TOELICHTING
Algemeen
1. Aanleiding
Het coronavirus heeft de wereld en ook Nederland in zijn greep. De virusuitbraak heeft
enorm ingrijpende gevolgen, voor de gezondheid van mensen, voor de gezondheidszorg,
voor het maatschappelijk leven en ook voor het onderwijs. Vanaf 16 maart 2020 wordt
het onderwijs op het mbo, hbo en wo zoveel mogelijk digitaal en op afstand verzorgd.
Hiermee leveren zowel instellingen als studenten een grote inspanning om studievertraging
zo veel mogelijk te voorkomen. Instellingen zetten alles op alles om vertraging te
voorkomen en ervoor te zorgen dat laatstejaars studenten voor het eind van het studiejaar
hun diploma kunnen halen. Inmiddels vindt het onderwijs niet alleen meer op afstand
plaats, maar openen de onderwijsinstellingen hun deuren weer voorzichtig voor het
geven van fysiek onderwijs.
Toch is het onvermijdelijk dat er een groep studenten zal zijn die studievertraging
oploopt als gevolg van de uitbraak van COVID-19 en de door het kabinet genomen maatregelen.
Met name voor studenten in het mbo en hbo in het laatste jaar van hun opleiding maakt
een praktijkonderdeel vaak deel uit van de opleiding, zoals stages, coschappen, en
onderwijs in een laboratorium. Onderwijsinstellingen zetten zich in om hier waar mogelijk
alternatieve vormen voor in te richten om studievertraging voor studenten zo veel
mogelijk te voorkomen. Toch is het niet altijd mogelijk om deze praktijkonderdelen
digitaal en op afstand te organiseren. Studievertraging is in dat geval onvermijdelijk.
Voor studenten in het laatste jaar van hun opleiding geldt daarbij dat zij deze vertraging
niet in een later stadium van de opleiding kunnen inlopen.
In de Tweede Kamer is op 22 april 2020 door de leden Jetten en Heerma per motie verzocht
om de gevolgen van COVID-19 voor studenten in kaart te brengen en studenten waar mogelijk
te ondersteunen.1 Over de uitwerking van de motie is op 15 mei 20202 een brief gestuurd aan de Tweede Kamer. In de brief wordt een tegemoetkoming voor
studenten aangekondigd. In deze regeling worden de voorwaarden voor toekenning van
die tegemoetkoming aan studenten vastgelegd.
2. Doelgroep
Als gevolg van de maatregelen in het kader van de uitbraak van COVID-19 kunnen studenten
financiële gevolgen ondervinden. Deze financiële gevolgen kunnen bestaan uit:
-
1. Extra collegegeld ho (€ 179,– per maand), lesgeld mbo (€ 100,– per maand) of cursusgeld
mbo (€ 20, tot € 50,– per maand);
-
2. Geen recht meer op een basisbeurs of een aanvullende beurs, terwijl de opleiding nog
niet is afgerond. Dat betekent gemiddeld een inkomstenverlies van € 300,– per maand
voor mbo-studenten. Daarnaast maken studenten die daar recht op hadden, niet langer
aanspraak op een aanvullende beurs. Voor de mbo-studenten uit de laagste inkomens
bedraagt de aanvullende beurs per maand maximaal € 374,– en voor ho-studenten € 403,–;
-
3. Bijverdiensten die wegvallen (circa € 400,– tot € 500,– per maand);
-
4. Verslechterde arbeidsmarkt als gevolg van de economische crisis waar studenten mogelijk
op latere datum instromen.
Gelet op deze gevolgen, het feit dat studievertraging in het laatste jaar in dit geval
niet altijd te voorkomen of in te halen is en het feit dat studenten veelal geen baat
hebben bij andere regelingen zoals de TOZO, NOW of TOFA, is besloten om studenten
die in de afrondende fase van hun studie zitten deels te compenseren voor de financiële
gevolgen van de uitbraak van COVID-19.
Daarbij is gekeken naar verschillende opties. De wens voor maatwerk, waarbij voor
elke individuele student studievertraging als gevolg van de uitbraak van COVID-19
moet worden aangetoond, staat daarbij op gespannen voet met de wens om de uitvoering
van deze regeling behapbaar te houden. Ook gelet op de korte termijn waarop deze regeling
moet worden uitgevoerd.
Er is daarom voor gekozen om de volgende twee groepen studenten te compenseren. Studenten
kunnen in aanmerkingen komen voor de tegemoetkoming als ze onder één van de doelgroepen
vallen of het kan ook voorkomen dat studenten onder beide doelgroepen vallen, in dat
geval kunnen zij op beide tegemoetkomingen aanspraak maken.
Doelgroep 1.
Studenten aan bekostigde opleidingen die naast het studiejaar 2019-2020, ook in studiejaar
2020-2021 zijn ingeschreven voor hun opleiding en vervolgens in de periode van augustus
2020 (mbo) of september 2020 (ho) tot uiterlijk eind januari 2021 een mbo-diploma,
hbo-diploma (associate degree, bachelor of master) of een wo-masterdiploma behalen.
Doordat deze studenten door de studievertraging ook in het nieuwe studiejaar ingeschreven
worden en als gevolg daarvan de hiervoor genoemde financiële gevolgen kunnen ondervinden,
acht het kabinet het redelijk om deze groep studenten financieel te compenseren. Het
is voor deze groep namelijk niet mogelijk om eventuele studievertraging in te lopen,
terwijl ze wel worden geconfronteerd met extra kosten voor het volgen van onderwijs
ten behoeve van het afronden van de betreffende opleiding.
Doelgroep 2.
Studenten van wie het recht op basisbeurs (mbo-bol niveau 3 en 4)3 en aanvullende beurs (mbo-bol niveau 3 en 4 en ho) afloopt in de maanden juni, juli,
augustus en september 2020. Het gaat hier om ondersteuning in de kosten voor levensonderhoud
door de overheid aan studenten in het mbo en ho. Deze groep studenten ondervindt grote
gevolgen van de studievertraging doordat zij niet langer aanspraak kunnen maken op
de financiële middelen van de basisbeurs en/of de aanvullende beurs. In het hoger
onderwijs bestaat namelijk recht op de aanvullende beurs voor de nominale studieduur.
Dit zou betekenen dat die beurs bij studievertraging wegvalt. Bij bol-studenten geldt
dit voor de basisbeurs én de aanvullende beurs. Zij hebben hier recht op vanaf hun
18e en voor een periode van vier jaar, dus zij bereiken de grens van hun recht minder
snel. Desalniettemin kunnen er ook in die groep studenten zijn waar de inkomsten uit
studiefinanciering wegvallen als gevolg van de studievertraging. Daarom is besloten
om alle studenten die in de maanden juni, juli, augustus en september uit hun recht
op basisbeurs (mbo-bol niveau 3 en 4) of aanvullende beurs (mbo-bol niveau 3 en 4
en ho) lopen eveneens een eenmalige tegemoetkoming te bieden.
Afbakening doelgroepen
Vanwege de totale beschikbare middelen ziet het kabinet zich genoodzaakt om keuzes
te maken. De afgelopen maanden hebben instelling en studenten zich optimaal ingespannen
om zo veel mogelijk vertraging te voorkomen. Daarnaast is de verwachting dat de studenten
die niet in de afstudeerfase zitten binnen de duur van de opleiding de studievertraging
als gevolg van COVID-19 kunnen inlopen. De studenten in het laatste jaar van hun studie
hebben deze mogelijkheid eenvoudigweg niet. Studenten die voor de maatregelen van
COVID-19 al studievertraging hadden opgelopen, komen niet voor de tegemoetkoming in
aanmerking, Studenten die geen aanspraak (meer) kunnen maken op de basisbeurs en/of
de aanvullende beurs hebben de mogelijkheid om (extra) te lenen. Het is mogelijk om
deze lening met terugwerkende kracht tot aan 1 januari 2020 aan te vragen.
De studenten die een wo-bachelor behalen zijn uitgesloten van de tegemoetkoming voor
het collegegeld. Het is in het wetenschappelijk onderwijs namelijk gebruikelijk om
een masteropleiding na een bacheloropleiding te volgen. Uit de monitor beleidsmaatregelen
2017-2018 en 2018-2019 blijkt dat meer dan 80% van de wo-bachelor studenten doorstroomt
naar de wo-master (direct of indirect). Tevens blijkt uit de monitor dat studenten
de laatste jaren vaker een tussenjaar namen om te werken of te reizen. De verwachting
is echter dat juist gezien de huidige situatie meer studenten ervoor zullen kiezen
om vanuit een wo-bachelor naar een wo-master door te stromen. Een eventuele vertraging
kan dan in de wo-master worden ingelopen en daarom is deze groep uitgezonderd van
de tegemoetkoming.
De tegemoetkoming voor het les-, cursus- en collegegeld geldt alleen voor studenten
die een opleiding volgen aan een bekostigde instelling. De bekostigde instellingen
mogen studenten op grond van artikel 2.5.3, tweede lid, van de WEB en 2.9, eerste
lid, van de WHW geen compensatie bieden voor les-, cursus- en collegegeld. Omdat de
overheid hier verantwoordelijk voor is zorgt de overheid dat in het bekostigd onderwijs
de tegemoetkoming aan studenten kan worden gegeven.
In de regeling is gekozen voor een tegemoetkoming voor de studenten die niet langer
aanspraak kunnen maken op basisbeurs en/of een aanvullende beurs. Eerder is al besloten
om het studentenreisproduct voor alle studenten die hiervoor in aanmerking komen met
3 maanden te verlengen, waardoor de periode waarin de facto niet of nauwelijks met
het ov gereisd kon worden, niet in mindering wordt gebracht op het totale reisrecht.
Daarmee wordt dus reeds tegemoet gekomen in de reiskosten tijdens de studievertraging.
De hardheidsclausule uit de Wet studiefinanciering 2000 is van toepassing. Dit betekent
dat van de regeling kan worden afgeweken als toepassing van de regeling leidt tot
een onbillijkheid van overwegende aard. De hardheidsclausule is niet bedoeld om voor
grote groepen af te wijken van de regeling. Mocht de regering aanleiding zien om de
regeling toe te passen op een grotere doelgroep dan zal de regeling daarop worden
aangepast.
3. Omvang tegemoetkoming
De eerste groep studenten (zie de beschrijving van doelgroep 1 hierboven) ontvangt
in het eerste kwartaal van 2021 een eenmalig bedrag ter hoogte van ongeveer drie maanden
les-, cursus-, of collegegeld. Dat betekent voor een bbl-student in het mbo een eenmalige
tegemoetkoming van € 150,–, een bol-student in het mbo ontvangt € 300,– en een ho-student
€ 535,–. Als een student in de periode van augustus 2020 tot en met januari 2021 meerdere
diploma’s zou behalen, dan ontvangt die student eenmalig een vergoeding ter hoogte
van het hoogste bedrag waarop aanspraak bestaat. Er kan geen cumulatie plaatsvinden
van de bedragen.
De tweede groep studenten (zie de beschrijving van doelgroep 2 hierboven) ontvangt
eenmalig in september 2020 een tegemoetkoming voor het wegvallen van de basisbeurs
en/of de aanvullende beurs. De tegemoetkoming bedraagt ongeveer 3 maanden van de financiering
die wordt gemist door de betreffende student. Voor bol-studenten niveau 3 en 4 met
alleen een basisbeurs is dit een bedrag van € 800,–, voor bol-studenten niveau 3 en
4 die daarnaast ook een aanvullende beurs hebben gaat het om € 2.000,–. Voor bol-studenten
niveau 3 en 4 die alleen een aanvullende beurs hebben betreft het een tegemoetkoming
van € 1.200,– en voor studenten in het hoger onderwijs met een aanvullende beurs om
€ 1.500.
4. Caribisch Nederland
De regeling is ook bedoeld voor studenten uit Bonaire, Sint Eustatius en Saba en studenten
die op grond van de Wet studiefinanciering BES studiefinanciering ontvangen.4 Op grond van de WSF BES kunnen studerenden uit Caribisch Nederland studiefinanciering
BES ontvangen voor het volgen van een opleiding op het eigen openbaar lichaam en voor
een opleiding in een groot aantal landen in de Caribische regio. De bedragen inzake
de studiefinanciering BES zijn afhankelijk van het onderwijstype en de plaats van
de opleiding. Voor de Wet studiefinanciering 2000 is er geen differentiatie in de
bedragen als gevolg van de plaats van de opleiding. Vanwege die andere systematiek
in de Wet studiefinanciering BES kunnen de regels uit deze regeling op grond van de
Wet studiefinanciering 2000 niet één op één gelden voor die studenten. Daarom heeft
deze regeling specifieke regels voor die groep studenten afkomstig van de BES-eilanden.
De omvang van de tegemoetkoming is ongeveer vergelijkbaar met de tegemoetkoming die
studenten ontvangen die in het Europese deel van het Koninkrijk studeren. Daarbij
is – in lijn met de systematiek van de Wet studiefinanciering BES – de hoogte van
de tegemoetkoming bepaald aan de hand van de plaats van de opleiding.
Ongeveer de helft van de studenten van de BES-eilanden studeert in Europees Nederland
en ontvangt op grond van de Wet studiefinanciering 2000 studiefinanciering. Zij vallen
voor de tegemoetkoming niet onder de artikelen voor Caribisch Nederland.
5. Uitvoeringsgevolgen voor de overheid
Deze regeling is voor uitvoeringstoets voorgelegd aan DUO, de Inspectie van het onderwijs
en de ADR. DUO acht de regeling uitvoerbaar. De Inspectie van het onderwijs heeft
geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van de regeling. De ADR heeft een aantal verhelderende
vragen gesteld en tekstsuggesties gedaan. Deze zijn beantwoord en verwerkt, waarna
de ADR heeft aangegeven de regeling rechtmatig te achten.
6. Regeldruk
De regeldruk voor de student en de onderwijsinstellingen neemt vrijwel niet toe, omdat
deze regeling ertoe strekt dat de student ambtshalve een tegemoetkoming ontvangt als
de student voldoet aan de criteria. Om de instellingen niet te belasten met de uitvoering
hiervan, is ervoor gekozen om de regeling volledig door de Dienst Uitvoering Onderwijs
(DUO) te laten uitvoeren.
Alleen als DUO niet beschikt over voldoende gegevens van de student dan dient de student
deze gegevens ter beschikking te stellen aan DUO. De verwachting is dat het gaat om
een beperkte groep, omdat veel studenten studiefinanciering ontvangen of lesgeldverplichtingen
hebben die via DUO worden voldaan en DUO daardoor over voldoende gegevens beschikt
om de tegemoetkoming uit te betalen.
Adviescollege toetsing regeldruk
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) constateert dat goed is afgewogen hoe de
regeling met zo min mogelijk lasten kan worden uitgevoerd. Het ATR heeft daarover
geen opmerkingen.
Ten aanzien van de uitbetalingsmoment geeft het college aan dat het wenselijk is om
studenten zo snel als mogelijk te compenseren als zij de opleiding met een diploma
hebben afgerond. Daartoe zouden er volgens het ATR meerdere betalingsmomenten moeten
zijn.
De regering heeft er voor gekozen om de uitvoering zo overzichtelijk mogelijk te maken
en de uitvoeringslasten hiervoor ook zo laag mogelijk. Het is de bedoeling dat de
financiële middelen zo veel mogelijk bij de studenten terecht komen. De uitvoeringslasten
zullen toenemen als met meerdere betaalmomenten moet worden gewerkt. Ook vanuit het
oogpunt van communicatie en het beantwoorden van klantvragen is werken met één betaalmoment
eenvoudiger. Bij meerdere betaalmomenten ontvangt DUO per betaalmoment veel meer vragen
van de studenten en er komt ook meer druk op de instellingen om sneller diplomagegevens
aan te leveren. Vanuit OCW zal er aandacht worden gevraagd bij de instellingen om
zo snel mogelijk na het behalen van het diploma dit te verwerken in BRON.
Het ATR geeft in het advies aan dat nog niet duidelijk is aangegeven of studenten
ook voor de aanvraagdatum van 1 april 2021 bij DUO terecht kunnen met vragen. Alle
informatie over de regeling en de relevante zaken omtrent het aanvragen van de tegemoetkoming
zullen worden gepubliceerd op de website (https://duo.nl/particulier/corona/geld-ov-studie-en-terugbetalen.jsp). Er zal een communicatieplan worden opgesteld voor de communicatie. Kernboodschap
zal zijn dat als de student recht heeft op compensatie, de tegemoetkoming voor 30 september
2020 en voor 31 maart 2021 zal worden uitbetaald. Naast inzet van de meer algemene
communicatiemiddelen wordt ook gedacht aan het sturen van een bericht aan studenten
die een diploma hebben gehaald en aan de overige voorwaarden voldoen.
Tot slot stelt het ATR dat een kwalitatieve onderbouwing voor de beschikbare € 200
miljoen ontbreekt en dat de gevolgen van de regeldruk nog niet volledig in beeld zijn
gebracht.
De kosten van € 200 miljoen zijn berekend op basis van € 145 miljoen voor de tegemoetkoming
voor het les-, cursus-, en collegegeld. Ongeveer 340.000 studenten komen voor deze
tegemoetkoming in aanmerking. Voor de tegemoetkoming voor de studenten die niet langer
gebruik maken van de basisbeurs en/of de aanvullende beurs is € 40 miljoen berekend.
Dit betreft een groep van ongeveer 27.000 studenten5. Voor de uitvoeringskosten is rekening gehouden met € 15 miljoen.
Zoals hierboven aangegeven is het uitgangspunt dat de administratieve lasten voor
de student beperkt blijven. Alleen als DUO niet over gegevens beschikt, zal er een
aanvraag door de student moeten worden gedaan. Het zal gaan om maximaal 100.000 studenten
waarvan DUO niet beschikt over een rekeningnummer. De totale lasten voor deze groep
studenten is berekend op € 90.000,–.
7. Afstemming
Voorafgaand aan verzending van de brief van 15 mei 2020 aan de Tweede Kamer heeft
er afstemming plaatsgevonden met de studentenbonden uit het middelbaar beroepsonderwijs
en het hoger onderwijs. De uitwerking van de regeling is vervolgens ook met deze bonden
afgestemd. De jongerenraad van DUO is ook geïnformeerd over de inhoud van de regeling.
De jongerenraad benadrukte dat het van groot belang is dat de studenten tijdig worden
geïnformeerd. Zoals hierboven aangeven stelt DUO een communicatieplan op, zodat studenten
tijdig worden geïnformeerd over de tegemoetkoming.
Internetconsultatie
De regeling heeft – gelet op de gewenste spoed – gedurende 7 dagen opengestaan voor
internetconsultatie (23 t/m 29 juni 2020). Er zijn 13 reacties binnengekomen, waarvan
8 openbaar. Reacties zijn afkomstig van enkele studenten, medewerkers in het onderwijs,
belangenbehartigers voor geneeskundestudenten en niet-bekostigd onderwijs en een netwerkorganisatie
voor levenlangleren. Naar aanleiding van de reacties is de toelichting op enkele punten
aangepast. Met name in de paragraaf over de afbakening van de doelgroepen is enige
verduidelijking aangebracht ten aanzien van de keuze voor de doelgroepen. Voor een
uitgebreider verslag van de internetconsultatie wordt verwezen naar www.internetconsultatie.nl/tegemoetkomingstudentencovid19.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
In artikel 1 zijn de definities opgenomen die van toepassing zijn op paragraaf 2,
3 en 4 van deze regeling.
Onder ‘opleiding’ worden allereerst de verschillende soorten bekostigde beroepsopleidingen
in het mbo die in de bol of bbl worden verzorgd, verstaan. Het betreft dus zowel de
entree- als de basisberoeps-, de vak-, middenkader- en specialistenopleiding. In de
verwijzing naar het opleidingsbegrip van de WEB zit ook opgenomen dat het moet gaan
om erkende beroepsopleidingen.
Daarnaast vallen ook de opleidingen in het bekostigd hoger onderwijs onder dit begrip,
met uitzondering van de wo-bachelor. Het gaat om opleidingen met accreditatie in de
zin van de WHW.
NB: Het begrip opleiding wordt alleen gebruikt voor de tegemoetkoming in paragraaf
2 van de regeling (voor les-, cursus- en collegegeld). In paragraaf 3 wordt opleiding
niet genoemd, en geldt dus niet de eis dat het om bekostigd onderwijs moet gaan. In
paragraaf 3 wordt aangesloten bij de doelgroep van de Wet studiefinanciering 2000,
aangezien een tegemoetkoming wordt toegekend aan studenten die in juni, juli, augustus
of september hun aanspraak op studiefinanciering zien eindigen.
Met ‘student’ wordt aangeduid diegene die een opleiding volgt in het middelbaar beroepsonderwijs
of het hoger onderwijs en ten minste 18 jaar of ouder is aan het begin van het mbo-studiejaar6.
Onder ‘bankrekening’ wordt in deze regeling verstaan het bij DUO bekende bankrekeningnummer,
doorgegeven door de student en waarop de student de studiefinanciering op grond van
de Wet studiefinanciering 2000 of Wet studiefinanciering BES ontvangt.
Verder zijn de begripsbepalingen van de Wet studiefinanciering 2000 respectievelijk
Wet studiefinanciering BES van toepassing.
In het opleidingsbegrip voor paragraaf 4 (de regeling voor Caribisch Nederland) wordt
het mbo-onderwijs op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES uitgezonderd.
Die studenten betalen geen lesgeld (dat is wettelijk bepaald) en hoeven niet tegemoetgekomen
te worden in die kosten.
Paragraaf 2. Tegemoetkoming voor extra kosten vanwege studievertraging
Artikel 2
In dit artikel is opgenomen wie er recht heeft op een tegemoetkoming voor extra kosten
vanwege studievertraging (doelgroep 1). De volgende studenten komen in aanmerking
voor deze tegemoetkoming:
-
– studenten die zowel in het studiejaar 2019-2020 als 2020-2021 één of meer maanden
stonden ingeschreven voor een bekostigde opleiding; en
-
– die in de periode van augustus 2020 (mbo) of september 2020 (ho) tot en met 31 eind
januari 2021 een mbo-diploma, hbo-diploma (associate degree, bachelor of master) of
een wo-masterdiploma voor die opleiding behalen. Studenten die hun opleiding afronden
in studiejaar 2019-2020 vallen er dus niet onder.
Artikel 3
In het eerste lid van dit artikel is bepaald welk bedrag de student, die recht heeft
op een tegemoetkoming, ontvangt.
In het tweede lid is opgenomen dat een student die op grond van artikel 2 en 3, eerste
lid, in aanmerking zou komen voor meerdere tegemoetkomingen, maximaal één tegemoetkoming
ontvangt. Een student krijgt in zo’n geval het hoogste bedrag waar hij recht op zou
hebben uitgekeerd.
Artikel 4
In dit artikel is bepaald hoe de toekenning en uitbetaling plaatsvindt. DUO voert
namens de Minister dit proces uit. DUO keert de tegemoetkoming ambtshalve uit aan
de studenten die daarvoor in aanmerking komen. Ambtshalve toekenning wil zeggen dat
de student geen aanvraag hoeft te doen. Zij krijgen bericht van DUO. Uitbetaling vindt
zo mogelijk plaats in het eerste kwartaal van 2021. De tegemoetkoming wordt uitgekeerd
op het bankrekeningnummer dat bij DUO bekend is. Dat wil zeggen dat de tegemoetkoming
wordt uitbetaald op het bankrekeningnummer dat de student heeft opgegeven voor de
uitbetaling van de studiefinanciering, of wanneer geen studiefinanciering is toegekend
het rekeningnummer dat bij DUO bekend is vanwege de betaling van lesgeld in het mbo.
Mocht DUO niet in het bezit zijn van een bankrekeningnummer van een student, dan verzoekt
DUO de student om het bankrekeningnummer alsnog door te geven. In dat geval volgt
de uitbetaling mogelijk later. Dat is ook afhankelijk van hoe snel de betreffende
studenten bereikt kunnen worden en de gevraagde gegevens doorgeven. Aanvulling van
de gegevens dient te gebeuren op een door DUO voorgeschreven wijze en binnen een door
DUO te bepalen redelijke termijn. Als die termijn ongebruikt verstrijkt en DUO ontvangt
niet de benodigde gegevens, dan vervalt de aanspraak.
Artikel 5
Het kan voorkomen dat ondanks een zorgvuldige uitvoering studenten die denken recht
te hebben op een tegemoetkoming, op 1 april 2021 vaststellen dat zij nog geen tegemoetkoming
hebben ontvangen. Voor die studenten is de aanvraagprocedure die in dit artikel is
opgenomen. Op de website van DUO zal hierover duidelijk worden gecommuniceerd.
Een student die geen tegemoetkoming heeft ontvangen, kan een aanvraag om tegemoetkoming
indienen indien de student voldoet aan de criteria voor de tegemoetkoming, te weten:
-
– de student stond zowel in het studiejaar 2019-2020 als 2020-2021 ingeschreven voor
een bekostigde opleiding; en
-
– heeft in de periode van augustus 2020 (mbo) of september 2020 (ho) tot en met 31 januari
2021 een mbo-diploma, hbo-diploma (associate degree, bachelor of master) of een wo-masterdiploma
voor die opleiding behaald.
Deze aanvraag kan in de periode van 1 april 2021 tot een nader te bepalen datum worden
ingediend bij DUO. De aanvraag wordt ingediend op een door DUO voorgeschreven wijze.
Op de website van DUO zal hierover duidelijk worden gecommuniceerd. Bij de aanvraag
levert de student bewijsstukken mee waaruit blijkt dat de student voldoet aan de hiervoor
genoemde criteria. In de regeling is opgenomen dat de student hiertoe in ieder geval
de door DUO gevraagde bewijsstukken overlegt.
De Minister besluit uiterlijk binnen 4 weken op de ingediende aanvragen. De beslistermijn
kan eenmaal met zes weken worden verlengd. Bijvoorbeeld indien er veel meer aanvragen
worden ingediend dan was voorzien.
Paragraaf 3. Tegemoetkoming voor studenten voor wie de aanspraak op een basis- of
aanvullende beurs afloopt in de maanden juni, juli, augustus of september 2020
Artikel 6
In artikel 6 tot en met 9 worden de voorwaarden gegeven voor de tegemoetkoming aan
studenten die in juni, juli, augustus of september 2020 niet langer recht hebben op
een basisbeurs (mbo-bol 3 en 4) en/of een aanvullende beurs (mbo-bol 3 en 4 en ho).
In het eerste lid van artikel 6 worden de verschillende categorieën studenten aan
wie een tegemoetkoming wordt verstrekt, uiteengezet.
Het gaat om de volgende categorieën:
-
a. mbo-bol niveau 3 en 4 studenten die niet langer recht hebben op een basisbeurs;
-
b. mbo-bol niveau 3 en 4 studenten die niet langer recht hebben op een basis- en aanvullende
beurs;
-
c. mbo-bol niveau 3 en 4 studenten die niet langer recht hebben op een aanvullende beurs;
-
d. ho-studenten die niet langer recht hebben op een aanvullende beurs.
In het tweede lid is bepaald dat de tegemoetkomingen ook worden uitbetaald aan studenten
aan wie op grond van de Wsf 2000 op enig moment verlenging van de prestatiebeurs is
toegekend. Wanneer die verlengde prestatiebeurs eindigt in een van de maanden genoemd
in de aanhef van het eerste lid, dan behoren zij ook tot de doelgroep.
Artikel 7
In dit artikel is per categorie studenten, zoals uiteengezet in artikel 6, aangegeven
welk bedrag de student zal ontvangen.
Artikel 8
DUO keert deze tegemoetkoming zo spoedig mogelijk aan het begin van het studiejaar
uit, waar mogelijk in september 2020. DUO zal de tegemoetkoming uitkeren op de bankrekening
die bij DUO bekend is. Dat wil zeggen dat de tegemoetkoming wordt uitbetaald op de
bankrekening die de student heeft opgegeven voor de uitbetaling van de studiefinanciering.
Mocht DUO niet in het bezit zijn van een bankrekeningnummer van een student, dan verzoekt
DUO de student om het bankrekeningnummer alsnog door te geven. In dat geval volgt
de uitbetaling mogelijk later. Dat is ook afhankelijk van hoe snel de betreffende
studenten bereikt kunnen worden en de gevraagde gegevens doorgeven. De informatie
over het doen van een aanvraag wordt ook op de website van DUO geplaatst. Aanvulling
van de gegevens dient te gebeuren op een door DUO voorgeschreven wijze en binnen een
door DUO te bepalen redelijke termijn. Als die termijn ongebruikt verstrijkt en DUO
ontvangt niet de benodigde gegevens, dan vervalt de aanspraak.
Artikel 9
Het kan voorkomen dat ondanks een zorgvuldige uitvoering studenten die denken recht
te hebben op een tegemoetkoming, in november 2020 vaststellen dat zij nog geen tegemoetkoming
hebben ontvangen. Voor die studenten is de aanvraagprocedure die in dit artikel is
opgenomen.
Een student die geen tegemoetkoming heeft ontvangen, kan een aanvraag om tegemoetkoming
indienen indien de student in juni, juli, augustus of september 2020 niet langer aanspraak
maakt op een basisbeurs (mbo-bol 3 en 4) en/of een aanvullende beurs (mbo-bol 3 en
4 en ho).
Deze aanvraag kan in de periode van 1 november 2020 tot een nader te bepalen datum
worden ingediend bij DUO. De aanvraag wordt ingediend op een door DUO voorgeschreven
wijze. DUO zal de informatie hierover op de website plaatsen. Bij de aanvraag levert
de student bewijsstukken mee waaruit blijkt dat de student voldoet aan de hiervoor
genoemde criteria. In de regeling is opgenomen dat de student hiertoe in ieder geval
de door DUO gevraagde bewijsstukken overlegt.
De Minister besluit uiterlijk binnen 4 weken op de ingediende aanvragen. De beslistermijn
kan eenmaal met zes weken worden verlengd. Bijvoorbeeld indien er veel meer aanvragen
worden ingediend dan was voorzien.
Paragraaf 4. Tegemoetkoming voor studenten uit Caribisch Nederland
Doordat de Wet studiefinanciering BES een andere systematiek kent dan de Wet studiefinanciering
2000 is er voor gekozen om in deze regeling een aparte regeling te maken voor het
Caribisch deel van het Koninkrijk. De definities in artikel 1, tweede lid, hebben
betrekking op de situatie in Caribisch Nederland. Verder zijn de definities uit de
Wsf BES van toepassing op deze paragraaf van de regeling.
Artikel 10
In artikel 10 is opgenomen wie er in aanmerking komen voor de tegemoetkoming. Er is
daarvoor zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de systematiek die geldt voor de
studenten die in het Europese deel van het Koninkrijk studeren en studiefinanciering
ontvangen op grond van de Wet studiefinanciering 2000. Zoals ook geldt voor de paragrafen
2 en 3 kan de doelgroep overlappen. De ‘of’ aan het slot van onderdeel a moet dan
ook gelezen worden als een en/of.
In het tweede lid is expliciet uitgesloten dat studenten die op grond van paragraaf
2 en/of 3 aanspraak hebben op een tegemoetkoming ook aanspraak hebben op een tegemoetkoming
op grond van paragraaf 4. Bij overlap tussen de Europees Nederlandse en Caribisch
Nederlandse regeling is paragraaf 4 niet van toepassing.
Artikel 11
Voor de tegemoetkoming voor de extra kosten voor lesgeld is uitgegaan van het bedrag
dat voor Europees Nederland beschikbaar is gesteld, omgerekend naar USD met de intern
OCW voor 2020 voor uit te keren bedragen in Caribisch Nederland vastgestelde wisselkoers
van € 1 = USD 1,11. Voor het mbo op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs
BES is geen lesgeld verschuldigd. Om die reden komen de mbo-studenten die een WEB-BES-opleiding
volgen op Bonaire, Saba of Sint Eustatius niet in aanmerking voor deze tegemoetkoming.
Dat geldt echter niet (vanzelfsprekend) ook voor het met mbo vergelijkbare onderwijs
in de regio waar studenten ook met studiefinanciering BES ingeschreven kunnen zijn
(art. 2 van de Regeling studiefinanciering BES bevat de criteria). Die mbo-studenten
ontvangen dus een tegemoetkoming voor extra kosten van lesgeld.
Voor opleidingen hoger onderwijs zijn studenten steeds aangewezen op met WHW-opleidingen
vergelijkbare opleidingen van andere landen in de regio, de VS of Canada (art. 2 van
de Regeling studiefinanciering BES bevat de criteria). De hoogte van het collegegeld
in de verschillende landen is zeer divers. Dat is dan ook niet als uitgangspunt genomen,
maar de hoogte van de vergoeding die studenten in Europees Nederland op grond van
deze regeling kunnen ontvangen ter vergoeding van de kosten voor enkele maanden extra
collegegeldbetalingen. Wederom omgerekend met de genoemde wisselkoers.
De student die op grond van artikel 11 onderdeel b in aanmerking komt voor een tegemoetkoming,
ontvangt eenmalig een bedrag van drie maal het maandelijkse bedrag aan prestatiebeurs
zoals dat geldt voor het studiejaar 2020-2021 (art. 2.2 van de Wsf BES). Leidend is
het bedrag per maand dat de student in de maanden voorafgaand aan het einde van de
prestatiebeursperiode ontving. Dat is verschillend voor het type onderwijs en de plaats
van de opleiding.
|
I. Onderwijstype
|
II. Plaats opleiding
|
III. Eenmalige tegemoetkoming
|
|
Beroepsonderwijs
|
Eigen openbaar lichaam
|
USD 237
|
| |
Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten
|
USD 770
|
| |
Overig deel Caribische regio
|
USD 1.185
|
| |
Verenigde Staten van Amerika en Canada
|
USD 1.625
|
|
Hoger onderwijs
|
Eigen openbaar lichaam
|
USD 444
|
| |
Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten
|
USD 889
|
| |
Overig deel Caribische regio
|
USD 1.185
|
| |
Verenigde Staten van Amerika en Canada
|
USD 1.625
|
Artikel 12 tot en met 14
Net als voor Europees Nederland zal de uitvoeringsinstantie ter plaatse – RCN-Studiefinanciering
– zoveel mogelijk op basis van de bij hen beschikbare gegevens beslissen en uitbetalen.
Voor de tegemoetkoming op grond van artikel 10, onder a, kan echter niet ambtshalve
worden toegekend omdat RCN-studiefinanciering niet beschikt over de benodigde gegevens.
De tegemoetkoming prestatiebeurs, genoemd in artikel 10, onder b, zal wel – grotendeels
– ambtshalve kunnen worden toegekend; daarvoor geldt artikel 13.
Betaling vindt plaats op het bij RCN-Studiefinanciering bekende bankrekeningnummer
dat gebruikt wordt voor de uitbetaling van de studiefinanciering BES. Mocht RCN-Studiefinanciering
niet in het bezit zijn van een bankrekeningnummer van een student, dan verzoekt RCN-Studiefinanciering
de student om het bankrekeningnummer alsnog door te geven. In dat geval volgt de uitbetaling
mogelijk later. Dat is ook afhankelijk van hoe snel de betreffende studenten bereikt
kunnen worden en de gevraagde gegevens doorgeven. Aanvulling van de gegevens dient
te gebeuren op een door RCN-Studiefinanciering voorgeschreven wijze en binnen een
door RCN-Studiefinanciering te bepalen redelijke termijn. Als die termijn ongebruikt
verstrijkt en RCN-Studiefinanciering ontvangt niet de benodigde gegevens, dan vervalt
de aanspraak.
Het kan tot slot voorkomen dat ondanks een zorgvuldige uitvoering studenten die denken
recht te hebben op een tegemoetkoming, in november 2020 vaststellen dat zij nog geen
tegemoetkoming hebben ontvangen. Voor die studenten is de aanvraagprocedure die in
artikel 14 is opgenomen.
De aanvraag voor de tegemoetkoming voor lesgeld of collegegeld (art. 10, onderdeel
a) kan in de periode van 1 april 2020 tot een nader te bepalen datum worden ingediend
bij RCN-Studiefinanciering.
De aanvraag voor de tegemoetkoming voor studiefinanciering (art. 10, onderdeel b)
kan in de periode van 1 november 2020 tot een nader te bepalen datum worden ingediend
bij RCN-Studiefinanciering. Dat is dus uitsluitend nodig wanneer een student niet
al ambtshalve een tegemoetkoming heeft ontvangen.
Een aanvraag wordt ingediend op een door Minister voorgeschreven wijze. Bij de aanvraag
levert de student bewijsstukken mee waaruit blijkt dat de student voldoet aan de hiervoor
genoemde criteria. In de regeling is opgenomen dat de student hiertoe in ieder geval
de door RCN-Studiefinanciering gevraagde bewijsstukken overlegt.
De Minister besluit uiterlijk binnen 4 weken op de ingediende aanvragen. De beslistermijn
kan eenmaal met zes weken worden verlengd. Bijvoorbeeld indien er veel meer aanvragen
worden ingediend dan was voorzien.
Paragraaf 5. Slotbepalingen
Artikel 15
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de ministeriële regeling. De regeling zal
met toelichting in de Staatscourant worden gepubliceerd, waarna deze in werking treedt.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven