Besluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 30 juni 2020, nr. WJZ/ 20175471, tot intrekking van het Besluit Mijnbouwschade Groningen

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 4:81 en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1

Het Besluit mijnbouwschade Groningen wordt ingetrokken.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 30 juni 2020

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

TOELICHTING

Algemeen

Op 1 juli 2020 treedt de Tijdelijke wet Groningen (hierna: de wet) in werking (Stb. 2020, 184). Met deze wet wordt de publiekrechtelijke afhandeling van aanvragen om vergoeding van schade door bodembeweging als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg (hierna: schade) definitief wettelijk geregeld. Met ingang van 1 juli 2020 wordt het Instituut Mijnbouwschade Groningen (hierna: Instituut) belast met de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding. Het Instituut neemt daarmee de taak van de Tijdelijke commissie Mijnbouwschade Groningen (hierna: Tijdelijke Commissie) over, die deze taak, in afwachting van een definitieve wettelijke regeling, vervulde op basis van het Besluit mijnbouwschade Groningen. De tijdelijke voorziening die met het Besluit mijnbouwschade Groningen is getroffen voor de publiekrechtelijke afhandeling van schade kan hiermee komen te vervallen. Te dien einde wordt het Besluit mijnbouwschade Groningen met dit besluit ingetrokken met ingang van 1 juli 2020.

Overgangsrecht

In de wet zijn overgangsrechtelijke bepalingen opgenomen voor aanvragen die op het moment van inwerkingtreding in behandeling zijn bij de Tijdelijke Commissie en besluiten die door de Tijdelijke Commissie genomen zijn. Ingevolge artikel 21 van de wet worden:

  • besluiten op aanvragen om schadevergoeding van de Tijdelijke Commissie vanaf het moment dat de wet in werking treedt aangemerkt als besluiten van het Instituut,

  • aanvragen die zijn ingediend bij de Tijdelijke Commissie en daar op het moment van inwerkingtreding van de wet in behandeling zijn vanaf het moment dat de wet in werking treedt aangemerkt als aanvragen ingediend bij het Instituut, en

  • worden de meldingen die in de periode van 31 maart 2017 (12h00) tot en met 19 maart 2018 zijn ingediend bij het Centrum Veilig Wonen of NAM die op het moment van inwerkingtreding van de wet nog niet zijn afgehandeld aangemerkt als aanvragen ingediend bij het Instituut.

Een nadere toelichting op het overgangsrecht op dit punt is opgenomen in de memorie van toelichting bij de wet (Kamerstukken II 2019/2020, 35 250, nr. 3).

Daarnaast wordt in artikel 22a van de wet voorzien in het van rechtswege omzetten van de benoeming van de leden en de voorzitter van de Tijdelijke Commissie tot benoeming als leden respectievelijk voorzitter van het Instituut Mijnbouwschade Groningen.

De leden van de tijdelijke commissie advisering bezwaarschriften mijnbouwschade Groningen worden door de Minister voor Rechtsbescherming geïnformeerd dat zij eervol worden ontslagen met ingang van de datum van inwerkingtreding van de wet. Hun taken worden overgenomen door een door een bezwaaradviescommissie die door het Instituut wordt ingesteld. Naar verwachting zullen dit zoveel mogelijk dezelfde personen zijn als de personen die thans lid zijn van tijdelijke commissie advisering bezwaarschriften mijnbouwschade Groningen, tenzij deze leden op eigen verzoek aangeven hun werkzaamheden niet te willen voortzetten.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven