Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Medische Zorg van 22 september 2020, kenmerk 1732516-209034-WJZ, houdende indexering per 1 januari 2021 van bedragen in het Besluit langdurige zorg, de Regeling langdurige zorg, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 en de Regeling zorgverzekering

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Medische Zorg,

Gelet op de artikelen 3.3.1.7, 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, 3.6.3, en 3.6.5, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg, 3.7 en 3.13, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, en 2.14, zesde lid, 2.15b, 2.16d, tweede lid, en 2.16f van het Besluit zorgverzekering;

Besluiten:

ARTIKEL I

Het Besluit langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.3.1.2, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 10.253’ telkens vervangen door ‘€ 10.376’.

B

In artikel 3.3.2.1, tweede lid, wordt ‘€ 2.419,40’ vervangen door ‘€ 2.469,20’.

C

Artikel 3.3.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘€ 168,00’ vervangen door ‘€ 171,40’ en wordt ‘€ 881,60’ vervangen door ‘€ 899,80’.

2. In het vierde lid wordt ‘€ 144,20’ vervangen door ‘€ 147’.

D

In artikel 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, onder 4° en 5°, wordt ‘€ 20.297’ vervangen door ‘€ 20.540’.

E

Artikel 3.3.2.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 6.152’ vervangen door ‘€ 6.226’.

2. In het tweede en vierde lid wordt ‘€ 2.621’ vervangen door ‘€ 2.653’.

F

Artikel 3.3.2.4a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en derde lid wordt ‘€ 20.297’ vervangen door ‘€ 20.540’.

2. In het vierde lid wordt ‘€ 6.152’ vervangen door ‘€ 6.226’.

ARTIKEL II

De Regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 3.778’ vervangen door ‘€ 3.906’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 5.877’ vervangen door ‘€ 6.076’.

B

Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘€ 1.546’ vervangen door ‘€ 1.609’, wordt ‘5,65%’ vervangen door ‘5,70%’, wordt ‘€ 2.392,32’ vervangen door ‘€ 2.493,56’ en wordt ‘€ 4.631,69’ vervangen door ‘€ 4.796,84’.

b. In onderdeel b wordt ‘€ 1.546’ vervangen door ‘€ 1.609’, wordt ‘5,65%’ vervangen door ‘5,70%’ en wordt ‘€ 4.631,69’ vervangen door ‘€ 4.796,84’.

c. In onderdeel c wordt ‘€ 1.546’ vervangen door ‘€ 1.609’, wordt ‘5,65%’ vervangen door ‘5,70%’, wordt ‘€ 2.130,41’ vervangen door ‘€ 2.217,95’ en wordt ‘€ 4.631,69’ vervangen door ‘€ 4.796,84’.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘€ 1.139’ vervangen door ‘€ 1.189’, wordt ‘€ 20.451’ telkens vervangen door ‘€ 20.941’ en wordt ‘13,49%’ vervangen door ‘13,52%’.

b. In onderdeel b wordt ‘€ 2.121’ vervangen door ‘€ 2.314’, wordt ‘€ 20.451’ telkens vervangen door ‘€ 20.941’ en wordt ‘13,49%’ vervangen door ‘13,52%’.

C

Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 1.830’ vervangen door ‘€ 1.867’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 1.023’ vervangen door ‘€ 1.044’.

D

Artikel 4.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 8.925’ vervangen door ‘€ 9.264’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 10.592’ vervangen door ‘€ 11.023’.

3. In onderdeel c wordt ‘€ 6.768’ vervangen door ‘€ 7.041’.

4. In onderdeel d wordt ‘€ 13.658’ vervangen door ‘€ 14.313’.

E

In artikel 5.15a, eerste lid, wordt '€ 304.328' vervangen door '€ 315.984'.

F

Artikel 5.22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt '€ 20,73' vervangen door '€ 21,14'.

2. In het tweede lid wordt '€ 65,29' vervangen door '€ 66,60' en wordt '€ 60,12' vervangen door '€ 61,32'.

ARTIKEL III

Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.2, eerste lid, onderdeel b, aanhef wordt ‘€ 10.253’ telkens vervangen door ‘€ 10.376’.

B

In artikel 3.9, tweede en vierde lid, wordt ‘€ 2.621’ vervangen door ‘€ 2.653’.

C

In artikel 3.11, tweede lid, wordt ‘€ 2.419,40’ vervangen door ‘€ 2.469,20’.

D

In artikel 3.12, derde lid, wordt ‘€ 168,00’ vervangen door ‘€ 171,40’ en wordt ‘€ 881,60’ vervangen door ‘€ 899,80’.

E

In artikel 3.13, eerste lid, onderdeel b, onder 4° en 5°, wordt ‘€ 20.297’ vervangen door ‘€ 20.540’.

F

In artikel 3.14, tweede en vierde lid, wordt ‘€ 2.621’ vervangen door ‘€ 2.653’.

G

In artikel 3.14a, eerste en derde lid, wordt ‘€ 20.297’ vervangen door ‘€ 20.540’.

ARTIKEL IV

De Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 3.778’ vervangen door ‘€ 3.906’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 5.877’ vervangen door ‘€ 6.076’.

B

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘€ 1.546’ vervangen door ‘€ 1.609’, wordt ‘5,65%’ vervangen door ‘5,70%’, wordt ‘€ 2.392,32’ vervangen door ‘€ 2.493,56’ en wordt ‘€ 4.631,69’ vervangen door ‘€ 4.796,84’.

b. In onderdeel b wordt ‘€ 1.546’ vervangen door ‘€ 1.609’, wordt ‘5,65%’ vervangen door ‘5,70%’ en wordt ‘€ 4.631,69’ vervangen door ‘€ 4.796,84’.

c. In onderdeel c wordt ‘€ 1.546’ vervangen door ‘€ 1.609’, wordt ‘5,65%’ vervangen door ‘5,70%’, wordt ‘€ 2.130,41’ vervangen door ‘€ 2.217,95’ en wordt ‘€ 4.631,69’ vervangen door ‘€ 4.796,84’.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘€ 1.139’ vervangen door ‘€ 1.189’, wordt ‘€ 20.451’ telkens vervangen door ‘€ 20.941’ en wordt ‘13,49%’ vervangen door ‘13,52%’.

b. In onderdeel b wordt ‘€ 2.121’ vervangen door ‘€ 2.314’, wordt ‘€ 20.451’ telkens vervangen door ‘€ 20.941’ en wordt ‘13,49%’ vervangen door ‘13,52%’.

C

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 1.830’ vervangen door ‘€ 1.867’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 1.023’ vervangen door ‘€ 1.044’.

D

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 8.925’ vervangen door ‘€ 9.264’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 10.592’ vervangen door ‘€ 11.023’.

3. In het derde lid wordt ‘€ 6.768’ vervangen door ‘€ 7.041’.

4. In het vierde lid wordt ‘€ 13.658’ vervangen door ‘€ 14.313’.

ARTIKEL V

De Regeling zorgverzekering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.29a, eerste lid, wordt ‘€ 23,52’ vervangen door ‘€ 24,36’.

B

In artikel 2.30, tweede lid, wordt ‘€ 75’ vervangen door ‘€ 76,50’.

C

Artikel 2.33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 443,00’ vervangen door ‘€ 452’.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘€ 127’ vervangen door ‘€ 125’.

b. In onderdeel b wordt ‘€ 63,50’ vervangen door ‘€ 62,50’.

D

Artikel 2.36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 4,50’ vervangen door € 4,60’.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 18’ vervangen door ‘€ 18,50’ en wordt ‘€ 127,50’ vervangen door ‘€ 131’.

E

In artikel 2.37, eerste lid, wordt ‘€ 105’ vervangen door ‘€ 108’.

ARTIKEL VI

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

TOELICHTING

1. Inleiding

Ten eerste zijn met deze regeling de bedragen voor 2021 vastgesteld die relevant zijn voor de berekening van de eigen bijdrage voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) respectievelijk voor maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). Ook zijn de maximumvergoedingen voor een persoonsgebonden budget op grond van de Wlz (hierna: Wlz-pgb) en het Persoonlijk Assistentie Budget (hierna: PAB) met ingang van 1 januari 2021 geïndexeerd.

Ten tweede zijn met deze regeling de eigen bijdragen voor 2021 vastgesteld voor hulpmiddelen, kraamzorg en ziekenvervoer op grond van Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw). Ook zijn de maximumvergoedingen voor een persoonsgebonden budget op grond van de Zvw (hierna: Zvw-pgb) en voor logeren met ingang van 1 januari 2021 geïndexeerd.

Hieronder zijn de wijzigingen nader toegelicht.

2. Wlz en Wmo 2015

a. Eigen bijdrage (artikelen I, II, onderdelen A tot en met D, III en IV)

Op grond van de Wlz wordt de eigen bijdrage voor zorg vastgesteld aan de hand van het bijdrageplichtig inkomen. Op grond van de Wmo 2015 geldt voor vrijwel alle voorzieningen een eigen bijdrage van € 19 per maand (het zogenaamde abonnementstarief) en is het bijdrageplichtig inkomen alleen relevant voor de vaststelling van de eigen bijdrage voor beschermd wonen of indien een gemeente een minimabeleid hanteert (op grond van een dergelijk beleid hoeven cliënten tot een bepaald bijdrageplichtig inkomen geen eigen bijdrage te betalen).

In beginsel wordt het bijdrageplichtig inkomen over het peiljaar t-2 berekend.1 Het gaat dus – kort gezegd – om het inkomen en vermogen van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin de verzekerde (Wlz) of cliënt (Wmo 2015) zijn recht op zorg of ondersteuning te gelde maakt.

In het Besluit langdurige zorg (hierna: Blz) en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (hierna: Ub Wmo 2015) is bepaald dat de diverse bedragen die van belang zijn voor de vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen, jaarlijks worden geïndexeerd.2 Via voorliggende regeling zijn de bedragen vastgesteld voor 2021.

b. Wlz-pgb (artikel II, onderdelen E en F)

Via een Wlz-pgb heeft de verzekerde de mogelijkheid om de aan hem te verlenen zorg in te kopen. Bij regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 juli 2020 zijn vrijwel alle toeslagen en tarieven behorende bij het Wlz-pgb voor 2020 bijgesteld. In de toelichting bij die regeling is aangekondigd dat het PAB en de maximumtarieven voor een Wlz-pgb per 1 januari 2021 opnieuw geïndexeerd worden.3 Voorliggende regeling geeft hieraan uitvoering.

Het indexeringspercentage voor 2021 bedraagt 3,83%.4 Daarbij zij opgemerkt dat de gemiddelde tarieven voor 2020 als basis dienen voor de indexatie van de tarieven voor 2021, en niet de tarieven die per 1 juli 2020 gelden. Dit betekent dat het PAB per 1 januari 2021 € 315.984 bedraagt (artikel 5.15a, eerste lid, van de Rlz). Indexering van de maximumtarieven van het Wlz-pgb leidt met ingang van 1 januari 2021 tot een informeel uurtarief van € 21,14 (artikel 5.22, eerste lid, van de Rlz), een formeel uurtarief van € 66,60 en een formeel dagdeeltarief van € 61,32 (artikel 5.22, tweede lid, van de Rlz).

c. Financiële gevolgen

De hoogte van het Wlz-pgb per zorgprofiel is bij de hiervoor genoemde regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 juli 2020 reeds geïndexeerd naar prijspeil 2021. Het indexeren van de maximumtarieven waartegen de cliënt de zorg vervolgens kan inkopen heeft geen aanvullend financieel effect. De cliënt mag zijn de hoogte van het verstrekte Wlz-pgb namelijk niet overschrijden.

3. Zvw

a. Zvw-pgb (artikel V, onderdeel A)

Op grond van de Zvw bestaat de mogelijkheid om een Zvw-pgb te ontvangen voor verpleging en verzorging die niet gepaard gaat met verblijf in verband met geneeskundige zorg (hierna: wijkverpleging) en kunnen regels worden gesteld over de hoogte van de vergoeding die de zorgverzekeraar hiervoor maximaal mag bieden.5 Deze regels zijn opgenomen in het Besluit zorgverzekering (hierna: Bzv) en de Regeling zorgverzekering (hierna: Rzv).

De Nederlandse Zorgautoriteit stelt tarieven vast voor zorgaanbieders die onder de artikelen 50 tot en met 56 van de Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg) vallen. Dit zijn zorgverleners die zorgaanbieder zijn in de zin van de Wmg én tarieven in rekening brengen. Er zijn echter ook zorgverleners die geen zorgaanbieder zijn in de zin van de Wmg of geen tarieven in rekening brengen. Zij vallen niet onder de werking van de artikelen 50 tot en met 56 van de Wmg. Voor deze groep bepaalt artikel 2.29a van de Rzv de maximumvergoeding aan de verzekerde die deze zorgverleners betaalt uit een Zvw-pgb. Op grond van artikel 2.29a van de Rzv geldt dit maximum niet voor beroepsbeoefenaren die zijn ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet de op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van wijkverpleging, mits zij geen bloed- of aanverwanten in de eerste of tweede graad of de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel zijn van de verzekerde met het Zvw-pgb.

De maximumvergoeding van € 23,52 voor het Zvw-pgb wordt in het kader van de jaarlijkse indexatie met ingang van 1 januari 2021 geïndexeerd met 3,83%. Voor de berekeningswijze van het indexeringspercentage is aangesloten bij de systematiek die wordt gevolgd bij het indexeren van het Wlz-pgb.

In verband met de uitvoeringspraktijk is op verzoek van Zorgverzekeraars Nederland en belangenorganisatie Per Saldo het bedrag na indexering zodanig afgerond, dat het bedrag door twaalf deelbaar is en indien nodig per vijf minuten kan worden gedeclareerd. Er wordt naar boven afgerond, in het voordeel van de houder van een pgb. Indexering voor 2021 en later gebeurt steeds op het niet-afgeronde bedrag van het voorafgaande jaar. Voor 2021 is dit € 23,419. Een verhoging met 3,83% levert een bedrag op van € 24,316. Afronding naar boven op een bedrag dat door twaalf deelbaar is, levert een maximumvergoeding voor 2021 op van € 24,36.

b. Overige bedragen (artikel V, onderdelen B tot en met E)

Op grond van de Zvw en het Bzv kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld over het deel van de kosten voor zorg dat voor rekening van de verzekerde komt. Het gaat hierbij onder meer om de hoogte van de eigen bijdrage voor hulpmiddelen, kraamzorg of ziekenvervoer.6 Ook kan bij ministeriële regeling – kort gezegd – een vergoeding voor kosten van logeren in plaats van vervoer worden vastgesteld.7 Via voorliggende regeling zijn de bedragen vastgesteld voor 2021.

Bij de indexatie van de eigen bijdragen voor hulpmiddelen, kraamzorg en ziekenvervoer is gebruik gemaakt van de meest relevante prijsindexcijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor elke kalendermaand publiceert op www.cbs.nl. Aan de hand van die indexcijfers is de indexering van de eigen bijdragen en de kilometervergoeding in drie stappen bepaald:

  • 1. Op basis van de prijsindexcijfers van het CBS is het gemiddelde prijsindexcijfer voor het meest recente jaar ten opzichte van het jaar daarvoor berekend. Door met een gemiddelde over een volledig jaar te werken, wordt voorkomen dat een excessief prijsindexcijfer voor een maand (zowel lager als hoger) een grote rol kan spelen.

  • 2. Vervolgens is het indexpercentage berekend. Dit is de procentuele mutatie van het gemiddelde prijsindexcijfer voor het meest recente jaar ten opzichte van het gemiddelde voor een jaar eerder.

  • 3. Daarna is het indexpercentage toegepast op de eigen bijdragen in 2020. De indexering gebeurt steeds op het niet-afgeronde bedrag van het voorafgaande jaar. Dit resulteert in (afgeronde) bedragen voor het jaar 2021.

Voor de indexering van de vergoeding voor kosten van logeren in plaats van vervoer (artikel 2.30, tweede lid, van de Rzv) is gebruik gemaakt van ‘Consumentenprijzen; prijsindex 2015=100. Bestedingscategorieën: 000000 Alle bestedingen’ van het CBS. De vergoeding voor kosten van logeren in plaats van vervoer stijgt van € 75 naar € 76,50.

Voor de indexering van de eigen bijdrage voor haarwerken (artikel 2.33, eerste lid, van de Rzv) is gebruik gemaakt van ‘Consumentenprijzen; prijsindex 2015=100. Bestedingscategorieën: 061000 Medische producten, apparaten en toestellen’ van het CBS. De eigen bijdrage voor haarwerken stijgt van € 443 naar € 452.

Voor de indexering van de eigen bijdragen voor orthopedische en allergeenvrije schoenen (artikel 2.33, derde lid, van de Rzv) is gebruik gemaakt van ‘Consumentenprijzen; prijsindex 2015=100. Bestedingscategorieën: 032000 Schoenen’ van het CBS. Er vindt daardoor een daling plaats van € 2 naar € 125 per paar schoenen voor verzekerden vanaf 16 jaar en een daling van € 1 naar € 62,50 per paar schoenen voor verzekerden jonger dan 16 jaar.

Voor de indexering van de eigen bijdragen voor kraamzorg en ziekenvervoer is gebruik gemaakt van ‘Cao-lonen, contractuele loonkosten en arbeidsduur; indexcijfers (2010=100). Cao-lonen per maand incl.bijz.beloningen. Cao-sector particuliere bedrijven. Huidige cijfers’ van het CBS. De eigen bijdrage voor kraamzorg thuis (artikel 2.36, eerste lid, van de Rzv) is door de indexatie met € 0,10 verhoogd naar € 4,60 per dag. De eigen bijdrage voor kraamzorg die is verleend in een instelling zonder dat verblijf in die instelling medisch noodzakelijk is (artikel 2.36, tweede lid, van de Rzv), stijgt met € 0,50 naar € 18,50 per dag. Het tarief van de instelling waarboven een eigen bijdrage verschuldigd is, is verhoogd met € 3,50 naar € 131.

De eigen bijdrage voor ziekenvervoer (artikel 2.37, eerste lid, van de Rzv) stijgt met € 3 en bedraagt per 2021 € 108 per kalenderjaar.

Tot slot zij nog het volgende opgemerkt. Indexering van de kilometervergoeding voor ziekenvervoer met een particuliere auto (artikel 2.30, eerste lid, van de Rzv) leidt niet tot een aanpassing van dit bedrag per 2021. De kilometervergoeding voor 2021 is daarmee hetzelfde als in 2020. Dit geldt eveneens voor de indexering van de eigen bijdrage voor brillenglazen en lenzen (artikel 2.33, vierde lid, van de Rzv). Ook de eigen bijdrage voor brillenglazen en lenzen voor 2021 is dus hetzelfde als in 2020.

c. Financiële gevolgen

De jaarlijkse indexering zorgt ervoor dat genoemde vergoeding gelijke tred houdt met de ontwikkeling van lonen en prijzen in Nederland. Het indexeren van de maximumvergoeding voor het Zvw-pgb kan leiden tot circa € 9 miljoen hogere uitgaven van zorgverzekeraars aan de vergoeding van verzekerden met een Zvw-pgb voor hun kosten van de categorie zorgverleners waarop het maximum van toepassing is. Dit is procentueel een geringe stijging die kan worden opgevangen omdat op basis van het Hoofdlijnenakkoord voor de wijkverpleging het plafond voor de totale uitgaven voor wijkverpleging jaarlijks wordt opgehoogd met de loon- en prijsontwikkeling.

4. Gevolgen voor de regeldruk

a. Wlz en Wmo 2015

Verzekerden en cliënten moeten kennisnemen van de nieuwe bedragen. Verder kan de indexering ertoe leiden dat verzekerden met een Wlz-pgb hun contracten bijstellen met de zorgverleners ten aanzien waarvan de maximumvergoeding geldt. Er is geen sprake van nieuwe of aanvullende regeldruk.

b. Zvw

Aanpassing van de eigen bijdragen en vergoedingen loopt mee in reguliere administratieve processen van zorgverzekeraars ter voorbereiding op het aanbieden en uitvoeren van zorgverzekeringen in een nieuw kalenderjaar. Verder kan de indexering ertoe leiden dat verzekerden met een Zvw-pgb hun contracten bijstellen met de zorgverleners ten aanzien waarvan de maximumvergoeding geldt. Er is ook geen sprake van nieuwe of aanvullende regeldruk.

Het Adviescollege toetsing regeldruk is akkoord met bovenstaande inschatting van de gevolgen voor de regeldruk.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark


X Noot
1

Artikel 3.3.2.1 in verbinding met artikel 3.3.2.3, eerste lid, van het Blz, respectievelijk artikel 3.9, eerste lid, van het Ub Wmo 2015.

X Noot
2

Artikelen 3.3.1.7 en 3.3.2.3, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het Blz respectievelijk 3.7 en artikel 3.13, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het Ub Wmo 2015.

X Noot
3

Stcrt. 2020, 36950, p. 10.

X Noot
4

Het percentage van 3,83 is het gewogen gemiddelde van het percentage voor loonkosten (op grond van de Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling) en het percentage voor materiële kosten. Daarbij is verondersteld dat de maximumvergoeding bestaat uit 90% loonkosten en 10% materiële kosten. Deze percentages worden ook gebruikt bij het indexeren van de natura-tarieven.

X Noot
5

Artikel 13a, zesde lid, van de Zvw.

X Noot
6

Artikel 11, vierde lid, onderdeel e, van de Zvw, in verbinding met de artikelen 2.16c, 2.16d, 2.16e en 2.16f van het Bzv.

X Noot
7

Artikel 2.14, zesde lid, van het Bzv.

Naar boven