zorg of ondersteuning te gelde maakt.
In het Besluit langdurige zorg (hierna: Blz) en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (hierna:
Ub Wmo 2015) is bepaald dat de diverse bedragen die van belang zijn voor de vaststelling
van het bijdrageplichtig inkomen, jaarlijks worden geïndexeerd.2 Via voorliggende regeling zijn de bedragen vastgesteld voor 2021.
b. Wlz-pgb (artikel II, onderdelen E en F)
Via een Wlz-pgb heeft de verzekerde de mogelijkheid om de aan hem te verlenen zorg
in te kopen. Bij regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van
6 juli 2020 zijn vrijwel alle toeslagen en tarieven behorende bij het Wlz-pgb voor
2020 bijgesteld. In de toelichting bij die regeling is aangekondigd dat het PAB en
de maximumtarieven voor een Wlz-pgb per 1 januari 2021 opnieuw geïndexeerd worden.3 Voorliggende regeling geeft hieraan uitvoering.
Het indexeringspercentage voor 2021 bedraagt 3,83%.4 Daarbij zij opgemerkt dat de gemiddelde tarieven voor 2020 als basis dienen voor
de indexatie van de tarieven voor 2021, en niet de tarieven die per 1 juli 2020 gelden.
Dit betekent dat het PAB per 1 januari 2021 € 315.984 bedraagt (artikel 5.15a, eerste
lid, van de Rlz). Indexering van de maximumtarieven van het Wlz-pgb leidt met ingang
van 1 januari 2021 tot een informeel uurtarief van € 21,14 (artikel 5.22, eerste lid,
van de Rlz), een formeel uurtarief van € 66,60 en een formeel dagdeeltarief van € 61,32
(artikel 5.22, tweede lid, van de Rlz).
c. Financiële gevolgen
De hoogte van het Wlz-pgb per zorgprofiel is bij de hiervoor genoemde regeling van
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 juli 2020 reeds geïndexeerd
naar prijspeil 2021. Het indexeren van de maximumtarieven waartegen de cliënt de zorg
vervolgens kan inkopen heeft geen aanvullend financieel effect. De cliënt mag zijn
de hoogte van het verstrekte Wlz-pgb namelijk niet overschrijden.
3. Zvw
a. Zvw-pgb (artikel V, onderdeel A)
Op grond van de Zvw bestaat de mogelijkheid om een Zvw-pgb te ontvangen voor verpleging
en verzorging die niet gepaard gaat met verblijf in verband met geneeskundige zorg
(hierna: wijkverpleging) en kunnen regels worden gesteld over de hoogte van de vergoeding
die de zorgverzekeraar hiervoor maximaal mag bieden.5 Deze regels zijn opgenomen in het Besluit zorgverzekering (hierna: Bzv) en de Regeling
zorgverzekering (hierna: Rzv).
De Nederlandse Zorgautoriteit stelt tarieven vast voor zorgaanbieders die onder de
artikelen 50 tot en met 56 van de Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg)
vallen. Dit zijn zorgverleners die zorgaanbieder zijn in de zin van de Wmg én tarieven
in rekening brengen. Er zijn echter ook zorgverleners die geen zorgaanbieder zijn
in de zin van de Wmg of geen tarieven in rekening brengen. Zij vallen niet onder de
werking van de artikelen 50 tot en met 56 van de Wmg. Voor deze groep bepaalt artikel
2.29a van de Rzv de maximumvergoeding aan de verzekerde die deze zorgverleners betaalt
uit een Zvw-pgb. Op grond van artikel 2.29a van de Rzv geldt dit maximum niet voor
beroepsbeoefenaren die zijn ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van
de Wet de op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van
een beroep voor het verlenen van wijkverpleging, mits zij geen bloed- of aanverwanten
in de eerste of tweede graad of de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel
zijn van de verzekerde met het Zvw-pgb.
De maximumvergoeding van € 23,52 voor het Zvw-pgb wordt in het kader van de jaarlijkse
indexatie met ingang van 1 januari 2021 geïndexeerd met 3,83%. Voor de berekeningswijze
van het indexeringspercentage is aangesloten bij de systematiek die wordt gevolgd
bij het indexeren van het Wlz-pgb.
In verband met de uitvoeringspraktijk is op verzoek van Zorgverzekeraars Nederland
en belangenorganisatie Per Saldo het bedrag na indexering zodanig afgerond, dat het
bedrag door twaalf deelbaar is en indien nodig per vijf minuten kan worden gedeclareerd.
Er wordt naar boven afgerond, in het voordeel van de houder van een pgb. Indexering
voor 2021 en later gebeurt steeds op het niet-afgeronde bedrag van het voorafgaande
jaar. Voor 2021 is dit € 23,419. Een verhoging met 3,83% levert een bedrag op van
€ 24,316. Afronding naar boven op een bedrag dat door twaalf deelbaar is, levert een
maximumvergoeding voor 2021 op van € 24,36.
b. Overige bedragen (artikel V, onderdelen B tot en met E)
Op grond van de Zvw en het Bzv kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden
gesteld over het deel van de kosten voor zorg dat voor rekening van de verzekerde
komt. Het gaat hierbij onder meer om de hoogte van de eigen bijdrage voor hulpmiddelen,
kraamzorg of ziekenvervoer.6 Ook kan bij ministeriële regeling – kort gezegd – een vergoeding voor kosten van
logeren in plaats van vervoer worden vastgesteld.7 Via voorliggende regeling zijn de bedragen vastgesteld voor 2021.
Bij de indexatie van de eigen bijdragen voor hulpmiddelen, kraamzorg en ziekenvervoer
is gebruik gemaakt van de meest relevante prijsindexcijfers die het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS) voor elke kalendermaand publiceert op www.cbs.nl. Aan de hand van die indexcijfers is de indexering van de eigen bijdragen en de kilometervergoeding
in drie stappen bepaald:
-
1. Op basis van de prijsindexcijfers van het CBS is het gemiddelde prijsindexcijfer voor
het meest recente jaar ten opzichte van het jaar daarvoor berekend. Door met een gemiddelde
over een volledig jaar te werken, wordt voorkomen dat een excessief prijsindexcijfer
voor een maand (zowel lager als hoger) een grote rol kan spelen.
-
2. Vervolgens is het indexpercentage berekend. Dit is de procentuele mutatie van het
gemiddelde prijsindexcijfer voor het meest recente jaar ten opzichte van het gemiddelde
voor een jaar eerder.
-
3. Daarna is het indexpercentage toegepast op de eigen bijdragen in 2020. De indexering
gebeurt steeds op het niet-afgeronde bedrag van het voorafgaande jaar. Dit resulteert
in (afgeronde) bedragen voor het jaar 2021.
Voor de indexering van de vergoeding voor kosten van logeren in plaats van vervoer
(artikel 2.30, tweede lid, van de Rzv) is gebruik gemaakt van ‘Consumentenprijzen; prijsindex 2015=100. Bestedingscategorieën: 000000 Alle bestedingen’ van het CBS. De vergoeding voor kosten van logeren in plaats van vervoer stijgt van
€ 75 naar € 76,50.
Voor de indexering van de eigen bijdrage voor haarwerken (artikel 2.33, eerste lid,
van de Rzv) is gebruik gemaakt van ‘Consumentenprijzen; prijsindex 2015=100. Bestedingscategorieën: 061000 Medische producten,
apparaten en toestellen’ van het CBS. De eigen bijdrage voor haarwerken stijgt van € 443 naar € 452.
Voor de indexering van de eigen bijdragen voor orthopedische en allergeenvrije schoenen
(artikel 2.33, derde lid, van de Rzv) is gebruik gemaakt van ‘Consumentenprijzen; prijsindex 2015=100. Bestedingscategorieën: 032000 Schoenen’ van het CBS. Er vindt daardoor een daling plaats van € 2 naar € 125 per paar schoenen
voor verzekerden vanaf 16 jaar en een daling van € 1 naar € 62,50 per paar schoenen
voor verzekerden jonger dan 16 jaar.
Voor de indexering van de eigen bijdragen voor kraamzorg en ziekenvervoer is gebruik
gemaakt van ‘Cao-lonen, contractuele loonkosten en arbeidsduur; indexcijfers (2010=100). Cao-lonen
per maand incl.bijz.beloningen. Cao-sector particuliere bedrijven. Huidige cijfers’ van het CBS. De eigen bijdrage voor kraamzorg thuis (artikel 2.36, eerste lid, van
de Rzv) is door de indexatie met € 0,10 verhoogd naar € 4,60 per dag. De eigen bijdrage
voor kraamzorg die is verleend in een instelling zonder dat verblijf in die instelling
medisch noodzakelijk is (artikel 2.36, tweede lid, van de Rzv), stijgt met € 0,50
naar € 18,50 per dag. Het tarief van de instelling waarboven een eigen bijdrage verschuldigd
is, is verhoogd met € 3,50 naar € 131.
De eigen bijdrage voor ziekenvervoer (artikel 2.37, eerste lid, van de Rzv) stijgt
met € 3 en bedraagt per 2021 € 108 per kalenderjaar.
Tot slot zij nog het volgende opgemerkt. Indexering van de kilometervergoeding voor
ziekenvervoer met een particuliere auto (artikel 2.30, eerste lid, van de Rzv) leidt
niet tot een aanpassing van dit bedrag per 2021. De kilometervergoeding voor 2021
is daarmee hetzelfde als in 2020. Dit geldt eveneens voor de indexering van de eigen
bijdrage voor brillenglazen en lenzen (artikel 2.33, vierde lid, van de Rzv). Ook
de eigen bijdrage voor brillenglazen en lenzen voor 2021 is dus hetzelfde als in 2020.
c. Financiële gevolgen
De jaarlijkse indexering zorgt ervoor dat genoemde vergoeding gelijke tred houdt met
de ontwikkeling van lonen en prijzen in Nederland. Het indexeren van de maximumvergoeding
voor het Zvw-pgb kan leiden tot circa € 9 miljoen hogere uitgaven van zorgverzekeraars
aan de vergoeding van verzekerden met een Zvw-pgb voor hun kosten van de categorie
zorgverleners waarop het maximum van toepassing is. Dit is procentueel een geringe
stijging die kan worden opgevangen omdat op basis van het Hoofdlijnenakkoord voor
de wijkverpleging het plafond voor de totale uitgaven voor wijkverpleging jaarlijks
wordt opgehoogd met de loon- en prijsontwikkeling.
4. Gevolgen voor de regeldruk
a. Wlz en Wmo 2015
Verzekerden en cliënten moeten kennisnemen van de nieuwe bedragen. Verder kan de indexering
ertoe leiden dat verzekerden met een Wlz-pgb hun contracten bijstellen met de zorgverleners
ten aanzien waarvan de maximumvergoeding geldt. Er is geen sprake van nieuwe of aanvullende
regeldruk.
b. Zvw
Aanpassing van de eigen bijdragen en vergoedingen loopt mee in reguliere administratieve
processen van zorgverzekeraars ter voorbereiding op het aanbieden en uitvoeren van
zorgverzekeringen in een nieuw kalenderjaar. Verder kan de indexering ertoe leiden
dat verzekerden met een Zvw-pgb hun contracten bijstellen met de zorgverleners ten
aanzien waarvan de maximumvergoeding geldt. Er is ook geen sprake van nieuwe of aanvullende
regeldruk.
Het Adviescollege toetsing regeldruk is akkoord met bovenstaande inschatting van de
gevolgen voor de regeldruk.
5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark