Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2020, 45421 | Algemeenverbindendverklaring van CAO-bepalingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2020, 45421 | Algemeenverbindendverklaring van CAO-bepalingen |
Kinderopvang voor Kindercentra en Gastouderbureaus 2020/2021
Verbindendverklaring gewijzigde cao-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van Stichting FCB Dienstverlenen in Arbeidsmarktvraagstukken namens de partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partijen ter ener zijde: Brancheorganisatie Kinderopvang en Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang;
Partijen ter andere zijde: FNV Zorg&Welzijn en CNV Zorg&Welzijn.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Het besluit tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Kinderopvang voor Kindercentra en Gastouderbureaus1 wordt met inachtneming van dictum II als volgt gewijzigd:
A
De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd:
Artikel 1.2 komt te luiden:
1. Deze cao is van toepassing op ondernemingen die tegen vergoeding kinderopvang verzorgen voor kinderen. Onder ‘vergoeding’ wordt hier ook verstaan: subsidie met een eventuele ouderbijdrage. Ze doen dit tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Deze kinderopvang omvat:
a. dagopvang;
b. voor-, tussen-, buiten- en naschoolse opvang;
c. per 1 augustus 2020: peuteropvang (peuterspeelzaalwerk);
d. (bemiddeling bij) gastouderopvang.
Uitgezonderd is het overblijven. Dit is het toezichthouden op schoolgaande kinderen dat zich beperkt tot het toezicht tijdens de middagpauze.
2. Biedt een werkgever naast de in lid 1 genoemde dienstverlening ook tegen vergoeding andere diensten aan derden aan? Dan kan deze werkgever de cao die geldt voor deze andere diensten toepassen op een medewerker die in hoofdzaak werkzaamheden voor die andere diensten verricht.’
Artikel 1.3 komt te luiden:
Door de aanpassing van de cao Sociaal Werk en de cao Kinderopvang valt peuterspeelzaalwerk per 1 augustus 2020 onder de cao Kinderopvang. Op de medewerkers die vanaf 1 augustus 2020 overgaan naar de cao Kinderopvang, is de overgangsregeling in bijlage 15 van toepassing.’
De artikelen 1.4, 1.5 en 1.6 worden vernummerd tot artikelen 1.5, 1.6 en 1.7 en komen te luiden:
1. Valt een werkgever ook onder de werkingssfeer van een andere cao dan de cao Kinderopvang? Dan kan deze werkgever een verzoek tot ontheffing indienen bij cao-partijen Kinderopvang. De werkgever moet bij haar verzoek laten zien dat ze instemming heeft van de medezeggenschap.
2. Cao-partijen Kinderopvang kunnen in overleg met partijen bij de andere cao, bepalingen van de cao Kinderopvang geheel of gedeeltelijk niet van toepassing verklaren op de arbeidsverhouding tussen een werkgever en al haar medewerkers. Of tussen een werkgever en een gedeelte van haar medewerkers.
3. Om voor een dergelijke ontheffing in aanmerking te komen, moet het verzoek ten minste aan de volgende criteria voldoen:
a. De aanvrager toont aan dat ze onder de werkingssfeer van de cao Kinderopvang en één of meer andere cao’s valt. Dit mag niet een ondernemings-cao zijn.
b. De aanvrager onderbouwt om welke reden(en) ze ontheffing vraagt. En ze beargumenteert waarom deze redenen moeten leiden tot ontheffing van de cao.
c. De aanvrager toont aan dat de arbeidsvoorwaarden voor de medewerkers voldoende gewaarborgd zijn. Deze arbeidsvoorwaarden mogen over het algemeen geen mindere aanspraken aan de medewerkers verlenen dan wat voor hen zou gelden volgens deze cao. Dit blijkt uit afspraken die de werkgever heeft gemaakt met de regionale vertegenwoordigers van de vakbonden betrokken bij deze cao en de instemming van de medezeggenschap.
Een ontheffingsverzoek na een eerder afgewezen verzoek is mogelijk. Maar alleen als er sprake is van gewijzigde feiten en/of omstandigheden.
4. In bijlage 10 staat de regeling die vastlegt:
• Bij wie een werkgever een ontheffingsverzoek kan indienen.
• Aan welke criteria en voorwaarden een ontheffingsverzoek moet voldoen.
• Hoe de procedure verloopt en welke termijnen daarvoor gelden.
• Aan welke eisen de beslissing van cao-partijen Kinderopvang moet voldoen.
• De inrichting van de klachtenprocedure.
Van de bepalingen in de cao kan noch ten nadele noch ten voordele worden afgeweken, tenzij in een bepaling expliciet is opgenomen dat met instemming van de medezeggenschap het mogelijk is om binnen de gestelde kaders afwijkende afspraken te maken.
In een aantal cao-bepalingen staat dat de werkgever op ondernemingsniveau maatwerkafspraken kan maken of moet maken met instemming van de medezeggenschap. Het gaat om de volgende bepalingen:
• Ontheffing cao (artikel 1.5)
• Niet-groepsgebonden werk (artikel 2.1 lid 4)
• Locaties voor oproepkrachten (artikel 3.5)
• Beperking individueel recht op uitbreiding arbeidsovereenkomst (artikel 4.1 lid 9)
• Manier van invoering van jaarurensystematiek (artikel 4.5 lid 2)
• Toepassing van de arbeidstijdenwet (artikel 4.6)
• Gratificatie (artikel 5.9)
• Vergoeding reiskosten woon-werkverkeer (artikel 6.5)
• Vergoeding voor dienstreizen (artikel 6.6)
• Vergoeding voor verhuiskosten (artikel 6.7)
• Vergoeding voor telefoonkosten (artikel 6.8)
• Vergoeding voor thuiswerk en telewerk (artikel 6.9)
• Arbeidsomstandigheden (artikel 8.1)
• Diversiteit bevorderen (artikel 8.2)
• Gedragscode (artikel 8.3)
• Beleid voor opleiding, scholing en loopbaan (artikel 9.1)
• Beoordeling (artikel 9.3 lid 2)
• Samenstelling van het bestuur van de onderneming (artikel 10.3)
• Bij een reorganisatie (artikel 10.5)
• Bij een fusie (artikel 10.6)’
Voor artikel 4.1 wordt een nieuwe zin ingevoegd die komt te luiden:
‘In dit hoofdstuk staan onderwerpen waarop overgangsregels van toepassing zijn voor voormalig peuterspeelzaalmedewerkers. Dit in verband met de overgang van het peuterspeelzaalwerk naar de cao Kinderopvang. Zie bijlage 15.’
Artikel 4.2 komt te luiden:
1. Beschikbaarheidsdag
Naast de vastgestelde werkdag of werkdagen als bedoeld in lid 3 mag de werkgever de medewerker maximaal één dag per week meer inroosteren (beschikbaarheidsdag). Dit geldt voor medewerkers die werken in de hele dagopvang, in de bso of allebei. Hele dagopvang is opvang die 8 uur of meer geopend is.’
Uitzonderingen
De regel over de beschikbaarheidsdag geldt niet in de volgende situaties:
a. De medewerker heeft een 0-urencontract of min/max contract.
b. In de bso op studiedagen of schoolvakanties.
In deze situaties mag de werkgever de medewerker op meer dan één beschikbaarheidsdag inroosteren.’
Voor artikel 5.1 wordt een nieuwe zin ingevoegd die komt te luiden:
‘In dit hoofdstuk staan onderwerpen waarop overgangsregels van toepassing zijn voor voormalig peuterspeelzaalmedewerkers. Dit in verband met de overgang van het peuterspeelzaalwerk naar de cao Kinderopvang. Zie bijlage 15.’
Voor artikel 7.1 wordt een nieuwe zin ingevoegd die komt te luiden:
‘In dit hoofdstuk staan onderwerpen waarop overgangsregels van toepassing zijn voor voormalig peuterspeelzaalmedewerkers. Dit in verband met de overgang van het peuterspeelzaalwerk naar de cao Kinderopvang. Zie bijlage 15.’
Bijlage 10 komt teluiden:
(op grond van artikel 1.5 van de cao)
Aan een ontheffingsverzoek ex artikel 1.5 worden de volgende voorwaarden gesteld:
1. De werkgever stuurt een schriftelijk verzoek naar het Overleg Arbeidsvoorwaarden Kinderopvang (OAK). Het secretariaat van het OAK wordt gevoerd door FCB, Koningin Wilhelminalaan 3, 3527 LA te Utrecht.
2. Uit het verzoek blijkt dat de medezeggenschap instemt met het verzoek.
3. De werkgever licht het verzoek inhoudelijk toe. Om voor een dergelijke ontheffing in aanmerking te komen, dient het verzoek ten minste aan de volgende criteria te voldoen:
a. De aanvrager toont aan dat hij onder de werkingssfeer van de cao Kinderopvang en één of meer andere cao’s valt, niet zijnde een ondernemings-cao;
b. De aanvrager onderbouwt om welke reden(en) ontheffing wordt gevraagd en beargumenteert waarom deze redenen moeten leiden tot ontheffing van de cao;
c. De arbeidsvoorwaarden voor de werknemers na een eventuele ontheffing dienen voldoende gewaarborgd te zijn en deze arbeidsvoorwaarden mogen over het algemeen geen mindere aanspraken aan de werknemers verlenen dan voor hen zouden voortvloeien uit de toepasselijkheid van deze cao. Dit blijkt uit afspraken die zijn gemaakt met de regionale vertegenwoordigers van de vakbonden betrokken bij deze cao en de instemming van de medezeggenschap.
4. Het secretariaat controleert of de aanvraag compleet is en neemt contact op met de werkgever. Het secretariaat bespreekt met de werkgever het tijdpad om tot behandeling van zijn verzoek in het OAK te komen.
5. Daarbij gelden de volgende termijnen:
a. Voor een ambtelijke voorbereiding geldt als richtlijn een periode van 3 weken;
b. De behandeling van het verzoek staat op de agenda van het eerstvolgende reguliere Overleg Arbeidsvoorwaarden Kinderopvang. Het OAK vergadert doorgaans 4 keer per jaar.
6. Inwilliging van het verzoek tot ontheffing vindt slechts plaats als tenminste twee derde van de werknemersvertegenwoordiging en tenminste twee derde van de werkgeversvertegenwoordiging instemt met het verzoek.
7. Na behandeling van het verzoek in het OAK neemt het secretariaat binnen 3 werkdagen contact op met de werkgever;
8. Het secretariaat deelt de verzoekende werkgever de uitkomst van de behandeling mee:
a. De werkgever levert, indien nodig, aanvullende informatie om een uitspraak over het verzoek te doen. Afhankelijk van de aard van deze aanvullende informatie wordt opnieuw bepaald wanneer de behandeling van het aangevulde verzoek kan plaatsvinden;
b. Van de constatering dat ontheffing wordt verleend, danwel dat de ontheffing niet wordt verleend, ontvangt de werkgever evenals de OR / PVT een schriftelijke bevestiging.
9. De schriftelijke bevestiging van de uitspraak bevat een vermelding van de overwegingen die tot de uitspraak hebben geleid.
10. Cao-partijen kunnen aan hun uitspraak tot inwilliging van het verzoek tot ontheffing voorwaarden verbinden.
11. Als de werkgever het niet eens is met het besluit van het OAK, kan hij daarover een klacht indienen bij het OAK.
12. Als het OAK en de werkgever in goed overleg de klacht niet kunnen oplossen, kunnen partijen besluiten om een onafhankelijke derde in te schakelen. Deze onafhankelijke derde beoordeelt de klacht en doet daarover een uitspraak. De werkgever en het OAK delen de kosten voor inschakeling van deze onafhankelijke derde.
13. In geval van een werkingssfeer-overlap met een andere cao, voert het OAK voorafgaand aan de behandeling van het ontheffingsverzoek, een gesprek met een vertegenwoordiging van deze andere cao om het geschil binnen een periode van 3 maanden in onderling overleg op te lossen. Mocht dit binnen deze periode van 3 maanden niet leiden tot overeenstemming, dan kunnen partijen bij beide cao’s gezamenlijk besluiten tot het inschakelen van een derde- deskundige om tot een oplossing te komen.’
Bijlage 12, eerste tabel, vierde noot komt te luiden:
‘4 Pedagogisch beleidsmedewerker/coach is een variant van Beleids- of stafmedewerker B’
Bijlage 13 komt te luiden:
In verband met de ingangsdatum van de totstandkoming van het cao-akkoord 2018-2019 en de publicatiedatum van de cao-teksten 2018-2019, plus wijzigingen vanuit Harmonisatie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang en de Wet IKK (geldend vanaf 1 januari 2018) en de modernisering diplomalijst (geldend vanaf 1 juli 2018), zijn er verschillende periodes waarin verschillende kwalificatie-eisen gelden.
Opleidingsachtergrond
Pedagogisch medewerker
Voor de functie van pedagogisch medewerker is een opleidingsachtergrond vereist conform A tot en met E2.
• De opleidingsachtergrond A tot en met C die geldt vanaf 1 oktober 2018, staat hieronder.
• De opleidingsachtergrond A tot en met C die geldt vanaf 1 juli 2018 tot 1 oktober 2018 is opgenomen in Bijlage I.a.
• De opleidingsachtergrond conform A tot en met C die geldt tot 1 juli 2018 is opgenomen in Bijlage I.b.
• De opleidingsachtergrond D en E die geldt vanaf 1 oktober 2018, staat hieronder.
• De opleidingsachtergrond conform D en E, vereist tot 1 oktober 2018, is opgenomen in Bijlage I.b.
Pedagogisch medewerker in voorschoolse educatie (VE)
Voor de functie van pedagogisch medewerker in voorschoolse educatie (VE) is tevens een opleidingsachtergrond vereist conform F.
• De opleidingsachtergrond conform F die geldt vanaf 1 oktober 2018, staat hieronder.
• De opleidingsachtergrond conform F vereist tot 1 oktober 2018 is opgenomen in Bijlage I.b.
Pedagogische medewerker die werkt met 0-jarigen
Voor de functie van pedagogisch medewerker die werkt met 0-jarigen is vanaf 1 januari 2025 tevens een opleidingsachtergrond vereist conform G.
Taalniveau Nederlands
• Het taalniveau conform H dat geldt vanaf 1 oktober 2018, staat hieronder.
• Het taalniveau conform H vereist tot 1 oktober 2018 is opgenomen in Bijlage I.b.
A tot en H
A. A. Beroepsopleidingen waarvan het diploma/getuigschrift3 kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker in de dagopvang en de buitenschoolse- of naschoolse opvang (BSO/NSO).
B. Beroepsopleidingen waarvan het diploma/getuigschrift kwalificeert – naast die van opleidingen onder A – indien de functie van pedagogisch medewerker alleen wordt uitgeoefend in de BSO/NSO.
C. Beroepsopleidingen waarvan het diploma/getuigschrift in combinatie met een aanvullend bewijs kwalificeert – naast die van opleidingen onder A en B – indien de functie van pedagogisch medewerker alleen wordt uitgeoefend in de BSO/NSO.
D. Een nog niet afgeronde opleiding die kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker in de dagopvang en/of de BSO/NSO.
E. Een buitenlands diploma dat kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker in de dagopvang en/of de BSO/NSO.
F. Specifieke VE-scholing.
G. Specifieke scholing voor werken met 0-jarigen.
H. Taalniveau Nederlands.
A. Dagopvang en BSO/NSO
Diploma’s/getuigschriften van de volgende beroepsopleidingen kwalificeren voor de functie van pedagogisch medewerker in de dagopvang en BSO/NSO, indien dit diploma/getuigschrift bij een onderwijsinstelling is behaald met inachtneming van de eisen die de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) of de Wet Hoger en Wetenschappelijk Onderwijs (WHW) aan deze opleiding stelt, of met inachtneming van de eisen die de voormalige Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de voormalige Wet op het hoger beroepsonderwijs (WHBO) stelden aan respectievelijk het middelbaar- en hoger beroepsonderwijs:
MBO niveau 3
• Brancheopleiding Ervaren Peuterspeelzaalleidster (BEP)
• Brancheopleiding leidster kinderopvang
• Leidster Kindercentra (LKC; van OVDB of onder WEB)
• Pedagogisch medewerker 3 kinderopvang
• Pedagogisch medewerker Kinderopvang
• Pedagogisch Werker 3 kinderopvang
• Pedagogisch Werker niveau 3
• Sociaal Pedagogisch Werker 3 (SPW-3)
• Vakopleiding Leidster kindercentra (conform de WEB)
MBO niveau 4*
• Gespecialiseerd pedagogisch medewerker
• Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang
• Kinderverzorging en Opvoeding
• Kinderverzorging/Jeugdverzorging (KV/JV)
• Medewerker kinderopvang, onderwijs en bewegen
• Onderwijsassistent
• Onderwijsassistent PO/SO (primair onderwijs/speciaal onderwijs)
• Pedagogisch medewerker 4 Jeugdzorg
• Pedagogisch medewerker 4 kinderopvang
• Pedagogisch Werker 4 Jeugdzorg
• Pedagogisch Werker 4 Kinderopvang
• Pedagogisch Werker niveau 4
• Sociaal Pedagogisch Medewerker (SPW, lang of onder WEB)
• Sociaal Pedagogisch Werk (SPW, lang of onder WEB)
• Sociaal Pedagogisch Werker (SPW, lang of onder WEB)
• Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW-4)
HBO Associate Degree*
• Childcare
• Jeugdwerker
• Kinderopvang
• Pedagogical Educational Assistant
• Pedagogisch Educatief Medewerker
• Pedagogisch Educatief Professional
• Pedagogisch Professional Kind en Educatie
• Sociaal Werk, met keuzemodule Opvoeden in brede context
HBO bachelorniveau*
• Creatieve therapie (geen Mikojel)
• Creatieve Therapie Muziek
• Getuigschrift Hoger Beroepsonderwijs Bekwaamheidsonderzoek interim-wet zij-instroom primair onderwijs
• Kinderverzorging en Opvoeding
• Kunstzinnige therapie
• Leraar Basisonderwijs (aan Hogeschool, PABO of IPABO)
• Leraar Primair Onderwijs
• Lerarenopleiding Pedagogiek
• Pedagogiek
• Pedagogisch Management Kind en Educatie
• Pedagogisch management kinderopvang
• Pedagogische Academie
• Psychologie, met specialisatie gericht op kinderen, jeugd en/of onderwijs
• Sociaal kunstzinnige therapie
• Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH)
• Social Educational Care
• Social Work/Sociaal Werk, afstudeerrichting/profiel Sociaal Pedagoog
• Social Work/Sociaal Werk, profiel Jeugd of Jeugdzorgwerker
• Social Work, programma Social Educational Care
• Toegepaste Psychologie, met specialisatie gericht op kinderen, jeugd en/of onderwijs
• Vaktherapie
* Een diploma/getuigschrift op of hoger dan mbo-niveau 4 voldoet aan de taaleis mondelinge vaardigheid (zie H)4.
B Alleen BSO/NSO
Indien de functie van pedagogisch medewerker alleen wordt uitgeoefend in de BSO/NSO kwalificeren naast de diploma’s/getuigschriften onder A ook de volgende diploma’s/getuigschriften, indien dit diploma/getuigschrift bij een onderwijsinstelling is behaald met inachtneming van de eisen die de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) of de Wet Hoger en Wetenschappelijk Onderwijs (WHW) aan deze opleiding stelt, of met inachtneming van de eisen die de voormalige Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de voormalige Wet op het hoger beroepsonderwijs (WHBO) stelden aan respectievelijk het middelbaar- en hoger beroepsonderwijs:
MBO niveau 3
• Aqua & leisure host
• Begeleider gehandicaptenzorg
• Medewerker maatschappelijke zorg
• Sport en Bewegen
• Sport- en bewegingsleider
• Werkbegeleider zorgbedrijf dierhouderij
• Zelfstandig medewerker leisure & hospitality
MBO niveau 4*
• Activiteitenbegeleider (AB)
• Activiteitenbegeleiding (AB)
• Agogisch medewerker GGZ
• Agogisch Werk
• Akte hoofdleidster kleuteronderwijs
• Akte Kleuterleidster A
• Akte Kleuterleidster B
• Allround coördinator-instructeur buitensport
• Aqua & leisure executive
• Arbeidstherapie (AT)
• CIOS algemeen sportleider/ster
• Coördinator buurt, sport en onderwijs
• Coördinator sport- en bewegingsagogie
• Coördinator sport, bewegen en gezondheid
• Coördinator sportinstructie, training en coaching
• Cultureel Werk (CW)
• Inrichtingswerk (IW)
• Instructeur mbo
• Instructeur paardensport en -houderij
• Instructeur paardensport IV
• Kleuterzorg (Federatie van medische kleuterdagverblijven in Nederland
• Kleuterzorg, medisch kleuterdagverblijf Arnhem
• Kultureel Werk (KW)
• Leidinggevende leisure & hospitality
• Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg
• Persoonlijk begeleider zorgboerderij
• Residentieel werk (RW)
• Sociaal Agogisch II
• Sociaal-agogisch II (MBO-SA-II) richting (semi)residentiele hulpverlening
• Sociaal Agogisch II (MBO SAII) afstudeerrichting Kultureel werk
• Sociaal Cultureel Werk
• Sociaal-cultureel Werker (SCW)
• Sociaal Werker
• Sociale arbeid (SA, SA II of SA 2)
• Sport en bewegen
• Sport- en bewegingscoördinator
• Sport- en bewegingscoördinator/ Agoog
• Sport- en bewegingscoördinator/ Bewegingsagoog
• Sport- en bewegingscoördinator/ BOS-medewerker
• Sport- en bewegingscoördinator/ Operationeel sport- en bewegingsmanager
• Sport- en bewegingscoördinator/ Trainer/coach
• Sport- en bewegingsleider
HBO Associate degree*
• Educatie en Kennismanagement Groene Sector Bloemsierkunst
• Onderwijsondersteuner Educatie en Kennismanagement Groene Sector
• Onderwijsondersteuner Gezondheidszorg en Welzijn
• Onderwijsondersteuner Omgangskunde
• Onderwijsondersteuner Zorg & Welzijn
• Sport, Gezondheid en Management
HBO bachelorniveau*
• Activiteitenbegeleiding (AB)
• Akte Lager onderwijs zonder hoofdakte (oude kweekschoolopleiding)
• Akte van bekwaamheid als leidster of hoofdleidster bij het kleuteronderwijs
• Akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer(es)
• Akte van bekwaamheid als onderwijzer(es)
• Akte van bekwaamheid als volledig bevoegd onderwijzer(es)
• Aktiviteitenleidersopleiding (van Mikojel: Middeloo, Kopse Hof, Jelburg of Sittard)
• Bewegingsagogie/Psychomotorische Therapie
• Creatieve therapie (van Mikojel)
• Cultureel Werk (CW)
• Culturele en Maatschappelijke Vorming
• Danstherapie
• Educatie en Kennismanagement Groene Sector
• Educatieve therapie (van Mikojel)
• Hogere sociaal pedagogische opleiding leid(st)er op het terrein van jeugdvorming en volksontwikkeling (Middeloo, Kopse Hof, Jelburg of Sittard)
• Inrichtingswerk (IW)
• Jeugdwelzijnswerk
• Kreatief edukatief Werk
• Kultureel Werk
• Kunstzinnig vormende opleiding (docentenrichting binnen kunstonderwijs of kunstzinnige richting binnen lerarenopleiding)**
• Leraar lichamelijke oefening
• Leraar lichamelijke opvoeding
• Leraren-/docentenopleiding of ander bewijs van onderwijsbevoegdheid5 voor primair-, voortgezet- en beroepsonderwijs**
• Muziektherapie
• Psychomotorische Therapie en Bewegingsagogie
• Social Work, afstudeerrichting Cultureel Maatschappelijk Agoog
• Sport en bewegen
• Sport- en bewegingseducatie
• Sport, Gezondheid en Management
• Sportkunde
• Theater, afstudeerrichting Theatre and Education/ Theater en Educatie
* Een diploma/getuigschrift op of hoger dan mbo-niveau 4 voldoet aan de taaleis mondelinge vaardigheid (zie H)6.
** Verzamelnaam van opleidingen.
C Alleen BSO/NSO met aanvullend bewijs
Indien de functie van pedagogisch medewerker alleen wordt uitgeoefend in de BSO/NSO kwalificeren naast de diploma’s/getuigschriften onder A en B ook de volgende diploma’s/getuigschriften, in combinatie met aanvullend bewijs, indien dit diploma/getuigschrift bij een onderwijsinstelling is behaald met inachtneming van de eisen die de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) of de Wet Hoger en Wetenschappelijk Onderwijs (WHW) aan deze opleiding stelt, of met inachtneming van de eisen die de voormalige Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de voormalige Wet op het hoger beroepsonderwijs (WHBO) stelden aan respectievelijk het middelbaar- en hoger beroepsonderwijs:
MBO niveau 4 *
• Kunstopleiding** in combinatie met één van de volgende aanvullingen:
○ certificaat BIK (Beroepskunstenaar In de Klas)
○ Mbo-keuzedeel opzet eigen lespraktijk
○ Pedagogisch-didactisch scholingstraject Kunstzinnige vorming basisonderwijs
○ Post-hbo-opleiding Muziekeducatie
HBO Associate Degree*
• Dans in combinatie met één van de volgende aanvullingen:
○ certificaat BIK
○ hbo-master Kunsteducatie
○ Mbo-keuzedeel opzet eigen lespraktijk
○ pedagogisch didactisch getuigschrift
○ Pedagogisch-didactisch scholingstraject Kunstzinnige vorming basisonderwijs
○ Post-hbo-opleiding Muziekeducatie
• Muziek in combinatie met één van de volgende aanvullingen:
○ certificaat BIK
○ hbo-master Kunsteducatie
○ Mbo-keuzedeel opzet eigen lespraktijk
○ pedagogisch didactisch getuigschrift
○ Pedagogisch-didactisch scholingstraject Kunstzinnige vorming basisonderwijs
○ Post-hbo-opleiding Muziekeducatie
HBO bachelorniveau*
• Kunstopleiding**, niet zijnde een docentenrichting, in combinatie met één van de volgende aanvullingen:
○ certificaat BIK
○ hbo-master Kunsteducatie
○ pedagogisch didactisch getuigschrift
○ Pedagogisch-didactisch scholingstraject Kunstzinnige vorming basisonderwijs
○ Post-hbo-opleiding Muziekeducatie
* Een diploma/getuigschrift op of hoger dan mbo-niveau 4 voldoet aan de taaleis mondelinge vaardigheid (zie H)7.
** Verzamelnaam van opleidingen
Overgangsregelingen
Een pedagogisch medewerker en/of een peuterspeelzaalleidster met een opleidingsachtergrond die per 1 juli 20188 is vervallen als kwalificerende opleidingsachtergrond en die vóór 1 september 2018 als zodanig werkzaam is (geweest) al dan niet met een onderbreking van één jaar of minder, direct voorafgaand aan 1 september 2018, voldoet aan de kwalificatie-eis voor de functie van peuterspeelzaalleidster en pedagogisch medewerker in dagopvang en/of in BSO/NSO. Dit geldt ook bij een onderbreking van één jaar of minder na 1 september 2018.
Deze overgangsregeling geldt ook voor een pedagogische medewerker die in België en/of Duitsland werkzaam is (geweest) als beroepskracht in de kinderopvang en verder aan alle voorwaarden van de overgangsregeling voldoet.
Een peuterspeelzaalleidster die vóór 1 januari 20189 als zodanig werkzaam is (geweest) op basis van een HBO-diploma van ofwel een kunstzinnig vormende opleiding (docentenrichting binnen kunstonderwijs of kunstzinnige richting binnen lerarenopleiding) ofwel de opleiding expressie in woord en gebaar ofwel de applicatiecursus volledig bevoegd onderwijzer, voldoet aan de vereiste opleidingsachtergrond voor de functie van peuterspeelzaalleidster en pedagogisch medewerker in dagopvang en BSO/NSO.
Dit is ook het geval als sprake is van (1) een onderbreking van het werk en er sinds de aanvang van die onderbreking nog geen jaar is verstreken of (2) een wisseling van werkgever waarbij er nog geen jaar is verstreken, tussen de uitdiensttreding bij de ene werkgever in de kinderopvang/peuterspeelzaalwerk en de indiensttreding bij de andere werkgever in de kinderopvang/peuterspeelzaalwerk.
D. Beroepsopleiding nog niet afgerond
Een nog niet afgeronde beroepsopleiding kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker in de dagopvang en/of de BSO/NSO indien sprake is van:
○ een opleiding op niveau HBO-bachelor zoals genoemd onder A of B
en
○ een schriftelijk bewijs dat minimaal 75% van de studiepunten van de totale opleiding is behaald of een schriftelijk bewijs van toelating tot het laatste studiejaar van de opleiding (overgangsbewijs).
Een pedagogisch medewerker en/of een peuterspeelzaalleidster met een niet afgeronde opleiding die per 1 oktober 2018 is vervallen als kwalificerende opleidingsachtergrond en die vóór 1 december 2018 als zodanig werkzaam is (geweest) al dan niet met een onderbreking van één jaar of minder, direct voorafgaand aan 1 december 2018, voldoet aan de kwalificatie-eis voor de functie van peuterspeelzaalleidster en pedagogisch medewerker in dagopvang en/of in BSO/NSO. Dit geldt ook bij een onderbreking van één jaar of minder na 1 december 2018.
E. Buitenlands diploma
Een buitenlands diploma kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker in de dagopvang en/of BSO/NSO als uit een gewaarmerkte brief van het IDW (Internationale DiplomaWaardering: www.idw.nl) of een verklaring van DUO (www.duo.nl) blijkt dat het diploma gelijkwaardig is aan dat van een onder A, B, C of D kwalificerende opleiding.
F Specifieke VE-scholing10
Onderdeel van de opleidingsachtergrond conform A t/m D bevat ten minste:
○ één module over het verzorgen van voorschoolse educatie
of
○ een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond die specifiek gericht is op het verwerven van kennis en vaardigheden voor het ontwikkelingsgericht werken in de voorschoolse educatie. Deze scholing omvat ten minste 12 dagdelen.
Overgangsbepaling:
Een pedagogisch medewerker en een peuterspeelzaalleidster gestart met specifieke VE-scholing vóór 1 januari 2018 en afgerond vóór 1 januari 2020, voldoet aan de gestelde eis Specifieke VE-scholing.
G. Specifieke scholing voor werken met 0-jarigen
In het IKK akkoord is afgesproken dat werkgevers vanaf 1 januari 2018 investeren in specifieke scholing voor babyopvang. Vóór 1 januari 2025 hebben alle beroepskrachten die met 0-jarigen werken deze specifieke scholing ontvangen. Dit betekent:
Per 1 januari 2025 dienen alle beroepskrachten die met 0-jarigen werken te beschikken over een diploma, certificaat, cijferlijst of studiepuntenoverzicht waaruit blijkt dat een door cao-partijen goedgekeurde scholing voor werken met 0-jarigen is gevolgd zoals opgenomen in Bijlage II en die voldoet aan de volgende criteria:
○ Leerdoelen conform bijlage II.
○ Kent een studiebelasting van ten minste twintig uur.
○ Leidt tot een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de leerdoelen zijn bereikt.
De gezamenlijke cao-partijen ondersteunen werkgevers en werknemers opdat de scholing zoveel mogelijk gelijk verdeeld over de jaren vanaf 2018 en met goede kwaliteit en effectiviteit wordt gerealiseerd. De cao-partijen zullen jaarlijks de voortgang hiervan monitoren. Ook hebben de gezamenlijke cao-partijen op de website van FCB een lijst gepubliceerd met scholingsaanbod dat voldoet aan de criteria en:
○ een servicedocument Scholing werken met 0-jarigen met toelichting op de criteria.
○ een uitgewerkte procedure voor de beoordeling van (nieuw) scholingsaanbod, waaronder scholingsaanbod van organisaties zelf.
H. Taalniveau Nederlands
Voor de functie van pedagogisch medewerker is per 1 januari 2025 een diploma of certificaat vereist waaruit blijkt dat het taalniveau Nederlands op niveau 3F ligt voor de mondelinge taalvaardigheid of op niveau B2 voor de deelvaardigheden gesprekken voeren, luisteren en spreken11.
Voor de functie van pedagogisch medewerker in voorschoolse educatie in de G37 en G86 gemeenten geldt deze eis met ingang van 1 augustus 2017, en in de overige gemeenten vanaf 1 augustus 2019. Daarbij geldt als aanvullende eis voor de functie van pedagogisch medewerker in voorschoolse educatie een diploma of certificaat waaruit blijkt dat het taalniveau Nederlands op niveau 3F/B2 ligt voor lezen.12 13
Alle Nederlandse diploma’s vanaf mbo-niveau 4 gelden als voldoende bewijs voor taalniveau 3F Nederlands voor wat betreft mondelinge vaardigheid14. De wijze waarop met een ander Nederlands diploma of certificaat het vereiste taalniveau voor mondelinge vaardigheid kan worden aangetoond is opgenomen in Bijlage IV.
Alle Nederlandse diploma’s op minimaal hbo-niveau (waaronder Associate Degree en Bachelor) gelden als voldoende bewijs voor taalniveau 3F voor wat betreft mondelinge vaardigheid en lezen. De wijze waarop met een ander Nederlands diploma of certificaat het vereiste taalniveau kan worden aangetoond is opgenomen in Bijlage IV.
Bij een buitenlands diploma dat vergelijkbaar is met een kwalificerend diploma volgens E is een apart bewijs nodig dat aantoont dat de peuterspeelzaalleidster en/ of de pedagogisch medewerker voldoet aan het vereiste taalniveau Nederlands. Als voldoende bewijs wordt het volgende aangemerkt, indien deze zijn afgegeven vanaf 1 januari 200115:
○ Certificaat behaald Staatsexamen NT2 Programma II
○ Certificaat van behaalde toets taalniveau B2 of 3F
○ Certificaat van behaalde toets mondelinge taalvaardigheid B2 of 3F
○ Een Nederlands diploma (HAVO, VHBO VWO, MBO-4, AD, HBO Bachelor, WO)
○ MBO Keuzedeel Nederlands’
Bijlage I.B komt te luiden:
Kwalificatie-eis pedagogisch medewerker
Behorend bij de kwalificatie-eis pedagogisch medewerker van bijlage 13, geldend vanaf 1 januari 2018 tot 1 oktober 2018.
Als onderdeel van de kwalificatie-eis pedagogisch medewerker geldt de diplomalijst (zie bijlage I.a) vanaf 1 juli tot 1 oktober voor wat betreft de opleidingsachtergrond conform A t/m C.
Opleidingsachtergrond
Voor de functie van pedagogisch medewerker is een opleidingsachtergrond vereist conform A t/m E16.
Voor de functie van pedagogisch medewerker in voorschoolse educatie is tevens een opleidingsachtergrond vereist conform F.
Voor de functie van pedagogisch medewerker die werkt met 0-jarigen is vanaf 1 januari 2025 tevens een opleidingsachtergrond vereist conform G17.
Taalniveau Nederlands
Voor de functie van pedagogisch medewerker is vanaf 1 januari 2025 een taalniveau Nederlands vereist conform H.
Voor de functie van pedagogisch medewerker in voorschoolse educatie in de G37 en G86 gemeenten is met ingang van 1 augustus 2017 een taalniveau Nederlands vereist conform H, en in de overige gemeenten vanaf 1 augustus 2019.
A tot en met H
A. Beroepsopleidingen waarvan het diploma kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker in de dagopvang de buitenschoolse- of naschoolse opvang (BSO/NSO) 18.
B. Beroepsopleidingen waarvan het diploma kwalificeert – naast die van opleidingen onder A en C – indien de functie van pedagogisch medewerker alleen wordt uitgeoefend in de BSO/NSO19.
C. Beroepsopleidingen waarvan door partijen bij de cao Kinderopvang is bepaald dat een reeds behaald diploma ook kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker in de dagopvang en de BSO/NSO.
D. Een nog niet afgeronde opleiding die kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker in de dagopvang en de BSO/NSO.
E. Een buitenlands diploma dat kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker in de dagopvang en de BSO/NSO.
F. Specifieke VVE-scholing.
G. Specifieke scholing voor werken met 0-jarigen.
H. Taalniveau Nederlands.
A. Dagopvang en BSO/NSO
Diploma’s van de volgende beroepsopleidingen kwalificeren voor de functie van pedagogisch medewerker in de dagopvang en BSO/NSO20:
MBO
• Sociaal Pedagogisch Medewerker (SPW, lang of onder WEB)
• Sociaal Pedagogisch Werker 3 (SPW-3)
• Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW4) *
• Pedagogisch Werker niveau 3
• Pedagogisch medewerker Kinderopvang
• Pedagogisch werker 3 Kinderopvang
• Pedagogisch Werker niveau 4 *
• Pedagogisch medewerker 4 kinderopvang *
• Pedagogisch werker 4 Kinderopvang *
• Pedagogisch medewerker 3 kinderopvang
• Gespecialiseerd pedagogisch medewerker *
• Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang *
• Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg *
• Pedagogisch Werker 4 Jeugdzorg *
• Onderwijsassistent *
• Onderwijsassistent PO/SO (primair onderwijs/speciaal onderwijs) *
• Sociaal-cultureel Werker (SCW) *
HBO*
• Creatieve Therapie Muziek
• Leraar basisonderwijs (aan Hogeschool, PABO of IPABO)
• Leraar Primair Onderwijs
• Pedagogiek (HBO-bachelor)
• Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH)
• Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV)
• Pedagogisch management Kinderopvang
• Psychologie, met specialisatie gericht op kinderen, jeugd en/of onderwijs
• Associate Degree Pedagogisch Educatief Medewerker
• Associate Degree Kinderopvang
• Associate Degree Onderwijsondersteuner Omgangskunde
• Associate Degree Pedagogisch Professional Kind en Educatie
indien dit diploma bij een onderwijsinstelling is behaald met inachtneming van de eisen die de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) of de Wet Hoger en Wetenschappelijk Onderwijs (WHW) aan deze opleiding stelt.
B. Alleen BSO/NSO
Indien de functie van pedagogisch medewerker alleen wordt uitgeoefend in de BSO/NSO kwalificeren naast de diploma’s onder A en C ook de volgende diploma’s21:
MBO
• Sport- en bewegingsleider (niveau 3)
• Sport- en bewegingscoördinator (niveau 4)*
• Sport- en bewegingscoördinator/Agoog (niveau 4)
• Coördinator buurt, sport en onderwijs*
• Sport en Bewegen (niveau 3)
• Sport en Bewegen (niveau 4)*
• Sport- en bewegingsleider (niveau 4)
• CIOS algemeen sportleider/ster*
HBO*
• Kultureel Werk
• Leraar lichamelijke oefening
• Leraar lichamelijke oefening (ALO)
• Leraar lichamelijke opvoeding (ALO)
• Sport en Bewegen
• Sport- en bewegingseducatie
• Kunstzinnig vormende opleiding op HBO-niveau (docentenrichting binnen kunstonderwijs of kunstzinnige richting binnen lerarenopleiding) indien dit diploma bij een onderwijsinstelling is behaald met inachtneming van de eisen die de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) of de Wet Hoger en Wetenschappelijk Onderwijs (WHW) aan deze opleiding stelt.
C. Door cao-partijen bepaald
Hieronder worden de beroepsopleidingen vermeld waarvan door partijen bij de cao Kinderopvang is bepaald dat een reeds behaald diploma ook kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker in de dagopvang en de BSO/NSO22:
MBO
Beroepsopleidingen binnen MBO/MDGO/MHNO/MSPO/Leerlingwezen/inservice of brancheopleiding:
• A-Verpleegkundige*
• Activiteitenbegeleider (AB)*
• Activiteitenbegeleiding (AB)*
• Agogisch Werk (AW)*
• akte hoofdleidster kleuteronderwijs*
• akte Kleuterleidster A*
• akte Kleuterleidster B*
• Arbeidstherapie (AT)*
• B-Verpleegkundige*
• Brancheopleiding Ervaren Peuterspeelzaalleidster (BEP)
• Brancheopleiding leidster kinderopvang
• Cultureel werk (CW)*
• Extramurale gezondheidszorg (EMGZ)
• Inrichtingswerk (IW)*
• Kinderbescherming A*
• Kinderbescherming B*
• Kinderverzorging en Opvoeding*
• Kinderverzorging/Jeugdverzorging (KV/JV)*
• Kinderverzorgster (KV)*
• Kinderverzorgster van de centrale raad voor de kinderuitzending*
• Kleuterzorg (Federatie van medische kleuterdagverblijven in Nederland)*
• Kleuterzorg, medisch kleuterdagverblijf Arnhem*
• Kultureel werk (KW)*
• Leidster Kindercentra (LKC; van OVDB of onder WEB)
• Residentieel Werk (RW)*
• Sociaal-agogisch II (MBO SA II) richting (semi) residentiële
• hulpverlening*
• Sociaal Agogisch II (MBO-SA II) afstudeerrichting Kultureel werk*
• Sociaal Agogisch II*
• Sociale Arbeid (SA, SAII of SA2)*
• Sociaal Cultureel Werk*
• Sociaal Dienstverlener (niveau 3)
• Sociaal Dienstverlener (SD) *
• Sociaal Pedagogisch Werker (SPW; lang of onder WEB)*
• Sociale Dienstverlening (SD, SA, SAI of SA1)*
• Vakopleiding Leidster kindercentra (conform de WEB)
• Verdere Scholing in Dienstverband (VSID) richting kinderdagverblijven*
• Verpleegkunde*
• Verpleegkunde A*
• Verpleegkunde B*
• Verpleegkunde Z*
• Verpleegkundige*
• Verplegende (VP)*
• Verpleging (VP) *
• Verzorgende (VZ niveau 3 of VZ lang)
• Verzorgende beroepen (VZ)
• Verzorgende Individuele Gezondheidszorg (VIG)
• Verzorging (VZ)
• Z-Verpleegkundige*
HBO*
• Akte Lager onderwijs zonder hoofdakte (oude kweekschoolopleiding)
• Akte van bekwaamheid als leidster of hoofdleidster bij het kleuteronderwijs
• Akte van bekwaamheid als onderwijzer(es)
• Akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer(es)
• Akte van bekwaamheid als volledig bevoegd onderwijzer(es)
• Àkte van bekwaamheid NXX (volgens de Wet op het voortgezet onderwijs)
• Aktiviteitenleidersopleiding (van Mikojel: Middeloo, Kopse Hof, Jelburg of Sittard)
• Applicatiecursus leraar basisonderwijs (als vervolg op en in combinatie met kleuterakte A/B)
• Creatieve therapie (waaronder Mikojel: Middeloo, Kopse Hof, Jelburg of Sittard)
• Cultureel Werk (CW)
• docent Dans
• docent Drama
• Educatieve therapie (Mikojel: Middeloo, Kopse Hof, Jelburg of Sittard)
• Extramurale gezondheidszorg (EMGZ)
• Hogere sociaal-pedagogische opleiding leid(st)er op het terrein van jeugdvorming en volksontwikkeling (van Middeloo, Kopse Hof, Jelburg of Sittard)
• Inrichtingswerk (IW)
• Jeugdwelzijnswerk
• Kinderverzorging en Opvoeding
• Kreatief Edukatief Werk
• Kunstzinnige therapie
• Lerarenopleiding Omgangskunde
• Lerarenopleiding Verzorging/Gezondheidskunde
• Lerarenopleiding Verzorging/Huishoudkunde
• Maatschappelijk Werk (MW)
• Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD)
• Pedagogiek MO-A of kandidaatsexamen Pedagogiek
• Pedagogische Academie
• Sociaal kunstzinnige therapie
• Verpleegkunde
* Opleiding op of hoger dan mbo-niveau 4, waarvan het diploma voldoet aan de taaleis mondelinge vaardigheid (zie H).
Nota bene. Een peuterspeelzaalleidster die voor 1 januari 2018 als zodanig werkzaam is (geweest) op basis van een HBO-diploma van ofwel een kunstzinnig vormende opleiding (docentenrichting binnen kunstonderwijs of kunstzinnige richting binnen lerarenopleiding) ofwel de opleiding expressie in woord en gebaar ofwel de applicatiecursus volledig bevoegd onderwijzer, voldoet aan de vereiste opleidingsachtergrond voor de functie van pedagogisch medewerker in dagopvang en BSO/NSO.
Dit is ook het geval als sprake is van (1) een onderbreking van het werk en er sinds de aanvang van die onderbreking nog geen jaar is verstreken of (2) een wisseling van werkgever waarbij er nog geen jaar is verstreken, tussen de uitdiensttreding bij de ene werkgever in de kinderopvang/peuterspeelzaalwerk en de indiensttreding bij de andere werkgever in de kinderopvang/peuterspeelzaalwerk.
D. Nog niet afgeronde beroepsopleiding
Een nog niet afgeronde beroepsopleiding kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker in de dagopvang en de BSO/NSO indien sprake is van:
• Een schriftelijk bewijs dat minimaal 75% van de studiepunten van de totale opleiding van Leraar basisonderwijs (aan Hogeschool, Pedagogische Academie, PABO of IPABO) is behaald
of
• Een overgangsbewijs naar vierde leerjaar van Leraar basisonderwijs (aan Hogeschool, Pedagogische Academie, PABO of IPABO)
of
• Het volgen van een deeltijd HBO-bachelor mits het een opleiding betreft zoals genoemd onder A of B
en
○ minimaal 75% van de studiepunten van de totale opleiding is behaald
of
○ minimaal 50% van de studiepunten van de totale opleiding is behaald en minimaal 1 jaar relevante stage- en of werkervaring.
E. Buitenlands diploma
Een buitenlands diploma kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker in de dagopvang en BSO/NSO als in een gewaarmerkte brief van het IDW (Internationale DiplomaWaardering: www.idw.nl) staat dat het diploma gelijkwaardig is aan dat van een onder A, B, C of D kwalificerende opleiding.
F. Specifieke VVE-scholing23
• Onderdeel van de opleidingsachtergrond conform A t/m D bevat ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie
of
• Een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of op het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s.
G Specifieke scholing voor werken met 0-jarigen
In het IKK akkoord is afgesproken dat werkgevers vanaf 1 januari 2018 investeren in specifieke scholing voor babyopvang. Voor 1 januari 2025 hebben alle beroepskrachten die met 0-jarigen werken deze specifieke scholing ontvangen. Dit betekent:
Per 1 januari 2025 dienen alle beroepskrachten die met 0-jarigen werken te beschikken over een diploma, certificaat, cijferlijst of studiepuntenoverzicht waaruit blijkt dat specifieke scholing voor baby-opvang is gevolgd die voldoet aan de volgende criteria:
• Leerdoelen conform bijlage bij de kwalificatie-eisen.
• Kent een studiebelasting van ten minste twintig uur.
• Leidt tot een schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat de leerdoelen zijn bereikt.
De gezamenlijke cao-partijen ondersteunen werkgevers en werknemers opdat de scholing zoveel mogelijk gelijk verdeeld over de jaren vanaf 2018 en met goede kwaliteit en effectiviteit wordt gerealiseerd. De cao-partijen zullen jaarlijks de voortgang hiervan monitoren. Ook publiceren de gezamenlijke cao-partijen een lijst met scholingsaanbod dat voldoet aan de criteria en voor 1 januari 2018:
• een servicedocument met toelichting op de criteria.
• een uitgewerkte procedure voor de beoordeling van (nieuw) scholingsaanbod, waaronder scholingsaanbod van organisaties zelf.
H. Taalniveau Nederlands
Voor de functie van pedagogisch medewerker is per 1 januari 2025 een diploma of certificaat vereist waaruit blijkt dat het taalniveau Nederlands op niveau 3F ligt voor de mondelinge taalvaardigheid of op niveau 2B voor de deelvaardigheden gesprekken voeren, luisteren en spreken24.
Voor de functie van pedagogisch medewerker in voorschoolse educatie in de G37 en G86 gemeenten geldt deze eis met ingang van 1 augustus 2017, en in de overige gemeenten vanaf 1 augustus 2019. Daarbij geldt als aanvullende eis voor de functie van pedagogisch medewerker in voorschoolse educatie een diploma of certificaat waaruit blijkt dat het taalniveau Nederlands op niveau 3F/2B ligt voor lezen25.
Alle Nederlandse diploma’s vanaf mbo-niveau 4 gelden als voldoende bewijs voor taalniveau 3F Nederlands voor wat betreft mondelinge vaardigheid. De wijze waarop met een ander Nederlands diploma of certificaat het vereiste taalniveau voor mondelinge vaardigheid kan worden aangetoond komt uiterlijk begin 2018 beschikbaar in servicedocumenten.
Alle Nederlandse diploma’s op minimaal hbo-niveau (waaronder Associate Degree en Bachelor) gelden als voldoende bewijs voor taalniveau 3F voor wat betreft mondelinge vaardigheid en lezen. De wijze waarop met een ander Nederlands diploma of certificaat het vereiste taalniveau kan worden aangetoond komt uiterlijk begin 2018 beschikbaar in servicedocumenten.
Bij een buitenlands diploma dat vergelijkbaar is met een kwalificerend diploma is een apart bewijs nodig dat hij/zij voldoet aan het vereiste taalniveau Nederlands. De wijze waarop met een buitenlands diploma het vereiste taalniveau Nederlands kan worden aangetoond komt uiterlijk begin 2018 beschikbaar in servicedocumenten.’
Bijlage IV komt te luiden:
Behorende bij onderdeel H van de kwalificatie-eis pedagogisch medewerker.
Servicedocument taaleis pedagogisch medewerker en peuterspeelzaalleidster
Vastgesteld door OAK 5 september 2018
In de Wet IKK staat de eis opgenomen dat pedagogisch medewerkers en peuterspeelzaalleid(st)ers mondelinge Nederlandse taalvaardigheid moeten hebben op niveau 3F / B2. Het gaat om gesprekken voeren, luisteren en spreken. Met behulp van een diploma of certificaat kan deze taalvaardigheid worden aangetoond. Er wordt een overgangstermijn gehanteerd van 7 jaar: uiterlijk op 1 januari 2025 dienen alle pedagogisch medewerkers te voldoen aan deze taaleis IKK.
In de cao Kinderopvang zijn de voorwaarden voor de taaleis IKK vastgelegd in de kwalificatie-eisen, onderdeel 'Taalniveau Nederlands', Bijlage 13, nummer 2, onderdeel sub H) en is bij elk kwalificerend diploma aangegeven of dat tevens voldoet aan de taaleis IKK.
Cao-partijen willen dit ook voor de taaleis VE bij elk kwalificerend diploma gaan aangeven (dit volgt zodra dit gereed is).
De vuistregel is: alle mbo 4- en hbo-diploma’s uit de kwalificatie-eis in de cao zijn voldoende om aan de taaleisen IKK te voldoen. Ook iedereen met een havo- of vwo-diploma voldoet aan de taaleis IKK; maar om als pedagogisch medewerker / peuterspeelzaalleid(st)er werkzaam te kunnen zijn, moet er daarnaast dan ook een kwalificerend diploma zijn behaald.
Omschrijving in de cao Kinderopvang
In de kwalificatie-eis voor pedagogisch medewerker / peuterspeelzaalleid(st)er staat de eis vanuit de Wet IKK als volgt omschreven:
Voor de functie van pedagogisch medewerker/ peuterspeelzaalleid(st)er is per 1 januari 2025 een diploma of certificaat vereist waaruit blijkt dat het taalniveau Nederlands op niveau 3F ligt voor de mondelinge taalvaardigheid of op niveau B2 voor de deelvaardigheden gesprekken voeren, luisteren en spreken.
Alle Nederlandse diploma’s vanaf mbo niveau 4 gelden als voldoende bewijs voor taalniveau 3F Nederlands voor wat betreft mondelinge vaardigheid.
Kwalificatie eis
Bij de cao is in de lijst met diploma’s die kwalificeren voor de functie Pedagogisch Medewerker / peuterspeelzaalleid(st)er met een sterretje aangegeven welke van die diploma’s ook aan de taaleis IKK voldoen.
Naast de kwalificerende diploma’s die in de lijst zijn opgenomen, zijn er ook andere diploma’s waarmee het vereiste taalniveau aangetoond kan worden:
Alle Nederlandse mbo niveau 4 diploma’s;
• Havo diploma;
• VHBO diploma
• Vwo diploma;
• HBO diploma (Associate Degree, bachelor)
• WO diploma (universitaire bachelor).
Let wel: middels deze diploma’s kan uitsluitend de taaleis IKK worden aangetoond.
Diploma op MBO niveau 3
Heeft de medewerker een Nederlands mbo niveau 3 diploma dat kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker of peuterspeelzaalleidster, en daarnaast geen diploma van havo, vhbo, vwo, hbo of wo, dan kan er op drie manieren worden voldaan aan de taaleis conform de Wet IKK:
• Een schriftelijk bewijs dat je het mbo keuzedeel ‘Nederlands 3F’ hebt behaald.
• Een ander schriftelijk bewijs (certificaat van een taaltoets, cijferlijst of andere bijlage bij diploma) dat bewijst dat je mondelinge taalvaardigheid op niveau 3F ligt.
• Voor mbo-3 studenten geldt dat zij het Centraal Examen Nederlands 3F kunnen afleggen sinds schooljaar 2015-2016.
(Zie ook: ook het steunpunt taal en rekenen MBO.)
Buitenlands diploma
Heeft de medewerker een buitenlands diploma dat kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker of peuterspeelzaalleid(st)er, dan is altijd een aanvullend bewijs nodig om aan te tonen dat aan de taaleis IKK wordt voldaan. Zie voor het aanvullend bewijs bijlage 13 nummer 2 sub H).
Taaltoetsen
Bijvoorbeeld UvA taaltoetsen en Mr Dutch bieden taaltoetsen aan op mondelinge taalvaardigheid.
Let op: Taaleis Voorschoolse Educatie pedagogisch medewerker/ peuterspeelzaalleidster
Naast de taaleis IKK kent de voorschoolse educatie ook een taaleis. Naast de mondelinge taalvaardigheid op niveau 3F/B2 heeft het ministerie van OCW ook leesvaardigheid op dit niveau verplicht. Voor de grote gemeenten (G37 en G86) geldt dit sinds 1 augustus 2017 en vanaf 1 augustus 2019 voor alle gemeenten. Daarnaast is er een verschil in de ministeriële eisen voor de aantoonbaarheid van de taaleis VE ten opzichte van die voor de taaleis IKK. Hieronder volgt een toelichting hierop.
De taaleis voor medewerkers in de VE is vastgesteld door de overheid en vastgelegd in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.
De aantoonbaarheid van de taaleis VE heeft het ministerie van OCW ook geregeld in dit besluit en de uitwerking van dit besluit is vastgelegd in de factsheet ‘Taalniveau 3F pedagogisch medewerkers die (willen) werken in de voorschoolse educatie’. Kort gezegd voldoet een medewerker aan de taaleis VE met Hbo of universitair diploma, met een Havo of Vwo diploma en 5,5 voor het vak Nederlands, voor MBO 4, waarbij Nederlandse taal een generiek examenonderdeel is, minimaal een 5,5 voor het centraal examen Nederlandse taal. Voor MBO 3 is er tevens een uitwerking.
Zie voor de exacte verschillen tussen taaleis VE en taaleis IKK ook het Overzicht taaleis van Brancheorganisatie Kinderopvang.
Gevolgen verschil in aantoonbaarheid
De keuze die cao-partijen hebben gemaakt ten aanzien van de aantoonbaarheid van de taaleis IKK wijkt af van de keuze van het ministerie van OCW ten aanzien van de aantoonbaarheid van de taaleis VE. De keuze van cao-partijen is mede ingegeven omdat oudere mbo-4 diploma’s geen cijferlijst hebben en aansluiten bij de keuze van OCW zou betekenen dat er voor de betreffende medewerkers opnieuw een taaltoets moet plaatsvinden en er mogelijk aanvullende scholing noodzakelijk is, terwijl zij wel aan het vereiste niveau voldoen op grond van het diploma. Daar waar er wel sprake is van een cijferlijst is relevant dat het cijfer voor Nederlands is samengesteld uit veel meer onderdelen dan mondelinge taal- en leesvaardigheid. Door het stellen van een 5,5 als ondergrens wegen de andere onderdelen onevenredig zwaar en zal voor de betreffende medewerkers opnieuw een taaltoets moeten plaatsvinden, met eventuele vervolgscholing.
Het gevolg van het verschil in aantoonbaarheid kan zijn dat de zwaardere aantoonbaarheidseis vanuit OCW de norm gaat worden omdat medewerkers zowel op VE-groepen als reguliere groepen moeten kunnen worden ingezet. De norm die OCW stelt gaat hierdoor ook gelden voor het niet VE-deel van de branche, dat vele malen groter is dan het VE deel.
Cao-partijen stellen zich op het standpunt dat zij de kwalificatie-eisen aan pedagogisch medewerkers en peuterspeelzaalleidsters bepalen, zoals vastgelegd in en verwezen vanuit de wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang en bijbehorende regelgeving. In de cao Kinderopvang zijn de kwalificatie-eisen dan ook volledig uitgewerkt en vastgelegd. Zo kunt u dus ook zien of de medewerkers voldoen aan de taaleis VE en de eis aan specifieke VE-scholing volgens cao-partijen.
Met betrekking tot de verschillen in aantoonbaarheid beraden cao-partijen Kinderopvang zich over verdere stappen richting het ministerie van OCW en SZW.
Specifieke VE-scholing
Het ministerie van OCW heeft tevens de eisen aan de specifieke scholing aangescherpt. Deze aangescherpte eisen worden verwerkt in de nieuwe cao Kinderopvang.’
Na bijlage 13 wordt een nieuwe bijlage toegevoegd die komt te luiden:
(Op grond van artikel 1.3 cao Kinderopvang)
In deze overgangsregeling wordt verstaan onder:
de datum waarop het peuterspeelzaalwerk valt onder de cao Kinderopvang en niet langer valt onder de cao Sociaal Werk. Deze aanpassing gaat in per 1 augustus 2020.
de collectieve arbeidsovereenkomst Kinderopvang 2020-2021.
de collectieve arbeidsovereenkomst Sociaal Werk 2019-2021.
de compensatie, zoals bedoeld in artikel 8 lid 3, voor het verschil in arbeidsvoorwaarden tussen de cao Sociaal Werk en de cao Kinderopvang.
de commissie zoals bedoeld in artikel 9.8 cao Kinderopvang.
de werknemer zoals bedoeld in artikel 1.1 onder k cao Kinderopvang en/of artikel 0.1 onder c cao Sociaal Werk.
de compensatie, zoals bedoeld in artikel 8 lid 2, die de medewerker ontvangt als zijn oorspronkelijke salaris hoger is dan het maximum van de toepasselijke salarisschaal onder de cao Kinderopvang.
het tussen de werkgever en de medewerker overeengekomen bruto maandbedrag zoals bedoeld in artikel 0.1 onder f2 cao Sociaal Werk en zoals dat geldt op de overgangsdatum.
de werkgever zoals bedoeld in artikel 1.1 onder x cao Kinderopvang en/of artikel 1.1 onder b van de cao Sociaal Werk.
1. Deze overgangsregeling is van toepassing op peuterspeelzaalorganisaties en hun medewerkers die op de overgangsdatum overgaan van de cao Sociaal Werk naar de cao Kinderopvang. Peuterspeelzaalorganisaties zijn met ingang van de overgangsdatum gehouden deze overgangsregeling toe te passen op hun medewerkers.
2. Vanaf 1 maart 2021 kan gecontroleerd worden op naleving van deze overgangsregeling.
In individuele gevallen waarin de onverkorte toepassing van deze overgangsregeling leidt tot een evident onbillijke situatie voor de medewerker, zal dit op verzoek van de medewerker tussen de werkgever en de medewerker besproken worden. In dat geval zal de werkgever, in de geest van de overgangsregeling, in voor de medewerker gunstige zin afwijken van de overgangsregeling. Bij bezwaren wordt verwezen naar artikel 4 van deze overgangsregeling.
Als zich bij de toepassing van deze overgangsregeling een geschil voordoet, kan dit worden voorgelegd aan de Commissie van Geschillen als bedoeld in artikel 11.1 cao Kinderopvang.
De werkgever zorgt ervoor dat elke medewerker die bij toepassing van deze overgangsregeling is betrokken deze overgangsregeling kosteloos kan inzien en kosteloos een exemplaar ervan kan ontvangen.
De omvang en de kwaliteit van de werkgelegenheid zullen na de overgangsdatum niet wijzigen als gevolg van de overgang. De overgang leidt niet tot gedwongen ontslagen.
Bij de overgang naar de cao Kinderopvang behoudt de medewerker recht op wat voor hem geldt met betrekking tot de gemiddelde arbeidsduur, de werktijden, de locatie(s) van de werkzaamheden en/of het al of niet werken in vakantieperiodes. De overgang naar de cao Kinderopvang leidt niet tot een eenzijdige wijziging hierin.
1. De medewerker die overgaat naar de cao Kinderopvang, behoudt de hoogte van zijn salaris zoals dat geldt op de overgangsdatum. Aan de hand daarvan wordt de medewerker ingedeeld op het salarisniveau van de naast hogere trede van de salarisschaal van pedagogisch medewerker in de cao Kinderopvang.
2. Als de medewerker op de overgangsdatum een salaris heeft dat boven het maximum zit van de salarisschaal van pedagogisch medewerker in de cao Kinderopvang, deelt de werkgever de medewerker in het maximum van die salarisschaal in. De werkgever kent het verschil tussen het oorspronkelijke salaris en het nieuwe salaris toe als een maandelijkse persoonlijke toeslag.
De medewerker groeit in de cao Kinderopvang in doordat het bedrag waarmee het salaris stijgt als gevolg van cao-loonstijgingen in de cao Kinderopvang, wordt verrekend met de persoonlijke toeslag. Eventuele toekomstige verhogingen, na 2020, van de eindejaarsuitkering in de cao Kinderopvang worden ook verrekend met de persoonlijke toeslag op dezelfde wijze als hiervoor bepaald ten aanzien van cao-loonstijgingen.
3. De medewerker ontvangt in verband met de overgang naar de cao Kinderopvang een maandelijkse compensatietoeslag van 6,61% berekend over het oorspronkelijke salaris (cao Sociaal Werk), bovenop, indien van toepassing, de persoonlijke toeslag bedoeld in lid 2. De medewerker groeit in de cao Kinderopvang in doordat het bedrag waarmee het salaris stijgt als gevolg van cao-loonstijgingen in de cao Kinderopvang, wordt verrekend met de compensatietoeslag. Eventuele toekomstige verhogingen van de eindejaarsuitkering, na 2020, in de cao Kinderopvang worden ook verrekend met de compensatietoeslag op dezelfde wijze als hiervoor bepaald ten aanzien van cao-loonstijgingen.
4. De compensatietoeslag en de persoonlijke toeslag behoren tot het pensioengevend inkomen en tellen daarnaast mee voor de berekening van de jaarlijkse vakantietoeslag.
5. Bij de ingroei bedoeld in lid 2 en lid 3 wordt eerst de persoonlijke toeslag afgebouwd en vervolgens de compensatietoeslag.
6. Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing op de overige medewerkers die op de overgangsdatum overgaan van de cao Sociaal Werk naar de cao Kinderopvang.
1. De medewerker behoudt het loopbaanbudget dat hij tot aan de overgangsdatum heeft opgebouwd. Vanaf de overgangsdatum vindt er geen opbouw meer plaats.
2. De medewerker heeft ten aanzien van het opgebouwde loopbaanbudget de volgende keuzes, rekening houdend met de toepasselijke fiscale wet- en regelgeving:
a. Het opgebouwde loopbaanbudget aanwenden voor activiteiten gericht op duurzame inzetbaarheid. Deze keuze moet om fiscale redenen gemaakt worden vóór de overgangsdatum. De activiteiten zelf kunnen ook plaatsvinden na de overgangsdatum;
b. Het opgebouwde loopbaanbudget op de overgangsdatum laten omzetten in verlof op basis van het oorspronkelijke uursalaris;
c. Het resterende loopbaanbudget gezien de bijzondere situatie van de overgang laten uitbetalen rekening houdend met de toepasselijke fiscale wet- en regelgeving.
3. De werkgever en de medewerker bespreken deze keuzemogelijkheden en de werkgever legt de keuze van de medewerker schriftelijk vast.
1. Indien de opleidingsachtergrond van de medewerker op 1 januari 2018 voldeed aan de kwalificatie-eis voor de functie peuterspeelzaalleid(st)er, voldoet de medewerker aan de kwalificatie-eis voor de functie pedagogisch medewerker (dagopvang en BSO/NSO).
2. Voor de medewerker die geen opleidingsachtergrond heeft als bedoeld in lid 1, vraagt de werkgever conform artikel 9.8 cao Kinderopvang een gelijkstelling aan voor de functie pedagogisch medewerker (dagopvang en BSO/NSO). De gelijkstellingscommissie verleent de gelijkstelling indien de medewerker voldoet aan alle drie de onderstaande criteria:
a. De medewerker is voor 1 januari 2000 in dienst getreden als peuterspeelzaalleid(st)er;
b. De medewerker is sindsdien onafgebroken als peuterspeelzaalleid(st)er werkzaam geweest (bij één of meerdere werkgevers) op grond van een arbeidsovereenkomst als peuterspeelzaalleid(st)er;
c. De medewerker beschikt over bewijs dat hij na 1 januari 2000 scholing heeft gevolgd die naar het oordeel van de gelijkstellingscommissie voldoende relevant is voor de functie pedagogisch medewerker.
3. Een individuele gelijkstelling die conform artikel 6.3 lid E cao Sociaal Werk verleend is voor de functie peuterspeelzaalleid(st)er blijft gelden bij overgang naar de functie pedagogisch medewerker (dagopvang en BSO/NSO).
1. Als de medewerker voor de overgangsdatum afspraken heeft gemaakt over opname van ouderschapsverlof, kortdurend zorgverlof of langdurend zorgverlof, behoudt hij dit recht onder de afgesproken voorwaarden. Bij nieuwe aanvragen wordt de cao Kinderopvang gehanteerd.
2. De overgangsregeling seniorenverlof die geldt op grond van Bijlage 5 cao Sociaal Werk blijft van toepassing met inachtneming van het volgende:
a. Als de medewerker onder de cao Sociaal Werk ervoor heeft gekozen om de stijging van de eindejaarsuitkering geheel of gedeeltelijk in te zetten voor extra uren seniorenverlof als aanvulling op het aantal basisuren seniorenverlof, behoudt hij dit aantal uren plus het aantal extra uren seniorenverlof. Het percentage dat is ingezet voor extra uren seniorenverlof wordt in mindering gebracht op de compensatietoeslag zoals bedoeld in artikel 8 lid 3;
b. Als de medewerker onder de cao Sociaal Werk niet heeft gekozen voor de inzet van de stijging van de eindejaarsuitkering voor extra uren seniorenverlof, behoudt hij het aantal basisuren seniorenverlof. De medewerker heeft dan recht op de volledige compensatietoeslag bedoeld in artikel 8 lid 3.
Voor de berekening van de compensatietoeslag zijn de belangrijkste verschillen in arbeidsvoorwaarden tussen de cao Sociaal Werk en de cao Kinderopvang vergeleken per 1 augustus 2020. Dat zijn de eindejaarsuitkering, het aantal bovenwettelijke verlofuren, het vitaliteitsbudget en het loopbaanbudget. Zie onderstaande tabel.
Regeling (peildatum: 1 augustus 2020) |
Cao Kinderopvang |
Cao Sociaal Werk |
Uitgangspunt berekening |
---|---|---|---|
Vakantietoeslag |
8% |
8% (onderdeel van het IKB) |
Buiten beschouwing gelaten |
Eindejaarsuitkering |
2,0% |
8,3% (onderdeel van het IKB) |
6,3% |
Tegemoetkoming Verzekering Zorgkosten |
Tussen € 8 en € 16 per maand |
€ 10 per maand |
Buiten beschouwing gelaten |
Waarde 40 uur extra verlof in geld |
2,14% |
– |
– 2,14% |
Vitaliteitsbudget |
0% deze vervalt met ingang van 1 juli 2020 |
Afhankelijk van leeftijd tussen 0% en 1,9% (gekozen is 0,95%) |
0,95% |
Loopbaanbudget |
n.v.t. |
1,5% structureel |
1,5% |
Pensioen |
Premie medewerker ouderdomspensioen: 10,53% Premie medewerker arbeidsongeschiktheidspensioen: 0% |
Premie medewerker ouderdomspensioen: 11,75% Premie medewerker arbeidsongeschiktheidspensioen: 0% |
Buiten beschouwing gelaten |
Totaal |
6,61% |
Na de overgang naar de cao Kinderopvang blijft de medewerker vallen onder het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). De pensioenpremieverdeling verandert ten gunste van de medewerker.’
Op www.kinderopvang-werkt.nl is het overzicht te vinden van de kwalificatie-eisen, zoals die golden bij indiensttreding, vanaf de invoering ervan per 1 mei 1991.
Voorbeelden van ander bewijs zijn een onderwijsbevoegdheid die is behaald via een hbo-master of universitaire bachelor of -master.
Zie bijlage IV voor meer informatie over de (verschillen tussen de) taaleis IKK en de taaleis ve.
Op www.kinderopvang-werkt.nl is het overzicht te vinden van de kwalificatie-eisen, zoals die golden bij indiensttreding, vanaf de invoering ervan in 1991.
Het ontwikkelplan voor een pedagogisch medewerker in ontwikkeling (artikel 9.5. cao) en de opleiding van een bbl-student (artikel 9.6.1 cao) dan wel duale hbo-student (artikel 9.6.2 cao) dienen gericht te zijn op het behalen van een van de diploma’s onder A of B.
Onderstaande diploma’s gelden tot 1 juli 2018. Vanaf 1 juli 2018 tot 1 oktober 2018 geldt de diplomalijst zoals weergegeven in bijlage I.a.
Onderstaande diploma’s gelden tot 1 juli 2018. Vanaf 1 juli 2018 tot 1 oktober 2018 geldt de diplomalijst zoals weergegeven in bijlage I.a.
Onderstaande diploma’s gelden tot 1 juli 2018. Vanaf 1 juli 2018 tot 1 oktober 2018 geldt de diplomalijst zoals weergegeven in bijlage I.a.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-45421.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.