's-Gravenhage, 8 juli 2020
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
De Minister voor Medische Zorg, M.J. van Rijn
TOELICHTING
1. Inhoud van de regeling
1.1 Algemeen
Met de onderhavige regeling wordt de Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek
(hierna: Subsidieregeling TO2) gewijzigd. Er worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:
-
a. vervallen van de verplichting dat een derivaat alleen mag worden afgesloten tegen
betaling in euro’s;
-
b. wijziging van de indieningsdatum voor een strategisch plan;
-
c. wijziging van de subsidieplafonds 2020; en
-
d. de vaststelling van de subsidieplafonds voor de jaarlijkse instituutssubsidie, programmasubsidie
en infrastructuursubsidie voor 2021.
1.2 Wijziging betreffende derivaten
Enkele instituten ondervinden hinder van de in artikel 34, eerste lid, van de Subsidieregeling
TO2 opgenomen verplichting betreffende derivaten, waarin is bepaald dat een derivaat
alleen mag worden afgesloten tegen betaling in euro’s. In bepaalde gevallen is het
voor het adequaat kunnen beperken van valutarisico’s op de internationale opdrachtenportefeuille
noodzakelijk om ook met andere valuta te mogen handelen.
De in de Subsidieregeling TO2 opgenomen bepalingen over derivaten volgen uit het door
het Ministerie van Financiën opgestelde beleidskader derivaten. Doel van dit kader
is dat de continuïteit van instellingen en organisaties die onder dat kader vallen,
niet in gevaar wordt gebracht door het gebruik van derivaten. Het dient (ook) ter
voorkoming van speculatie met derivaten door deze instellingen en organisaties. Speculatie
brengt immer grote risico’s met zich mee. Het beleidskader bevat de algemene uitgangspunten
voor het gebruik van financiële derivaten in de (semi)publieke sector. Voor de instituten
zijn de uitgangspunten van dit beleidskader uitgewerkt in de Subsidieregeling TO2
(de artikelen 32 tot en met 38).
De in het beleidskader en in de Subsidieregeling TO2 opgenomen bepaling dat derivaten
alleen mogen worden afgesloten tegen betaling in euro’s, is voor de instituten met
een (zeer) internationale orderportefeuille te knellend. De bepaling werkt zelfs contraproductief,
omdat deze bepaling ertoe leidt dat valutarisico’s niet adequaat kunnen worden afgedekt.
Hiermee komt een onnodig risico te liggen bij de instituten. Dit bemoeilijkt de internationale
samenwerking, terwijl deze internationale samenwerking beleidsmatig gewenst is.
Met deze wijzigingsregeling vervalt artikel 34, eerst lid, dat ertoe verplicht dat
een derivaat alleen mag worden afgesloten tegen betaling in euro’s. Dit maakt het
mogelijk koersrisico’s op een passende wijze te kunnen afdekken. Vooralsnog ondervinden
twee van de vijf instituten hinder van deze thans bestaande verplichting.
1.3 Strategisch plan
Eenmaal per vier jaar worden de instituten geëvalueerd. Dit volgt uit de Visie op het toegepaste onderzoek
1 en afspraken met de instituten. Ook stellen de instituten op grond van artikel 3
van de Subsidieregeling TO2 eenmaal per vier jaar een strategisch plan op, dat uiterlijk
op 31 maart bij het betreffende ministerie moet worden ingediend en door de betreffende
minister moet worden goedgekeurd. In het voorjaar van 2021 komen zowel de evaluatieresultaten
van de komende evaluatie beschikbaar, alsook dienen de instituten uiterlijk 31 maart
een strategisch plan in te dienen. Om de instituten voldoende mogelijkheid te geven
om de uitkomsten van de evaluatie mee te nemen bij de opstelling van dit strategisch
plan, dient deze wijzigingsregeling ertoe de uiterlijke indieningsdatum van het strategisch
plan te verplaatsen van 31 maart naar 31 mei. Dit biedt de betreffende minister nog
voldoende tijd om, zoals de subsidieregeling voorschrijft, op uiterlijk 31 juli goedkeuring
hierop te verlenen en uiterlijk 1 augustus de subsidieplafonds te publiceren.
1.4 Wijziging subsidieplafonds 2020
Met deze wijzigingsregeling worden de budgetplafonds voor het onderzoekjaar 2020 gewijzigd
als gevolg van het beschikbaar stellen van additioneel budget voor infrastructuur
investeringen bij het instituut Koninklijk Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum
(NLR). Daarnaast worden additionele middelen toegekend aan de instituutssubsidie ter
Stimulering van Europees Onderzoek (SEO). Deze middelen werden voorheen via de zogenaamde
SEO-regeling, uitgevoerd door NWO, aan de instituten beschikbaar gesteld. Ook wordt
bij de wijziging van instituutssubsidie als programmasubsidie rekening gehouden met
additionele subsidies en met loon- en prijsbijstellingen.
1.5 De vaststelling van de subsidieplafonds voor 2021
Deze wijzigingsregeling voorziet in de vaststelling van de subsidieplafonds voor de
zogenaamde jaarlijkse instituutssubsidie, programmasubsidie en infrastructuursubsidie
die verstrekt wordt op grond van de Subsidieregeling TO2.
Op grond van de artikelen 9, 12 en 17, tweede lid, van de Subsidieregeling TO2 wordt
jaarlijks in bijlage 2, 3 en 4 van de Subsidieregeling TO2 bekendgemaakt welk bedrag
aan instituutssubsidie voor een instituut beschikbaar wordt gesteld, welke subsidieplafonds
voor de programmasubsidies voor onderzoeksthema’s in het aankomende boekjaar van toepassing
zijn en welk subsidieplafond per instituut voor infrastructuursubsidie in het aankomende
boekjaar van toepassing is.
2. Staatssteun
De wijzigingen opgenomen in deze regeling brengen geen verandering in de staatssteunaspecten,
verbonden aan de Subsidieregeling TO2. Het betreft hier inde eerste instantie slechts
de publicatie van de subsidieplafonds voor 2020 en 2021, die binnen de eerdere staatssteunbeoordeling
passen. Ook de andere twee wijzigingen, namelijk het laten vervallen van de verplichting
dat een derivaat alleen mag worden afgesloten tegen betaling in euro’s en de wijziging
van de indieningsdatum voor een strategisch plan, hebben geen effect op de staatssteunaspecten.
3. Regeldruk
De vaststelling van de subsidieplafonds leidt niet tot wijziging van informatieverplichtingen
en daarom ook niet tot een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers van de
Subsidieregeling TO2.
4. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Met de datum van inwerkingtreding wordt
afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële
regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en twee
maanden voordien bekend worden gemaakt. Voor de Subsidieregeling TO2 wordt dit gerechtvaardigd
doordat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding van de regeling. Het
vasthouden aan de systematiek van de vaste verandermomenten zou hebben betekend dat
subsidieaanvragen op grond van deze subsidieregeling pas zouden kunnen worden voorbereid
en ingediend vanaf het eerstvolgende vaste verandermoment van 1 oktober 2020. Via
deze wijzigingsregeling worden bijlage 2, 3 en 4 van de Subsidieregeling TO2 aangepast
voor het jaar 2020 en 2021. Uiterlijk op 1 augustus a.s. wordt bekend welke subsidieplafonds
beschikbaar worden gesteld, zodat de desbetreffende subsidieaanvrager ruim op tijd
(binnen de van toepassing zijnde termijn) zijn subsidieaanvraag voor 2021 kan voorbereiden.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
De Minister voor Medische Zorg, M.J. van Rijn