Besluit van de directeur van Octrooicentrum Nederland van 24 juli 2020 betreffende de verlenging van de termijn in artikel 23, derde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 (Besluit verlenging termijn artikel 23, derde lid, ROW 1995)

De directeur van Octrooicentrum Nederland,

gelet op artikel 1 van de Tijdelijke rijkswet voorziening Rijksoctrooiwet 1995 COVID-19 (Stb. 2020, 273),

gezien het feit dat door de impact van de uitbraak van COVID-19 op het economische leven alsmede de maatregelen die verband houden met de bestrijding van de verspreiding van COVID-19 het voldoen aan de termijn uit artikel 23, derde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 (ROW 1995) voor verzoekers tot herstel sterk onder druk is komen te staan,

heeft besloten tot de volgende termijnverlenging:

Artikel 1 Termijnverlenging voor de indiening van een verzoek om herstel in de vorige toestand

Voor het indienen van een verzoek tot herstel als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 dat ingevolge het derde lid van dat artikel in de periode van 12 maart 2020 tot en met 31 augustus 2020 ingediend had of zou moeten worden, wordt de in artikel 23, derde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 genoemde termijn van twee maanden verlengd tot vier maanden.

Artikel 2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 12 maart 2020.

Artikel 3 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verlenging termijn artikel 23, derde lid, ROW 1995.

Den Haag, 24 juli 2020

Derk-Jan de Groot Directeur Octrooicentrum Nederland

TOELICHTING

Verzoek tot herstel in de vorige toestand

Indien een aanvrager of de octrooihouder, ondanks het betrachten van alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid, niet in staat is geweest een termijn ten opzichte van het bureau in acht te nemen en het niet in acht nemen van de termijn rechtstreeks heeft geleid tot het verlies van enig recht of rechtsmiddel, biedt artikel 23, eerste lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 (hierna: ROW 1995) de mogelijkheid een verzoek tot herstel in de vorige toestand van het recht in te dienen.

Termijn indiening verzoek

De termijn voor het indienen van een verzoek tot herstel in de vorige toestand is op grond van artikel 23, derde lid, van de ROW 1995 uiterlijk twee maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de oorzaak van het niet in acht nemen van de termijn voor het verrichten van de desbetreffende handeling is weggenomen.

Missen termijn door COVID-19 maatregelen

Vanwege de uitbraak van COVID-19 en de in dat kader wereldwijd getroffen maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het virus, is het voor aanvragers niet altijd mogelijk om aan bovengenoemde termijn te voldoen. In de meeste gevallen is het verval veroorzaakt door het abusievelijk achterwege blijven van de betaling van de jaarlijks verschuldigde instandhoudingstaks. De fout die heeft geleid tot het verval kan in de periode van voor de COVID-19 uitbraak liggen. Het ontdekken van het verval kan pas veel later aan het licht komen, en daarmee in de periode van de COVID-19 uitbraak liggen. Tijdens deze crisis kon (en kan) er niet meer op kantoor worden gewerkt, zowel in Nederland als in vele andere landen. Het tijdig binnen de termijn van twee maanden indienen van het verzoek tot herstel in de vorige toestand, is door voornoemde maatregelen bij octrooihouders en op octrooigemachtigdenkantoren sterk onder druk komen te staan. De omschakeling naar thuiswerken is niet overal mogelijk of is aan het begin van de lockdown niet overal even soepel verlopen. Indien de termijn van twee maanden wordt gemist, vervalt de mogelijkheid van het indienen van een verzoek tot herstel in de vorige toestand. In de huidige crisis wordt de termijn van twee maanden te kort geacht, gezien de vele andere urgente problemen waarmee ondernemers tijdens deze crisis worden geconfronteerd. Het recht, in de regel is dat een octrooi, is daarmee voor de octrooihouder definitief verloren gegaan. Er bestaat dan geen enkele mogelijkheid meer om het verval ongedaan te maken. Dit kan een grote impact hebben op de betrokken ondernemer. Zijn uitvinding, veelal pas verkregen na kostbaar onderzoeks- en ontwikkelingswerk, is dan definitief verloren gegaan. Dit wordt onbillijk geacht.

Termijnverlenging

Besloten is derhalve dat de termijn van twee maanden in artikel 23, derde lid, van de ROW 1995 met twee maanden wordt verlengd tot vier maanden. Indien de tweemaandstermijn voor de indiening van een verzoek om herstel in de vorige toestand bijvoorbeeld op 12 juni is verstreken, kan door de termijnverlenging het verzoek tot 12 augustus worden ingediend.

Een termijn die eindigt op 31 augustus 2020 wordt nog onder dit besluit verlengd met twee maanden tot 31 oktober 2020. Een termijn die eindigt op 1 september 2020 wordt niet meer verlengd door dit besluit.

Terugwerkende kracht

Dit besluit heeft terugwerkende kracht. Dit is naar oordeel van de directeur van Octrooicentrum Nederland wenselijk gezien de reeds liggende octrooidossiers die van de termijnverlenging gebruik zullen maken en is ook mogelijk gezien artikel 1, derde lid, van de Tijdelijke rijkswet voorziening Rijksoctrooiwet 1995 COVID-19.

Geen termijnverlenging voor de tweede termijn van artikel 23, derde lid, ROW 1995

Op grond van artikel 23, derde lid, van de ROW 1995 dient een verzoek om herstel in de vorige toestand voorts binnen een termijn van een jaar na het verstrijken van de niet in acht genomen termijn, te worden ingediend. Deze tweede termijn van een jaar, wordt niet verlengd. Door verlenging van deze tweede termijn zou naar het oordeel van de directeur van Octrooicentrum Nederland de rechtszekerheid van derden teveel in het gedrang komen.

Naar boven