Besluit gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2021

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Gelet op artikel 38 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en artikel 2.10 lid 3 van het Besluit Wfsv;

Besluit:

Artikel 1

Voor de berekening van de gedifferentieerde premie op grond artikel 38 van de Wet financiering sociale verzekeringen over het jaar 2021 worden voor alle takken van bedrijf en beroep de navolgende algemeen geldende parameters vastgesteld:

Gemiddelde premieplichtig loon

€ 34.600

Grens kleine/middelgrote werkgever

€ 346.000

Grens middelgrote/grote werkgever

€ 3.460.000

Artikel 2

Voor de berekening van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas op grond van artikel 38 van de Wet financiering sociale verzekeringen over het jaar 2021 worden voor de premiecomponent WGA voor alle takken van bedrijf en beroep de volgende premies en parameters vastgesteld:

Gemiddelde percentage

0,78%

Maximumpremie werkgevers

3,12%

Minimumpremie werkgevers

0,19%

Gemiddelde werkgeversrisicopercentage

0,52%

Correctiefactor werkgeversrisico

1,12

Correctiefactoren bij onvolledige periode werkgever

1 jaar bekend

2 jaar bekend

3 jaar bekend

4 jaar bekend

5,00

2,50

1,66

1,25

Sectorale premies

Bijlage

Artikel 3

Voor de berekening van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas op grond van artikel 38 van de Wet financiering sociale verzekeringen over het jaar 2021 worden voor de premiecomponent ZW voor alle takken van bedrijf en beroep de volgende premies en parameters vastgesteld:

Gemiddelde percentage

0,58%

Maximumpremie werkgevers

2,32%

Minimumpremie werkgevers

0,14%

Gemiddelde werkgeversrisicopercentage

0,35%

Correctiefactor werkgeversrisico

1,24

Correctiefactoren bij onvolledige periode werkgever

1 jaar bekend

2 jaar bekend

3 jaar bekend

4 jaar bekend

2,00

1,00

1,00

1,00

Sectorale premies

Bijlage

Voor werkgevers in sector 52 ‘Uitzendbedrijven’ geldt een afwijkende maximumpremie van 9,31%.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gedifferentieerde premie Whk 2021.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Dit besluit zal met de bijlage en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 18 augustus 2020

A. Paling Voorzitter Raad van Bestuur

BIJLAGE SECTORALE PREMIES

Sector

WGA

ZW-flex

1

Agrarisch bedrijf

0,62

0,27

2

Tabakverwerkende industrie

0,82

0,44

3

Bouwbedrijf

0,82

0,31

4

Baggerbedrijf

1,24

0,39

5

Houten emballage-industrie, houtwaren- en borstelindustrie

0,78

0,44

6

Timmerindustrie

0,61

0,25

7

Meubel- en orgelbouwindustrie

0,63

0,43

8

Groothandel in hout, zagerijen, schaverijen en houtbereidingsindustrie

0,45

0,22

9

Grafische industrie

0,84

0,40

10

Metaalindustrie

0,80

0,33

11

Elektrotechnische industrie

0,51

0,17

12

Metaal-en technische bedrijfstakken

0,76

0,35

13

Bakkerijen

1,03

0,46

14

Suikerverwerkende industrie

1,14

0,17

15

Slagersbedrijven

1,11

0,52

16

Slagers overig

1,37

0,66

17

Detailhandel en ambachten

0,86

0,52

18

Reiniging

2,20

0,96

19

Grootwinkelbedrijf

1,30

0,61

20

Havenbedrijven

0,64

0,40

21

Havenclassificeerders

1,79

0,35

22

Binnenscheepvaart

0,59

0,53

23

Visserij

0,98

0,25

24

Koopvaardij

0,34

0,27

25

Vervoer KLM

0,74

0,55

26

Vervoer NS

0,77

0,58

27

Vervoer posterijen

0,78

0,86

28

Taxivervoer

2,36

1,21

29

Openbaar Vervoer

0,90

0,59

30

Besloten busvervoer

1,06

0,87

31

Overig personenvervoer te land en in de lucht

0,44

0,27

32

Overig goederenvervoer te land en in de lucht

0,70

0,58

33

Horeca algemeen

0,65

0,66

34

Horeca catering

1,55

0,98

35

Gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen

0,79

0,49

38

Banken

1,12

0,16

39

Verzekeringswezen

0,65

0,13

40

Uitgeverij

0,71

0,37

41

Groothandel I

0,59

0,34

42

Groothandel II

0,67

0,40

43

Zakelijke Dienstverlening I

0,59

0,23

44

Zakelijke Dienstverlening II

0,37

0,34

45

Zakelijke Dienstverlening III

0,54

0,37

46

Zuivelindustrie

0,98

0,44

47

Textielindustrie

0,78

0,27

48

Steen-, cement-, glas- en keramische industrie

1,43

0,44

49

Chemische industrie

1,01

0,44

50

Voedingsindustrie

1,01

0,43

51

Algemene industrie

0,86

0,50

52

Uitzendbedrijven

1,62

5,32

53

Bewakingsondernemingen

1,22

0,81

54

Culturele instellingen

0,71

0,44

55

Overige takken van bedrijf en beroep

0,95

0,53

56

Schildersbedrijf

1,41

0,31

57

Stukadoorsbedrijf

1,13

0,51

58

Dakdekkersbedrijf

1,41

0,66

59

Mortelbedrijf

0,87

0,46

60

Steenhouwersbedrijf

1,13

0,51

61

Overheid, onderwijs en wetenschappen

1,04

0,16

62

Overheid, rijk, politie en rechterlijke macht

1,18

0,18

63

Overheid, defensie

1,15

0,18

64

Overheid, provincies, gemeenten en waterschappen

1,56

0,18

65

Overheid, openbare nutsbedrijven

1,10

0,21

66

Overheid, overige instellingen

1,43

0,16

67

Werk en (re)Integratie

3,47

1,40

68

Railbouw

0,86

0,31

69

Telecommunicatie

0,63

0,36

TOELICHTING

Algemeen

Op grond van artikel 38, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) stelt Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ten behoeve van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk) voor alle takken van bedrijf en beroep een gelijk gemiddeld percentage vast. De gedifferentieerde premie Whk is opgebouwd uit twee premiecomponenten: WGA voor alle dienstbetrekkingen (WGA) en ZW voor flexibele dienstbetrekkingen (ZW). Ten behoeve van deze twee premiecomponenten wordt voor elk premiecomponent afzonderlijk een gemiddeld percentage vastgesteld.

In het Besluit Wfsv zijn regels gesteld over de wijze waarop de gemiddelde percentages worden vastgesteld. Tevens zijn daarin regels gesteld over de wijze waarop de opslagen of kortingen worden berekend en regels over de percentages die ten hoogste aan een werkgever in rekening mogen worden gebracht en die ten minste in rekening moeten worden gebracht.

Op grond van het Besluit Wfsv stelt UWV een aantal parameters vast die dienen als basis voor de vaststelling van de individuele premie WGA en de individuele premie ZW. De parameters gelden voor de premie verschuldigd over het premieplichtige loon in het jaar 2021.

Gemiddelde premieplichtige loon

Het gemiddelde premieplichtige loon dient als basis voor het onderscheid tussen kleine, middelgrote en grote werkgevers. Kleine werkgever is de werkgever te wiens laste in het tweede kalenderjaar (2019) dat aan het premiejaar (2021) vooraf is gegaan, een premieplichtig loon is gekomen dat gelijk is aan of minder bedraagt dan 10 maal het gemiddelde premieplichtige loon (€ 346.000); middelgrote werkgever is de werkgever te wiens laste in dat jaar een premieplichtig loon is gekomen dat meer bedraagt dan 10 maal en gelijk is aan of minder bedraagt dan 100 maal het gemiddelde premieplichtige loon (€ 3.460.000); grote werkgever is de werkgever te wiens laste in dat jaar een premieplichtig loon is gekomen dat meer bedraagt dan 100 maal het gemiddelde premieplichtige loon.

Gemiddelde percentage

Het gemiddelde percentage is het percentage bedoeld in artikel 38, tweede lid, van de Wfsv. Het gemiddelde percentage wordt voor elk van de twee premiecomponenten vastgesteld volgens artikel 2.8 van het Besluit Wfsv. Het gemiddelde percentage wordt berekend door het totaalbedrag van de in 2021 verwachte lasten voor grote en middelgrote werkgevers voor elk onderdeel verminderd met de verwachte niet-premiebaten van de Whk voor grote en middelgrote werkgevers, te vermenigvuldigen met honderd, welke uitkomst wordt gedeeld door het totaalbedrag van het in het premiejaar verwachte premieplichtige loon van grote en middelgrote werkgevers en te betalen uitkeringen. Van middelgrote werkgevers wordt slechts een deel van de verwachte aan hen toe te rekenen lasten minus niet-premiebaten en loonsom gebruikt in deze berekening. Het resterende deel wordt gebruikt bij de berekening van de sectorale premies gebruikt.

Daarnaast wordt middels een algemene opslag gecorrigeerd voor het negatieve effect van de maximumpremie op de premieopbrengst.

Gemiddelde werkgeversrisicopercentage

De gemiddelde werkgeversrisicopercentages zijn de percentages bedoeld in artikel 2.11, derde lid en artikel 2.13, derde lid, van het besluit Wfsv. Deze percentages worden berekend door per premiecomponent de uitkeringslasten 2019, bedoeld in artikel 117b Wfsv te delen door het gemiddelde premieplichtige loon over de jaren 2015-2019 en de uitkomst te vermenigvuldigen met 100. De uitkeringslasten 2019 betreffen voor de WGA voor vaste dienstbetrekkingen de lasten van uitkeringen ingegaan vanaf 1 januari 2007, voorzover deze uitkeringen de duur van 10 jaar niet overschrijden, en voor de WGA voor flexibele dienstbetrekkingen de lasten van uitkeringen ingegaan vanaf 1 januari 2012. Voor de ZW betreft het alle uitkeringslasten uit 2019.

Correctiefactor werkgeversrisico

Voor elke van de twee premiecomponenten wordt de spreiding van de individuele werkgeversrisicopercentages in lijn gebracht met het gemiddelde percentage door de afwijkingen van dit werkgeversrisicopercentage ten opzichte van het gemiddelde werkgeversrisicopercentage te vermenigvuldigen met een correctiefactor.

De correctiefactoren zijn in artikel 2.11, achtste lid, en artikel 2.13, zesde lid, van het Besluit Wfsv per premiecomponent gedefinieerd als een breuk met als teller het gemiddelde percentage verminderd met een kwart van het gemiddelde percentage en als noemer het gemiddelde werkgeversrisicopercentage. De correctiefactor is voor de WGA en ZW gemaximeerd op de waarde 2. Deze maximering heeft in het premiejaar 2021 geen effect op de correctiefactoren.

Correctiefactor ontbrekende jaren

Voor werkgevers die niet gedurende de gehele periode, die bepalend is voor het individuele en het gemiddelde werkgeversrisicopercentage (berekeningstijdvak), werkgever zijn geweest, is in artikel 2.16 van het Besluit Wfsv een correctie voorgeschreven op het individueel werkgeversrisicopercentage. De correctie doet zich voor indien de werkgever is gestart vóór 2019, maar niet gedurende de gehele periode van 2015 tot en met 2019 werkgever is geweest, of de werkgever heeft binnen de periode van 2015 tot en met 2019 een periode waarin hij geen werknemers heeft gehad en dus geen werkgever is geweest. In deze situaties kan een individueel werkgeversrisicopercentage worden bepaald over een onvolledige periode. Voor ieder ontbrekend jaar wordt een correctie toegepast. De correctiefactor is berekend door het gemiddelde werkgeversrisicopercentage over de periode van 2015 tot en met 2019 te delen door het gemiddelde werkgeversrisicopercentage over het aantal beschikbare jaren.

Maximumpremie

Artikel 2.6, zesde lid, van het Besluit Wfsv bepaalt dat voor elke van de twee gedifferentieerde premiecomponenten voor grote werkgevers geldt dat deze ten hoogste vier maal het gemiddelde percentage bedraagt. Het maximum vloeit voort uit de vaststelling van het gemiddelde percentage. Voor elke premiecomponent wordt een maximumpremie vastgesteld. Voor werkgevers werkzaam in de sector Uitzendbedrijven (sector 52) geldt op basis van artikel 3.9 regeling Wfsv voor de gedifferentieerde premie ZW een afwijkend maximum van 1,75 maal de voor die sector geldende sectorale premie ZW.

Minimumpremie

Artikel 2.6, zesde lid, van het Besluit Wfsv bepaalt dat voor elk van de twee gedifferentieerde premiecomponenten voor grote werkgevers geldt dat deze ten minste een kwart van het gemiddelde percentage bedraagt. Het minimum vloeit voort uit de vaststelling van het gemiddelde percentage. Voor elke premiecomponent wordt een minimumpremie vastgesteld.

Sectorale premies

De sectoraal bepaalde premies zijn de premies bepaald in artikel 2.10 van het Besluit Wfsv. Per premiecomponent wordt per sector een premie berekend door de verwachte lasten minus de niet-premiebaten in de sector van kleine en middelgrote werkgevers in het premiejaar (2021) te delen door de verwachte premieplichtige loonsom van de kleine en middelgrote werkgevers in de sector in dat jaar.

Van middelgrote werkgevers wordt slechts een deel van de verwachte aan hen toe te rekenen lasten lasten minus niet-premiebaten en loonsom gebruikt in deze berekening. Het resterende deel wordt gebruikt bij de berekening van het gemiddelde percentage.

Inwerkingtreding

Het onderhavige besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

Amsterdam, 18 augustus 2020

A. Paling Voorzitter Raad van Bestuur

Naar boven