Samenwerkingsprotocol tussen Autoriteit Consument en Markt en Autoriteit Persoonsgegevens

Partijen,

Autoriteit Consument en Markt

en

Autoriteit Persoonsgegevens,

Overwegen het volgende:

  • dat op grond van artikel 2, tweede lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (Iw) de Autoriteit Consument en Markt (ACM) belast is met taken die haar bij of krachtens de wet zijn opgedragen;

  • dat deze taken betrekking hebben op het mededingingstoezicht, sectorspecifiek markttoezicht en consumentenbescherming1;

  • dat op grond van artikel 6, tweede lid, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG) de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is aangewezen als de toezichthoudende autoriteit bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

  • dat de AP op grond van artikel 6, derde lid, van de UAVG onder meer is belast met het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij of krachtens de verordening of de wet bepaalde;

  • dat de AP per 1 januari 2016 op grond van artikel 15.1, tweede lid, van de Telecommunicatiewet (Tw) is belast met het toezicht op artikel 11.3a van de Tw (de meldplicht datalekken in de Tw);

  • dat de ACM en de AP op grond van artikel 18.3, derde lid, van de Tw, in het belang van een effectief en efficiënt toezicht op het verwerken van persoonsgegevens overeenkomstig hoofdstuk 11 van deze wet, afspraken dienen te maken in een samenwerkingsprotocol over de wijze van behandeling van aangelegenheden van wederzijds belang;

  • dat op grond van artikel 19, eerste lid, van de UAVG in het belang van een efficiënt en effectief toezicht op de verwerking van persoonsgegevens afspraken kunnen worden gemaakt tussen de AP en de ACM en daartoe gezamenlijk een samenwerkingsprotocol kan worden vastgesteld;

  • dat voor het overige een goede samenwerking tussen de ACM en de AP een efficiënte en doelgerichte vervulling van de aan hen opgedragen taken bevordert;

  • dat dit document de afspraken weergeeft over de wijze van behandeling van aangelegenheden waarbij de aan de ACM en de AP opgedragen taken of de uitoefening van de aan de ACM en de AP toegekende bevoegdheden elkaar raken of overlappen;

  • dat de ACM en de AP met deze afspraken een kader voor samenwerking scheppen, zodat afspraken niet op ad hoc basis hoeven te worden gemaakt. Daarnaast beogen de afspraken een duidelijk beeld aan de buitenwereld te geven van hoe deze samenwerking verloopt.

Spreken het volgende af:

HOOFDSTUK 1 DEFINITIES EN DOEL VAN HET SAMENWERKINGSPROTOCOL

Artikel 1 Definities

In dit samenwerkingsprotocol wordt verstaan onder:

a) ACM:

de Autoriteit Consument en Markt;

b) AP:

de Autoriteit Persoonsgegevens;

c) AVG:

Algemene verordening gegevensbescherming;

d) Iw:

Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

e) Regeling:

Regeling gegevensverstrekking ACM 2019;

f) Tw:

Telecommunicatiewet;

g) UAVG:

Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming;

h) Zorgplicht:

Algemene zorgplicht van aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en openbare elektronische communicatiediensten als bedoeld in artikelen 11.2 en 11.3 van de Tw alsmede de beveiligingsverplichting van verwerkingsverantwoordelijken als bedoeld in artikel 32 van de AVG.

Artikel 2 Doel

Het doel van dit samenwerkingsprotocol is om:

  • a) algemene uitgangspunten voor samenwerking vast te leggen en het vastleggen van afspraken over de uitwisseling van informatie tussen de ACM en de AP ten behoeve van de uitvoering van hun wettelijke taken; en

  • b) algemene uitgangspunten vast te leggen over de wijze van behandeling van aangelegenheden waarbij de aan de ACM en de AP opgedragen taken of de uitoefening van de aan de ACM en de AP toegekende bevoegdheden elkaar raken of overlappen.

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN SAMENWERKING

Artikel 3 Algemene uitgangspunten

De ACM en de AP spannen zich in elkaar zoveel mogelijk te ondersteunen en te versterken door samen op te treden in situaties waarin de samenwerking de effectiviteit van het toezicht van een of beide organisaties versterkt. In dat kader dragen zij zorg voor een efficiënte en zorgvuldige uitwisseling van informatie.

Artikel 4 Contactpersonen

De ACM en de AP benoemen ieder vanuit hun organisatie een contactpersoon die het eerste aanspreekpunt is voor verdere uitwerking en toepassing van hetgeen is afgesproken in dit samenwerkingsprotocol.

Artikel 5 Overleg

De ACM en de AP overleggen jaarlijks, of zoveel vaker als nodig is, over de lopende samenwerking. De in het vorige artikel bedoelde contactpersonen dragen er zorg voor dat het overleg plaatsvindt. In onderling overleg bepalen de contactpersonen of het overleg op bestuurlijk dan wel ambtelijk niveau zal plaatsvinden.

Artikel 6 Nadere werkafspraken

De ACM en de AP kunnen nadere werkafspraken maken ter uitvoering van dit samenwerkingsprotocol.

HOOFDSTUK 3 INFORMATIE-UITWISSELING

Artikel 7 Uitwisseling van gegevens en inlichtingen

  • 1. De ACM is op grond van artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de lw en artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Regeling bevoegd gegevens en inlichtingen te verstrekken aan de AP voor zover dat noodzakelijk is voor de goede vervulling van de aan haar opgedragen wettelijke taken.

  • 2. De AP en de ACM zijn op grond van artikel 19, tweede lid, van de UAVG bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd verplicht aan elkaar de gegevens betreffende de verwerking van persoonsgegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun taak of om te kunnen voldoen aan een op hen rustende wettelijke verplichting. Uitgangspunt hierbij is dat de organisatie die de informatie vraagt, bepaalt wat hiervoor noodzakelijk is.

  • 3. De ACM en de AP zien erop toe dat de ontvangen gegevens en inlichtingen niet worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze zijn verstrekt. Door de verzoekende partij wordt per geval expliciet aangegeven voor welk doel de informatie wordt gevraagd.

Artikel 8 Informeren

  • 1. De ACM en de AP informeren elkaar over zaken en ontwikkelingen die voor het uitvoeren van hun wettelijke taken van belang (kunnen) zijn.

  • 2. De ACM en de AP nemen deel aan voor hun taakuitoefening relevante (internationale) samenwerkingsverbanden. Partijen informeren elkaar ook over relevante informatie die is verkregen tijdens dergelijke overleggen, voor zover een geheimhoudingsplicht zich hiertegen niet verzet.

  • 3. De ACM en de AP stellen elkaar op de hoogte voordat zij informatie die voor de andere autoriteit van belang kan zijn of die zij van de ander hebben verkregen, naar buiten brengen.

  • 4. De ACM en de AP informeren elkaar vooraf over persberichten en mededelingen met betrekking tot een onderwerp dat (mede) behoort tot het werkterrein van de ander.

  • 5. De ACM en de AP informeren elkaar wanneer een mogelijke overtreding wordt gesignaleerd met betrekking tot een onderwerp dat behoort tot het exclusieve werkterrein van de ander.

HOOFDSTUK 4 SAMENWERKING BIJ SAMENLOPENDE BEVOEGDHEDEN

Artikel 9 Samenloop van bevoegdheden

  • 1. In zaken met betrekking tot wet- en regelgeving waar de ACM toezicht op houdt en waarin bovendien sprake is van een verwerking van persoonsgegevens kan er samenloop bestaan tussen de bevoegdheden van de ACM en de AP. De ACM en de AP gaan telkens na of van samenloop sprake is, of gezamenlijk optreden gewenst is, en overleggen voor zover nodig met elkaar over de uitoefening van bevoegdheden.

  • 2. De ACM en de AP stellen in onderling overleg vast welke onderwerpen, waarbij sprake is van samenlopende bevoegdheden, zij gezamenlijk willen behandelen. Ieder jaar, of zoveel vaker als nodig is, bepalen de ACM en de AP per onderwerp of thema nader of en op welke wijze zal worden samengewerkt. Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De ACM richt zich bij het uitoefenen van haar bevoegdheden primair op gevallen waar het zwaartepunt ligt in de toepassing van de taken die haar bij of krachtens de wet zijn opgedragen.

  • 4. De AP is bevoegd in gevallen waar sprake is van een verwerking van persoonsgegevens. De AP richt zich bij het uitoefenen van haar bevoegdheden primair op gevallen waar het zwaartepunt in de toepassing van bepalingen van de AVG en de UAVG ligt.

  • 5. Bij een samenloop van bevoegdheden voorkomen de ACM en de AP zoveel als mogelijk dat een onder toezicht staande tegelijk door de ACM en de AP afzonderlijk wordt aangesproken voor hetzelfde onderwerp.

  • 6. In voorkomende gevallen dat een onder toezicht staande toch tegelijk door de ACM en de AP afzonderlijk wordt aangesproken voor hetzelfde onderwerp voeren partijen overleg.

Artikel 10 Verwijzing

  • 1. De ACM zal belanghebbenden doorverwijzen naar de AP in zaken waarin uitsluitend of overwegend de AVG en de UAVG van toepassing zijn.

  • 2. De AP zal belanghebbenden doorverwijzen naar de ACM in zaken waarin uitsluitend of overwegend de wet- of regelgeving waarop de ACM toeziet van toepassing is.

Artikel 11 Gezamenlijke behandeling

  • 1. De ACM en de AP kunnen een gezamenlijk behandelteam samenstellen.

  • 2. Indien de ACM en de AP gedurende de gezamenlijke uitoefening van samenlopende bevoegdheden in onderling overleg tot de conclusie komen dat het onderzoek op basis van effectiviteit van het wettelijk instrumentarium en/of uit efficiëntieoverwegingen beter door de één dan door de ander kan worden voortgezet, treedt die ander alsnog terug en staakt verdere behandeling. De terugtredende partij bericht de andere partij over haar beslissing tot terugtreding en de onderzochte partij over de staking van de behandeling.

  • 3. De ACM en de AP vragen bij gezamenlijke behandeling van zaken geen gegevens en inlichtingen op bij een onder toezicht staande of derde indien de benodigde informatie al bij de AP of de ACM aanwezig is en kan worden uitgewisseld. De ACM en de AP informeren de onderzochte partij over de uitwisseling van gegevens en inlichtingen, tenzij het onderzoeksbelang zich daartegen verzet.

Artikel 12 Uitoefenen van bevoegdheden

  • 1. Partijen behouden zich het recht voor om in voorkomende gevallen niet op te treden en stellen de andere partij van deze beslissing in kennis.

  • 2. Indien één van beide partijen niet binnen een redelijke termijn op grond van zijn eigen bevoegdheden optreedt dan kan de andere partij de zaak alsnog (verder) in behandeling nemen, voor zover deze daartoe bevoegd is.

  • 3. Voorafgaand aan het in behandeling nemen, stelt de optredende partij de niet optredende partij in de gelegenheid om binnen twee weken alsnog over te gaan tot optreden. In uitzonderlijke situaties en na onderling overleg bestaat de mogelijkheid van verlenging van de in de vorige volzin genoemde termijn met nog eens twee weken.

Artikel 13 Interpretatie van begrippen

  • 1. Begrippen uit specifieke wet- en regelgeving waarop de ACM en de AP toezien, worden zo veel mogelijk op consistente wijze uitgelegd. Indien er onduidelijkheid bestaat over de uitleg van een begrip, consulteren de ACM en de AP elkaar hierover. Op een verzoek hiertoe is artikel 14, eerste lid, van dit protocol, van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Wanneer er na een in het eerste lid bedoelde consultatie een consensus tot stand is gekomen over de uitleg van een begrip dat gebruikt gaat worden in een openbare uiting, dan dient in de openbare uiting duidelijk naar voren te komen dat beide partijen het begrip voortaan op die wijze zullen uitleggen.

Artikel 14 Advisering en overleg

  • 1. De ACM en de AP zullen elkaar vanuit hun eigen deskundigheid op verzoek of voor zover nodig ambtshalve met raad en daad bijstaan. Zij zullen op elkaars verzoek om bijstand uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het desbetreffende verzoek reageren.

  • 2. De ACM en de AP kunnen elkaar vergezellen in onderzoeken en kunnen over en weer als deskundige in de zin van artikel 5:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht optreden. Daartoe stellen zij elkaar op verzoek en voor zover mogelijk mensen en middelen beschikbaar.

  • 3. De ACM en de AP kunnen in elkaars zaken over en weer een advies uitbrengen over de toepassing van specifieke wet- en regelgeving waarop partijen toezien. Voordat op verzoek een mondeling of schriftelijk advies wordt uitgebracht, wordt de verzoekende partij over het voorgenomen advies geïnformeerd. Indien gewenst, vindt nader overleg plaats voordat het definitieve advies wordt uitgebracht. Een advies vormt na verstrekking onderdeel van het dossier van de verzoekende partij.

  • 4. In uitzonderlijke situaties en na onderling overleg bestaat de mogelijkheid van verlenging van de in het eerste lid genoemde termijn met nog eens twee weken.

HOOFDSTUK 5 SAMENWERKING TEN AANZIEN VAN ACM CONSUWIJZER

Artikel 15 Wederzijds verwijzen van consumenten

  • 1. De ACM draagt ervoor zorg dat consumenten die ACM ConsuWijzer benaderen met een informatieverzoek dat betrekking heeft op de taken en bevoegdheden van de AP, worden doorverwezen naar de AP.

  • 2. De AP draagt ervoor zorg dat consumenten die haar benaderen met een informatieverzoek dat betrekking heeft op de taken en bevoegdheden van de ACM, worden doorverwezen naar ACM ConsuWijzer.

  • 3. Het doorverwijzen van de consument geschiedt op een voor de consument zo efficiënt mogelijke wijze, waarbij overlast voor de consument tot een minimum wordt beperkt.

  • 4. De ACM en de AP dragen zorg voor een goede en efficiënte afhandeling van naar hen doorverwezen consumentencontacten volgens de interne procedures van de eigen organisatie.

Artikel 16 Aanleveren en beheren van doorverwijsinformatie

De ACM en de AP dragen zorg voor het aanleveren en beheren van de informatie die via ACM ConsuWijzer aan consumenten wordt verstrekt. De ACM en de AP zien erop toe dat de via ACM ConsuWijzer te verstrekken informatie die betrekking heeft op hun respectievelijke taken en bevoegdheden ook door hen actueel en juist wordt gehouden.

HOOFDSTUK 6 SAMENWERKING IN HET KADER VAN TOEZICHT OP HET SPAM-VERBOD

Artikel 17 Toezicht op het spam-verbod

  • 1. Dit artikel betreft het toezicht op de naleving van artikel 11.7 van de Tw voor zover het elektronische berichten en de daarvoor benodigde contactgegevens betreft.

  • 2. De ACM zal haar bevoegdheden uitoefenen daar waar sprake is van het gebruik van elektronische berichten voor het overbrengen van communicatie voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden.

  • 3. De AP zal haar bevoegdheden uitoefenen daar waar sprake is van het verwerken van elektronische contactgegevens voor elektronische berichten, anders dan het gebruik als bedoeld in het vorige lid.

HOOFDSTUK 7 SAMENWERKING IN HET KADER VAN DE ZORGPLICHT

Artikel 18 De AP houdt toezicht op de Zorgplicht

  • 1. Dit artikel betreft het toezicht op de naleving van de Zorgplicht.

  • 2. De AP heeft op grond van artikel 6, derde lid, van de UAVG tot taak toe te zien op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij en krachtens de AVG of de wet bepaalde, daaronder begrepen artikelen 5, eerste lid, onder f, 24, 25, 28 en 32 van de AVG (de Zorgplicht in de AVG). De ACM is in artikel 15.1, derde lid, van de Tw als toezichthoudende autoriteit aangewezen voor de Zorgplicht als bedoeld in artikelen 11.2 en 11.3 van de Tw. Zowel de Zorgplicht in de AVG als de Zorgplicht in de Tw strekken tot de bescherming en beveiliging van persoonsgegevens, waarbij de verwerkingsverantwoordelijke onder andere verplicht is passende technische en organisatorische maatregelen ten uitvoer te leggen om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking.

  • 3. In het kader van een efficiënte handhaving, en gezien de brede bevoegdheid van de AP op grond van onder andere de artikelen 5, eerste lid, onder f, 24, 25, 28 en 32, van de AVG en artikel 6, derde lid, van de UAVG, is de AP – in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 4 van dit protocol – verantwoordelijk voor het toezicht op en draagt zorg voor de handhaving van de Zorgplicht.

  • 4. Indien de AP in het kader van de Zorgplicht een onderzoek start naar dan wel handhavingsmaatregelen neemt tegen een aanbieder van een openbare elektronische communicatiedienst, onderscheidenlijk een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk, dan informeert zij de ACM daarover.

HOOFDSTUK 8 SAMENWERKING IN HET KADER VAN DE ‘COOKIEBEPALING’

Artikel 19 Toezicht op de verwerking van gegevens via cookies en vergelijkbare technologieën

  • 1. Dit artikel betreft het toezicht op de naleving van artikel 11.7a van de Tw. De ACM is in artikel 15.1, derde lid, van de Tw door de wetgever aangewezen als toezichthoudende autoriteit op dit artikel. De AP heeft op grond van artikel 6, derde lid, van de UAVG tot taak toe te zien op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij en krachtens de AVG of de wet bepaalde.

  • 2. Bij het via een elektronisch communicatienetwerk opslaan van of toegang verkrijgen tot informatie in de randapparatuur van een gebruiker kan er sprake zijn van een verwerking van persoonsgegevens. Als dit het geval is dan bestaat de mogelijkheid dat degene die een handeling verricht als bedoeld in de voorgaande volzin, of voor een dergelijke handeling de verantwoordelijkheid draagt, hierop wordt aangesproken door zowel de ACM als de AP. Hoofdstuk 4 van dit protocol is van toepassing.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 Kosten

  • 1. Kosten die voortvloeien uit de samenwerking op grond van dit protocol worden door ACM en de AP niet onderling verrekend.

  • 2. Het vorige lid is niet van toepassing op kosten die voortvloeien uit de afspraken in hoofdstuk 7 van dit protocol.

Artikel 21 Evaluatie

Na telkens vijf jaar, of eerder indien daartoe aanleiding bestaat, wordt dit samenwerkingsprotocol en de uitvoering daarvan door de ACM en de AP gezamenlijk geëvalueerd. Hierbij wordt in het bijzonder gekeken naar de praktische werkbaarheid van hetgeen in het samenwerkingsprotocol is vastgelegd en de wenselijkheid om dit samenwerkingsprotocol aan te passen of aan te vullen met in de praktijk gebleken nuttige werkafspraken.

Artikel 22 Vervallen samenwerkingsprotocollen

Dit samenwerkingsprotocol treedt in de plaats van het samenwerkingsprotocol tussen de Autoriteit Consument en Markt en de AP van 11 oktober 2016, dat is gepubliceerd in de Staatscourant van 3 november 2016, nr. 58078.

Artikel 23 Plaatsing Staatscourant

Dit samenwerkingsprotocol wordt in de Staatscourant geplaatst.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Dit samenwerkingsprotocol treedt in werking met ingang van de dag na publicatie ervan in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend te Den Haag d.d. 18 juni 2020

Autoriteit Consument en Markt, namens deze, T.M. Snoep Bestuursvoorzitter

Autoriteit Persoonsgegevens, namens deze, A. Wolfsen Voorzitter

BIJLAGE 1: OVERZICHT VAN WET- EN REGELGEVING WAAR DE ACM ONDER ANDERE TOEZICHT OP HOUDT:

  • 1. Aanbestedingswet 2012;

  • 2. Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied;

  • 3. Dienstenwet;

  • 4. Drinkwaterwet;

  • 5. Elektriciteitswet 1998;

  • 6. Gaswet;

  • 7. Loodsenwet;

  • 8. Mededingingswet;

  • 9. Pandhuiswet;

  • 10. Postwet 2009;

  • 11. Scheepvaartverkeerswet;

  • 12. Spoorwegwet;

  • 13. Telecommunicatiewet;

  • 14. Verordeningen 1/2003, 139/2004, 2006/2004, 1008/2008, 713/2009, 714/2009, 715/2009, 544/2009, 544/2009, 994/2010, 1211/2009, 1227/2011, 531/212, 543/2013, 2015/2120, 2016/1719 en 2018/644;

  • 15. Warmtewet;

  • 16. Wet handhaving consumentenbescherming;

  • 17. Wet implementatie derde pakket;

  • 18. Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie;

  • 19. Wet Luchtvaart;

  • 20. Wet markttoezicht registerloodsen;

  • 21. Wet onafhankelijk netbeheer;

  • 22. Wet op het financieel toezicht;

  • 23. Wet personenvervoer 2000;

  • 24. Wet post BES;

  • 25. Wet telecommunicatievoorzieningen BES.


X Noot
1

Zie bijlage 1 voor een overzicht van wet- en regelgeving waar de ACM onder andere toezicht op houdt.

Naar boven