Besluit van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 3 juli 2020, nr. 24859537, houdende het wederom instellen en voortzetten van de Commissie bevoegdheden bij nieuwe vakken in het voortgezet onderwijs (Besluit Bevoegdhedencommissie vo III)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. commissie:

commissie als bedoeld in artikel 2;

b. minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

c. vak:

algemeen gebruikelijk vak als bedoeld in artikel 33, lid 1c, onder b, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

d. onderzoek:

onderzoek als bedoeld in artikel 6.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Bevoegdhedencommissie vo.

  • 2. De commissie heeft tot taak de minister op zijn of haar verzoek te adviseren over passende bevoegdheden voor nieuwe vakken in het voortgezet onderwijs.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste zeven leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de minister benoemd.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.

  • 5. De voorzitter en overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de minister.

Artikel 4. Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld tot 15 maart 2021.

Artikel 5. Leden

  • 1. Tot bezoldigd lid van de commissie worden benoemd:

    • a. B.S. Eilander te Zoetermeer, tevens voorzitter;

    • b. namens Platform Vakinhoudelijke Verenigingen Voortgezet Onderwijs: A. van der Drift te Winsum;

    • c. namens Federatie van Onderwijsvakorganisaties: drs. H. van der Ree te Nieuwerkerk aan de IJssel;

    • d. namens Stichting Platforms VMBO: W.C. Wijnen te Grubbenvorst;

    • e. namens Algemeen Directeurenoverleg Educatieve Faculteiten: drs. J.F. van Meegen te Leiden.

  • 2. Tot onbezoldigd lid van de commissie worden benoemd:

    • a. namens VO-raad: A.S.M. Peters te Den Haag;

    • b. namens Interuniversitaire Commissie Lerarenopleidingen: prof. dr. P.J. den Brok te Wijchen.

Artikel 6. Werkzaamheden

Ten aanzien van het door de minister, bij een extern adviesbureau, uitgezette onderzoek naar passende bevoegdheden voor nieuwe vakken in het voortgezet onderwijs:

  • a. becommentarieert de commissie de offerteaanvraag van de minister voor een opdracht aan een extern adviesbureau tot het verrichten van het onderzoek;

  • b. vervult de commissie de functie als klankbord voor de onderzoekers van het adviesbureau waarbij de commissie het onderzoek volgt en op van te voren afgesproken momenten input levert aan de onderzoekers van het adviesbureau;

  • c. kan de commissie de onderzoekers van het adviesbureau bij de bespreking van de onderzoeksopzet verzoeken om instellingen en organisaties te raadplegen ten behoeve van het onderzoek;

  • d. stelt de commissie op grond van het resultaat van dit onderzoek en maximaal vier weken na het opleveren van het onderzoek een beargumenteerd eindadvies vast over passende bevoegdheden voor nieuwe vakken in het voortgezet onderwijs.

Artikel 7. Secretariaat

  • 1. Er is een secretariaat dat de commissie ondersteunt.

  • 2. Het secretariaat wordt in opdracht van de minister verzorgd en heeft een onafhankelijke positie.

  • 3. Het secretariaat heeft de volgende taken:

    • a. het vastleggen van de schriftelijke en mondelinge bijdrage die de commissie heeft geleverd vanuit haar functie als klankbord voor het onderzoek;

    • b. het voorbereiden van besprekingen en het vastleggen van besprekingen en argumenten die nodig zijn om tot een eindadvies te komen als bedoeld in artikel 6, onder d;

    • c. het vastleggen van het beargumenteerde definitieve advies van de commissie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder d, in een brief;

    • d. het aanbieden van een brief met het advies aan de minister, na ondertekening van de brief door de voorzitter van de commissie.

Artikel 8. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 9. Rapportage en verantwoording

  • 1. De commissie brengt een eindrapportage uit aan het eind van haar instellingstermijn.

  • 2. De commissie neemt in haar eindrapportage ten minste de volgende onderdelen op:

    • a. De frequentie waarop de commissie bijeen is gekomen;

    • b. De werkwijze die is gevolgd om tot een eindadvies te komen;

    • c. De geleverde bijdrage vanuit haar functie als klankbord voor het onderzoek;

    • d. Een verantwoording van de gemaakte kosten;

    • e. Het uitgebrachte definitieve advies wordt als bijlage toegevoegd.

  • 3. De commissie kan uit eigen beweging of op verzoek van de minister gedurende de instellingsperiode een of meerdere tussenrapportages uitbrengen.

Artikel 10. Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 11. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan de accounthouder van de commissie bij de directie Voortgezet Onderwijs ten behoeve van het archief van de Directie Voortgezet Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 12. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Dit besluit treedt in werking de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2020.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 juli 2021.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Bevoegdhedencommissie vo III.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Met dit besluit wordt de Bevoegdhedencommissie vo (zie Stcrt. 2017, 70172, van 8 december 2017, en Stcrt. 2019, 33818, van 11 juni 2019, verder: de commissie) wederom opnieuw ingesteld en voortgezet. Hoewel de commissie een andere rol krijgt, blijft het doel van de commissie om de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (de minister)op zijn of haar verzoek te adviseren over passende bevoegdheden voor nieuwe vakken in het voortgezet onderwijs (vo). De instelling van de commissie geschiedt thans tot 15 maart 2021.

Algemeen

In het plan van aanpak tegengaan onbevoegd lesgeven van 29 februari 2016 is het doel gesteld om meer duidelijkheid te geven over onderwijsbevoegdheden in het vo.1 Een vak wordt bevoegd gegeven, indien de leraar over de juiste bevoegdheid beschikt. Het getuigschrift van de leraar is daarvoor in beginsel doorslaggevend. Op dit getuigschrift staat de bevoegdheid van de leraar vermeld.2

Voor een groot deel van de bestaande algemeen gebruikelijke vakken in het vo is de bijbehorende bevoegdheid duidelijk. Het curriculum in het vo is echter voortdurend in ontwikkeling. Naast vernieuwingen binnen vakken worden ook nieuwe vakken in het voortgezet onderwijs geïntroduceerd. Voor deze nieuwe vakken is het niet zonder meer duidelijk met welke bevoegdheid het vak gegeven mag worden. Dit kan zowel gaan zowel over algemeen gebruikelijke vakken en programmaonderdelen in vmbo, havo en vwo, over de profielvakken vmbo, als over de beroepsgerichte keuzevakken in het vmbo.

Conversietabel

Om onduidelijkheden over de bevoegdheid voor nieuwe vakken in de praktijk weg te nemen, is de Regeling conversietabel getuigschriften en vakken VO (de conversietabel) tot stand gekomen. In de conversietabel is opgenomen welke bestaande getuigschriften tot een bevoegdheid leiden voor algemeen gebruikelijke nieuwe vakken, waarvoor geen getuigschrift kan worden behaald omdat er (nog) geen lerarenopleiding voor is.3 Het gaat dan vaak om nieuwe vakken of om wijziging van naam van bestaande vakken. Hoewel dit juridische instrument in de praktijk meerwaarde heeft omdat het leidt tot een beter overzicht van bevoegde leraren, is het niet eenvoudig om vast te stellen onder welke omstandigheid een bestaand getuigschrift passend is voor een nieuw vak.

Opdracht commissie en totstandkoming advies

De commissie adviseert de minister over het opnemen in de conversietabel van nieuwe vakken of van bestaande vakken waarvan de naam gewijzigd is, in de gevallen waar de bevoegdheid onduidelijk is. Het gaat dan om vakken die in de regelgeving als vak zijn benoemd of die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid als zodanig zullen worden benoemd. De rol en de werkwijze van de commissie is veranderd ten opzichte van het vorige instellingsbesluit4. In de looptijd van het huidige instellingsbesluit zal het advies van de commissie via de volgende stappen tot stand komen:

1. Onderzoek:

De minister laat door een extern adviesbureau een onderzoek verrichten naar passende bevoegdheden voor nieuwe vakken in het voortgezet onderwijs. De commissie becommentarieert de nadere offerteaanvraag op basis waarvan het adviesbureau geselecteerd wordt dat het onderzoek zal uitvoeren. Het commentaar van de commissie wordt gewogen en zoveel mogelijk meegenomen. Het selecteren van het adviesbureau gebeurt door de minister via een aanbestedingsprocedure. De minister is dan ook opdrachtgever van het onderzoek. Het onderzoek wordt medio januari 2021 opgeleverd.

2. Functie als klankbord:

De commissie vervult een functie als klankbord voor de onderzoekers. Dit betekent dat de commissie het onderzoek volgt en dat de commissie op van te voren vastgestelde momenten input levert voor het onderzoek. Bijvoorbeeld input inzake de onderzoeksopzet en de planning van het onderzoek. Ook kan de commissie de onderzoekers bij de bespreking van de onderzoeksopzet verzoeken om instellingen en organisaties te raadplegen ten behoeve van het onderzoek (bijvoorbeeld vakverenigingen, platforms, opleidingen, scholen) Daarbij geeft de commissie aan waarom zij geraadpleegd zouden moeten worden. Gedurende de looptijd van het onderzoek wordt de commissie op vooraf afgesproken momenten over de voortgang van het onderzoek geïnformeerd en indien nodig wordt de commissie geraadpleegd (kan ook tussentijds) ten behoeve van het oplossen van knelpunten.

3. Eindadvies:

Op grond van het resultaat van het onderzoek door het externe adviesbureau stelt de commissie een eindadvies op over passende bevoegdheden voor nieuwe vakken in het voortgezet onderwijs.

De commissie onderbouwt in de brief aan de minister het eindadvies. In de verslaglegging van de besprekingen die nodig zijn om tot een eindadvies te komen worden de argumenten van de commissie vastgelegd.

Secretariaat

Ook de rol en de werkzaamheden van het secretariaat zijn gewijzigd ten opzichte van het vorige instellingsbesluit. Zo wordt het secretariaat onafhankelijk gepositioneerd en vormt het zo een schakel tussen het de minister en de commissie. Het secretariaat heeft de volgende taken:

  • het vastleggen van de schriftelijk en mondeling geleverde bijdrage die de commissie heeft geleverd vanuit haar functie als klankbord voor het onderzoek;

  • het voorbereiden van besprekingen en het vastleggen van besprekingen en argumenten die nodig zijn om tot een eindadvies te komen;

  • het vastleggen van het beargumenteerde eindadvies van de commissie in een brief;

  • het aanbieden van de brief met het advies aan de minister.

Samenstelling commissie

De commissie bestaat uit vertegenwoordigers van leraren, lerarenopleidingen, vakverenigingen en platforms en schoolbesturen.

Kosten

De commissie maakt aanspraak op de vergoeding van een aantal kosten. De kosten komen voor rekening van het CAOP, die daarvoor subsidie ontvangt van de minister. Volledigheidshalve en ten behoeve van de transparantie zijn de kosten hieronder toegelicht.

In de subsidiebeschikking is geregeld dat het CAOP de volgende kosten voor haar rekening neemt:

  • a. De kosten van het secretariaat, bedoeld in artikel 7.

  • b. De vergoeding van de voorzitter. De voorzitter maakt aanspraak op een vergoeding per vergadering, die conform het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies is vastgesteld op drie procent van het maximum van salarisschaal 18.

Alleen de commissieleden, bedoeld in artikel 5, eerste lid, ontvangen van het CAOP een vergoeding. Deze commissieleden verrichten de werkzaamheden voor de commissie niet vanuit hun beroepsuitoefening, waarvoor zij reeds een vergoeding ontvangen. De commissieleden, bedoeld in artikel 5, tweede lid, worden geacht de werkzaamheden voor de commissie uit te voeren vanuit hun beroepsuitoefening, bijvoorbeeld als vertegenwoordiger van een beroepsvereniging. De werkzaamheden voor de commissie liggen in wezen in het verlengde van hun beroepsuitoefening.

Openbaarmaking

In artikel 10 is voorzien in een regeling voor het openbaar maken van stukken. Op grond van dit artikel maakt de commissie geen stukken openbaar. Het artikel beoogt niet te verhinderen dat de commissie bepaalde stukken met derden deelt in het kader van haar adviserende taak. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het delen van stukken met externe onderwijsexperts ter voorbereiding op het definitieve advies. Hierover kunnen dan afspraken gemaakt worden met deze externen zodat de stukken niet openbaar gemaakt worden.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken II 2015/16, 31 289, nr. 286.

X Noot
2

Als bedoeld in artikel 7, elfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

X Noot
3

Een algemeen gebruikelijk vak of programmaonderdeel in de zin van artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs is een vak dat als algemeen geldend is opgenomen in wet- en regelgeving voor het vo, zoals het Inrichtingsbesluit WVO.

X Noot
4

Besluit Bevoegdhedencommissie vo II, zie Stcrt. 2019, 33818 van 11 juni 2019.

Naar boven