Advies Raad van State inzake het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met de modernisering van de regionale publieke omroep

Nader Rapport

Den Haag, 8 juli 2020

Nr. WJZ/3900416(6683)

(Hoofd) Afdeling Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Aan de Koning

Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met de modernisering van de regionale publieke omroep

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 4 mei 2016, nr. 2016000792, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 15 juni 2016, nr. W05.16.0115/I, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding tot het maken van enkele inhoudelijke opmerkingen. Het advies wordt hieronder integraal in cursief weergegeven, met daaronder mijn reactie.

Bij Kabinetsmissive van 4 mei 2016, no.2016000792, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met de modernisering van de regionale publieke omroep, met memorie van toelichting.

Het voorstel vormt het voorlopige sluitstuk van drie voorstellen die erop zijn gericht te komen tot modernisering van de regionale publieke omroep.

De eerste stap betrof de inmiddels doorgevoerde overheveling van de financiële verantwoordelijkheid voor de regionale publieke omroep van de provincies naar het Rijk per 2014, met daarbij een budgettaire korting van € 17 miljoen. De tweede stap betrof het aanwijzen van één organisatie voor de coördinatie en samenwerking, de Stichting Regionale Publieke Omroep (de RPO). Dit is gebeurd bij de wet van 16 maart 2016. De derde, thans voorliggende stap betreft in de kern de aanwijzing van de RPO als eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht nadere motivering van het voorstel en aanpassing op onderdelen aangewezen. De Afdeling adviseert de keuze voor het voorgestelde model van centralisatie dragend te motiveren en zo nodig het voorstel aan te passen. Daarnaast dienen de Europeesrechtelijke gevolgen van deze keuze te worden toegelicht.

1. Inhoud wetsvoorstel

In het voorstel wordt geregeld dat de concessiehouder voor de regionale publieke media-opdracht voortaan de RPO is. De rol van de RPO verandert daarmee van die van een samenwerkings- en coördinatieorgaan, naar die van de instantie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de regionale publieke media-opdracht. De RPO wordt daarmee een media-instelling.

Tegelijkertijd regelt het voorstel dat de RPO de regionale publieke media-opdracht niet zelf uitvoert, maar laat uitvoeren door redactioneel onafhankelijke regionale omroepen. In het huidige bestel is de positie van de regionale publieke media-instellingen vastgelegd in paragraaf 2.3.1 Mediawet (Mw). Daarin is onder andere geregeld dat regionale publieke media-instellingen worden aangewezen door het commissariaat voor de Media en moeten voldoen aan een aantal eisen, zoals het zijn van een (Nederlandse) rechtspersoon die zich volgens de statuten uitsluitend of hoofdzakelijk ten doel stelt het op regionaal niveau uitvoeren van de publieke media-opdracht en een orgaan heeft dat representatief is voor de belangrijkste stromingen in de desbetreffende provincie. De bevoegde provinciale bestuursorganen hebben bij de aanwijzing een adviesrecht. De aanwijzing geldt voor een periode van vijf jaar.

Met het voorliggende voorstel vervallen al deze voorschriften. De Mw kent niet langer regionale publieke media-instellingen. De RPO wordt verantwoordelijk voor het verzorgen van de mediadiensten, die de RPO in een verzorgingsgebied laat uitvoeren door een regionale omroep.1 De (nieuwe) definitiebepaling van regionale omroep voegt niets toe, maar verwijst naar deze bepaling.

2. Model van centralisatie

In het huidige stelsel zijn regionale publieke media-instellingen aangewezen voor de invulling van de regionale media-taken binnen hun regio. Zij doen dat elk op hun eigen wijze. De recent opgerichte RPO heeft daarbij tot nu toe een ondersteunende en coördinerende taak, in het bijzonder het bevorderen van samenwerking en coördinatie, het behartigen van zaken die van gemeenschappelijk belang zijn, het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten, het bevorderen van een doelmatige inzet van gelden en het inrichten, in stand houden, beheren en exploiteren van organen, diensten en faciliteiten, waaronder studio’s en distributie-infrastructuren.2

Het voorstel bevat de keuze voor de RPO als enige concessiehouder en publieke media-instelling voor de regionale publieke omroepfunctie. De toelichting vermeldt dat deze keuze de slagvaardigheid, effectiviteit en het innovatief vermogen van de regionale publieke omroep versterkt. De Afdeling vraagt aandacht voor het volgende.

Voor het verbeteren van de doelmatigheid en slagvaardigheid van de regionale omroep zijn verschillende modellen denkbaar. In het oorspronkelijk door de regionale publieke media-instellingen, verenigd in de Stichting ROOS, gezamenlijk gedane voorstel om tot verdere efficiëntieslagen te komen, was sprake van één concessieverlening aan de gezamenlijke regionale publieke media-instellingen. In dit voorstel behielden de regionale omroepen hun wettelijke status van publieke media-instellingen, waarmee de garanties die de Mw kent voor hun onafhankelijkheid van toepassing blijven.

In het model dat in het voorliggend voorstel is opgenomen wordt niet alleen de concessie gecentraliseerd, maar wordt de RPO ook de enige publieke media-instelling. Daarmee verliezen de regionale omroepen hun wettelijke verankering in de Mw, omdat zij niet langer publieke media-instellingen zijn. Hierdoor moet de onafhankelijkheid en verscheidenheid van de regionale omroepen op andere wijze worden verzekerd.

Het voorstel beoogt weliswaar te voorzien in redactionele onafhankelijkheid voor regionale omroepen door middel van een redactiestatuut,3 maar voorziet niet in waarborgen van die onafhankelijkheid. Dit gemis klemt temeer nu het voorstel een aantal vragen oproept wat betreft het beoogde onafhankelijk opereren van de regionale omroepen. De Afdeling wijst in dit verband op de volgende onderdelen van het voorstel.

De RPO stelt de kaders vast waarbinnen de regionale omroepen moeten opereren. Het gaat hierbij onder meer om de beleidsstrategie die door de RPO wordt vastgesteld en het programmabeleid dat door de beleidsadviescommissies wordt bepaald. Daarnaast bepaalt de RPO de verdeling van de financiële middelen. Deze kaders hebben hun weerslag op het onafhankelijk opereren van de regionale omroepen. Deze zijn immers slechts onafhankelijk voor zover zij zich houden aan de beleidsmatige en financiële keuzes.

Voorts wijst de Afdeling op de onduidelijke positie van de RPO ten opzichte van de (hoofd)redacteuren van de regionale omroepen. Zo vermeldt de toelichting dat de wijze van benoeming en ontslag van de (hoofd)redacteuren op geen enkele manier tot inhoudelijke bestuurlijke beïnvloeding mag leiden, en ook dat betrokkenheid van het RPO-bestuur bij de benoeming op zich niet in de weg hoeft te staan aan het onafhankelijk functioneren als de positie en verantwoordelijkheden van de (hoofd)redacteur zijn vastgelegd in statuten, reglementen, overeenkomsten en redactiestatuut.4 Betrokkenheid van de RPO bij de benoeming van (hoofd)redacteuren van regionale omroepen de overigens beleidsmatige en financiële afhankelijkheid van regionale omroepen van de RPO leiden ertoe dat in dergelijke verhoudingen voorshands onvoldoende is verzekerd dat regionale omroepen voldoende in staat zullen zijn om binnen de eigen regio tot een binnen die specifieke regio passende uitvoering van de media opdracht te komen.

In het voorstel worden aan de regionale omroepen zelf geen voorwaarden meer gesteld. Zo vervalt de huidige eis, dat de rechtspersoon zich volgens de statuten uitsluitend of hoofdzakelijk ten doel stelt het op regionaal niveau uitvoeren van de publieke media-opdracht. Hiermee worden in het stelsel van de Mw publieke (regionale) media-instellingen onderscheiden van commerciële media-instellingen. Ziet de Afdeling het goed, dan vervalt in het voorstel dat onderscheid voor regionale omroepen zodat ook commerciële omroepinstellingen kunnen optreden als regionale omroep. Het is de Afdeling opgevallen dat de toelichting niet uitdrukkelijk ingaat op de gevolgen hiervan.

De Afdeling wijst er voorts op dat het voorstel wel regelt dat de huidige regionale media-instellingen voor de periode van het eerste concessiebeleidsplan RPO aangewezen zijn als regionale omroepen, maar dat het voorstel niets regelt voor de situatie daarna. De toelichting vermeldt hierover dat na deze overgangsperiode de organisatie van de omroepen anders georganiseerd kan worden, intern binnen de stichting RPO of via andere rechtspersonen of samenwerkingsverbanden.5 In het bijzonder in de situatie dat gekozen wordt voor onderbrenging van een of meer regionale omroepen intern binnen de RPO zelf, rijst de vraag op welke wijze de onafhankelijkheid en verscheidenheid van de regionale omroepen, die in de toelichting meermalen wordt benadrukt, dan wordt gegarandeerd.6

Het voorgaande betekent dat het voorgestelde model een aantal nadelen kent, die niet optreden in het model van de Stichting ROOS omdat daarin de aanwijzing als publieke media-instelling van de regionale omroepen in stand blijft. Dit voorstel is evenwel afgewezen omdat dit een stapeling van toezicht en een complexe structuur met zich zou brengen.7 Het valt op dat de toelichting dit argument niet expliciteert of concretiseert, zodat niet duidelijk is op welke punten deze stapeling en complexe structuur zich zou gaan voordoen. Daarnaast gaat de toelichting niet in op de vraag waarom bezwaren als deze niet opgaan voor de voorgestelde centralisatie bij de RPO.

Gelet op de hierboven weergegeven problemen die door de keuze van centralisatie bij de RPO worden opgeroepen, acht de Afdeling het noodzakelijk dat de voordelen van het voorgestelde model van centralisatie van de regionale mediataak bij de RPO worden afgewogen tegen de nadelen daarvan. De Afdeling adviseert in om het licht daarvan dragend te motiveren waarom dit model desondanks de voorkeur verdient boven het door de Stichting ROOS voorgestelde model.

Hierbij dient ook aandacht te worden besteed aan de wijze waarop binnen de voorgestelde centralisatie bij de RPO de mediaopdracht door de regionale omroepen kan worden ingevuld op een dusdanige wijze dat het aanbod op het terrein van informatie, cultuur en educatie aansluit bij de directe leefomgeving van de mensen in de regio, een belang waar de toelichting op wijst. De verantwoordelijkheid voor dat media-aanbod ligt in het voorstel immers niet meer bij de regionale omroepen maar bij een centrale instantie, de RPO. Ten slotte dient te worden verduidelijkt hoe het voorstel bijdraagt aan een regionale omroep die een functie heeft voor een goed en democratisch functioneren van het overheidsbestuur op gemeentelijk en provinciaal niveau.8

Gelet op het vorenstaande adviseert de Afdeling in de toelichting de keuze voor het voorgestelde model van centralisatie dragend te motiveren en zo nodig het voorstel aan te passen.

3. Europees recht

Indien de RPO er in het voorstel voor kiest niet zelf te voorzien in een regionale omroep, zal deze ‘ingekocht’ moeten worden bij derden, die alsdan optreden als regionale omroep. Volgens de toelichting is de Aanbestedingswet niet van toepassing op deze inkoop.9 Hierbij wordt verwezen naar artikel 2a.16 van de Aanbestedingswet 2012, zoals dat komt te luiden ingevolge het wetsvoorstel tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 in verband met de implementatie van aanbestedingsrichtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU.10 Het niet van toepassing zijn van de aanbestedingsverplichtingen neemt evenwel niet weg, dat sprake is van een open stelsel waarin verschillende gegadigden in aanmerking kunnen komen voor uitvoering van deze taak. In verband daarmee is het van belang dat wordt voorzien in een transparante en non-discriminatoire procedure voor de toedeling van deze opdrachten.11

Daarnaast verzorgt de RPO shared services ten behoeve van de regionale omroepen, zoals techniek, innovatie, personeel, organisatie, finance en control, sales en marketing. De regionale omroepen moeten deze diensten van de RPO afnemen. De toelichting gaat niet in op de vraag of hierbij bijvoorbeeld met betrekking tot sales en marketing, sprake zal zijn van onderling afgestemd gedrag en onderling afgestemde prijzen. Daar komt bij dat de Ster op grond van artikel 2.91 Mw op verzoek van de RPO reclames verzorgt voor de regionale uitzendingen. Nu regionale omroepen in de toekomst ook commerciële partijen kunnen zijn (zie punt 2) dient te worden bezien of het voorgestelde stelsel niet op gespannen voet staat met het mededingingsrecht.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader aandacht te besteden aan het voorgaande.

4. Bijzondere bepaling voor Fryslân

Mede naar aanleiding van een aantal moties is in het voorstel voorzien in een zwaardere regeling ten aanzien van de provincie Fryslân.12 De Afdeling begrijpt de overwegingen die leiden tot deze aanpak, die in belangrijke mate is gelegen in de aparte positie van de Friese taal en enkele internationale verplichtingen dienaangaande.13 De onderliggende thematiek, namelijk het zeker stellen dat het regionale publieke media-aanbod recht doet aan de regionale wensen en eigenheden, ligt volgens de Afdeling voor de andere regio’s echter niet anders.

Deze zwaardere regeling doet bovendien niet af aan hetgeen hiervoor onder a is opgemerkt, nu deze niet ziet op de uitvoering van de regionale media-opdracht door regionale omroepen.

Voorts merkt de Afdeling op dat uit het voorstel niet duidelijk wordt hoe de verhouding is tussen de rol van de beleidscommissie14 en die van de mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit, beschreven in artikel 2.60m Mw.

De Afdeling adviseert nader aandacht te besteden aan het vorenstaande en zo nodig het voorstel aan te passen.

5. Kaderwet zbo’s

De stichting RPO is een zelfstandig bestuursorgaan (zbo). In de huidige wet wordt de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet) niet van toepassing verklaard op de RPO.15 Hoewel de positie van de RPO met het voorstel verandert, blijft deze een zbo; er is immers sprake van een stichting die in het kader van een bij wet opgedragen taak besluiten neemt. In het voorstel is de bepaling over het niet van toepassing zijn van de Kaderwet echter niet opgenomen, noch wordt hierop ingegaan in de toelichting. Gelet op de onafhankelijke positie die de RPO moet hebben ten opzichte van de overheid bij het uitvoeren van haar mediataak, mede in het licht van artikel 7 van de Grondwet, ligt het in de rede om de Kaderwet ook niet van toepassing te verklaren op de RPO in de nieuwe constellatie.

De Afdeling adviseert om het voorstel in het licht van het voorgaande aan te passen.

6. Onverenigbaarheden

Ingevolge het gewijzigde artikel 2.60d Mw en artikel 2.60g Mw kunnen in verband met de beoogde redactionele onafhankelijkheid bij de verzorging van regionale mediadiensten leden van de raad van toezicht (en de raad van bestuur) van de RPO niet tevens werkzaamheden verrichten voor een regionale omroep. De toelichting bij artikel 2.60g Mw vermeldt dat – in lijn met een eerder gedane toezegging dienaangaande -16 een bestuurder van een rechtspersoon waar de regionale omroep onderdeel van is, wel benoemd kan worden als lid van het bestuur van de RPO.

De Afdeling merkt op, dat het gestelde in de toelichting slechts juist is voor zover zich de situatie voordoet dat de desbetreffende persoon weliswaar bestuurder is van zo’n rechtspersoon waar de regionale omroep deel van uitmaakt, maar deze persoon geen werkzaamheden verricht voor de regionale omroep. Daarbij is het de Afdeling niet duidelijk aan de hand van welke criteria beoordeeld wordt of een dergelijke bestuurder van een regionale omroep wel of niet werkzaamheden voor die regionale omroep verricht.

De Afdeling adviseert het voorstel en de toelichting op dit punt te verduidelijken.

7. Samenloop

Het voorstel wijzigt de Mediawet 2008 zoals deze komt te luiden indien het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst in werking is getreden.17 Dit blijkt echter niet uit het voorstel noch uit de toelichting. De Afdeling wijst erop dat dat andere voorstel pas onlangs bij de Tweede Kamer is ingediend en niet alleen ziet op de regionale, maar ook op de landelijk publieke mediadiensten. Bovendien is de aanleiding voor dat voorstel een uitgebreide discussie in de Eerste Kamer geweest. Het is daarom niet op voorhand uit te sluiten dat het voorliggende voorstel eerder zal worden aangenomen dan dat voorstel. Om die reden kan het wenselijk zijn om het voorstel te baseren op de geldende tekst van de wet en een samenloopbepaling op te nemen met het wetsvoorstel 34 459.

De Afdeling adviseert de samenloop tussen de voorstellen te verduidelijken en te bezien of het opnemen van een samenloopbepaling wenselijk is.

8. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

Nadat de Afdeling advisering van de Raad van State bovenstaand advies heeft uitgebracht, heeft de toenmalige Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap per brief aan de Tweede Kamer laten weten het aan de Afdeling advisering voorgelegde wetsvoorstel voorlopig niet in te dienen, omdat er onvoldoende draagvlak was voor het wetsvoorstel bij de regionale omroepen.18 Die stand van zaken is sinds het versturen van de hiervoor genoemde brief niet veranderd.

De ontwikkelingen ten aanzien van de regionale omroepen hebben sindsdien echter niet stilgestaan. Het beleid richt zich inmiddels alweer enige jaren op het bevorderen van samenwerking om de samenhang tussen de regionale omroepen onderling en tussen de drie lagen van het publieke omroepbestel te verbeteren. Die samenwerking kan leiden tot een versterking van de kwaliteit, kostenbesparingen en het vergroten van het bereik. Bovenstaande heeft ertoe geleid dat het wetsvoorstel niet langer actueel is.19

Daartoe gemachtigd door de ministerraad moge ik U verzoeken goed te vinden dat het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State buiten verdere behandeling wordt gelaten en dat het onderhavige nader rapport tezamen met het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het voorstel van wet en de daarbij behorende memorie van toelichting zoals deze aan de Afdeling advisering van de Raad van State zijn voorgelegd, openbaar wordt gemaakt.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob.

Advies Raad van State

No. W05.16.0115/I

’s-Gravenhage, 15 juni 2016

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 4 mei 2016, no.2016000792, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met de modernisering van de regionale publieke omroep, met memorie van toelichting.

Het voorstel vormt het voorlopige sluitstuk van drie voorstellen die erop zijn gericht te komen tot modernisering van de regionale publieke omroep.

De eerste stap betrof de inmiddels doorgevoerde overheveling van de financiële verantwoordelijkheid voor de regionale publieke omroep van de provincies naar het Rijk per 2014, met daarbij een budgettaire korting van € 17 miljoen. De tweede stap betrof het aanwijzen van één organisatie voor de coördinatie en samenwerking, de Stichting Regionale Publieke Omroep (de RPO). Dit is gebeurd bij de wet van 16 maart 2016.1 De derde, thans voorliggende stap betreft in de kern de aanwijzing van de RPO als eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar acht nadere motivering van het voorstel en aanpassing op onderdelen aangewezen. De Afdeling adviseert de keuze voor het voorgestelde model van centralisatie dragend te motiveren en zo nodig het voorstel aan te passen. Daarnaast dienen de Europeesrechtelijke gevolgen van deze keuze te worden toegelicht.

1. Inhoud wetsvoorstel

In het voorstel wordt geregeld dat de concessiehouder voor de regionale publieke media-opdracht voortaan de RPO is. De rol van de RPO verandert daarmee van die van een samenwerkings- en coördinatieorgaan, naar die van de instantie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de regionale publieke media-opdracht. De RPO wordt daarmee een media-instelling.

Tegelijkertijd regelt het voorstel dat de RPO de regionale publieke media-opdracht niet zelf uitvoert, maar laat uitvoeren door redactioneel onafhankelijke regionale omroepen. In het huidige bestel is de positie van de regionale publieke media-instellingen vastgelegd in paragraaf 2.3.1 Mediawet (Mw). Daarin is onder andere geregeld dat regionale publieke media-instellingen worden aangewezen door het commissariaat voor de Media en moeten voldoen aan een aantal eisen, zoals het zijn van een (Nederlandse) rechtspersoon die zich volgens de statuten uitsluitend of hoofdzakelijk ten doel stelt het op regionaal niveau uitvoeren van de publieke media-opdracht en een orgaan heeft dat representatief is voor de belangrijkste stromingen in de desbetreffende provincie. De bevoegde provinciale bestuursorganen hebben bij de aanwijzing een adviesrecht. De aanwijzing geldt voor een periode van vijf jaar.

Met het voorliggende voorstel vervallen al deze voorschriften. De Mw kent niet langer regionale publieke media-instellingen. De RPO wordt verantwoordelijk voor het verzorgen van de mediadiensten, die de RPO in een verzorgingsgebied laat uitvoeren door een regionale omroep.2 De (nieuwe) definitiebepaling van regionale omroep voegt niets toe, maar verwijst naar deze bepaling.

2. Model van centralisatie

In het huidige stelsel zijn regionale publieke media-instellingen aangewezen voor de invulling van de regionale media-taken binnen hun regio. Zij doen dat elk op hun eigen wijze. De recent opgerichte RPO heeft daarbij tot nu toe een ondersteunende en coördinerende taak, in het bijzonder het bevorderen van samenwerking en coördinatie, het behartigen van zaken die van gemeenschappelijk belang zijn, het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten, het bevorderen van een doelmatige inzet van gelden en het inrichten, in stand houden, beheren en exploiteren van organen, diensten en faciliteiten, waaronder studio’s en distributie-infrastructuren.3

Het voorstel bevat de keuze voor de RPO als enige concessiehouder en publieke media-instelling voor de regionale publieke omroepfunctie. De toelichting vermeldt dat deze keuze de slagvaardigheid, effectiviteit en het innovatief vermogen van de regionale publieke omroep versterkt. De Afdeling vraagt aandacht voor het volgende.

Voor het verbeteren van de doelmatigheid en slagvaardigheid van de regionale omroep zijn verschillende modellen denkbaar. In het oorspronkelijk door de regionale publieke media-instellingen, verenigd in de Stichting ROOS, gezamenlijk gedane voorstel om tot verdere efficiëntieslagen te komen, was sprake van één concessieverlening aan de gezamenlijke regionale publieke media-instellingen. In dit voorstel behielden de regionale omroepen hun wettelijke status van publieke media-instellingen, waarmee de garanties die de Mw kent voor hun onafhankelijkheid van toepassing blijven.

In het model dat in het voorliggend voorstel is opgenomen wordt niet alleen de concessie gecentraliseerd, maar wordt de RPO ook de enige publieke media-instelling. Daarmee verliezen de regionale omroepen hun wettelijke verankering in de Mw, omdat zij niet langer publieke media-instellingen zijn. Hierdoor moet de onafhankelijkheid en verscheidenheid van de regionale omroepen op andere wijze worden verzekerd.

Het voorstel beoogt weliswaar te voorzien in redactionele onafhankelijkheid voor regionale omroepen door middel van een redactiestatuut,4 maar voorziet niet in waarborgen van die onafhankelijkheid. Dit gemis klemt temeer nu het voorstel een aantal vragen oproept wat betreft het beoogde onafhankelijk opereren van de regionale omroepen. De Afdeling wijst in dit verband op de volgende onderdelen van het voorstel.

De RPO stelt de kaders vast waarbinnen de regionale omroepen moeten opereren. Het gaat hierbij onder meer om de beleidsstrategie die door de RPO wordt vastgesteld en het programmabeleid dat door de beleidsadviescommissies wordt bepaald. Daarnaast bepaalt de RPO de verdeling van de financiële middelen. Deze kaders hebben hun weerslag op het onafhankelijk opereren van de regionale omroepen. Deze zijn immers slechts onafhankelijk voor zover zij zich houden aan de beleidsmatige en financiële keuzes.

Voorts wijst de Afdeling op de onduidelijke positie van de RPO ten opzichte van de (hoofd)redacteuren van de regionale omroepen. Zo vermeldt de toelichting dat de wijze van benoeming en ontslag van de (hoofd)redacteuren op geen enkele manier tot inhoudelijke bestuurlijke beïnvloeding mag leiden, en ook dat betrokkenheid van het RPO-bestuur bij de benoeming op zich niet in de weg hoeft te staan aan het onafhankelijk functioneren als de positie en verantwoordelijkheden van de (hoofd)redacteur zijn vastgelegd in statuten, reglementen, overeenkomsten en redactiestatuut.5 Betrokkenheid van de RPO bij de benoeming van (hoofd)redacteuren van regionale omroepen de overigens beleidsmatige en financiële afhankelijkheid van regionale omroepen van de RPO leiden ertoe dat in dergelijke verhoudingen voorshands onvoldoende is verzekerd dat regionale omroepen voldoende in staat zullen zijn om binnen de eigen regio tot een binnen die specifieke regio passende uitvoering van de media opdracht te komen.

In het voorstel worden aan de regionale omroepen zelf geen voorwaarden meer gesteld. Zo vervalt de huidige eis, dat de rechtspersoon zich volgens de statuten uitsluitend of hoofdzakelijk ten doel stelt het op regionaal niveau uitvoeren van de publieke media-opdracht. Hiermee worden in het stelsel van de Mw publieke (regionale) media-instellingen onderscheiden van commerciële media-instellingen. Ziet de Afdeling het goed, dan vervalt in het voorstel dat onderscheid voor regionale omroepen zodat ook commerciële omroepinstellingen kunnen optreden als regionale omroep. Het is de Afdeling opgevallen dat de toelichting niet uitdrukkelijk ingaat op de gevolgen hiervan.

De Afdeling wijst er voorts op dat het voorstel wel regelt dat de huidige regionale media-instellingen voor de periode van het eerste concessiebeleidsplan RPO aangewezen zijn als regionale omroepen, maar dat het voorstel niets regelt voor de situatie daarna. De toelichting vermeldt hierover dat na deze overgangsperiode de organisatie van de omroepen anders georganiseerd kan worden, intern binnen de stichting RPO of via andere rechtspersonen of samenwerkingsverbanden.6 In het bijzonder in de situatie dat gekozen wordt voor onderbrenging van een of meer regionale omroepen intern binnen de RPO zelf, rijst de vraag op welke wijze de onafhankelijkheid en verscheidenheid van de regionale omroepen, die in de toelichting meermalen wordt benadrukt, dan wordt gegarandeerd.7

Het voorgaande betekent dat het voorgestelde model een aantal nadelen kent, die niet optreden in het model van de Stichting ROOS omdat daarin de aanwijzing als publieke media-instelling van de regionale omroepen in stand blijft. Dit voorstel is evenwel afgewezen omdat dit een stapeling van toezicht en een complexe structuur met zich zou brengen.8 Het valt op dat de toelichting dit argument niet expliciteert of concretiseert, zodat niet duidelijk is op welke punten deze stapeling en complexe structuur zich zou gaan voordoen. Daarnaast gaat de toelichting niet in op de vraag waarom bezwaren als deze niet opgaan voor de voorgestelde centralisatie bij de RPO.

Gelet op de hierboven weergegeven problemen die door de keuze van centralisatie bij de RPO worden opgeroepen, acht de Afdeling het noodzakelijk dat de voordelen van het voorgestelde model van centralisatie van de regionale mediataak bij de RPO worden afgewogen tegen de nadelen daarvan. De Afdeling adviseert in om het licht daarvan dragend te motiveren waarom dit model desondanks de voorkeur verdient boven het door de Stichting ROOS voorgestelde model.

Hierbij dient ook aandacht te worden besteed aan de wijze waarop binnen de voorgestelde centralisatie bij de RPO de mediaopdracht door de regionale omroepen kan worden ingevuld op een dusdanige wijze dat het aanbod op het terrein van informatie, cultuur en educatie aansluit bij de directe leefomgeving van de mensen in de regio, een belang waar de toelichting op wijst. De verantwoordelijkheid voor dat media-aanbod ligt in het voorstel immers niet meer bij de regionale omroepen maar bij een centrale instantie, de RPO. Ten slotte dient te worden verduidelijkt hoe het voorstel bijdraagt aan een regionale omroep die een functie heeft voor een goed en democratisch functioneren van het overheidsbestuur op gemeentelijk en provinciaal niveau.9

Gelet op het vorenstaande adviseert de Afdeling in de toelichting de keuze voor het voorgestelde model van centralisatie dragend te motiveren en zo nodig het voorstel aan te passen.

3. Europees recht

Indien de RPO er in het voorstel voor kiest niet zelf te voorzien in een regionale omroep, zal deze ‘ingekocht’ moeten worden bij derden, die alsdan optreden als regionale omroep. Volgens de toelichting is de Aanbestedingswet niet van toepassing op deze inkoop.10 Hierbij wordt verwezen naar artikel 2a.16 van de Aanbestedingswet 2012, zoals dat komt te luiden ingevolge het wetsvoorstel tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 in verband met de implementatie van aanbestedingsrichtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU.11 Het niet van toepassing zijn van de aanbestedingsverplichtingen neemt evenwel niet weg, dat sprake is van een open stelsel waarin verschillende gegadigden in aanmerking kunnen komen voor uitvoering van deze taak. In verband daarmee is het van belang dat wordt voorzien in een transparante en non-discriminatoire procedure voor de toedeling van deze opdrachten.12

Daarnaast verzorgt de RPO shared services ten behoeve van de regionale omroepen, zoals techniek, innovatie, personeel, organisatie, finance en control, sales en marketing. De regionale omroepen moeten deze diensten van de RPO afnemen. De toelichting gaat niet in op de vraag of hierbij bijvoorbeeld met betrekking tot sales en marketing, sprake zal zijn van onderling afgestemd gedrag en onderling afgestemde prijzen. Daar komt bij dat de Ster op grond van artikel 2.91 Mw op verzoek van de RPO reclames verzorgt voor de regionale uitzendingen. Nu regionale omroepen in de toekomst ook commerciële partijen kunnen zijn (zie punt 2) dient te worden bezien of het voorgestelde stelsel niet op gespannen voet staat met het mededingingsrecht.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader aandacht te besteden aan het voorgaande.

4. Bijzondere bepaling voor Fryslân

Mede naar aanleiding van een aantal moties is in het voorstel voorzien in een zwaardere regeling ten aanzien van de provincie Fryslân.13 De Afdeling begrijpt de overwegingen die leiden tot deze aanpak, die in belangrijke mate is gelegen in de aparte positie van de Friese taal en enkele internationale verplichtingen dienaangaande.14 De onderliggende thematiek, namelijk het zeker stellen dat het regionale publieke media-aanbod recht doet aan de regionale wensen en eigenheden, ligt volgens de Afdeling voor de andere regio’s echter niet anders.

Deze zwaardere regeling doet bovendien niet af aan hetgeen hiervoor onder a is opgemerkt, nu deze niet ziet op de uitvoering van de regionale media-opdracht door regionale omroepen.

Voorts merkt de Afdeling op dat uit het voorstel niet duidelijk wordt hoe de verhouding is tussen de rol van de beleidscommissie15 en die van de mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit, beschreven in artikel 2.60m Mw.

De Afdeling adviseert nader aandacht te besteden aan het vorenstaande en zo nodig het voorstel aan te passen.

5. Kaderwet zbo’s

De stichting RPO is een zelfstandig bestuursorgaan (zbo). In de huidige wet wordt de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet) niet van toepassing verklaard op de RPO.16 Hoewel de positie van de RPO met het voorstel verandert, blijft deze een zbo; er is immers sprake van een stichting die in het kader van een bij wet opgedragen taak besluiten neemt. In het voorstel is de bepaling over het niet van toepassing zijn van de Kaderwet echter niet opgenomen, noch wordt hierop ingegaan in de toelichting. Gelet op de onafhankelijke positie die de RPO moet hebben ten opzichte van de overheid bij het uitvoeren van haar mediataak, mede in het licht van artikel 7 van de Grondwet, ligt het in de rede om de Kaderwet ook niet van toepassing te verklaren op de RPO in de nieuwe constellatie.

De Afdeling adviseert om het voorstel in het licht van het voorgaande aan te passen.

6. Onverenigbaarheden

Ingevolge het gewijzigde artikel 2.60d Mw en artikel 2.60g Mw kunnen in verband met de beoogde redactionele onafhankelijkheid bij de verzorging van regionale mediadiensten leden van de raad van toezicht (en de raad van bestuur) van de RPO niet tevens werkzaamheden verrichten voor een regionale omroep. De toelichting bij artikel 2.60g Mw vermeldt dat – in lijn met een eerder gedane toezegging dienaangaande –17 een bestuurder van een rechtspersoon waar de regionale omroep onderdeel van is, wel benoemd kan worden als lid van het bestuur van de RPO.

De Afdeling merkt op, dat het gestelde in de toelichting slechts juist is voor zover zich de situatie voordoet dat de desbetreffende persoon weliswaar bestuurder is van zo’n rechtspersoon waar de regionale omroep deel van uitmaakt, maar deze persoon geen werkzaamheden verricht voor de regionale omroep. Daarbij is het de Afdeling niet duidelijk aan de hand van welke criteria beoordeeld wordt of een dergelijke bestuurder van een regionale omroep wel of niet werkzaamheden voor die regionale omroep verricht.

De Afdeling adviseert het voorstel en de toelichting op dit punt te verduidelijken.

7. Samenloop

Het voorstel wijzigt de Mediawet 2008 zoals deze komt te luiden indien het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst in werking is getreden.18 Dit blijkt echter niet uit het voorstel noch uit de toelichting. De Afdeling wijst erop dat dat andere voorstel pas onlangs bij de Tweede Kamer is ingediend en niet alleen ziet op de regionale, maar ook op de landelijk publieke mediadiensten. Bovendien is de aanleiding voor dat voorstel een uitgebreide discussie in de Eerste Kamer geweest. Het is daarom niet op voorhand uit te sluiten dat het voorliggende voorstel eerder zal worden aangenomen dan dat voorstel. Om die reden kan het wenselijk zijn om het voorstel te baseren op de geldende tekst van de wet en een samenloopbepaling op te nemen met het wetsvoorstel 34 459.

De Afdeling adviseert de samenloop tussen de voorstellen te verduidelijken en te bezien of het opnemen van een samenloopbepaling wenselijk is.

8. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend vice-president van de Raad van State, S.F.M. Wortmann.

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W05.16.0115/I

  • In artikel 2.60a, derde lid, ‘een’ vervangen door: één.

  • In artikel 2.60k, tweede lid, na ‘raad van toezicht’ toevoegen: van de RPO.

  • Artikel 2.60m, derde lid, als volgt redigeren: De mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit heeft instemmingsrecht op de benoeming van het hoofd van de regionale omroep voor het verzorgingsgebied dat gelijk is aan het grondgebied van de provincie Fryslân.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met de modernisering van de regionale publieke omroep

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau verder te versterken en efficiënter te organiseren en dat het daarvoor nodig is de RPO te belasten met de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau waarbij de onafhankelijkheid van de journalistieke en redactionele werkzaamheden is gewaarborgd alsmede een volwaardig media-aanbod in de Friese taal, en hierbij voor de eerste concessietermijn een overgangsregeling te treffen om de continuïteit van de verzorging van het media-aanbod in de regio te garanderen, en dat het daarvoor nodig is onder meer de Mediawet 2008 te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mediawet 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van concessiebeleidsplan RPO wordt ‘artikel 2.60l’ vervangen door: artikel 2.60q.

2. Het begrip en de begripsomschrijving van regionale publieke media-instelling wordt vervangen door:

regionale omroep:

eenheid die op grond van artikel 2.60n de verzorging van het media-aanbod uitvoert in een verzorgingsgebied van de RPO;

B

Artikel 2.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel e, wordt ‘de regionale en lokale publieke media-instellingen’ vervangen door: de RPO, de lokale publieke media-instellingen.

2. In het vierde lid wordt ‘de betrokken regionale en lokale publieke media-instellingen’ vervangen door: de RPO en de betrokken lokale publieke media-instellingen.

C

Artikel 2.60a komt te luiden:

Artikel 2.60a
  • 1. De RPO is belast met de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau, waarbij zij de verzorging van de mediadiensten laat uitvoeren door redactioneel onafhankelijke regionale omroepen.

  • 2. Voor de verzorging van de mediadiensten stelt de RPO regionale verzorgingsgebieden vast die recht doen aan de verscheidenheid in regionale cultuur en identiteit en waarbij per provincie tenminste één verzorgingsgebied wordt vastgesteld.

  • 3. Voor een volwaardig media-aanbod in de Friese taal zorgt de RPO dat een verzorgingsgebied samenvalt met het grondgebied van de provincie Fryslân.

  • 4. Wijziging van de verzorgingsgebieden vindt alleen plaats na overleg met de gedeputeerde staten van de provincie of provincies waarbinnen de verzorgingsgebieden zich bevinden en de regionale omroepen die de verzorging van de mediadiensten in de betrokken verzorgingsgebieden uitvoeren.

  • 5. De RPO bevordert de samenwerking en coördinatie tussen de regionale omroepen met het oog op de uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau.

  • 6. De RPO behartigt zaken die van gemeenschappelijk belang zijn voor de regionale publieke mediadienst en de regionale omroepen.

  • 7. De RPO sluit samen met de NPO collectieve arbeidsovereenkomsten en stelt normen vast voor de honorering van freelancers.

  • 8. De RPO zorgt voor de verzorging van de mediadiensten voor het inrichten, in stand houden, beheren en exploiteren van de benodigde diensten en faciliteiten, waaronder studio’s en distributie-infrastructuren.

D

In artikel 2.60b wordt ‘en een bestuur’ vervangen door: , een bestuur en een mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit.

E

Artikel 2.60c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘de gezamenlijke ondernemingsraden van de regionale publieke media-instellingen’ vervangen door: de ondernemingsraad van de RPO.

2. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. De ondernemingsraad van de RPO kan in overeenstemming met de gezamenlijke redactieraden van de regionale omroepen voor de benoeming van een van de andere leden personen aanbevelen aan de benoemingsadviescommissie.

F

Artikel 2.60d, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘een publieke media-instelling’ vervangen door: de NPO of een landelijke of lokale publieke media-instelling;

2. De onderdelen d tot en met f worden geletterd e tot en met g en er wordt een onderdeel ingevoegd dat luidt:

  • d. het verrichten van werkzaamheden voor een regionale omroep of het lidmaatschap van een beleidscommissie als bedoeld in artikel 2.60o;.

G

Artikel 2.60e, derde lid, vervalt en het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

H

Onder vernummering van het tweede tot derde lid wordt na het eerste lid van artikel 2.60f een lid ingevoegd dat luidt:

  • 2. Een van de overige leden van het bestuur heeft in diens portefeuille Friese taal, cultuur en identiteit.

I

Artikel 2.60g wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘c tot en met f’ vervangen door: b tot en met g.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.

J

Artikel 2.60h komt te luiden:

Artikel 2.60h
  • 1. Het bestuur van de RPO bestuurt de RPO.

  • 2. Het bestuur is belast met de dagelijkse leiding en het financiële beheer van de RPO.

  • 3. Het bestuur is verder belast met:

    • a. het vaststellen van het concessiebeleidsplan RPO;

    • b. het aangaan van de prestatieovereenkomst, bedoeld in artikel 2.60s;

    • c. het vaststellen van de begroting, bedoeld in artikel 2.169a; en

    • d. het vaststellen van het jaarverslag, bedoeld in artikel 2.17, in samenhang met artikel 2.60j, eerste lid.

  • 4. Het bestuur legt in een bestuursreglement de verdeling van de portefeuilles van de leden vast waaronder de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de mediadiensten door één of meer regionale omroepen.

K

Artikel 2.60i wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. de besluiten, bedoeld in artikel 2.60h, derde lid;.

2. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt ‘of de regionale publieke media-instellingen’.

3. In het derde lid wordt ‘de regionale publieke media-instellingen’ vervangen door: de regionale omroepen.

L

Onder vernummering van de artikelen 2.60k tot en met 2.60o tot 2.60p tot en met 2.60t worden vijf artikelen ingevoegd, die luiden:

Artikel 2.60k
  • 1. De mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit bestaat uit drie leden.

  • 2. De leden worden benoemd, geschorst en ontslagen door de raad van toezicht.

  • 3. De beleidscommissie voor het verzorgingsgebied dat gelijk is aan het grondgebied van de provincie Fryslân, het bestuur van de RPO en gedeputeerde staten van de provincie Fryslân dragen elk een persoon voor benoeming voor op basis van deskundigheid op het gebied van de Friese taal, cultuur en identiteit.

  • 4. De leden benoemen uit hun midden een lid als voorzitter.

  • 5. Benoeming geschiedt voor vijf jaar en herbenoeming voor een aansluitende periode is eenmaal mogelijk.

Artikel 2.60l
  • 1. Het lidmaatschap van de mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit is onverenigbaar met:

    • a. het lidmaatschap van het bestuur of de raad van toezicht van de RPO;

    • b. het lidmaatschap van een orgaan of een dienstbetrekking bij de NPO of een lokale publieke media-instelling;

    • c. het lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij een commerciële media-instelling;

    • d. het verrichten van werkzaamheden voor een regionale omroep of het lidmaatschap van een beleidscommissie als bedoeld in artikel 2.60o;

    • e. het lidmaatschap van een van beide Kamers der Staten-Generaal, een provinciaal bestuur of een gemeentebestuur;

    • f. een dienstbetrekking bij een ministerie of bij een dienst, instelling of bedrijf vallende onder de verantwoordelijkheid van een minister; en

    • g. het hebben van financiële of andere belangen bij bedrijven of instellingen en het vervullen van nevenfuncties waardoor een goede vervulling van de functie of de handhaving van de onafhankelijkheid van het betrokken lid of van het vertrouwen daarin in het geding kan zijn.

  • 2. Schorsing en ontslag zijn mogelijk wegens:

    • a. ongeschiktheid;

    • b. disfunctioneren; en

    • c. onverenigbaarheid als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Ontslag is verder mogelijk op eigen verzoek.

  • 4. De leden van de mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit ontvangen van de RPO een door de raad van toezicht vast te stellen vergoeding.

Artikel 2.60m
  • 1. De mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit heeft tot taak te adviseren over het verzorgen van een volwaardig media-aanbod in de Friese taal bij de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau en beschikt daarbij over de in dit artikel genoemde bevoegdheden.

  • 2. De raad van toezicht van de RPO vraagt de mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit om advies bij de benoeming van het lid van het bestuur met de portefeuille Friese taal, cultuur en identiteit.

  • 3. Het bestuur van de RPO draagt er zorg voor dat de mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit instemmingsrecht heeft op de benoeming van het hoofd van de regionale omroep voor het verzorgingsgebied dat gelijk is aan het grondgebied van de provincie Fryslân.

  • 4. Het bestuur van de RPO vraagt de mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit om advies over het budget voor het verzorgingsgebied dat gelijk is aan de provincie Fryslân dat op grond van artikel 2.170, derde lid, wordt vastgesteld. Het advies is van zwaarwegende aard en ziet op het realiseren van een volwaardig media-aanbod in de Friese taal.

Artikel 2.60n
  • 1. De RPO laat het verzorgen van de mediadiensten in een verzorgingsgebied uitvoeren door een regionale omroep.

  • 2. Een regionale omroep bepaalt vorm en inhoud van het door hem verzorgde media-aanbod voor het desbetreffende verzorgingsgebied, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze wet, waaronder in ieder geval de kaders van het concessiebeleidsplan RPO, de begroting, bedoeld in artikel 2.169a, en de prestatieovereenkomst RPO.

  • 3. Een regionale omroep beschikt over een redactiestatuut als bedoeld in artikel 2.88, tweede en derde lid.

  • 4. De RPO legt de wijze waarop zij zorgt dat regionale omroepen de mediadiensten uitvoeren en hun redactionele onafhankelijkheid, bedoeld in het tweede en derde lid, vast.

Artikel 2.60o
  • 1. De RPO draagt er zorg voor dat een beleidscommissie het beleid voor het media-aanbod in een verzorgingsgebied bepaalt.

  • 2. De beleidscommissie is representatief voor het maatschappelijk achterveld, de geografische spreiding en de doelgroepen van het media-aanbodbeleid in het desbetreffende verzorgingsgebied.

  • 3. De RPO vraagt provinciale staten van de provincie of provincies op het grondgebied waarvan zich een verzorgingsgebied bevindt om advies over de representativiteit van de beleidscommissie voor dat verzorgingsgebied.

M

Artikel 2.60q (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onder d, vervalt aan het slot het woord ‘en’.

2. In het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door ‘; en’ een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

  • f. de indeling in regionale verzorgingsgebieden.

3. In het vierde lid wordt ‘de regionale publieke media-instellingen’ vervangen door: de regionale omroepen.

N

In artikel 2.60r, derde lid, (nieuw) wordt ‘artikel 2.60l, tweede lid, onder b en c,’ vervangen door: artikel 2.60q, tweede lid, onder b en c,.

O

Artikel 2.60t (nieuw) komt te luiden:

Artikel 2.60t
  • 1. De RPO zorgt ervoor dat de regionale omroepen en de beleidscommissies alle informatie verstrekken aan het bestuur, de raad van toezicht en de mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit die zij nodig hebben voor het vervullen van hun taak.

  • 2. Voor zover een regionale omroep onderdeel uitmaakt van een andere rechtspersoon dan de RPO, zorgt de RPO ervoor dat die rechtspersoon:

    • a. de door de RPO ter beschikking gestelde middelen gebruikt voor de uitvoering van de publieke media-opdracht;

    • b. met al zijn activiteiten niet dienstbaar is aan het maken van winst door derden en dat desgevraagd naar genoegen van het Commissariaat aantoont; en

    • c. voor zover van toepassing overeenkomstig titel 2.5 en artikel 2.178, eerste en tweede lid, handelt.

  • 3. De RPO zorgt ervoor dat in het geval het Commissariaat de RPO een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 7.12, derde lid, oplegt of een aanwijzing als bedoeld in artikel 7.16a geeft die geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op handelingen van een regionale omroep die onder een andere rechtspersoon valt, die rechtspersoon maatregelen treft om aan de last onder dwangsom of de aanwijzing te voldoen.

P

Het opschrift van paragraaf 2.3.1a komt te luiden:

Paragraaf 2.3.1a. Aanwijzing van lokale publieke media-instellingen.

Q

Artikel 2.61 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervallen ‘regionaal en’ en ‘regionale respectievelijk’.

2. In het tweede lid, onder b, vervallen ‘regionaal respectievelijk’, ‘een provincie,’ en ‘of een deel van de provincie’.

3. In het tweede lid, onder c, vervalt ‘provincie of’.

4. In het derde lid vervalt ‘provinciale staten hebben dan wel’.

R

Artikel 2.62 vervalt.

S

Artikel 2.64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervallen ‘provincie of’, ‘provinciale staten of’ en ‘provincies of’.

2. In het tweede lid vervallen ‘provinciale staten en’ en ‘provincies of’.

T

In artikel 2.65, tweede lid, vervallen ‘regionale en’ en ‘regionale dan wel’.

U

Artikel 2.66 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Provinciale staten brengen dan wel de’ vervangen door ‘De’ en vervalt ‘regionale of’.

2. In het tweede lid vervalt ‘regionale of’.

V

In artikel 2.67, eerste en tweede lid, vervalt telkens ‘regionale of’.

W

Artikel 2.68 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder a en b, vervalt telkens ‘regionale of’.

2. In het tweede lid vervallen ‘gedeputeerde staten respectievelijk’ en ‘provincie of’ en wordt ‘hun zienswijze’ vervangen door: zijn zienswijze.

X

Artikel 2.70 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘de provincie’ vervangen door: het regionale verzorgingsgebied.

2. In onderdeel b wordt ‘de regionale respectievelijk lokale publieke media-instelling’ vervangen door: de RPO respectievelijk de lokale publieke media-instelling.

Y

Artikel 2.71 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de regionale publieke media-instelling in wier verzorgingsgebied zij werkzaam is’ vervangen door: de RPO.

2. In het derde lid, onder a, wordt ‘de provincie’ vervangen door: het verzorgingsgebied.

3. In het derde lid, onder b, ten tweede, wordt ‘de regionale publieke media-instelling waarmee zij de samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten’ vervangen door: de RPO.

Z

In artikel 2.91, derde lid, wordt ‘regionale’ vervangen door: de RPO.

AA

In artikel 2.92, eerste lid, wordt ‘de regionale’ vervangen door: de RPO.

BB

In artikel 2.135, eerste lid, vervalt ‘, de RPO’.

CC

In artikel 2.141, eerste lid, vervalt ‘, de RPO’.

DD

In artikel 2.142, eerste lid, vervalt ‘, de RPO’.

EE

In artikel 2.142a, eerste lid, wordt ‘de landelijke en regionale publieke media-instellingen’ vervangen door: de landelijke publieke media-instellingen.

FF

In artikel 2.143, eerste lid, vervalt ‘, de RPO’.

GG

In artikel 2.147, tweede lid, onder e, wordt ‘de regionale en lokale publieke media-instellingen’ vervangen door: de RPO en de lokale publieke media-instellingen.

HH

Artikel 2.167 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onder a, komt te luiden:

  • a. de NPO, de landelijke publieke media-instellingen en de RPO; en.

2. In het derde lid wordt ‘de regionale publieke media-instellingen’ vervangen door: de RPO.

II

Artikel 2.168 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘de NPO, de RPO en aan de landelijke en regionale publieke media-instellingen’ vervangen door: de NPO, de landelijke publieke media-instellingen en de RPO.

2. In het derde lid wordt ‘de regionale publieke media-instellingen’ vervangen door: de RPO.

JJ

Artikel 2.169a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onder a, vervalt ‘en de regionale publieke media-instellingen’.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De financiële middelen worden als volgt onderverdeeld:

    • a. de kosten voor de verzorging van het media-aanbod;

    • b. de eigen inkomsten van de RPO en voor zover de regionale omroepen door andere rechtspersonen worden uitgevoerd, de eigen inkomsten van die rechtspersonen, die gebruikt moeten worden voor de verzorging van het media-aanbod; en

    • c. de kosten voor de uitvoering van de overige taken van de RPO.

KK

Artikel 2.170 komt te luiden:

Artikel 2.170
  • 1. Onze Minister stelt jaarlijks vóór 1 december het budget voor de RPO voor het volgende jaar vast voor:

    • a. de verzorging van het media-aanbod voor de verzorgingsgebieden;

    • b. de overige taken van de RPO.

  • 2. Onze Minister stelt het budget door tussenkomst van het Commissariaat ter beschikking van het bestuur van de RPO.

  • 3. De RPO besteedt het budget aan de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau en bepaalt welk deel van het budget voor de regionale omroepen en beleidscommissies ter beschikking wordt gesteld en de onderlinge verdeling per verzorgingsgebied.

  • 4. De RPO legt in een reglement de criteria vast op basis waarvan de budgetten over de verzorgingsgebieden worden verdeeld.

  • 5. De RPO ontvangt voorschotten volgens bij ministeriële regeling te stellen regels.

  • 6. Ingeval de RPO voorschotten gebruikt in strijd met de wet, kan het Commissariaat de bevoorschotting verlagen of beëindigen.

  • 7. Ingeval de RPO haar begroting niet volgens de regels heeft ingediend, stelt Onze Minister het budget vast op tachtig procent van het overeenkomstige budget van het voorafgaande jaar.

LL

Artikel 2.170a vervalt.

MM

Artikel 2.173a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt ‘en de regionale publieke media-instellingen’.

2. In het tweede lid vervalt ‘en de regionale publieke media-instellingen’ en wordt ‘zenden’ vervangen door: zendt.

NN

Artikel 2.175 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De RPO kan gelden voor de verzorging van media-aanbod reserveren.

2. In het tweede lid wordt ‘een regionale publieke media-instelling’ vervangen door: de RPO.

3. Het derde lid vervalt.

OO

Artikel 2.176, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Onze Minister kan op verzoek van de RPO ontheffing verlenen van het eerste lid. Onze Minister kan aan een ontheffing voorschriften verbinden.

PP

In artikel 2.177, eerste lid, wordt ‘artikel 2.175, eerste lid,’ vervangen door ‘artikel 2.175, tweede lid,’ en vervalt ‘of regionale’.

QQ

Artikel 2.178 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt ‘De landelijke en regionale publieke media-instellingen’ telkens vervangen door: De landelijke publieke media-instellingen en de RPO’.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De raad van bestuur bevordert dat de landelijke publieke media-instellingen een eenduidige financiële boekhouding voeren. Het bestuur van de RPO zorgt ervoor dat de RPO een eenduidige financiële boekhouding voert.

RR

Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onder b, wordt ‘de provincie of het deel van de provincie’ vervangen door: het regionale verzorgingsgebied.

2. In het derde lid, onder c, wordt ‘de provincies aangrenzend aan de provincie’ vervangen door: de regionale verzorgingsgebieden aangrenzend aan het regionale verzorgingsgebied.

3. In het vierde lid, onder b, wordt ‘de provincie of het deel van de provincie’ vervangen door: het regionale verzorgingsgebied.

SS

In artikel 7.4, onder c, vervalt ‘de RPO,’.

TT

In artikel 7.11, eerste lid, onder a, wordt ‘2.60o’ vervangen door: 2.60t.

UU

In artikel 7.12, eerste en derde lid, vervalt ‘2.170’.

VV

In artikel 7.16a, eerste lid, wordt ‘een landelijke of regionale publieke media-instelling’ vervangen door: een landelijke publieke media-instelling of de RPO.

WW

In artikel 8.8, tweede lid, wordt ‘Regionale en’ vervangen door: De RPO,.

XX

Artikel 9.14c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 2.60k’ vervangen door ‘artikel 2.60p’ en wordt ‘een periode korter dan’ vervangen door: een periode langer dan.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In geval van toepassing van het eerste lid wordt bij de verlening van de concessie bepaald wat het ritme van het concessiebeleidsplan RPO, bedoeld in artikel 2.60q.

YY

Na artikel 9.14c wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 9.14d
  • 1. Gedurende de periode van het eerste concessiebeleidsplan RPO is het aantal en de omvang van de regionale verzorgingsgebieden gelijk aan het aantal en de omvang van de aanwijzingen als regionale publieke media-instellingen die op 1 januari 2016 op grond van artikel 2.61, zoals dat artikel op die dag luidde, waren gegeven.

  • 2. De RPO draagt er met inachtneming van artikel 2.60t zorg voor dat de regionale mediadiensten in de verzorgingsgebieden, bedoeld in het eerste lid, worden uitgevoerd door de rechtspersonen die op 1 januari 2016 op grond van artikel 2.61, zoals dat luidde op die dag, waren aangewezen als regionale publieke media-instellingen.

ARTIKEL II

De Telecommunicatiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.6, eerste lid, onder b, komt te luiden:

  • b. indien het de regionale of lokale publieke mediadienst betreft, aan de Stichting Regionale Publieke Omroep onderscheidenlijk de instelling die op grond van hoofdstuk 2, titel 2.3, van de Mediawet 2008 is aangewezen voor de verzorging van die lokale publieke mediadienst.

B

Artikel 3.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. voor ieder regionaal verzorgingsgebied als bedoeld in artikel 2.60a, tweede lid, wordt ten minste voor één omroepnet voor radio, een vergunning verleend op zodanige wijze dat, voor zover dat technisch mogelijk is, een bereik mogelijk is dat gelijk is aan de desbetreffende verzorgingsgebieden;.

2. Onderdeel c vervalt en onderdeel d wordt geletterd tot onderdeel c.

C

In artikel 3.8 wordt ‘een landelijke, regionale of lokale publieke media-instelling’ vervangen door: een landelijke of lokale publieke media-instelling of de Stichting Regionale Publieke Omroep.

ARTIKEL III

  • 1. De aanwijzingen tot regionale publieke media-instellingen op grond van paragraaf 2.3.1 van de Mediawet 2008, zoals die wet luidde op de dag voor inwerkingtreding van deze wet, vervallen met ingang van de dag waarop deze wet in werking treedt.

  • 2. Een instelling waarvan op grond van het eerste lid de aanwijzing vervalt, draagt binnen twaalf maanden na het vervallen van de aanwijzing zorg voor de vaststelling van een eindafrekening. De eindafrekening gaat vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het Commissariaat voor de Media is belast met de rechtmatigheidstoetsing. Het Commissariaat kan de termijn, bedoeld in de eerste volzin, verlengen met een door hem te stellen termijn.

  • 3. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap neemt aan de hand van de eindafrekening een beslissing over de terugbetaling van resterende middelen. Hij kan aan het besluit verplichtingen over de besteding verbinden.

  • 4. Een instelling waarvan op grond van het eerste lid de aanwijzing vervalt:

    • a. stelt het programmamateriaal dat verspreid is op de programmakanalen van de instelling dan wel daarvoor is geproduceerd of aangekocht en de daaraan verbonden programmaformats, namen en merken, voor zover het auteurs- en gebruiksrecht bij de instelling berust, ter beschikking aan de RPO; en

    • b. onthoudt zich gedurende drie jaar na het vervallen van de aanwijzing, van gebruik of exploitatie van het programmamateriaal, bedoeld in onderdeel a, en de daaraan verbonden programmaformats, namen en merken, voor zover het auteurs- en gebruiksrecht bij de instelling berust.

  • 5. Voor de toepassing van het tweede, derde en vierde lid wordt onder instelling tevens begrepen haar rechtsopvolger of rechtsverkrijgende.

ARTIKEL IV

  • 1. Samenwerkingsovereenkomsten als bedoeld in artikel 2.71 van de Mediawet 2008, zoals dat artikel luidde voor inwerkingtreding van deze wet, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog van kracht zijn, worden geacht aangegaan te zijn door de RPO.

  • 2. Toestemmingen voor nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 2.132 van de Mediawet 2008 gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aan een regionale publieke media-instelling, worden geacht te zijn gegeven aan de RPO, bedoeld in de Mediawet 2008.

  • 3. Vergunningen voor het gebruik van frequenties die op grond van artikel 3.7, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet zijn verleend, worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet geacht te zijn verleend aan de RPO, bedoeld in de Mediawet 2008.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

MEMORIE VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Naar een slagvaardige en efficiënte regionale publieke omroep

Dit wetsvoorstel heeft tot doel de regionale publieke omroep te moderniseren en deze slagvaardig en efficiënter te maken. De voorgestelde maatregelen moeten leiden tot een sterkere publieke regionale journalistiek, een slagvaardigere regionale publieke omroep en meer gezamenlijkheid in het uitvoeren van de regionale publieke taak. Dat is nodig vanwege de grote veranderingen in de mediasector. De regionale publieke media-instellingen beschreven de urgentie tot verandering vorig jaar in hun voorstel voor een slagvaardige en efficiënte regionale publieke omroep als volgt: ‘Nieuwe technieken volgen elkaar in steeds hoger tempo op, de nieuwsconsument gedraagt zich elke dag anders en nieuwe spelers eisen hun plaats op in de mediawereld. Ontwikkelingen die een krachtig antwoord vereisen van een vitale regionale mediasector.’1 De voorgestelde wetswijziging is ook nodig vanwege de kritische staat waarin de regionale journalistiek zich bevindt.2 Het bereik van regionale dagbladen en televisie daalt.3 Tegelijkertijd bereikt het regionale nieuws op veel andere manieren het publiek, via websites en sociale media. De regionale publieke media-instellingen zijn nu onvoldoende slagvaardig om als sector gezamenlijk een antwoord te formuleren op deze veranderingen. Wanneer het bestel onveranderd blijft, zal zijn relevantie afnemen.

Dit voorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 volgt op de wet van 16 maart 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (hierna: wet van 16 maart).4 Met die wet is geregeld dat er een wettelijke bestuurlijke organisatie voor de regionale omroepen is: de Stichting Regionale Publieke Omroep (hierna: RPO). Zowel de wet van 16 maart als onderhavig wetsvoorstel zijn een uitwerking van het genoemde plan dat stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking (hierna: ROOS) en de regionale publieke media-instellingen op verzoek van dit kabinet hebben gemaakt en van de kabinetsreactie op dit plan.5

De regionale omroep is van en voor de regio. Met nieuws, informatie en cultuur dragen de regionale omroepen er aan bij dat de inwoners goed geïnformeerd zijn, hun omgeving en cultuur herkennen, kritisch kunnen participeren en volwaardig deel kunnen uitmaken van de samenleving. In dit wetsvoorstel wordt een sterkere regionale publieke omroep gecreëerd die onafhankelijke regionale journalistiek bedrijft en uiting geeft aan de regionale culturele identiteit. Het wetsvoorstel zorgt voor versterking van de regionale media functie voor de lokale en regionale democratie, de waakhondfunctie van de journalistiek. Ook zorgt het wetsvoorstel ervoor dat de RPO de instrumenten en de ruimte krijgt om beleidsmatig in te spelen op de veranderende mediasector en de regionale omroepen daarin te faciliteren.

De kern van dit wetsvoorstel is dat de regionale publieke omroep één geheel is met de RPO als wettelijke concessiehouder en publieke media-instelling. Binnen de RPO zorgen onafhankelijke regionale omroepen vanuit hun eigen verzorgingsgebieden voor een hoogwaardig regionaal media-aanbod op alle platforms. Om te komen tot de gewenste slagvaardigheid en gezamenlijkheid worden de RPO en regionale omroepen bestuurd door één bestuur waardoor beleid en uitvoering samen komen. Ook komt er één gezamenlijke raad van toezicht.

De RPO wordt belast met de wettelijke taak om uitvoering te geven aan de publieke media-opdracht op regionaal niveau. De RPO transformeert zo van het samenwerkings- en coördinatieorgaan van dertien zelfstandige regionale publieke media-instellingen, tot de verantwoordelijke voor de verzorging van de regionale publieke mediadienst. De uitvoering van het verzorgen van de mediadiensten belegt het bestuur van de RPO direct bij regionale omroepen. Zij zijn met hun hoofdredacteuren en teams van journalisten en programmamakers redactioneel eindverantwoordelijk voor het media-aanbod dat zij tot stand brengen. Dit betekent dat een regionale omroep verantwoordelijk is voor de vorm en inhoud van het media-aanbod; hij is programmatisch en redactioneel onafhankelijk. Deze programmatische en redactionele autonomie van de regionale omroepen wordt wettelijk geborgd zodat het bestuur van de RPO op afstand staat van het inhoudelijke werk. Deze uitvoering is ingekaderd door het concessiebeleidsplan RPO, de begrotingen, de prestatieovereenkomst RPO en daaruit voortvloeiende beleidskaders, waaronder de vaststelling van de aanbodkanalen. De regionale omroepen kunnen bij het realiseren van de regionale nieuwsvoorziening samenwerken met maatschappelijke en commerciële organisaties. Daar past ook goede samenwerking bij met de landelijke en de lokale publieke media-instellingen.

De RPO krijgt de taak om meer gezamenlijk beleid te creëren en te zorgen dat de omroepen maximaal samen kunnen werken in gemeenschappelijke diensten. Dit betekent dat niet langer dertien zelfstandige regionale publieke media-instellingen op basis van een individuele aanwijzing elk individueel verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de regionale publieke media-opdracht. Er komt één beleidskader en één bestuur voor de regionale publieke omroep waarbinnen onafhankelijke omroepen in de regio zorgen voor het feitelijke aanbod. Om een zorgvuldige overgang te bewerkstelligen zullen de huidige dertien regionale publieke media-instellingen het aanbod en de programmering voor hun verzorgingsgebieden (provincies) in opdracht van de RPO blijven verzorgen. Dit is vastgelegd voor de eerste planperiode bij de eerste wettelijke concessie van de RPO. Omdat de veranderingen ingrijpend zijn en om de concessieperiode gelijk te kunnen laten lopen met de concessieperiode van de NPO zal de duur van de eerste concessie veertien jaar bestrijken. Daarna wordt een concessie voor tien jaar gegeven. Per regionale omroep is er een beleidscommissie media-aanbod om te waarborgen dat de specifieke regionale identiteit van een verzorgingsgebied doorklinkt in het media-aanbod. Ter borging van de bijzondere positie van de Friese taal en cultuur worden ook maatregelen genomen zodat de regionale identiteit en betrokkenheid binnen zowel de regionale publieke omroep als geheel als binnen het bestuur geborgd zijn.

In hoofdstuk 2 wordt beschreven welke invloed de veranderingen in de mediasector hebben op de rol en het functioneren van de regionale omroep. Vervolgens wordt het belang van de regionale publieke omroep toegelicht. In het daaropvolgende hoofdstuk wordt beschreven welke stappen er eerder door de regering zijn gezet om de regionale publieke omroep te moderniseren. In hoofdstuk 6 wordt een kort overzicht gegeven van de maatregelen van dit wetsvoorstel, deze worden in hoofdstuk 7 uitgewerkt.

2. Veranderend regionaal medialandschap

De nieuws- en informatievoorziening in de regio staat voor grote opgaven. Dat geldt zowel voor de regionale dagbladen, als voor de regionale publieke omroep. De regionale dagbladen hebben te maken met dalende inkomsten en teruglopende abonnee-aantallen. Ook bereiken ze steeds minder lezers en hebben buitenlandse overnames en vergaande concentratie tot gevolg dat er een verminderde diversiteit is in het aanbod aan regionaal en lokaal nieuws. Zo ontstaat er een tegenstelling: er is een overdaad aan media-aanbod op internationaal en nationaal niveau, maar er is tegelijkertijd sprake van verschraling op lokaal en regionaal niveau. En terwijl er minder regionaal nieuwsaanbod is en het publiek steeds minder wordt bereikt met regionale media, zijn er belangrijke taken van het Rijk naar de provincies en gemeenten verschoven. Daarmee neemt het belang van de waakhondfunctie van onafhankelijke en diverse media in de regio steeds meer toe. Media-aanbod dat gemaakt wordt vanuit de haarvaten van de samenleving is voor het publiek van grote meerwaarde. Regionaal aanbod is van groot belang naast het nationale en internationale aanbod, mits het aansluit bij de leefwereld en het mediagebruik van het publiek. De huidige tijd biedt hiervoor kansen. Via websites, apps en sociale media zijn er tal van nieuwe mogelijkheden om het publiek te bereiken. Door nieuwe mediatechnieken kunnen mensen steeds meer en beter het informatieaanbod afstemmen op hun persoonlijke informatiebehoefte.

3. Belang van de regionale publieke omroep

De regionale publieke omroep kent een lange traditie in Nederland. De oudste radiozenders in Limburg (Regionale Omroep Zuid) en Groningen (Regionale Omroep Noord) bestaan vanaf vlak na de Tweede Wereldoorlog. Tot 1988 vielen de regionale omroepen onder verantwoordelijkheid van de NOS. Met de Mediawet van 1988 zijn alle regionale omroepen zelfstandig geworden en opereren sindsdien onafhankelijk van de NOS. Vanaf begin jaren negentig werd regionale televisie geïntroduceerd. Enige jaren later volgde internet, dat ook snel een belangrijk medium werd voor de regionale nieuwsvoorziening. Het belang van de regionale publieke omroep en een goede regionale nieuwsvoorziening is in de afgelopen decennia alleen maar groter geworden.

Een sterke en relevante regionale publieke omroep is niet vanzelfsprekend. De grote en vooral snelle opeenvolging van ontwikkelingen in de mediasector, veranderingen in het mediagebruik en de bevolkingssamenstelling en teruglopende inkomsten maken het niet eenvoudig voor de regionale publieke omroep om zijn functie te vervullen en maatschappelijk relevant te blijven. De meerwaarde van de regionale publieke omroep ligt in de functie die hij heeft om te voorzien in media-aanbod op het terrein van informatie, cultuur en educatie dat aansluit bij de directe leefomgeving van mensen. De regionale publieke omroep draagt bij aan het goed en democratisch functioneren van het overheidsbestuur op gemeentelijk en provinciaal niveau en stelt mensen in staat goed geïnformeerd deel te nemen aan het maatschappelijke en culturele leven in hun omgeving. De regionale publieke omroep zorgt ervoor dat kijkers en luisteraars op de hoogte zijn van het laatste nieuws in de regio. Hij doet dit in de ‘couleur locale’ van de desbetreffende regio. Regionale identiteit uit zich in taalgebruik en tradities. Die komen tot uitdrukking in de programma’s die voor en in de regio gemaakt worden. Door verslag te doen van evenementen, festivals en cultuurdagen – of dit nu het Skûtsjesilen in de provincie Fryslân is of Vastelaovend in Limburg – versterkt het regionale media-aanbod de betrokkenheid van mensen bij hun regio. Het totale aanbod van de regionale publieke omroep weerspiegelt zo de diversiteit aan culturen en identiteiten in ons land.

4. In drie stappen naar een slagvaardige en efficiënte regionale publieke omroep

De regering wil in drie stappen komen tot een slagvaardige en efficiëntere regionale publieke omroep. De eerste stap is gezet met de overheveling van de financiële verantwoordelijkheid voor de regionale publieke omroep van de provincie naar het Rijk per 1 januari 2014.6 Bij de overheveling is ook de structurele korting van 17 miljoen euro op het budget van de regionale publieke omroep met ingang van 1 januari 2017 ingeboekt.

De tweede stap betreft het aanwijzen en vormen van één organisatie voor de verwezenlijking van de publieke media-opdracht op regionaal niveau: de RPO. Aan de RPO zal per 1 januari 2017 in de Mediawet 2008 hiervoor een concessie worden verleend. Dit is uitgewerkt in de wet van 16 maart. De stichting RPO is in mei 2016 opgericht en op grond van de Mediawet 2008 als RPO aangewezen. De taak van de RPO is om in 2016 in een concessiebeleidsplan en een gezamenlijke begrotings- en verantwoordingscyclus de gezamenlijke strategie van de regionale omroepen voor de komende concessieperiode te bepalen. In 2016 wordt ook de voorgenomen reorganisatie bij de regionale publieke media-instellingen voorbereid en geëffectueerd. De reorganisatie moet ertoe leiden dat gezamenlijke zaken als techniek, innovatie, personeel, organisatie, finance en control, sales en marketing voor de gehele regionale publieke omroep gezamenlijk worden georganiseerd. De regionale omroepen blijven zelf verantwoordelijk voor vorm en inhoud van het media-aanbod in hun regio.

De derde stap betreft de nadere uitwerking van de taak van de RPO als eindverantwoordelijke organisatie voor de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau. De verzorging van de regionale mediadienst wordt uitgevoerd door regionale omroepen die redactioneel onafhankelijk zijn van de raad van toezicht en het bestuur van de RPO. Daarover gaat dit wetsvoorstel. De hoofdonderwerpen zijn: aanpassing van de taakopdracht tot een gezamenlijke taak voor de regionale publieke mediadienst, de organisatie van verzorgingsgebieden waarin de programmatische en redactionele uitvoering plaats vindt, de instelling van de regionale omroepen die de taken uitvoeren en beleidscommissies die het media-aanbodbeleid vaststellen en tenslotte de positie van de Friese taal en cultuur.

Voor de verdere uitwerking van de inrichting en governance van de organisatie van de regionale publieke omroep heeft deze regering in 2014 aan de stichting ROOS en de dertien regionale publieke media-instellingen gevraagd om samen een plan uit te werken om de regionale mediadienst slagvaardiger, efficiënter en innovatiever te organiseren. Centraal uitgangspunt daarbij is dat de eigen identiteit van de verschillende regio’s altijd tot uiting moet blijven komen in de programma’s. Eind april 2015 heeft stichting ROOS het plan ‘Het nieuwe publieke regionale mediabedrijf: betrokken en betrouwbaar’ aangeboden.7 In de beleidsreactie op dit plan is uitgesproken dit plan te onderschrijven en waar nodig met wetgeving te zullen ondersteunen.8 Onderhavig wetsvoorstel voorziet daarin. Tijdens het debat in de Tweede Kamer over de wet van 16 maart zijn er moties aangenomen over onder meer de positie van Omrop Fryslân en de Friese taal en de verankering van de regionale omroepen binnen de RPO via beleidscommissies media-aanbod.9 Ook zijn er tijdens de debatten over de wet van 16 maart in de Eerste Kamer moties aanvaard en toezeggingen rond de regionale publieke omroep gedaan.10 Bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel zijn al deze zaken betrokken.

5. Uitdagingen regionale publieke omroep

De uitdagingen waar de regionale publieke omroep voor staat zijn aanzienlijk: dalende kijk- en luistercijfers, teruglopende budgetten en reclame-inkomsten, verouderend publiek en verschuiving van mediagebruik van de traditionele kanalen naar nieuwe media, zoals internet en sociale media. Met deze ontwikkelingen neemt de strijd om de aandacht van de consument toe.11

Regionale televisie staat de laatste jaren onder druk. Veel regionale publieke media-instellingen zijn teruggegaan van een uur televisie per dag naar een half uur per dag. De zenders hebben geen prominente positie in de zenderlijst van pakketaanbieders en vaak een lage beeldkwaliteit. Vooral de kijk- en bereikcijfers van regionale televisie baren zorgen: het gemiddelde marktaandeel van regionale televisie is teruggelopen van 1,7 % in 2011 naar 1,4 % in 2015.12 Vergrijzing van het publiek is een probleem voor heel de publieke omroep, maar in het bijzonder voor de regionale publieke omroep. Daarbij komt dat jongeren steeds minder belangstelling hebben voor traditionele televisie en radio. Zelfs de regionale radio, traditioneel een sterk punt van de regionale publieke omroep, heeft het de laatste tijd moeilijk. Tot een paar jaar geleden waren de gezamenlijke regionale radiozenders duidelijk marktleider. Inmiddels moeten ze regelmatig commerciële radiostations als Radio 538, Sky Radio en Qmusic voor zich dulden. Het gemiddelde marktaandeel van de regionale radio is terug gelopen van 11,9 % in 2010 naar 9,7 % in 2014.13

De veranderingen vragen om aanpassingen in strategie en het aanbod. Die omslag moet de regionale publieke omroep maken met een lager budget. Er is een structurele bezuiniging van € 17 miljoen per jaar die is ingeboekt en wettelijk vastgelegd. Deze bezuiniging moet vanaf 2017 worden opgevangen, waarbij de kwaliteit van de programmering zo min mogelijk moet worden aangetast.14 De uitdaging voor de regionale publieke omroep is om met een onderscheidend publiek aanbod in de regio op een eigentijdse manier het brede publiek te bereiken. Daarbij moet de regionale publieke omroep in vorm en inhoud van dat aanbod meegaan met de tijd. De regionale publieke omroep zet daar al stappen, met name online en via sociale media. En ook de samenwerking met de landelijke publieke omroep is versterkt.15 Doordat het regionale aanbod een plek krijgt in het landelijk aanbod wordt het bereik vergroot.

De regionale omroepen hebben financieel ook last gehad van de economische crisis. En hoewel herstel lijkt ingezet, zullen de reclamebudgetten niet snel meer terugkomen op het niveau van vlak voor de economische crisis. De reclame en sponsorinkomsten bedroegen ongeveer € 36 miljoen in 2008 en € 28 miljoen in 2015.16 Daar komt bij dat steeds meer activiteiten van de publieke omroep online plaatsvinden. De strijd om advertentie-inkomsten is daar nog heviger, de tarieven lager en online moet die strijd aangegaan worden met grotere en internationaal opererende spelers zoals Google en Facebook. De regionale publieke media-instellingen worden daardoor gedwongen creatiever te zijn in het aanboren van reclame en sponsorinkomsten. Verder zijn de online cijfers van de regionale publieke media-instellingen goed en laten al jaren groei zien. De website van omroep Brabant behoort bijvoorbeeld tot de best bezochte nieuwswebsites van Nederland, maar met name websites van regionale omroepen in de Randstad lopen daarbij nog achter.17

6. Kort overzicht van de maatregelen

Naast de uitdagingen, zijn er ook kansen voor de regionale omroepen. Een krachtige regionale publieke omroep is belangrijk om deze kansen te benutten. Dit betekent dat versterking van de regionale publieke omroep gevonden moet worden in een slagvaardige, efficiënte en innovatief opererende regionale publieke omroep zodat er meer samenwerking binnen en buiten de regio komt. In het volgende hoofdstuk worden deze maatregelen verder uitgewerkt.

Naar een slagvaardige regionale omroep

In het huidige, snel veranderende medialandschap is een flexibele en slagvaardige publieke omroep essentieel. Een omroep die vanuit één gezamenlijke strategie kansen pakt die veranderingen in de sector met zich meebrengen, maar ook gezamenlijk en voortvarend de uitdagingen aangaat. Die eenheid komt nu onvoldoende tot stand. Ook ontbreekt een overkoepelende strategie voor optimale onderlinge samenwerking met elkaar, maar ook met andere partijen. Met dit wetsvoorstel wordt de RPO verantwoordelijk voor de uitvoering van de media-opdracht op regionaal niveau, die nu bij dertien zelfstandige regionale publieke media-instellingen is belegd. Zo komt er één aanspreekpunt en bestuur dat zelfstandig sneller en daadkrachtiger besluiten kan nemen. De RPO bepaalt en bewaakt voortaan de koers van de gehele regionale publieke omroep. Een slagvaardiger bestuur is nodig om de uitdagingen het hoofd te bieden en om het centrale aanspreekpunt te zijn voor de relaties in het mediaveld, de samenwerkingspartners, toeleveranciers, overheden en toezichthouders. Naast het centrale uitgangspunt kunnen de regionale omroepen in de regio ook zelf daar samenwerkingsverbanden aan blijven gaan onder de vlag van de RPO.

De afgelopen tijd zijn er al verschillende publiek-private samenwerkingsverbanden tot stand gekomen, zoals met culturele en educatieve instellingen en in sommige plaatsen ook met commerciële partijen en dat blijft in de nieuwe organisatievorm mogelijk. In Limburg bijvoorbeeld heeft de regionale omroep L1 samen met de Media Groep Limburg het succesvolle nieuwsplatform 1Limburg ontwikkeld.18 De regionale publieke omroep kan deze initiatieven voortzetten en uitbreiden. Hij kan manieren ontwikkelen om beter aan te sluiten bij de behoeften van het publiek, waardoor een breed en divers publiek wordt bereikt.

Efficiënter opererend

De regionale mediavoorziening kan worden versterkt door grotere gezamenlijkheid en meer samenwerking met externe partijen. Door een gezamenlijke strategie in het concessiebeleidsplan, worden elkaars kennis en kunde beter benut. Tijd en geld kan gerichter ingezet worden voor de regionale nieuwsvoorziening waardoor er maximaal ruimte is voor de inhoud en productie van programma’s in de regio. Gezamenlijke zaken ter ondersteuning van het verzorgen van media-aanbod als techniek, innovatie, personeel, organisatie, finance en control, sales en marketing worden voor de gehele regionale publieke omroep georganiseerd, waardoor wordt voorkomen dat zaken dubbel worden gedaan en waardoor kennis kan worden gedeeld en schaalvoordelen worden behaald die individuele omroepen niet zouden kunnen behalen.

Innovatief en ondernemend

Tenslotte faciliteert dit wetsvoorstel dat de regionale omroep innovatiever kan worden zodat er optimaal aangesloten kan worden bij de veranderende wijze waarop mensen media gebruiken. De regionale publieke omroep kan samen mogelijkheden benutten die ontstaan door nieuwe technieken en manieren van mediagebruik. De gezamenlijke nieuwsapp ‘MijnRegio’ is een voorbeeld dat verder zou kunnen worden uitgewerkt. Zeker online kan meer en beter gezamenlijk worden gewerkt. Hier is flexibiliteit binnen en tussen verzorgingsgebieden het devies.

Ook is met de maatregelen uit dit wetsvoorstel samenwerking met de landelijke publieke omroep makkelijker. Eén bestuur kan eenvoudiger en beter afspraken maken met de landelijke publieke omroep. Ook wordt er één gezamenlijke techniekstrategie opgesteld waardoor er ook op technisch vlak makkelijker content kan worden uitgewisseld met de landelijke publieke omroep. Het ‘bureau regio’, het samenwerkingsverband van de regionale publieke media-instellingen en de NOS, is daar een eerste goede voorbeeld van.19 In februari 2016 kreeg regionaal nieuws al een vaste plek in de middaguitzendingen van het NOS-journaal. Maar om met name de kijk- en bereikcijfers voor regionale televisie de komende jaren te verbeteren, zal ook deze samenwerking verder moeten worden uitgebouwd. Voorbeelden in het Verenigd Koninkrijk zoals het ‘BBC Regional News’, en het nieuwsprogramma ‘Tagesschau’ van de ARD in Duitsland, laten zien dat regionale content op een landelijk venster groot succes kan hebben.

7. Publieke mediaopdracht op regionaal niveau
7.1. Het verzorgen van het regionaal media-aanbod
7.1.1. Wettelijke taak en concessie

Op dit moment voeren dertien instellingen de publieke media-opdracht op regionaal niveau uit in een eigen verzorgingsgebied. In elk verzorgingsgebied hebben zij echter dezelfde taak waarmee het feitelijk gaat om de uitvoering van één en dezelfde publieke taak in verschillende gebieden. Er is dan ook geen sprake van dertien afzonderlijke of verschillende taken, maar van één regionale publieke mediataak die in dertien verzorgingsgebieden wordt uitgevoerd. Dit wetsvoorstel regelt dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau voortaan nog maar bij één organisatie is belegd: de RPO. Organisatorisch zal er daarmee nog maar sprake zijn van één regionale publieke media-instelling. De verbondenheid met de regio verandert echter niet: het media-aanbod komt nog steeds tot stand in de regio en de verzorging van het aanbod wordt tot stand gebracht door eenheden (de regionale omroepen) die redactioneel onafhankelijk werken van het bestuur van de RPO en die sterk verbonden zijn met de regio waarvoor zij het aanbod tot stand brengen.

Het voorgaande betekent dat vanaf 2017 de RPO als enige belast wordt met de wettelijke taak om de publieke media-opdracht op regionaal niveau te verwezenlijken. De RPO transformeert daarmee van het samenwerkings- en coördinatieorgaan van dertien zelfstandige regionale publieke media-instellingen tot de eindverantwoordelijke voor de verzorging van de regionale publieke mediadienst waarbij de uitvoering van de verzorging van het media-aanbod ligt bij de regionale omroepen. Deze wijziging bevordert de slagvaardigheid, effectiviteit en het innovatief vermogen van de regionale publieke omroep. Bestuurlijk kan slagvaardiger worden opgetreden, samenwerking tussen verzorgingsgebieden en de landelijke publieke omroep wordt vereenvoudigd en er kan gebruik gemaakt worden van gezamenlijke (technologische) diensten.

Met de RPO als enige verantwoordelijke voor de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau is het van groot belang dat gewaarborgd is dat de RPO zorgt dat elke regio voorzien wordt van nieuws dat specifiek voor het publiek in die regio van belang is en dat deze nieuwsvoorziening aansluit bij de cultuur en identiteit van die regio. Daarom voorziet dit wetsvoorstel in de vorming van verzorgingsgebieden met regionale omroepen en beleidsadviescommissies die in redactionele onafhankelijkheid van het bestuur van de RPO het media-aanbod verzorgen. Dit betreft het redactionele en programmatische uitvoeringsniveau waar het inhoudelijke media-aanbod tot stand komt.

Het verzorgen van een publieke dienstverlening als de regionale publieke omroep kan organisatorisch niet van de ene op de andere dag overgaan van dertien instellingen naar één RPO. Daarom wordt voorzien in een overgangsregime gedurende de

periode van het eerste concessiebeleidsplan RPO. Het primaire doel is om de continuïteit van het aanbod voor het publiek in de regio te waarborgen. Om een zorgvuldige overgang te bewerkstelligen zullen de huidige dertien regionale publieke media-instellingen in ieder geval gedurende die eerste concessietermijn van de RPO het aanbod en de programmering voor hun verzorgingsgebieden in opdracht van de RPO als regionale omroepen blijven verzorgen. Een centrale strategie en het organiseren van gemeenschappelijke diensten is daarmee al mogelijk, terwijl tegelijkertijd de continuïteit van de inhoud en programmering gewaarborgd zijn. Hiermee zijn de organisaties, zenders en merknamen van de regionale omroepen gewaarborgd. Daarna is het aan de besluitvorming door de RPO (en dus door het eigen bestuur van de regionale omroep) om in het concessiebeleidsplan de strategie van het aanbod en de organisatie daarvan te bepalen.

7.1.2. Wijze waarop het regionaal media-aanbod wordt georganiseerd: verzorgingsgebieden

In dit wetsvoorstel wordt bepaald dat de RPO regionale verzorgingsgebieden vaststelt voor de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau. Daarbij moet voor elke provincie ten minste een verzorgingsgebied worden vastgesteld. Ten behoeve van een volwaardig media-aanbod in de Friese taal zorgt de RPO verder dat bij de indeling één verzorgingsgebied samenvalt met het grondgebied van de provincie Fryslân. In hoofdstuk 8 wordt dieper ingegaan op wat er in dit wetsvoorstel voor de bijzondere positie van de Friese taal in relatie tot publieke media wordt geregeld.

Mede vanwege de continuïteit van het media-aanbod is bepaald dat de verzorgingsgebieden voor in ieder geval de periode van het eerste concessiebeleidsplan RPO gelijk zijn aan de verzorgingsgebieden van de huidige regionale publieke media-instellingen. Om dat te waarborgen wordt dit in artikel 9.14d van de Mediawet 2008 vastgelegd. Het is aan de RPO om voor de volgende planperiodes de verzorgingsgebieden zo te organiseren dat de media-opdracht op regionaal niveau zo goed mogelijk uitgevoerd wordt. Vereiste bij het organiseren van de verzorgingsgebieden is altijd dat per provincie tenminste één verzorgingsgebied wordt vastgesteld. Daarnaast is vereist dat de verscheidenheid aan regionale culturen en identiteiten tot uitdrukking komt in deze indeling. Dit kan betekenen dat de verzorgingsgebieden zoals deze er nu zijn grotendeels onder de RPO gelijk blijven, maar wijzigingen zijn mogelijk op grond van bijvoorbeeld sociaal-culturele overwegingen, zoals taal. De organisatie van verzorgingsgebieden en de mogelijkheid deze verzorgingsgebieden anders in te delen is een essentieel onderdeel van dit wetsvoorstel. Dit biedt de RPO enerzijds de flexibiliteit om te kunnen aansluiten bij toekomstige media-ontwikkelingen, en anderzijds ook de verplichting om – gezien de regionale verschillen – hier samen met de regionale omroepen zorgvuldig besluitvorming over te nemen en transparant verantwoording over eventuele keuzes af te leggen. Omdat het belangrijk is dat de organisatie van het aanbod van de regionale publieke omroep zoveel mogelijk van onderaf wordt bepaald en aansluit bij de regio’s is in het wetsvoorstel vastgelegd dat een wijziging van de verzorgingsgebieden alleen kan plaatsvinden na overleg met de regionale omroepen en provinciale besturen van de verzorgingsgebieden waar de wijziging op ziet. De regionale omroep draagt immers bij aan het goed en democratisch functioneren van het overheidsbestuur op provinciaal niveau. Bij het vaststellen van de verzorgingsgebieden kan de RPO binnen één provincie meerdere verzorgingsgebieden vaststellen en het media-aanbod hiervoor door eenzelfde regionale omroep laten verzorgen.

7.2. Wijze waarop het regionaal media-aanbod tot stand komt: regionale omroepen en beleidscommissies media-aanbod
7.2.1. Regionale omroepen

De RPO draagt de verzorging van het media-aanbod voor de verschillende verzorgingsgebieden op aan regionale omroepen. Het bestuur van de RPO zal dus niet zelf programma’s (laten) maken. De omroepen zijn in hun verzorgingsgebieden degene die kleur en invulling geven aan de programmering. De omroepen bepalen vorm en inhoud van het media-aanbod. Er wordt dus regionaal bepaald wat er aan media-aanbod wordt geproduceerd en uitgezonden. De wettelijke bepalingen over redactionele onafhankelijkheid en de vaststelling van programmastatuten, zoals opgenomen in artikel 2.88 van de Mediawet 2008, zijn met dit wetsvoorstel expliciet geregeld voor de regionale omroepen. Daarmee functioneren zij inhoudelijk onafhankelijk van het bestuur van de RPO. De regionale omroepen zijn daarmee onder de koepel van de RPO feitelijk de onderdelen die voor het desbetreffende verzorgingsgebied het aanbod en de programmering verzorgen en krijgen van het landelijk bestuur van de RPO alleen de kaders mee op het gebied van onder andere beleid (gezamenlijke mediastrategie) en financiën zoals deze zijn vastgelegd in het concessiebeleidsplan, de meerjarenbegroting, de prestatieovereenkomst en de daaruit voortvloeiende documenten. Daarbij hebben de regionale omroepen zich uiteraard aan de wet te houden als onderdeel binnen het geheel van de RPO.

Het is aan de RPO om de organisatie van de omroepen vorm te geven. Bij aanvang wordt uitgegaan van de bestaande situatie waarbij de huidige regionale publieke media-instellingen de functie van regionale omroep vervullen in opdracht van de RPO. Na die overgangsperiode kan dit anders worden georganiseerd, intern binnen de stichting RPO of via andere rechtspersonen of samenwerkingsverbanden. Bij de organisatie van de regionale omroepen bij andere rechtspersonen moet sprake zijn van contracten met de RPO. De Aanbestedingswet 2012 is hier niet van toepassing.20 Voorwaarde bij organisatie bij andere rechtspersonen is wel dat de RPO ervoor zorgt dat bij die rechtspersonen de redactionele autonomie is gewaarborgd en tegelijkertijd die omroep zich aan de relevante bepalingen uit de Mediawet 2008 houdt waaraan ook de RPO is gebonden. In alle gevallen kan de RPO aangesproken worden op het aanbod dat onder verantwoordelijkheid van of in opdracht van de RPO tot stand wordt gebracht. Zoals hierboven al is aangegeven, zal het media-aanbod gedurende de periode van het eerste concessiebeleidsplan RPO door de huidige regionale publieke media-instellingen worden verzorgd. Zij zullen als regionale omroepen fungeren in opdracht van de RPO. Daarbij blijven zij het media-aanbod verzorgen onder hun huidige, en voor het publiek bekende en vertrouwde zendernamen.

De programmatische autonomie van de regionale omroepen waarin de vrijheid van vorm en inhoud geregeld wordt, ziet op de relatie tussen het bestuur van de RPO en de regionale omroepen. Omdat de RPO verantwoordelijk is voor de verzorging van de regionale publieke mediadienst, is zij echter aanspreekbaar op al het media-aanbod dat voor de regionale publieke mediadienst tot stand wordt gebracht. Het is aan de RPO om zich hierover extern te verantwoorden. Dit is passend omdat het bestuur van de RPO kan bestaan uit bestuurders van de huidige regionale publieke media-instellingen die in de eerste concessie als regionale omroepen fungeren. Er is in die zin dan ook geen bestuur op afstand maar een bestuur van de regionale omroepen voor de regionale omroepen. Om de journalistieke onafhankelijkheid verder te borgen, vereist de Mediawet 2008 dat elke media-instelling een redactiestatuut voert conform artikel 2.88 van de Mediawet 2008. Binnen de RPO wordt dit op het niveau van de omroepen gewaarborgd, zij kennen allen een eigen redactiestatuut. Het redactiestatuut is een privaatrechtelijk instrument dat tussen de werkgever en de omroep de rechten en plichten van beide partijen vastlegt. Het zal dus tot stand moeten komen in overleg tussen bestuurder, hoofdredacteur en redactieraad.

De huidige aangewezen regionale publieke media-instellingen zijn op dit moment zelfstandige rechtspersonen. Enkelen daarvan, zoals Omroep Limburg, hebben hun programmaproductie uitbesteed aan een productie-onderneming (L1). Ook als ze als regionale omroep van de RPO functioneren, kunnen deze rechtspersonen in stand blijven ten behoeve van de verzorging van het media-aanbod in de verzorgingsgebieden. De verhouding met de RPO als opdrachtgever zal in overeenkomsten nader worden uitgewerkt zoals dat nu ook is gedaan tussen L1 en Omroep Limburg. Verder zal de RPO ook moeten uitwerken hoe op bestuurlijk niveau de relatie met de omroepen het beste vormgegeven kan worden, met in achtneming van de programmatische en redactionele onafhankelijkheid van de omroepen. De benoeming van (hoofd)redacteuren vergt daarbij bijzondere aandacht. Binnen de regionale omroepen bekleden de (hoofd)redacteuren een cruciale functie. Zij nemen – binnen de door de RPO vastgestelde algemene strategische en financiële kaders en conform het door de beleidsadviescommissie bepaalde programmabeleid – de redactionele beslissingen over de inhoud van het media-aanbod en bepalen wat er wordt gemaakt en uitgezonden. De wijze van benoeming en ontslag van de (hoofd)redacteuren mag op geen enkele manier tot inhoudelijke bestuurlijke beïnvloeding leiden. Op zich hoeft betrokkenheid van het RPO-bestuur bij de benoeming niet in de weg te staan aan het onafhankelijk functioneren, als daarnaast de positie en verantwoordelijkheden van de (hoofd)redacteur zijn vastgelegd in statuten, reglementen, overeenkomsten en redactiestatuut. Ook kunnen er waarborgen ingebouwd worden door de benoemingsprocedure vast te leggen, waarin elementen als voordracht en samenstelling van sollicitatiecommissies worden geregeld. De organisatie van de verzorging van media-aanbod in inhoudelijk onafhankelijke omroepen, mag de verantwoordelijkheid van de RPO echter niet doorbreken. De onafhankelijke omroepen zijn gebonden aan de beleidskaders van de RPO en de regelingen en besluiten die de RPO in dat kader neemt. Dat geldt ook voor de zaken die onder de shared services vallen: techniek, innovatie, personeel, organisatie, finance en control en sales en marketing. De regionale omroepen verzorgen het media-aanbod en kunnen in naam van de RPO wel samenwerking met maatschappelijke en culturele organisaties aangaan, maar ook met private partijen om bijvoorbeeld gezamenlijk nieuws te produceren.

Omdat de redactionele onafhankelijkheid van de regionale omroepen onder de RPO van groot belang is voor het functioneren van de regionale publieke omroep, is een extra waarborg ingebouwd om die redactionele vrijheid te garanderen. Aan de RPO wordt de opdracht gegeven de wijze waarop zij de inhoudelijke onafhankelijkheid garandeert, vast te leggen.

7.2.2. Beleidscommissie media-aanbod

De regionale publieke omroep moet ernaar blijven streven om zelf de producent en de bron van het nieuws te zijn. Dit geldt ook bij calamiteiten en rampen. Daar speelt de regionale publieke omroep een cruciale rol richting de kijker en luisteraar. Maar de regionale publieke omroep heeft een bredere, culturele en educatieve taak en moet deze ook in de toekomst blijven vervullen. Cultuur is voor de kijker en luisteraar een drager van de verbinding met de regio. Die komt tot uitdrukking in de verslaglegging van evenementen die onderdeel zijn van de alledaagse cultuur in een regio. Ook is het van belang om alle functies online te blijven vervullen. Het gevaar ligt op de loer om – bijvoorbeeld vanuit kostenperspectief – alleen nieuws en informatie te brengen. Juist ook cultuur en educatie gebracht vanuit de regionale identiteit en taal zijn van groot belang.

Het is de verantwoordelijkheid van de RPO om door verzorging van media-aanbod in de regio ook in dunbevolkte gebieden de journalistiek voldoende overeind te houden en dat ook financieel mogelijk te maken. Deze fijnmazigheid is wat de regionale publieke omroep onderscheidt van bijvoorbeeld de landelijke publieke omroep. De regionale publieke omroep erkent dit en wil het publiek bedienen in de regio waar zij zich sociaal, economisch en cultureel mee verbonden voelt. Het voornemen om meer samen te werken met andere mediapartijen in de regio, maar ook met maatschappelijke en culturele organisaties, helpt de regionale publieke omroep om zich in het hart van de regionale samenleving te positioneren.

De regering vindt het van groot belang dat de regionale identiteit en verankering behouden blijft en goed georganiseerd wordt. Op dit moment hebben de regionale publieke media-instellingen op grond van de Mediawet 2008 elk een orgaan dat het beleid voor het media-aanbod bepaalt en dat representatief is voor de belangrijkste in de desbetreffende provincie of gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen. Hier heeft ook het provinciaal bestuur een rol. Zo adviseren op dit moment Provinciale Staten over de representativiteit van het beleidsbepalend orgaan en pas na positief advies gaat het Commissariaat voor de Media over tot aanwijzing als regionale publieke media-instelling. In dit wetsvoorstel wordt het huidige programma beleidsbepalend orgaan omgevormd tot een orgaan dat sterk verbonden is met de regio en een brede taak heeft. Dit wordt in dit voorstel een ‘beleidscommissie media-aanbod’ genoemd. Per verzorgingsgebied is er een beleidscommissie media-aanbod. De representativiteit van de beleidscommissie media-aanbod wordt ten opzichte van het huidige orgaan aangepast. De beleidscommissie media-aanbod moet representatief zijn voor het maatschappelijk achterveld, de geografische spreiding en de doelgroepen van het media-aanbodbeleid in het desbetreffende verzorgingsgebied. De belangrijkste taak van deze commissie wordt het vaststellen van het media-aanbodbeleid voor een verzorgingsgebied over de volle breedte. Het gaat dan over het aanbod op de traditionele radio- en televisiekanalen, maar ook om het streaming en on demand aanbod op internet, mobiele diensten en sociale media. De beleidscommissie media-aanbod stelt jaarlijks op voordracht van de hoofdredacteur van een regionale omroep het media aanbod vast. In geval zich ernstige en onoverbrugbare verschillen van mening voordoen tussen de Beleidscommissie media-aanbod en de hoofdredacteur, staat het beide partijen vrij de bestuurder te vragen te bemiddelen en zo nodig een beslissing te nemen.

Verder is het de taak van de beleidscommissies om verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid aan het bestuur van de RPO. Daartoe is het van belang dat deze commissie helder maakt hoe in het programmabeleid invulling wordt gegeven aan de publieke media-opdracht op regionaal niveau voor het betreffende verzorgingsgebied, hoe dat bijdraagt aan het democratisch functioneren van de samenleving en aansluit bij de interesses van het publiek in de regio en de regionale culturele identiteit weerspiegelt. De beleidscommissies media-aanbod zullen criteria moeten opstellen om het media-aanbodbeleid te bepalen en te verantwoorden. Deze criteria moeten recht doen aan de publieke waarden van het regionale media-aanbodbeleid. Bij de uitwerking kan inspiratie gevonden worden in een ‘publieke waarden test’.21 Daarbij kan bijvoorbeeld gekeken worden naar het onderscheidende, regionale karakter van het media-aanbod, naar het beoogde bereik van het aanbod (algemene of specifieke groepen) naar de impact die de omroep nastreeft voor de democratische samenleving en voor coherente gemeenschappen of voor regionale cultuur.

7.2.3. Aanbodkanalen

De regionale publieke media-instellingen hebben in de huidige situatie ieder een eigen televisie- en radiokanaal. Daarnaast zijn de regionale publieke media-instellingen via diverse internetplatforms actief. Via deze verschillende kanalen brengen zij hun media-aanbod bij de kijker en luisteraar.22 Deze zogenoemde aanbodkanalen zijn daarmee essentieel voor de goede uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau. Voor de huidige aanbodkanalen geldt een zogenaamde must carry verplichting: regels voor de verplichte doorgifte van de belangrijkste publieke zenders in het digitale standaardpakket van pakketaanbieders (met uitzonderingen). De aanbodkanalen, inclusief de daarmee samenhangende must carry verplichting en het recht op etherfrequenties, blijven voor de regionale omroepen en hun verzorgingsgebieden wettelijk gegarandeerd.23 Daartoe wordt in dit wetsvoorstel ook de Telecommunicatiewet gewijzigd. Alle lineaire en non-lineaire aanbodkanalen gaan over op de RPO. Zij kan vervolgens een regionale omroep machtigen de aanbodkanalen voor het desbetreffende verzorgingsgebied namens de RPO te gebruiken. Ook de etherfrequenties voor digitale en analoge radio (DAB+ en FM) die aan de regionale omroepen zijn toegewezen blijven met dit wetsvoorstel gegarandeerd. Voor digitale televisie blijft binnen de totale freqentieruimte die de NPO heeft gekregen ruimte voor de regionale omroepen beschikbaar.

Ook wordt via landelijke platforms regionale content aangeboden, onder andere regiodocumentaires via 2Doc en twee dagelijkse nieuwsuitzendingen van de NOS. Ook dit blijft met dit wetsvoorstel mogelijk.

7.3. Relatie met structuur van RPO: rol van de Raad van toezicht en het bestuur

Met de inwerkingtreding van de wet van 16 maart bestaat de bestuurlijke hoofdstructuur van de RPO uit een raad van toezicht en een bestuur. In deze paragraaf wordt de wijze waarop dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de bestuurlijke hoofdstructuur beschreven.

7.3.1. Raad van toezicht

Na aanwijzing van de RPO door de Minister van OCW zijn de leden van de raad van toezicht van de RPO bij koninklijk besluit benoemd. De raad van toezicht houdt toezicht op het beleid van het bestuur, de algemene gang van zaken bij de RPO en de uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau en staat het bestuur met advies terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de leden zich naar het gemeenschappelijke belang van de regionale publieke mediadienst.

7.3.2. Bestuur

Het bestuur wordt benoemd door de raad van toezicht. Het bestuur geeft dagelijks leiding aan de RPO en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de RPO-taken. Een RPO-bestuurder is tevens verantwoordelijk voor de zakelijke leiding van één of meerdere regionale omroepen. De inhoudelijk journalistieke leiding komt te liggen bij de leiding van een regionale omroep, de hoofdredacteur. Het RPO-bestuur beschrijft in het wettelijk verplichte redactiestatuut hoe de bevoegdheden van de hoofdredacteur zijn geregeld. De taakverdeling binnen een regionale omroep is vastgelegd in programma- en redactiestatuten met als ultiem doel de omroep te vrijwaren van politieke en commerciële beïnvloeding. Samen met de wettelijke bepaling dat een regionale omroep vorm en inhoud van het verzorgde media-aanbod voor het desbetreffende verzorgingsgebied bepaalt, biedt dit de noodzakelijke journalistieke onafhankelijkheid.

Met dit wetsvoorstel wordt de belangrijkste taak van het bestuur de uitvoerende verantwoordelijkheid van de publieke media-opdracht op regionaal niveau. Daarnaast is het bestuur verantwoordelijk voor de gemeenschappelijke strategie en het overkoepelende beleid zoals die ook in het concessiebeleidsplan RPO, de begrotingen en de prestatieovereenkomst zijn opgenomen. Binnen het bestuur zijn portefeuilles belegd voor techniek, innovatie, personeel, organisatie, finance en control, sales en marketing. Voor deze taken is het bestuur van de RPO beleidsbepalend en worden shared service centra ingericht waarmee deze taken voor de gehele regionale publieke omroep gezamenlijk worden georganiseerd.

Tussen de huidige raden van toezicht en besturen van de huidige dertien regionale publieke media-instellingen en de raad van toezicht en het bestuur van de RPO zullen op basis van de transitie- en reorganisatieplannen overdrachtsovereenkomsten gesloten worden.

7.3.3. Begrotings- en verantwoordingscyclus

De Minister van OCW stelt jaarlijks het budget van de RPO vast. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de middelen voor de verzorging van het media-aanbod (door de regionale omroepen in samenwerking met de beleidscommissies) en de overige taken van de RPO (onder andere de apparaatskosten en de shared services). Het bestuur van de RPO besteedt de middelen aan de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau. Voor de verhouding van de budgetten tussen de verzorgingsgebieden stelt het bestuur criteria op. Naast een vast basisbudget valt dan te denken aan oppervlakte en inwoneraantal van het gebied. De criteria voor de verdeling van het budget legt de RPO in een reglement vast. Over het budget dat ter beschikking wordt gesteld voor het verzorgingsgebied dat gelijk is aan de provincie Fryslân vraagt de RPO advies aan de mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit. Het is een zwaarwegend advies dat de RPO moet meewegen bij de uiteindelijke vaststelling van de budgetten. Dat wordt gedaan om met het budget van Omrop Fryslân, na verwerking van de bezuinigingen, in de toekomst een kwalitatief hoogwaardig media-aanbod in de Friese taal te waarborgen.

Het bestuur van de RPO bepaalt hoe de budgetten verdeeld worden over de RPO organisatie, de centrale voorzieningen en de verschillende regionale omroepen en de beleidscommissies. Uitgangspunt daarbij is het concessiebeleidsplan en de doelen die daarin staan. De huidige verdeelsleutel uit het Mediabesluit 2008 dient als leidraad voor de verdeling over de omroepen, maar wordt vervangen door de systematiek die de RPO vaststelt.

De budgetten die voor het verzorgen van de mediadiensten bedoeld zijn, gaan feitelijk via contractuele relaties naar de omroepstichtingen. De omroepstichtingen horen zich via artikel 2.60t aan de wet te houden. Bij het handelen in strijd met de wet, worden sancties van het Commissariaat contractueel verhaald op diezelfde omroepstichtingen.

De huidige regionale publieke media-instellingen krijgen langer de tijd voor hun eindafrekening (twaalf in plaats van vier maanden) dan gebruikelijk is in de systematiek van de Mediawet 2008 bij het beëindigen van een publieke taak. Deze ruimte wordt geboden zodat de transitie zorgvuldig kan plaatsvinden. Verder is geregeld dat na de eindafrekening de Minister van OCW beslist wat er met eventuele overschotten zal gebeuren. Uitgangspunt is dat deze ingezet zullen moeten worden voor de regionale publieke mediadienst oftewel het maken van programma-aanbod. Het is denkbaar dat deze middelen toegekend worden aan de RPO met een bestedingsverplichting ten behoeve van het verzorgingsgebied waar deze vandaan komen. Verder is geregeld dat de instellingen hun gebruiksrechten op programma’s, formats, etc. overdragen aan de RPO. De RPO is de zendgemachtigde na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel en zal moeten kunnen beschikken over het programmamateriaal. In naam van de RPO kunnen de huidige regionale publieke media-instellingen het materiaal als regionale omroep blijven gebruiken.

In samenspraak met het bestuur van de RPO en het Commissariaat voor de Media zal de Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen aangepast worden. Om meer verantwoording af te leggen over de prestaties aan het publiek, worden daarnaast tussen het bestuur van de RPO en de Minister van OCW afspraken vastgelegd in de vorm van een prestatieovereenkomst. Deze volgt op het vast stellen van het concessiebeleidsplan RPO en heeft dezelfde looptijd.

8. Bijzondere positie Friese taal binnen de regionale publieke omroep

Als officiële rijkstaal naast het Nederlands is het Fries in de provincie Fryslân naast een bestuurstaal ook een onderwijs- en culturele taal.24 Daarom geldt voor het Fries een aantal internationale verdragsverplichtingen:

  • 1) het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden, en

  • 2) het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden.

Nederland heeft voor het Fries op basis van het Europees handvest regionale talen onderschreven dat (1) er voldoende voorzieningen getroffen moeten worden opdat de zendgemachtigden programma's in de regionale taal of taal van een minderheid aan kunnen bieden en dat (2) het regelmatig uitzenden van televisie en radioprogramma's in de regionale taal of taal van een minderheid wordt aangemoedigd en/of vergemakkelijkt.25 In dit verband is vooral belangrijk, zoals ook uit het Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden voortvloeit, dat er voldoende voorzieningen door de overheid getroffen worden voor een kwalitatief hoogwaardig media-aanbod in de Friese taal.26

In 2013 is door het Rijk aan de tijdelijke commissie borging Friese taal in de media gevraagd advies uit te brengen over de waarborgen voor de Friese taal in relatie tot het voorstel voor de regionale publieke omroep in het regeerakkoord van het kabinet Rutte-II. De belangrijkste aanbevelingen van deze commissie waren:

  • er dient een volwaardig programma-aanbod in de Friese taal te zijn, dat op dagelijkse basis beschikbaar is op diverse platforms;

  • er dient een regio dekkende zender te zijn voor de Friestalige programmering; en

  • de bijzondere positie van de Friese taal vraagt ook in de (publieke) media om bijzondere aandacht.

De regionale publieke media-instelling voor de provincie Fryslân, Omrop Fryslân, wordt (net als de regionale publieke media-instellingen in andere dunbevolkte provincies) in de huidige situatie gecompenseerd ten opzichte van de dichtbevolkte provincies. Ook krijgt Omrop Fryslân nu een extra financiële bijdrage via de NPO/NOS voor landelijke Friestalige programmering en een rechtstreekse extra subsidiëring vanuit de Rijksmediabegroting in het kader van de Bestuursafspraak Friese Taal en Cultuur 2013–2018. In deze bestuursafspraak is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Rijk en de provincie Fryslân voor Friestalig media-aanbod vastgelegd. Deze bestuursafspraak wordt aangepast om daarin ook de aanvullende financiering voor Omrop Fryslân en de mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit (zie hierna) vast te leggen. Daarnaast worden daarin nadere afspraken gemaakt over de bestuurlijke aansturing binnen de RPO, zoals de positie van de hoofdredacteur en de specifieke rol die de beleidscommissie media-aanbod heeft.

In dit wetsvoorstel wordt het Friestalig media-aanbod en een eigen aanbodkanaal voor de provincie Fryslân wettelijk verzekerd. Verder regelt het wetsvoorstel dat in het bestuur van de RPO een van de leden de portefeuille Friese taal, cultuur en identiteit onder zich heeft.

Om de bijzondere positie van het Fries als tweede rijkstaal en in het verlengde daarvan de positie van de regionale omroep voor Fryslân (Omrop Fryslân) binnen het geheel van de RPO voor nu en in de toekomst extra te waarborgen, regelt dit wetsvoorstel daarnaast de instelling van een mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit. In deze raad worden onafhankelijke kennis en deskundigheid samengebracht om een volwaardig media-aanbod in de Friese taal te waarborgen. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de motie met die strekking van het lid Ten Hoeve (OSF) c.s.27

Dit wetsvoorstel regelt de instelling van de mediaraad in de voorgestelde artikelen 2.60k, 2.60l en 2.60m van de Mediawet 2008. Het gaat om een volledig zelfstandig orgaan binnen de RPO ten behoeve van een volwaardig media-aanbod in de Friese taal. De mediaraad heeft de volgende taken en bevoegdheden:

  • instemmingsrecht op de benoeming van het hoofd van de regionale redactie voor het verzorgingsgebied dat gelijk is aan de provincie Fryslân;

  • adviesrecht op de benoeming van het lid van het bestuur met de portefeuille Friese taal, cultuur en identiteit; en

  • zwaarwegend adviesrecht op het budget voor het verzorgingsgebied Fryslân.

De mediaraad functioneert bij het uitoefenen van zijn taken en bevoegdheden volledig onafhankelijk van het bestuur van de RPO en andere betrokken partijen. De onafhankelijkheid van de leden van de mediaraad volgt uit de toegekende taken en bevoegdheden en daarnaast uit de wijze van benoeming en het noemen in het wetsvoorstel van een aantal functies dat met het lidmaatschap van de mediaraad onverenigbaar is (de incompatibiliteiten). De deskundigheid op het gebied van de Friese taal is gewaarborgd door de benoeming van de leden van de mediaraad op voordracht van de beleidscommissie voor het verzorgingsgebied Fryslân en gedeputeerde staten van de provincie Fryslân.

Met bovenstaande waarborgen worden de belangrijkste adviezen van de Tijdelijke commissie Borging Friese taal in de Media opgevolgd en tegelijkertijd uitvoering gegeven aan de genoemde motie uit de Eerste Kamer.

Een punt van aandacht in dit verband is hoe de mediaraad zich verhoudt tot het Orgaan voor de Friese taal. Dit orgaan is ingesteld in artikel 18 van de Wet gebruik Friese taal en handelt onder de naam ‘DINGtiid’. De taken en bevoegdheden van DINGtiid staan opgesomd in artikel 19 van voornoemde wet. Er is geen gevaar voor overlap tussen de taken van DINGtiid en de mediaraad. De mediaraad is een orgaan van de RPO (zie het voorgestelde artikel 2.60b). De taken en bevoegdheden van de mediaraad worden limitatief in het wetsvoorstel opgesomd (zie het voorgestelde artikel 2.60m). Daarmee zijn de positie en de taken en bevoegdheden van de mediaraad voldoende duidelijk afgegrensd van die van DINGtiid. Overigens ligt het wel voor de hand dat de beide organen goed contact met elkaar onderhouden en waar mogelijk met elkaar samenwerken. Daartoe zullen procesafspraken worden opgesteld.

9. Overig: Calamiteitenzender

De regionale publieke omroep vervult een belangrijke functie in de berichtgeving bij calamiteiten. De waarde van een goede nieuwsvoorziening door de regionale publieke omroep bij rampen is en blijft van groot belang. Formeel kan alleen regionale radio als calamiteitenzender ingezet worden. In zijn brief van 10 februari 2015 naar aanleiding van de verstoring van het achtuurjournaal benadrukte de minister van Veiligheid en Justitie nog de formele status van de regionale radiozenders bij calamiteiten.

In de praktijk heeft een regionale omroep eerder te maken met incidenten dan dat er sprake is van de formele calamiteitenstatus. In alle gevallen moet de regionale publieke omroep de bevolking goed en adequaat informeren. Een optimale samenwerking tussen veiligheidsregio, bevoegd gezag en omroep helpt daarbij. Goede berichtgeving, binnen de journalistieke onafhankelijkheid, is een gedeeld belang voor omroep, veiligheidsregio, bevoegd gezag en publiek. Goede onderlinge relaties en afspraken over verwachtingen bij de inzet van de regionale publieke omroep zijn daarbij van belang.

10. Financiële gevolgen

Onderdeel van dit wetsvoorstel is dat de RPO stuurt op een hogere mate van doelmatigheid in de besteding van de financiële middelen binnen de regionale publieke omroep. Het doel is om middels een efficiëntere besteding van de middelen de publieke taak op regionaal niveau beter uit te voeren en zo te komen tot het beste regionale media-aanbod voor het publiek.

Dit wetsvoorstel heeft verder geen gevolgen voor de totale begroting van de regionale publieke omroep. De korting van € 17 miljoen per 1 januari 2017 op het totaal beschikbare budget van de regionale publieke media-instellingen uit de Rijksmediabijdrage is reeds ingeboekt met de wijziging van de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de Rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting.28 Voor incidentele frictiekosten die ontstaan als gevolg van deze verlaging van de Rijksmediabijdrage, kunnen op grond van de Mediawet middelen uit de algemene mediareserve beschikbaar gesteld worden. De algemene mediareserve is namelijk onder meer bestemd voor bijdragen in de reorganisatiekosten als gevolg van overheidsbesluiten en de in artikel 2.167 van de Mediawet 2008 genoemde instellingen kunnen daaruit gelden ter beschikking gesteld krijgen. Deze frictiekostenregeling zal in ieder geval het effect van de vertraging die is opgetreden als gevolg van de latere inwerkingtreding van de wet van 16 maart compenseren.29 De frictiekostenregeling zal op basis van het transitieplan en de sociale regeling van de regionale publieke media-instellingen gezamenlijk opgesteld worden.

11. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) is belast met het toezicht op de naleving van de Mediawet 2008 door de RPO. Dit toezicht heeft zowel betrekking op de financiën als op de programmering. Een concept van het wetsvoorstel is voor een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets voorgelegd aan het Commissariaat, dat de toets heeft uitgevoerd en op basis daarvan heeft laten weten het wetsvoorstel uitvoerbaar en handhaafbaar te achten. Wel heeft het Commissariaat enkele aandachtspunten naar voren gebracht. Het gaat dan vooral om het wijzigen van het beleggen van de regionale publieke media-opdracht en de verhouding van de RPO tot de regionale omroepen. Het Commissariaat wijst er terecht op dat implementatie van de wijzigingen uitwerking door de RPO vergt door middel van het opstellen van toetsingskaders en nadere regelingen. Het Commissariaat noemt daarbij onder meer het belang van een deugdelijke administratie van de RPO en de regionale omroepen die het media-aanbod verzorgen. Verder wijst het Commissariaat erop dat het van belang is dat de RPO haar organisatie zodanig inricht dat een deugdelijke inrichting , sturing en beheersing van de bedrijfsprocessen gewaarborgd is. Deze opmerkingen worden door de Mediawet 2008 en het wetsvoorstel ondervangen (zie artikel 2.178 van de Mediawet 2008 en het voorgestelde artikel 2.60t).

Ook adviseert het Commissariaat het Handboek Financiële Verantwoording zodanig aan te passen dat duidelijk wordt aangegeven welke afspraken de RPO moet maken met de regionale omroepen over het op een transparante wijze afleggen van financiële verantwoording. Dit advies is overgenomen.

Daarnaast adviseert het Commissariaat een overgangsregeling op te nemen voor bestaande samenwerkingsovereenkomsten tussen lokale en regionale omroepen (zie artikel 2.71 Mediawet 2008) en voor bestaande nevenactiviteiten van de regionale omroepen, waaronder publiek-private samenwerking van regionale omroepen met culturele instellingen of commerciële mediabedrijven (zie artikel 2.132 van de Mediawet 2008). Ook dit advies is overgenomen (zie artikel IV van het wetsvoorstel).

12. Administratieve lasten

Bij de voorbereiding van dit voorstel is het Ministerie van OCW nagegaan of sprake is van administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven of burgers. Het ministerie heeft deze gevolgen in kaart gebracht met behulp van het standaardkostenmodel (SKM) voor de administratieve lasten en in overleg met de betrokken instellingen (lasten voor bedrijfsleven of burgers zijn niet aan de orde).

Dit wetsvoorstel kent een afname in de structurele administratieve lasten voor instellingen. Deze wordt na de beoogde implementatie van het voorstel geraamd op € 390.000 vanaf 2017. De daling is voor het overgrote deel het gevolg van de andere inrichting van de RPO. Daardoor nemen de administratieve lasten af, omdat de individuele regionale publieke media-instellingen geen eigen jaarlijkse begroting en verantwoordingscyclus meer kennen en ook geen vijfjaarlijkse systematiek van het aanvragen van een wettelijke aanwijzing. Deze individuele systematiek is vervangen door één gezamenlijke concessie, begroting- en verantwoordingssystematiek van de RPO. De inschatting is dat dit een halve fte per jaar per media-instelling scheelt. Daarmee komt de afname neer op 13 X € 30.000.

13. Consultatie

Er is voor gekozen om tijdens de voorbereiding van dit wetsvoorstel geen internetconsultatie te doen. Enerzijds vanwege het korte tijdsbestek waarin dit wetsvoorstel tot stand diende te komen gezien de beoogde inwerkingtreding per 1 januari 2017. Anderzijds omdat gedurende verschillende fasen voorafgaand aan en tijdens de totstandkoming van dit wetsvoorstel naast het publiek een groot aantal relevante experts, instellingen en organisaties is geconsulteerd. Bovendien volgen de voorgestelde maatregelen voor het overgrote deel uit het plan van ROOS (de instellingen zelf) en de beleidsreactie daarop van het kabinet dat met de Tweede Kamer is besproken tijdens de behandeling van de Mediabegroting op 16 november 2015. Tijdens het schrijven van de beleidsreactie heeft het kabinet intensief overleg gevoerd met ROOS en andere relevante belanghebbenden. Mede op basis daarvan zijn de keuzes in die brief tot stand gekomen. Zo vond er een uitgebreide dialoog plaats tussen het kabinet, ROOS en de regionale publieke media-instellingen. Het advies ‘De tijd staat open’ van de Raad voor cultuur vormde een inspiratiebron voor zowel het plan van stichting ROOS als de beleidsreactie. De Raad voor cultuur heeft op het plan van ROOS aanvullend advies gegeven.30 Ter voorbereiding van dit advies heeft de Raad gesproken met deskundigen en betrokkenen uit het veld.

II. Artikelsgewijs deel

Artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 1.1)

Met dit wetsvoorstel vindt de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau plaats onder de koepel van de RPO. Daarbinnen wordt de uitvoering van de verzorging van het media-aanbod regionaal belegd bij regionale omroepen. Het begrip regionale omroep vervangt het begrip regionale publieke media-instelling. In de wet heeft de RPO de overkoepelende verantwoordelijkheid en is in die zin de media-instelling die eindverantwoordelijk is en aangesproken kan worden. Voor een nadere uitleg over de rol en redactionele onafhankelijkheid van de regionale omroepen wordt verwezen naar de toelichting bij de nieuwe artikelen 2.60a en 2.60n.

Artikel I, onderdeel B (wijziging artikel 2.20)

De wijzigingen in artikel 2.20 zijn van technische aard. Zij houden verband met het feit dat de RPO verantwoordelijk wordt voor de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau.

Artikel I, onderdeel C (nieuw vaststellen artikel 2.60a)

De RPO wordt belast met het uitvoeren van de publieke media-opdracht op regionaal niveau. De publieke taak op regionaal niveau is nu belegd bij dertien regionale media-instellingen. Het is echter één taak die in verschillende regio’s wordt uitgevoerd en met dit wetsvoorstel dus bij één organisatie wordt belegd. Ten opzichte van de huidige situatie verandert het karakter van de RPO. In de wet van 16 maart was de RPO gepositioneerd als een organisatie met openbaar gezag en daarom als zelfstandig bestuursorgaan te kwalificeren. In dit wetsvoorstel wordt de RPO een organisatie met de wettelijke taak, die op dit moment door dertien organisaties op basis van een aanwijzing deze taak uitvoeren. De wettelijke taak is het uitvoeren van de publieke media-opdracht, zoals verwoord in artikel 2.1 van de Mediawet 2008, op regionaal niveau. Hieronder valt onder meer het verzorgen van publieke mediadiensten. De RPO is daarmee eindverantwoordelijk voor de verzorging van de regionale mediadiensten in Nederland. Om te komen tot media-aanbod kan de RPO interne besluiten nemen of contracten met derden aangaan. Er is daarmee geen noodzaak meer voor de RPO om over bestuursrechtelijke bevoegdheden te beschikken. Hierbij is het belangrijk om te vermelden dat de RPO verplicht is het daadwerkelijke aanbod tot stand te laten brengen door inhoudelijk onafhankelijke regionale omroepen. Het bestuur van de RPO kan daarmee geen betrokkenheid hebben bij de dagelijkse productie en programmering bij de mediadiensten.

De RPO organiseert daarom de verzorging van de mediadiensten in verzorgingsgebieden, maar heeft bij de totstandkoming van het media-aanbod geen programmatisch inhoudelijke noch redactionele rol. Aan de hand van de publieke media-opdracht op regionaal niveau is het aan de RPO om tot een goede organisatie van verzorgingsgebieden te komen, hierbij zorgt de RPO er in ieder geval voor dat de wijze waarop het georganiseerd is ervoor zorgt dat aan de verscheidenheid aan regionale cultuur en identiteit in Nederland recht wordt gedaan. Hierbij moet elke provincie tenminste uit één verzorgingsgebied bestaan, maar dit kunnen er ook meerdere zijn. In het bijzonder is opgenomen dat één verzorgingsgebied moet samenvallen met de provincie Fryslân ten behoeve van een volwaardig aanbod in de Friese taal. Voor een toelichting op de bijzondere positie van de Friese taal wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

Om de verzorging van de mediadiensten te realiseren zorgt het bestuur van de RPO voor de benodigde faciliteiten voor de regionale omroepen. Deze taak is expliciet benoemd omdat het media-aanbod tot stand wordt gebracht door regionale omroepen die in ieder geval gedurende de eerste concessie buiten de RPO zijn georganiseerd.

Artikel I, onderdeel D (wijziging artikel 2.60b)

Met dit onderdeel wordt de mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit als orgaan toegevoegd aan de RPO. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar hoofdstuk 8 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel E (wijziging artikel 2.60c)

In artikel 2.60c wordt geregeld dat de ondernemingsraad van de RPO samen met de redactieraden van de regionale omroepen voor een van de leden van de raad van toezicht personen kan aanbevelen. De ondernemingsraad en de redactieraden moeten gezamenlijk tot een aanbeveling voor deze personen komen. Elk verzorgingsgebied kent een regionale omroep en elke regionale omroep heeft een redactieraad. Op deze manier heeft niet alleen het personeel van de RPO een stem in de benoemingen van de leden van de raad van toezicht, maar ook de met de verschillende regio’s verbonden omroepen als het daarvoor werkzame personeel niet in dienst is bij de RPO.

Artikel I, onderdeel F (wijziging artikel 2.60d)

De wijziging in onderdeel 1 houdt verband met het vervallen van het begrip regionale publieke media-instelling en het feit dat de RPO verantwoordelijk wordt voor de media-opdracht op regionaal niveau. In onderdeel 2 is voor het lidmaatschap van de raad van toezicht van de RPO een onverenigbaarheid toegevoegd. Om de redactionele onafhankelijkheid van de verzorging van de regionale mediadiensten te garanderen kunnen leden van de raad van toezicht niet tegelijkertijd lid zijn van een beleidscommissie of werkzaamheden verrichten voor een regionale omroep. Dit laatste is bewust materieel omschreven. Een regionale omroep kan een eigen rechtspersoon zijn maar kan ook (juridisch) onderdeel van de RPO zijn. De eerste mogelijkheid is in ieder geval aan de orde bij aanvang van de eerste concessieperiode van de RPO. Van belang is dat er hoe dan ook geen vermenging is tussen het bestuur en de raad van toezicht van de RPO enerzijds en degenen die verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van het regionale media-aanbod anderzijds.

Artikel I, onderdeel G (wijziging artikel 2.60e)

Het derde lid van artikel 2.60e is overbodig nu de RPO zelf verantwoordelijk is voor de verzorging van de regionale publieke mediadienst. Een raad van toezicht richt zich altijd tot het doel van de rechtspersoon waar deze een orgaan van is.

Artikel I, onderdeel H (wijziging artikel 2.60f)

Vanwege de positie van het Fries als tweede rijkstaal en de internationale verplichtingen die hiermee samenhangen, wordt expliciet opgenomen dat een van de leden van het bestuur de portefeuille Friese taal, cultuur en identiteit onder zich heeft. Bij de benoeming van dit lid heeft de mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit adviesrecht zoals in hoofdstuk 8 van het algemeen deel van deze toelichting is uiteengezet.

Artikel I, onderdeel I (wijziging artikel 2.60g)

Voor het lidmaatschap van het bestuur van de RPO gelden dezelfde onverenigbaarheden als die gelden voor het lidmaatschap van de raad van toezicht. Doordat in artikel 2.60d, eerste lid, onderdeel a, is bepaald dat het lidmaatschap van de raad van toezicht onverenigbaar is met het lidmaatschap van het bestuur, hoeft in artikel 2.60g niet geregeld te worden dat een lid van de raad van toezicht niet benoemd kan worden tot lid van het bestuur.

Het tweede lid van artikel 2.60g kan vervallen. De scheiding tussen bestuur en de regionale omroepen is gewaarborgd via de van overeenkomstige toepassing van artikel 2.60d, eerste lid, onderdeel d. Het gaat om het werkzaam zijn voor een regionale omroep. Een bestuurder van een rechtspersoon waar de omroep onderdeel van is, kan wel benoemd worden als lid van het bestuur van de RPO. Dit is gelijk aan de huidige situatie waarbij leden van het bestuur van regionale publieke media-instellingen ook lid kunnen zijn van het bestuur van de RPO (zie huidige tweede lid van artikel 2.60g).

Artikel I, onderdeel J (opnieuw vaststellen artikel 2.60h)

De taak van het bestuur van de RPO is aangepast aan de opdracht die de RPO met dit wetsvoorstel krijgt. Het bestuur is daarbij verantwoordelijk voor het besturen van de RPO, hij heeft daarbij de dagelijkse leiding en gaat over het financieel beleid. Daarnaast zijn er in het derde lid enkele specifieke taken benoemd die vooral zien op de algemene lijn van de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau.

Artikel I, onderdeel K (wijziging artikel 2.60i)

Dit betreffen technische wijzigingen die verband houden met het opnieuw vaststellen van artikel 2.60h en het feit dat de RPO verantwoordelijk wordt voor de publieke media-opdracht op regionaal niveau en er geen sprake meer is van andere regionale publieke media-instellingen.

Artikel I, onderdeel L (nieuwe artikelen 2.60k tot en met 2.60o)

In de artikelen 2.60k, 2.60l en 2.60m worden de samenstelling en de taken van de mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit geregeld.

Artikel 2.60k

In dit artikel is de samenstelling van de mediaraad voor de Friese taal, cultuur en identiteit geregeld. De raad bestaat uit drie leden waaronder een voorzitter. De beleidscommissie voor het verzorgingsgebied dat gelijk is aan het grondgebied van de provincie Fryslân, het bestuur van de RPO en gedeputeerde staten van de provincie Fryslân dragen elk een persoon voor benoeming voor op basis van deskundigheid op het gebied van de Friese taal, cultuur en identiteit. De leden benoemen uit hun midden een lid als voorzitter. Vanwege de onafhankelijkheid van de advisering door de mediaraad die vooral gericht is tot het bestuur, is gekozen om de benoeming van de leden plaats te laten vinden door de raad van toezicht.

Artikel 2.60l

In dit artikel zijn de onverenigbaarheden opgenomen voor het lidmaatschap van de mediaraad. Van belang is vooral dat de leden inhoudelijk onafhankelijk kunnen opereren en er geen (schijn van) belangenverstrengeling bestaat. Het lidmaatschap van de mediaraad is daarom onder meer onverenigbaar met andere functies bij de RPO, werkzaamheden voor een regionale omroep of het lidmaatschap van een beleidscommissie media-aanbod.

Artikel 2.60m

In algemene zin heeft de mediaraad tot taak te adviseren met als doel het realiseren van een volwaardig media-aanbod in de Friese taal. Specifiek beschikt de mediaraad hiertoe over drie bijzondere wettelijke bevoegdheden: instemmingsrecht op de benoeming van het hoofd van de regionale omroep van het verzorgingsgebied Fryslân, adviesrecht bij de benoeming van het lid van het bestuur met de portefeuille Friese taal, cultuur en identiteit en een zwaarwegend advies op het budget voor het verzorgingsgebied Fryslân. Voor een algemene toelichting hierop wordt verwezen naar hoofdstuk 8 van het algemeen deel van deze toelichting. Over het adviesrecht op het budget wordt nog het volgende opgemerkt. Dit advies heeft tot doel om te bezien of het mogelijk is om een volwaardig aanbod in de Friese taal te verzorgen. Als dit niet het geval zou zijn met het door de RPO voorgelegde budget dan moet dit duidelijk worden onderbouwd. Het advies is van zwaarwegende aard. Dit betekent dat de RPO het advies zwaar moet meewegen bij de uiteindelijke vaststelling van de budgetten.

Artikelen 2.60n en 2.60o

Met de artikelen 2.60n en 2.60o worden de redactionele onafhankelijkheid en regionale binding van de regionale mediadiensten gewaarborgd. Aan de RPO wordt de opdracht gegeven dat de regionale mediadiensten in een verzorgingsgebied worden uitgevoerd door een regionale omroep en dat het beleid voor een verzorgingsgebied wordt bepaald door een beleidscommissie.

Van belang is dat de regionale omroep inhoudelijk onafhankelijk programma-aanbod en de programmering verzorgt voor diens verzorgingsgebied. Voor de regionale omroep geldt daarom dezelfde redactionele vrijheid als die voor publieke media-instellingen in artikel 2.88. De regionale omroep bepaalt vorm en inhoud. Uiteraard moet de omroep daarbij de overige wettelijke bepalingen in acht nemen. Voor de regionale omroepen zijn het concessiebeleidsplan, de prestatieovereenkomst en de begrotingen van de RPO een belangrijk kader. Daarnaast kent de regionale omroep een redactiestatuut waarop de eisen in artikel 2.88 van overeenkomstige toepassing zijn. De vrijheid van vorm en inhoud ziet op de relatie tussen het bestuur van de RPO en de regionale omroepen. Het gaat om inhoudelijke onafhankelijkheid bij het maken van programma’s voor de RPO. Omdat de RPO verantwoordelijk is voor de uitvoering van de regionale publieke media-opdracht, is zij echter aanspreekbaar op al het media-aanbod dat voor de regionale publieke mediadienst tot stand wordt gebracht. Het is aan de RPO om zich hierover extern te verantwoorden. Intern of via contracten kan de RPO maatregelen nemen tegen de desbetreffende regionale omroep. Om de onafhankelijkheid van de regionale omroepen te waarborgen is in het vierde lid van artikel 2.60n bepaald dat de RPO vastlegt hoe zij garandeert dat de regionale omroepen vorm en inhoud van het media-aanbod voor een verzorgingsgebied bepalen. Het vastleggen hiervan kan bestaan uit interne regelingen of uit overeenkomsten.

In een verzorgingsgebied bepaalt een beleidscommissie het beleid voor het media-aanbod. De beleidscommissie moet waarborgen dat het media-aanbod aansluit op de behoeften van de regio. De beleidscommissie moet daarom representatief zijn voor het maatschappelijk achterveld, de geografische spreiding en de doelgroepen voor het media-aanbod in het verzorgingsgebied. Als waarborg dat de beleidscommissie representatief is, adviseert provinciale staten van de provincie of provincies (als het verzorgingsgebied (delen van) meerdere provincies beslaat) over de representativiteit.

Het is een wettelijke verplichting voor de RPO om te zorgen dat een regionale omroep feitelijk de mediadiensten in een verzorgingsgebied verzorgt en dat een representatieve beleidscommissie het beleid bepaalt. De RPO kan dit intern in de stichting RPO organiseren via de statuten of reglementen of extern via contracten waarbij de RPO het aanbod en de programmering feitelijk door een andere rechtspersoon laat uitvoeren. Dit laatste zal in ieder geval aan de orde zijn gedurende de eerste planperiode van de eerste concessie. De uitvoering van de verzorging van het media-aanbod en de programmering vindt dan plaats door de huidige regionale publieke media-instellingen. De RPO moet in de contracten met die rechtspersonen afspraken maken over de redactionele vrijheid van de regionale omroep binnen die rechtspersonen en de representativiteit van de beleidscommissie en de advisering daarover door provinciale staten.

Artikel I, onderdelen M en N (wijziging artikelen 2.60q en 2.60r (nieuw))

Dit betreffen technische aanpassingen. Nu de RPO verzorgingsgebieden gaat vaststellen, moet dit toegevoegd worden in artikel 2.60q (nieuw). Verder worden er terminologische wijzigingen doorgevoerd en moet in verband met de wijziging in artikel 2.60q de verwijzing in artikel 2.60r (nieuw) worden aangepast.

Artikel I, onderdeel O (opnieuw vaststellen artikel 2.60t (nieuw))

De RPO is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de publieke media-opdracht op regionaal niveau. De RPO moet er voor zorgen dat het bestuur, de raad van toezicht en de mediaraad voor de Friese taal, Cultuur en identiteit over alle benodigde informatie van de regionale omroepen en beleidscommissies beschikken die zij nodig hebben voor de vervulling van hun taak. In geval de feitelijke uitvoering van de regionale mediadiensten door de huidige regionale publieke media-instellingen plaats vindt, zal de RPO dit in overeenkomsten moeten vastleggen. Dit is ook van belang voor het toezicht van het Commissariaat. Hij richt zich immers tot de RPO die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de wettelijke taak en daarmee voor de verzorging van de mediadiensten.

In het tweede lid is de opdracht gegeven aan de RPO om ervoor te zorgen dat in het geval de RPO de omroepen door andere rechtspersonen laat uitvoeren (zoals de huidige regionale publieke media-instellingen), die rechtspersonen voldoen aan de eisen in de Mediawet 2008. Het gaat dan om onder meer het dienstbaarheidsverbod, het inzetten van middelen, de inhoudelijke voorschriften aan het media-aanbod rond reclame-uitingen en sponsoring en de administratie. Deze opdracht is vergelijkbaar aan de bepalingen die gelden voor de samenwerkingsomroepen die moeten zorgen dat de verenigingen die zij vertegenwoordigen aan de wet voldoen. Het is aan de RPO om hiervoor zorg te dragen en dit in contracten mee te nemen. Indien het Commissariaat de RPO erop aanspreekt dat de inhoud of totstandkoming van het media-aanbod niet in overeenstemming is met de Mediawet 2008, moet de RPO ervoor zorgen dat de regionale omroep onverwijld haar handelwijze aanpast.

Als bij het uitvoeren van de publieke media-opdracht op regionaal niveau de wet wordt overtreden is het aan het Commissariaat om hierop te handhaven. Hij spreekt hierop de RPO aan. In ieder geval gedurende de eerste planperiode kan het zijn dat de overtreding feitelijk is begaan door een regionale omroep die valt onder een van de huidige regionale publieke media-instellingen. Daarom is in het derde lid de opdracht aan de RPO gegeven om ervoor te zorgen dat bij een last onder dwangsom of een aanwijzing van het Commissariaat ook die andere rechtspersonen maatregelen treffen om te voldoen aan de last onder dwangsom of de aanwijzing. Ook hierover maakt de RPO contractuele afspraken als zij de verzorging van het aanbod door een huidige regionale publieke media-instelling laat plaats vinden.

Artikel I, onderdelen P tot en met W (wijzigingen in paragraaf 2.3.1a)

Dit zijn technische wijzigingen die verband houden met het feit dat alleen de RPO belast wordt met de publieke media-opdracht op regionaal niveau en er geen aanwijzingen als regionale publieke media-instellingen door het Commissariaat meer plaatsvinden.

Artikel I, onderdelen X en Y (wijzigingen paragraaf 2.3.2)

Met deze technische wijzigingen worden de verplichtingen rond het media-aanbod opgedragen aan de RPO en niet meer aan de regionale publieke media-instellingen. Verder is telkens provincie vervangen door verzorgingsgebied. Het is aan de RPO de media-opdracht op regionaal niveau te organiseren in verzorgingsgebieden. Deze hoeven niet gelijk te zijn aan volledige provincies.

Artikel I, onderdelen Z en AA (wijziging artikelen 2.91 en 2.92)

Dit zijn technische wijzigingen die verband houden met het feit dat de RPO alleen nog een publieke media-instelling is voor het aanbod op regionaal niveau.

Artikel I, onderdelen BB tot en met II (wijziging artikelen 2.135, 2.141, 2.142, 2.142a, 2.143, 2.147, 2.167 en 2.168)

De RPO is met dit wetsvoorstel op grond van de Mediawet 2008 een publieke media-instelling en de RPO hoeft daarom in deze artikelen niet meer afzonderlijk genoemd te worden. Als het bijvoorbeeld gaat om de bekostigingsaanspraak in artikel 2.143, dan volgt de aanspraak voor de RPO uit het feit dat met dit voorstel de RPO een publieke media-instelling is en daarmee gegarandeerd is van middelen voor de verwezenlijking van de publieke opdracht. Daarnaast kan regionale publieke media-instellingen telkens worden vervangen door RPO.

Artikel I, onderdeel JJ (wijziging artikel 2.169a)

Het derde lid van artikel 2.169a wordt opnieuw vastgesteld. Doordat de RPO nu ook verantwoordelijk wordt voor de verzorging van het media-aanbod, is deze kostenpost toegevoegd bij de onderverdeling van de financiële middelen. Eigen inkomsten van de publieke omroep moeten ingezet worden om de publieke taak te verwezenlijken. Daarom moet ook een overzicht worden gegeven van de eigen inkomsten. In beginsel betreft dit de eigen inkomsten van de RPO, maar zolang de RPO de feitelijke uitvoering van de verzorging van het media-aanbod door de huidige regionale publieke media-instellingen laat verrichten, moeten ook de eigen inkomsten van die rechtspersonen meegenomen worden. Dit lid komt inhoudelijk overeen met artikel 2.147, derde lid, dat voor de landelijke publieke omroep geldt.

Artikel I, onderdeel KK (nieuw vaststellen artikel 2.170)

Met dit artikel wordt de financiering van de RPO geregeld. De Minister van OCW stelt jaarlijks het budget van de RPO vast. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de middelen voor de verzorging van het media-aanbod (door de regionale omroepen in samenwerking met de beleidscommissies) en de overige taken van de RPO (onderandere de apparaatskosten en de shared services). Het bestuur van de RPO besteedt de middelen aan de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau. Voor de verzorging van het media-aanbod stelt het bestuur per verzorgingsgebied een budget beschikbaar. Voor de verhouding van de budgetten tussen de verzorgingsgebieden stelt het bestuur criteria op, waarbij voor elk gebied in ieder geval een basisbedrag beschikbaar is. Deze toe te passen criteria bij de verdeling van het budget legt de RPO vast in een reglement.

De regels over de bevoorschotting en het vaststellen van het budget als de begroting niet volgens de regels is ingediend, komen overeen met de bepalingen voor de landelijke publieke omroep.

Artikel I, onderdeel LL (vervallen artikel 2.170a)

Met het gewijzigde artikel 2.170 en de nieuwe rol voor de RPO moet artikel 2.170a vervallen. Voor de eindafrekening van de huidige regionale omroepen is een overgangsbepaling in artikel III opgenomen die overeenkomt met artikel 2.170a.

Artikel I, onderdelen MM tot en met QQ (wijziging artikelen 2.173a, 2.175, 2.176, 2.177 en 2.178)

Dit betreffen technische wijzigingen die verband houden met de nieuwe rol van de RPO en het feit dat er nog maar een regionale publieke media-instelling is op grond van de wet met daarbinnen omroepen en verzorgingsgebieden. Het derde lid van artikel 2.175 kan vervallen omdat reserveringen in strijd met artikel 2.175 al via artikel 2.177 door het Commissariaat kunnen worden teruggevorderd.

Artikel I, onderdeel RR (wijziging artikel 6.13)

De RPO organiseert de verzorging van het media-aanbod via verzorgingsgebieden. Het is aan de RPO om de verzorgingsgebieden zo te organiseren dat de publieke media-opdracht op regionaal niveau het best uitgevoerd kan worden. Dit kan langs provinciegrenzen, maar zou ook anders kunnen. Daarom wordt artikel 6.13 zo gewijzigd dat over verzorgingsgebieden wordt gesproken en niet over provincies.

Artikel I, onderdelen SS tot en met WW (wijzigingen artikelen 7.4, 7.11, 7.16a en 8.8)

Dit betreffen technische wijzigingen. In artikel 7.4 kan ‘RPO’ vervallen omdat met de wijziging de RPO al valt onder het begrip publieke media-instelling. In artikel 7.11 wordt een verwijzing aangepast in verband met een vernummering.

In artikel 7.12 wordt telkens artikel 2.170 geschrapt. Het Commissariaat houdt toezicht op de rechtmatige besteding van middelen door de RPO en heeft daarbij de noodzakelijke instrumenten voor de naleving.

Artikel I, onderdeel XX (wijziging artikel 9.14c)

Om de concessie van de RPO gelijk te laten gaan lopen met de landelijke concessie, kan de eerste concessie voor een afwijkende periode worden verleend. Omdat de tienjarige periode voor de landelijke concessie eindigt in 2020 en de eerste concessie voor de RPO erg kort zou kunnen zijn, is de mogelijkheid opgenomen dat de eerste concessie voor langer dan tien jaar kan zijn. De eerste concessie is dan de periode tot en met 2020 plus tien jaar. Bij die verlening kan dan bepaald worden na welke periode een nieuw concessiebeleidsplan moet worden ingediend. Normaal gesproken is dit om de vijf jaar. Dit zal ook de richtlijn zijn bij het bepalen van de indieningsmomenten bij een concessie langer dan tien jaar.

Artikel I, onderdeel YY (nieuw artikel 9.14d)

Als overgang voor de huidige aangewezen regionale media-instellingen voorziet artikel 9.14d erin dat gedurende de eerste planperiode bij de eerste concessie van de RPO, de verzorgingsgebieden gelijk zijn aan de gebieden die nu door de regionale media-instellingen worden bediend en dat die media-instellingen feitelijk het media-aanbod voor die verzorgingsgebieden verzorgen. In feite is de RPO met dit artikel verplicht om de huidige media-instellingen in opdracht het media-aanbod te laten verzorgen. Het gaat dan om het maken van programma’s en de programmering voor de desbetreffende regionale mediadiensten. Dit is het journalistieke en redactionele werk. De RPO kan daarbij zorgen dat de huidige regionale media-instellingen gebruik kunnen maken van voorzieningen van de RPO, zodat niet elke regionale media-instelling dezelfde kosten hoeft te maken. De opdrachtrelatie houdt in dat de RPO met de huidige regionale media-instellingen een overeenkomst zal moeten sluiten alvorens de RPO die rechtspersonen de opdracht geeft om media-aanbod te verzorgen. Hierbij is het uiteraard van belang dat het media-aanbod door die rechtspersonen overeenkomstig de Mediawet 2008 tot stand wordt gebracht. Daarom is in de bepaling expliciet verwezen naar artikel 2.60t op grond waarvan de RPO moet zorgen dat een andere rechtspersoon bij het verzorgen van aanbod voor de RPO zich houdt aan de relevante bepalingen in de Mediawet 2008. Dit zal dus moeten worden uitgewerkt in de overeenkomsten, evenals de gevolgen wanneer dit niet het geval is en de RPO te maken krijgt met handhaving door het Commissariaat. Alleen als aan die waarborgen in de overeenkomsten is voldaan kunnen de huidige regionale publieke media-instellingen het aanbod voor de RPO verzorgen. Zonder (deugdelijke) overeenkomst is er immers geen basis waarop aanbod wordt verzorgd voor de RPO.

Naar alle waarschijnlijkheid zal de eerste concessie tot eind 2030 duren, zodat de concessies voor de landelijke en regionale publieke omroep gelijk gaan lopen. Op grond van artikel 9.14c kan voor de eerste concessie een afwijkende periode worden vastgesteld. Bij de verlening van de concessie wordt bepaald wat de planperiodes zijn voor het concessiebeleidsplan RPO. De overgangsperiode geldt gedurende het eerste concessiebeleidsplan (waarschijnlijk tot en met 2020).

Artikel II

Dit betreffen technische wijzigingen van de Telecommunicatiewet die noodzakelijk zijn nu er in de Mediawet 2008 niet meer gesproken zal worden over regionale publieke media-instellingen, maar alleen over de RPO als verantwoordelijke voor het media-aanbod voor de regionale publieke mediadienst.

Artikel III

Met deze bepaling wordt de intrekking van de aanwijzingen voor de huidige regionale publieke media-instellingen en hun eindafrekening geregeld. Het artikel komt inhoudelijk overeen met het huidige artikel 2.170a. In dat artikel is op dit moment geregeld hoe een eindafrekening plaats vindt als de aanwijzing van een regionale publieke media-instelling vervalt. Dit artikel wordt echter geschrapt omdat met dit wetsvoorstel nog maar sprake is van één organisatie die de publieke media-opdracht op regionaal niveau uitvoert en een wettelijke taak hiertoe heeft.

De huidige regionale publieke media-instellingen krijgen twaalf in plaats van vier maanden voor hun eindafrekening, zodat dit zorgvuldig kan plaatsvinden. Verder is geregeld dat na de eindafrekening de Minister van OCW beslist wat er met eventuele overschotten zal gebeuren. Uitgangspunt is dat deze ingezet zullen moeten worden voor de regionale publieke mediadienst. Het is denkbaar dat deze middelen toegekend worden aan de RPO met een bestedingsverplichting voor het verzorgingsgebied waar deze vandaan komen. Verder is geregeld dat de instellingen gebruiksrechten op programma’s, formats, etc. overdragen aan de RPO. De RPO is de zendgemachtigde na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel en zal moeten kunnen beschikken over het programmamateriaal. De huidige regionale publieke media-instellingen kunnen als regionale omroep onder de naam van de RPO het materiaal blijven gebruiken.

Artikel IV

Met deze bepaling gaan enkele zaken over op de RPO zodat de mediadiensten ongewijzigd voortgezet kunnen worden. Het gaat om zaken die nu verbonden zijn aan de regionale publieke media-instellingen en die de RPO als publieke media-instelling nodig heeft om de activiteiten (door de regionale omroepen) voort te zetten. Zo treedt de RPO in de plaats van de media-instellingen bij de samenwerking met de lokale publieke media-instellingen en worden de toestemmingen van het Commissariaat voor nevenactiviteiten geacht te zijn gegeven aan de RPO. Uiteraard wordt deze overgang beperkt door de inhoud van de overeenkomsten en de toestemmingen zelf (in duur en strekking). Verder wordt gerealiseerd dat de vergunningen op grond van de Telecommunicatiewet van rechtswege overgaan van de huidige regionale publieke media-instellingen op de RPO.

Artikel V

Dit wetsvoorstel kan voor onderdelen op verschillende momenten in werking treden waarbij toepassing kan worden gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting aangegeven, krijgt de regionale publieke omroep vanaf 1 januari 2017 te maken met een bezuiniging. Daarom is het noodzakelijk dat onderhavig wetsvoorstel op dat moment in werking treedt.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,


X Noot
1

Artikel 2.60n, eerste lid, Mw.

X Noot
2

Artikel 2.60a, derde lid, Mw

X Noot
3

De leden 2 en 3 van artikel 2.88 Mw die zien op het opstellen van een redactiestatuut worden in het voorstel van toepassing verklaard op de regionale omroepen.

X Noot
4

Toelichting, paragraaf 7.2.1.

X Noot
5

Toelichting, paragraaf 7.2.1 Regionale omroepen.

X Noot
6

De leden 2 en 3 van artikel 2.88 Mw die zien op het opstellen van een redactiestatuut worden in het voorstel van toepassing verklaard op de regionale omroepen.

X Noot
7

Kamerstukken II 2014/15, 32 827, nr. 78.

X Noot
8

Toelichting, paragraaf 3.

X Noot
9

Toelichting, paragraaf 7.2.1.

X Noot
10

Kamerstukken I 2015/16, 34 329, A. Dit in het bijzonder met artikel 10 onder b, van richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG en de bepalingen van richtlijn nr. 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PbEU L 94). Dientengevolge bestaat geen aanbestedingsverplichting betreffende de aankoop, de ontwikkeling, de productie of de coproductie van programma’s als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van richtlijn 2010/13/EU en radiomateriaal bestemd voor audiovisuele mediadiensten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van richtlijn 2010/13/EU of radio-omroepdiensten, die worden gegund door aanbieders van audiovisuele mediadiensten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, van richtlijn 2010/13/EU of radio-omroepdiensten, of opdrachten betreffende zendtijd of betreffende de levering van programma’s die worden gegund aan aanbieders van audiovisuele mediadiensten of radio-omroepdiensten.

X Noot
11

Zie in dit verband het arrest van het Hof van Justitie van 13 oktober 2005, Parking Brixen GmbH tegen Gemeinde Brixen en Stadtwerke Brixen AG, ECLI:EU:C:2005:605.

X Noot
12

Kamerstukken II 2015/16, 34 264, nrs. 33 en 34.

X Noot
13

Toelichting, paragraaf 8.

X Noot
14

Zoals beschreven in artikel 2.60o Mw.

X Noot
15

Artikel 2.60a, vierde lid, Mw.

X Noot
16

Kamerstukken II 2014/15, 32 827, nr. 78, blz. 5.

X Noot
17

Kamerstukken II 2015/16, 34 459, nr. 2.

X Noot
18

Kamerstukken II 2015/16, 32 827, nr. 90.

X Noot
19

Kamerstukken II 2019/20, 32 827, nr. 181.

X Noot
1

Wet van 16 maart 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (Stb. 2016, 114).

X Noot
2

Artikel 2.60n, eerste lid, Mw.

X Noot
3

Artikel 2.60a, derde lid, Mw

X Noot
4

De leden 2 en 3 van artikel 2.88 Mw die zien op het opstellen van een redactiestatuut worden in het voorstel van toepassing verklaard op de regionale omroepen.

X Noot
5

Toelichting, paragraaf 7.2.1.

X Noot
6

Toelichting, paragraaf 7.2.1 Regionale omroepen.

X Noot
7

De leden 2 en 3 van artikel 2.88 Mw die zien op het opstellen van een redactiestatuut worden in het voorstel van toepassing verklaard op de regionale omroepen.

X Noot
8

Kamerstukken II 2014/15, 32 827, nr. 78.

X Noot
9

Toelichting, paragraaf 3.

X Noot
10

Toelichting, paragraaf 7.2.1.

X Noot
11

Kamerstukken I 2015/16, 34 329, A. Dit in het bijzonder met artikel 10 onder b, van richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG en de bepalingen van richtlijn nr. 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PbEU L 94). Dientengevolge bestaat geen aanbestedingsverplichting betreffende de aankoop, de ontwikkeling, de productie of de coproductie van programma’s als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van richtlijn 2010/13/EU en radiomateriaal bestemd voor audiovisuele mediadiensten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van richtlijn 2010/13/EU of radio-omroepdiensten, die worden gegund door aanbieders van audiovisuele mediadiensten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, van richtlijn 2010/13/EU of radio-omroepdiensten, of opdrachten betreffende zendtijd of betreffende de levering van programma’s die worden gegund aan aanbieders van audiovisuele mediadiensten of radio-omroepdiensten.

X Noot
12

Zie in dit verband het arrest van het Hof van Justitie van 13 oktober 2005, Parking Brixen GmbH tegen Gemeinde Brixen en Stadtwerke Brixen AG, ECLI:EU:C:2005:605.

X Noot
13

Kamerstukken II 2015/16, 34 264, nrs. 33 en 34.

X Noot
14

Toelichting, paragraaf 8.

X Noot
15

Zoals beschreven in artikel 2.60o Mw.

X Noot
16

Artikel 2.60a, vierde lid, Mw.

X Noot
17

Kamerstukken II 2014/15, 32 827, nr. 78, blz. 5.

X Noot
18

Kamerstukken II 2015/16, 34 459, nr. 2.

X Noot
1

Het nieuwe publieke regionale mediabedrijf: betrokken en betrouwbaar. Zie voor dit plan de bijlage bij Kamerstukken II 2014/15, 32 827, nr. 78.

X Noot
2

Zoals blijkt uit onderzoek uit 2014 van het stimuleringsfonds voor de journalistiek: https://www.svdj.nl/onderzoek/het-is-stil-in-de-regio-2/.

X Noot
4

Stb. 2016, 114.

X Noot
5

Kamerstukken II 2015/16, 32 827, nr. 78.

X Noot
6

Wet van 18 december 2013 tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting (Stb. 2013, 570).

X Noot
7

Zie voor dit plan de bijlage bij Kamerstukken II 2014/15, 32 827, nr. 78.

X Noot
8

Kamerstukken II 2015/16, 32 827, nr. 78.

X Noot
9

Kamerstukken II 2015/16, 32 624, nrs. 33 en 34.

X Noot
10

Kamerstukken I 2015/16 34 264, O en P.

X Noot
11

Mediatijd 2014/2015.

X Noot
14

Over deze bezuinigingen is door de staatssecretaris van OCW aan stichting ROOS een brief gestuurd, zie Kamerstukken II, 2015/16 34 264, P.

X Noot
15

Zo wordt er intensief samen gewerkt met de NOS, Omroep Max en EenVandaag.

X Noot
16

Op basis van bekostigingscijfers van het Commissariaat voor de Media.

X Noot
18

Zie: http://www.1limburg.nl.

X Noot
19

Het Bureau Regio is gesitueerd op de NOS-nieuwsvloer en maakt gebruik van de faciliteiten en redactiesystemen van de NOS.

X Noot
20

In artikel 2a.16 van de Aanbestedingswet 2012 wordt bepaald dat voor concessies voor audiovisuele mediadiensten de Aanbestedingswet 2012 niet van toepassing is.

X Noot
21

Bijvoorbeeld zoals die door de BBC wordt gehanteerd. Zie: http://www.bbc.co.uk/bbctrust/governance/tools_we_use/public_value_tests.html.

X Noot
22

Voor de regionale publieke omroep geldt als hoofdregel een must carry verplichting voor de regionale publieke omroep van de eigen provincie (verzorgingsgebied). Daarnaast moeten ook de regionale publieke omroepen van de aangrenzende provincies worden doorgegeven. De must carry verplichting gaat dus niet zover dat alle regionale publieke omroepen in iedere provincie moeten worden doorgegeven.

X Noot
23

Conform de motie Heerma/Seegers. Kamerstuk II 2015/16, 34 264, nr. 33.

X Noot
24

Zie hiervoor ook de Wet gebruik Friese taal.

X Noot
25

Nederland heeft van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden wat betreft het Fries van artikel 11 Media paragraaf 1, sub-paragrafen a (iii), b (ii), c (ii), f (ii) en paragraaf 2 erkend.

X Noot
26

Dit geldt niet voor andere regio’s of streektalen zoals het Nedersaksisch (Groningen/Drenthe/Overijssel/Gelderland) of het Limburgs. Deze zijn onder deel II van het genoemde Europese handvest voor regionale talen of talen van minderheden erkend.

X Noot
27

Kamerstukken I 2015/16, 34 264, K.

X Noot
28

Wet van 18 december 2013 tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting (Stb. 2013, 570).

X Noot
29

Zie ook: Kamerstukken I 2015/16, 34 264, P.

Naar boven