Besluit van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 11 juni 2019, nr. VO/8495927, houdende het wederom instellen en voortzetten van de Commissie bevoegdheden bij nieuwe vakken in het voortgezet onderwijs (Besluit Bevoegdhedencommissie vo II)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. commissie:

commissie als bedoeld in artikel 2;

b. minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

c. vak:

algemeen gebruikelijk vak als bedoeld in artikel 33, lid 1c, onder b, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Bevoegdhedencommissie vo.

  • 2. De commissie heeft tot taak ten behoeve van het onderwijs te adviseren over passende bevoegdheden voor nieuwe vakken in het voortgezet onderwijs.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste zeven leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden worden door de minister benoemd.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 4. Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.

  • 5. De voorzitter en overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de minister.

Artikel 4. Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld tot 1 april 2020.

Artikel 5. Leden

  • 1. Tot bezoldigd lid van de commissie worden benoemd:

    • a. B.S. Eilander te Zoetermeer, tevens voorzitter;

    • b. namens Platform Vakinhoudelijke Verenigingen Voortgezet Onderwijs: A. van der Drift te Winsum;

    • c. namens Federatie van Onderwijsvakorganisaties: drs. H. van der Ree te Nieuwerkerk aan de IJssel;

    • d. namens Stichting Platforms VMBO: W.C. Wijnen te Grubbenvorst;

    • e. namens Algemeen Directeurenoverleg Educatieve Faculteiten: drs. J.F. van Meegen te Leiden.

  • 2. Tot onbezoldigd lid van de commissie worden benoemd:

    • a. namens VO-raad: A.S.M. Peters te Goirle;

    • b. namens Interuniversitaire Commissie Lerarenopleidingen: prof. dr. P.J. den Brok te Wijchen.

Artikel 6. Secretariaat

  • 1. De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1. De commissie kan zich, na toestemming van de minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 2. De commissie stelt een protocol vast over de wijze waarop zij tot een besluit komt en de manier waarop zij verslag doet van dit besluit.

Artikel 8. Inwinnen van inlichtingen

De leden van de commissie zijn bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de opdracht van de commissie.

Artikel 9. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 10. Rapportage en verantwoording

  • 1. De commissie brengt een eindrapportage uit aan het eind van haar instellingstermijn.

  • 2. De commissie kan uit eigen beweging of op verzoek van de minister gedurende het jaar een of meerdere tussenrapportages uitbrengen.

Artikel 11. Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 12. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Voortgezet Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Dit besluit treedt in werking de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2018, met dien verstande dat de bezoldigde leden genoemd onder d. en e. van artikel 5, eerste lid, voor de periode van 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2018 als onbezoldigd lid waren aangesteld en per 1 januari 2019 bezoldigd lid zijn geworden.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 14. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Bevoegdhedencommissie vo II.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Met dit besluit wordt de Bevoegdhedencommissie vo (zie Stcrt. 2017, 70172, van 8 december 2017, verder: de commissie) opnieuw ingesteld en voortgezet. Inhoudelijk worden met het voorliggende besluit geen wijzigingen beoogd. Het doel van de commissie blijft om de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (de minister) te adviseren over bevoegdheden voor nieuwe vakken in het voortgezet onderwijs (vo). De instelling van de commissie betreft een pilot en geschiedt thans tot en met 1 april 2020.

Algemeen

In het plan van aanpak tegengaan onbevoegd lesgeven van 29 februari 2016 is het doel gesteld om meer duidelijkheid te geven over onderwijsbevoegdheden in het vo.1 Een vak wordt bevoegd gegeven, indien de leraar over de juiste bevoegdheid beschikt. Het getuigschrift van de leraar is daarvoor in beginsel doorslaggevend. Op dit getuigschrift staat de bevoegdheid van de leraar vermeld.2

Voor een groot deel van de bestaande algemeen gebruikelijke vakken in het vo is de bijbehorende bevoegdheid duidelijk. Het curriculum in het vo is echter voortdurend in ontwikkeling. Naast vakvernieuwing worden ook nieuwe vakken in het onderwijs geïntroduceerd. Voor deze nieuwe vakken is het niet zonder meer duidelijk met welke bevoegdheid het vak gegeven mag worden.

Conversietabel

Om onduidelijkheden in de praktijk weg te nemen, is de Regeling conversietabel getuigschriften en vakken VO (de conversietabel) tot stand gekomen. In de conversietabel is opgenomen welke getuigschriften tot een bevoegdheid leiden voor algemeen gebruikelijke vakken, waarvoor nog geen passend getuigschrift kan worden behaald.3 Het gaat dan vaak om nieuwe vakken. Hoewel dit juridische instrument in de praktijk meerwaarde heeft, omdat het leidt tot een beter overzicht van bevoegde leraren, is het niet eenvoudig om vast te stellen onder welke omstandigheid een getuigschrift passend is voor een nieuw vak.

In overleg met de vertegenwoordigers van leraren, vakverenigingen, schoolbesturen en lerarenopleidingen is een proces ontworpen om veranderingen in de conversietabel tot stand te laten komen met inbreng uit de onderwijspraktijk. De commissie adviseert de minister over het opnemen van nieuwe vakken in de conversietabel. De commissie bestaat uit vertegenwoordigers van leraren, lerarenopleidingen, vakverenigingen en platforms en schoolbesturen. Ze wordt bijgestaan door geselecteerde leraren, lerarenopleidingen, vakverenigingen en platforms, schoolbesturen en schoolleiders (zie verder onder Inschakelen deskundigen).

Opdracht commissie

De commissie heeft als taak de minister te adviseren over de bevoegdheid van leraren voor nieuwe vakken op basis van een voorstel vanuit de vertegenwoordigers uit de onderwijspraktijk.

Bij het advies bekijkt de commissie de realiseerbaarheid, haalbaarheid en volledigheid van het advies van de vertegenwoordigers uit de onderwijspraktijk. Dat doet de commissie:

  • door de dagelijkse praktijk op scholen in acht te nemen;

  • de kennis en kunde van de leraren die het vak reeds verzorgen in acht te nemen;

  • de (aanvullende) opleidingseisen kritisch tegen het licht te houden; en

  • door de ontwikkelingen in het bredere onderwijsveld in acht te nemen.

Samenstelling commissie

Sinds de eerste instelling van de commissie hebben enkele wisselingen plaatsgevonden in de samenstelling van de commissie. De vertegenwoordiging van de Stichting Platforms VMBO is overgenomen door de heer W.C. Wijnen van de heer R.F. Baaten, en de vertegenwoordiging van de universitaire lerarenopleidingen is door de heer P.J. den Brok overgenomen van de heer T.D. Wassenaar. De formele overheveling van deze vertegenwoordiging is per 1 oktober 2018.

Vanwege de organisatorische inrichting van het Algemeen Directeurenoverleg Educatieve Faculteiten (ADEF) en de Stichting Platforms VMBO (SPV) is gebleken dat het wenselijk om voor deze partijen een vacatievergoeding te regelen. Dit was al het geval voor de voorzitter van de commissie, het Platform Vakinhoudelijke Verenigingen Voortgezet Onderwijs en de Federatie van Onderwijsvakorganisaties. Per 1 januari 2019 is aanvullende vacatievergoeding voor ook ADEF en SPV geregeld.

Inschakelen deskundigen

De commissie kan zich laten bijstaan door deskundigen, bedoeld in artikel 7, eerste lid. Deze deskundigen zijn geselecteerde leraren, vertegenwoordigers van lerarenopleidingen, vakverenigingen en platforms, schoolbesturen en schoolleiders. Zij worden, afhankelijk van het vak waarvoor advies wordt uitgebracht, ingeschakeld en nemen deel aan de commissievergaderingen. Door deskundigen deel te laten nemen aan haar vergaderingen en te betrekken bij haar adviezen, verzekert de commissie dat haar adviezen de onderwijspraktijk weerspiegelen.

Rapportage

De commissie neemt in haar eindrapportage, bedoeld in artikel 10, eerste lid, ten minste de volgende onderdelen op:

  • a. De vakken die de commissie heeft behandeld, inclusief de vakken waarover de commissie heeft besloten geen advies uit te brengen.

  • b. De frequentie waarop de commissie bijeen is gekomen.

  • c. De werkwijze die per vak is gevolgd om tot een advies te komen. Daaronder vallen ook de benaderde vakverenigingen.

  • d. De uitgebrachte adviezen worden als bijlage toegevoegd.

  • e. Een verantwoording van de gemaakte kosten.

  • f. Een overzicht van externe deskundigen die betrokken waren bij het advies.

Kosten

De commissie maakt aanspraak op de vergoeding van een aantal kosten. In het pilotjaar komen die kosten voor rekening van het CAOP, die daarvoor subsidie ontvangt van de minister. Volledigheidshalve en ten behoeve van de transparantie zijn de kosten hieronder toegelicht.

In de subsidiebeschikking is geregeld dat het CAOP de volgende kosten voor haar rekening neemt:

  • a. De kosten van het secretariaat, bedoeld in artikel 6. Daarbij draagt het CAOP in overleg met de commissie zorg voor de nodige voorzieningen voor de werkzaamheden van de commissie.

  • b. De kosten voor de bijstand van personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid. Dit betreft reis- en onkostenvergoedingen op dagen dat er wordt vergaderd.

  • c. Overige kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, voor zover het secretariaat die werkzaamheden niet zelf kan uitvoeren. Hieronder worden de kosten verstaan voor de inhuur van of adviesaanvraag aan externe onderwijsexperts, alsmede de kosten die nodig zijn voor het uitvoeren van onderzoek door een externe onderwijsexpert bij het beantwoorden van een adviesaanvraag van de commissie.

  • d. De vergoeding van de voorzitter. De voorzitter maakt aanspraak op een vergoeding per vergadering, die conform het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies is vastgesteld op drie procent van het maximum van salarisschaal 18.

Alleen de commissieleden, bedoeld in artikel 5, eerste lid, ontvangen van het CAOP een vergoeding. Deze commissieleden verrichten de werkzaamheden voor de commissie niet vanuit hun beroepsuitoefening, waarvoor zij reeds een vergoeding ontvangen. De commissieleden, bedoeld in artikel 5, tweede lid, worden geacht de werkzaamheden voor de commissie uit te voeren vanuit hun beroepsuitoefening, bijvoorbeeld als vertegenwoordiger van een beroepsvereniging. De werkzaamheden voor de commissie liggen in wezen in het verlengde van hun beroepsuitoefening.

Openbaarmaking

In artikel 12 is voorzien in een regeling voor het openbaar maken van stukken. Op grond van dit artikel maakt de commissie geen stukken openbaar. Het artikel beoogt niet te verhinderen dat de commissie bepaalde stukken met derden deelt in het kader van haar adviserende taak. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het delen van stukken met externe onderwijsexperts ter voorbereiding op of afstemming over een advies. Van openbaarmaking is in zulke gevallen geen sprake.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken II 2015/16, 31 289, nr. 286.

X Noot
2

Als bedoeld in artikel 7, elfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

X Noot
3

Een algemeen gebruikelijk vak of programmaonderdeel in de zin van artikel 33, lid 1c, van de Wet op het voortgezet onderwijs is een vak dat als algemeen geldend is opgenomen in wet- en regelgeving voor het vo, zoals het Inrichtingsbesluit WVO.

Naar boven