Rijkswet van 8 juli 2020, houdende tijdelijke voorzieningen voor de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de uitbraak van COVID-19 (Tijdelijke rijkswet voorziening Rijksoctrooiwet 1995 COVID-19)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de uitbraak van COVID-19 en de maatregelen ter bestrijding daarvan wenselijk is enkele spoedeisende tijdelijke voorzieningen te treffen in het kader van de Rijksoctrooiwet 1995;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1 (bevoegdheid opschorting termijnen Rijksoctrooiwet 1995)

  • 1. De directeur van het bureau, bedoeld in artikel 15 van de Rijksoctrooiwet 1995, kan bij besluit een termijn die bij of krachtens de Rijksoctrooiwet 1995 is gesteld voor een bij dat besluit te bepalen duur verlengen, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is in verband met het door octrooihouders of aanvragers van octrooien niet kunnen voldoen aan die termijn als gevolg van maatregelen die verband houden met de bestrijding van de verspreiding van COVID-19.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de termijnen, bedoeld in de artikelen 61, eerste en tweede lid, en 62 van de Rijksoctrooiwet 1995.

  • 3. De directeur kan aan een besluit als bedoeld in het eerste lid terugwerkende kracht toekennen tot en met uiterlijk 12 maart 2020, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is in verband met het door octrooihouders of aanvragers van octrooien niet kunnen voldoen aan die termijn als gevolg van maatregelen die verband houden met de bestrijding van de verspreiding van COVID-19.

  • 4. De directeur maakt melding van een besluit als bedoeld in het eerste lid in het door het bureau periodiek uit te geven blad, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Rijksoctrooiwet 1995.

  • 5. Artikel 81 van de Rijksoctrooiwet 1995 is van overeenkomstige toepassing op krachtens het eerste lid genomen besluiten.

Artikel 2 (toeslag artikel 61, derde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 op nihil)

  • 1. Het ingevolge artikel 61, derde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 verschuldigde bedrag wordt op nihil gesteld voor octrooien waarvan de vervaldag, bedoeld in artikel 61, eerste of tweede lid, is gelegen in de periode van 1 april 2020 tot en met 31 augustus 2020.

  • 2. Bij koninklijk besluit kan de periode, bedoeld in het eerste lid, steeds met ten hoogste twee maanden worden verlengd, indien die verlenging noodzakelijk is in verband met COVID-19 of de ter bestrijding van de verspreiding daarvan getroffen maatregelen.

Artikel 3 (inwerkingtreding en vervallen)

  • 1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2. Deze wet vervalt met ingang van 1 september 2020. Het tijdstip waarop deze wet vervalt kan bij koninklijk besluit worden bepaald op een ander tijdstip, met dien verstande dat dit tijdstip steeds ten hoogste twee maanden ligt na het tijdstip waarop de wet zou vervallen.

Artikel 4 (Citeertitel)

Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke rijkswet voorziening Rijksoctrooiwet 1995 COVID-19.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 8 juli 2020

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Uitgegeven de twintigste juli 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 449 (R2147)

Naar boven