¿Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 26 juni 2020, nr. WJZ/ 20134816, tot wijziging van de Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2018 in verband met COVID-19 maatregelen, de uitbraak van een tomatenvirus en herstel van enkele omissies

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op uitvoeringsverordening (EU) 2020/600 van de Commissie van 30 april 2020 tot afwijking van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) 615/2014, (EU) 2015/1368 en (EU) 2017/39 wat betreft bepaalde maatregelen voor de aanpak van de door de Covid-19-pandemie veroorzaakte crisis (PbEU 2020, L 140);

Gelet op gedelegeerde verordening (EU) 2020/884 van de Commissie van 4 mei 2020 tot afwijking, wat het jaar 2020 betreft, van Gedelegeerde verordening (EU) 2017/891 van de Commissie wat de sector groenten en fruit betreft, en van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/449 van de Commissie wat de wijnsector betreft, in verband met de COVID-19-pandemie (PbEU 2020, L 205);

Gelet op de artikelen 15 en 19, eerste lid, van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2018 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden in de alfabetische volgorde de volgende begripsomschrijvingen ingevoegd:

verordening 1235/2008:

verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU 2008, L 334);

verordening 2020/600:

uitvoeringsverordening (EU) 2020/600 van de Commissie van 30 april 2020 tot afwijking van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) 615/2014, (EU) 2015/1368 en (EU) 2017/39 wat betreft bepaalde maatregelen voor de aanpak van de door de Covid-19-pandemie veroorzaakte crisis (PbEU 2020, L 140);

verordening 2020/884:

gedelegeerde verordening (EU) 2020/884 van de Commissie van 4 mei 2020 tot afwijking, wat het jaar 2020 betreft, van Gedelegeerde verordening (EU) 2017/891 van de Commissie wat de sector groenten en fruit betreft, en van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/449 van de Commissie wat de wijnsector betreft, in verband met de COVID-19-pandemie (PbEU 2020, L 205);

B

In artikel 14, zevende lid, wordt na ‘jaarlijks’ ingevoegd ‘voor 1 juni’ en vervalt ‘, mede aan de hand van de uitkomsten van het in het vierde lid bedoelde onderzoek’.

C

In artikel 22, vijfde lid, wordt na ‘jaarlijks’ ingevoegd ‘voor 1 juni’.

D

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Ongeacht de rechtsvorm van een producentenorganisatie bepalen de statuten van een producentenorganisatie op grond van artikel 153, tweede lid, onderdeel c, van verordening 1308/2013 dat een lid maximaal 20 procent van de stemmen van een voltallige algemene vergadering van de producentenorganisatie heeft.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. In het geval van een rechtsvorm met aandeelhouders of in het geval leden aanspraak kunnen maken op delen van het kapitaal, bepalen de statuten van een producentenorganisatie dat een natuurlijk persoon of rechtspersoon maximaal 20 procent van de aandelen van de producentenorganisatie heeft of dat deze gerechtigd is tot maximaal 20% van het kapitaal.

E

In artikel 26 wordt ‘artikelen 152, 153, 154 en 155’ vervangen door ‘artikelen 152, 153, 154, 155 en 160’.

F

Artikel 51, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. In afwijking van het eerste lid, onderdeel d, onder 3°, hoeven niet te worden ingediend in het kader van een project:

    • a. maatregelen als bedoeld in artikel 2, onderdeel f, onder vi, van verordening 2017/891;

    • b. uitgaven als bedoeld in artikel 185a.

G

In artikel 54, derde lid, wordt ‘een operationeel programma dat aanvangt in 2020, in voor 1 oktober 2019’ vervangen door ‘een operationeel programma dat aanvangt in 2021, in voor 1 oktober 2020’.

H

Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ’voor 15 september’ ingevoegd ‘, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel,’.

2. In het vijfde lid wordt ‘het jaar 2019 in voor 1 oktober 2019’ vervangen door ‘het jaar 2020 in voor 1 oktober 2020’.

I

Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. In afwijking van het zesde lid kan een producentenorganisatie op elk moment een verzoek tot wijziging indienen met betrekking tot:

    • a. maatregelen als bedoeld in artikel 2, onderdeel f, onder vi, van verordening 2017/891;

    • b. uitgaven als bedoeld in artikel 185a.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 10. De verzoeken tot wijziging als bedoeld in het zesde lid, onderdelen b tot en met e, worden ingediend met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

J

In artikel 57 wordt na ‘voor het betreffende uitvoeringsjaar’ ingevoegd ‘met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld model’.

K

In artikel 87, derde lid, wordt ‘artikel 5 van de Reisregeling Binnenland en artikel 3 van de Reisregeling Buitenland’ vervangen door ‘hoofdstuk 10 van de CAO-Rijk’.

L

Aan artikel 104 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 7. In afwijking van artikel 98, derde lid, aanhef en onderdeel b, onderbouwt de producentenorganisatie de emissiebeperking door bij de indiening van de subsidieaanvraag een jaarlijkse opgave van het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare, uitgesplitst naar gewas(groep), te overleggen waarbij de nulsituatie wordt weergegeven, aan de hand van registraties van de teeltbedrijven

  • 8. De nulsituatie, bedoeld in het zesde lid, is het gemiddelde gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare van het betrokken teeltbedrijf over drie voorgaande jaren.’

M

Aan artikel 106 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. De producentenorganisatie onderbouwt het effect van organische onkruidwerende materialen en insectengaas op het terugdringen van het gebruik van werkzame stof uit chemische gewasbeschermingsmiddelen, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, aan de hand van een jaarlijkse opgave van het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare, uitgesplitst naar gewas(groep) aan de hand van registraties van de teeltbedrijven.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing op uitgaven die worden gedaan in het kader van de biologische productie van groenten en fruit.

N

Aan artikel 109 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. De producentenorganisatie onderbouwt het effect van diensten voor detectie en diagnose systemen op het terugdringen van het gebruik van werkzame stof uit chemische gewasbeschermingsmiddelen, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel, aan de hand van een jaarlijkse opgave van het totale gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare, uitgesplitst naar gewas(groep) aan de hand van registraties van de teeltbedrijven.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing op uitgaven die worden gedaan in het kader van de biologische productie van groenten en fruit.

O

Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘artikel 1 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, ’ ingevoegd ‘of een andere erkende instantie overeenkomstig Titel V van verordening 834/2007 dan wel een op grond van verordening 1235/2008 erkende instantie,’.

2. In het derde lid wordt onder vervanging van ‘; of’ aan het slot van onderdeel a door een puntkomma en onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door ‘; of’ een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. het certificaat van de leverancier afgegeven door een andere dan Skal erkende instantie zoals bedoeld in het eerste lid.

3. In het vierde lid wordt ‘inclusief’ vervangen door ‘met uitzondering van’.

P

In artikel 120 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Uitgaven van de producentenorganisatie voor de aanschaf van plastic pallets ten behoeve van het tegengaan van de verspreiding van organismen die plantenziekten kunnen veroorzaken zijn subsidiabel.

Q

In artikel 122, derde lid, komt ‘, onderdeel c,’ te vervallen en wordt na ‘kwaliteitszorgsystemen’ ingevoegd ‘en residumonitoring’.

R

In artikel 170, tweede lid, wordt onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel f door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door ‘; en’ een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • h. aubergines met GN code 0709 30.

S

Na artikel 185 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 185a

  • 1. Uitgaven van de producentenorganisatie voor duurzame productiemiddelen en overige kosten ten behoeve van bescherming van de gezondheid van medewerkers op de locatie van de producentenorganisatie, een dochteronderneming of een lid in geval van een uitbraak van besmettelijke humane ziekten zijn subsidiabel.

  • 2. Uitgaven zoals bedoeld in het eerste lid zijn onder meer:

    • a. speciale voorzieningen zoals schermen of technische aanpassingen;

    • b. inhuur van hygiënediensten.

  • 3. Niet subsidiabel zijn onder meer uitgaven voor:

    • a. persoonlijke hygiëne zoals mondkapjes, handschoenen, zeep, beschermende kleding;

    • b. bloed- of speekseltesten;

    • c. hygiënemaatregelen in ruimten die niet gerelateerd zijn aan de teelt, bewerking of verkoop van producten.

T

Na artikel 213 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 213a

  • 1. Ter uitvoering van artikel 1, eerste lid, van verordening 2020/884 mogen in afwijking van artikel 24 om redenen die verband houden met de COVID-19-pandemie de leden in 2020, onder voorwaarde dat zij geen machtsmisbruik plegen, beschikken over:

    • a. meer dan 50 procent van de stemmen van een voltallige algemene vergadering; of

    • b. meer dan 50 procent van de aandelen of het kapitaal.

  • 2. Ter uitvoering van artikel 1, tweede lid, van verordening 2020/884 mag een producentenorganisatie in afwijking van artikel 36, indien sprake is van meer dan 35% daling van de waarde van de afgezette productie in 2020 als gevolg van de COVID-19 pandemie, voor het uitvoeringsjaar 2022 het jaar 2019 als referentieperiode hanteren.

  • 3. Ter uitvoering van artikel 1, vijfde lid, van verordening 2020/884 is in afwijking van artikel 56, eerste lid, onderdeel d, in 2020 een verzoek tot wijziging tot het verlagen van het jaarbedrag van het actiefonds met meer dan 80 procent toegestaan.

  • 4. Ter uitvoering van artikel 1 van verordening 2020/600 overlegt de producentenorganisatie in afwijking van artikel 190, derde lid, de controleverklaring, alsmede een verslag van de verrichte werkzaamheden, uiterlijk op 31 augustus 2020 voor de subsidieaanvraag voor 2019 en op 31 augustus 2021 voor de subsidieaanvraag voor 2020.

U

In bijlage III, komt in de rij met betrekking tot 5.0 tot en met 5.4, de rechterkolom ten aanzien van niet-subsidiabele kosten, te luiden:

5.0

5.1

5.2

5.3

5.4

5.5

Terreinverharding (uitpandig)

parkeerplaatsen en (openbare) weg

bewegwijzering

stoplichten

belijning

laadpalen

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel I, onderdeel K, terug tot en met 1 januari 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 juni 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding

Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PBEU 2013, L 347) (hierna: verordening 1308/2013) stelt regels voor de groenten en fruit sector. De uitvoering en controleregels voor de sector groenten en fruit zijn geregeld in Gedelegeerde verordening (EU) 2017/891 van de Commissie van 13 maart 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit en tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de in deze sectoren toe te passen sancties en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (PBEU 2017, L 138) (hierna: verordening 2017/891) en Gedelegeerde verordening (EU) 2017/891 van de Commissie van 13 maart 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit en tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de in deze sectoren toe te passen sancties en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (PBEU 2017, L 138) (hierna: verordening 2017/892). De uitvoering van deze verordeningen is geregeld in de Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2018 (hierna: de regeling). De Europese Commissie heeft in het kader van marktverstoring, in onder meer de sector groenten en fruit, als gevolg van de COVID-19-crisis uitvoerings- en gedelegeerde verordeningen vastgesteld voor derogaties op verordeningen 1308/2013, 2017/891 en 2017/892. Deze betreffen:

  • Uitvoeringsverordening (EU) 2020/532 van de Commissie van 16 april 2020 tot afwijking, met betrekking tot het jaar 2020, van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 809/2014, (EU) nr. 180/2014, (EU) nr. 181/2014, (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) 2018/274, (EU) 2017/39, (EU) 2015/1368 en (EU) 2016/1240 wat betreft bepaalde in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid toe te passen administratieve controles en controles ter plaatse (PbEU 2020, L 119) (hierna: verordening 2020/532);

  • Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/592 van de Commissie van 30 april 2020 inzake tijdelijke buitengewone maatregelen waarbij wordt afgeweken van enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad om de marktverstoring in de sector groenten en fruit en de wijnsector als gevolg van de Covid–19-pandemie en de daarmee samenhangende maatregelen te verhelpen (PbEU 2020, L 140) (hierna: verordening 2020/592);

  • Uitvoeringsverordening (EU) 2020/600 van de Commissie van 30 april 2020 tot afwijking van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) 615/2014, (EU) 2015/1368 en (EU) 2017/39 wat betreft bepaalde maatregelen voor de aanpak van de door de Covid-19-pandemie veroorzaakte crisis (PbEU 2020, L 140) (hierna: verordening 2020/600);

  • Gedelegeerde verordening (EU) 2020/884 van de Commissie van 4 mei 2020 tot afwijking, wat het jaar 2020 betreft, van Gedelegeerde verordening (EU) 2017/891 van de Commissie wat de sector groenten en fruit betreft, en van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/449 van de Commissie wat de wijnsector betreft, in verband met de COVID-19-pandemie (PbEU 2020, L 205) (hierna: verordening 2020/884).

Met deze COVID-19-verordeningen worden tijdelijk de regels voor operationele programma’s in de groenten en fruit sector versoepeld. Om uitvoering aan de COVID-19-verordeningen 2020/600 en 2020/884 te kunnen geven is het nodig om op een aantal onderdelen de regeling aan te passen (paragraaf 2). Daarnaast wordt gebruikt gemaakt van de extra mogelijkheid om de Nationale Strategie aan te passen: er worden nieuwe subsidiabele uitgaven in verband met de uitbraak van een besmettelijke humane ziekte zoals de COVID-19 pandemie in de regeling opgenomen en aan de producten die uit de markt kunnen worden genomen worden aubergines toegevoegd. Deze beide wijzigingen zijn opgenomen in reactie op de COVID-19 pandemie. De sector heeft echter ook te maken met de uitbraak van een tomatenvirus dat voor problemen zorgt. Daarom zijn in de regeling ook uitgaven voor plastic pallets om de verspreiding van het virus tegen te gaan opgenomen. Deze wijzigingen zijn permanent van aard (paragraaf 3). Verder worden in de regeling een aantal omissies hersteld (paragraaf 4). De onderhavige wijzigingsregeling voorziet in deze aanpassingen (hierna: de wijzigingsregeling).

2. Vanwege COVID-19 tijdelijke versoepeling erkenningseisen, sancties en invulling operationele programma

Met de COVID-19-verordeningen zijn tijdelijk de regels voor operationele programma’s in de groenten en fruit sector versoepeld met betrekking tot erkenningseisen, de invulling van het operationele programma en de sancties. Voor de uitvoering van versoepelingen in de COVID-19-verordeningen kan tijdelijk van een aantal bepalingen in de regeling worden afgeweken. Dit wordt uitgewerkt in een nieuw artikel 213a (artikel I, onderdeel T).

De versoepelingen hebben vooral tot doel te voorkomen dat producentenorganisaties, als direct of indirect gevolg van de pandemie, in de problemen komen met de naleving van erkenningseisen of met de uitvoering van hun operationele programma’s. Indien leden door COVID-19 omstandigheden gedwongen zijn tot stopzetting van activiteiten loopt de producentenorganisatie het risico niet meer te kunnen voldoen aan de eisen inzake democratische controle en problemen met afzet, arbeid en logistiek zouden de naleving van de minimum waarde afgezette productie (WAP) in gevaar kunnen brengen. Om te voorkomen dat lidstaten in die gevallen de erkenning moeten intrekken, moeten lidstaten tijdelijk toestaan dat leden, onder voorwaarde dat zij geen machtsmisbruik plegen, beschikken over meer dan 50 procent van de stemmen, aandelen of het kapitaal in de producentenorganisatie (artikel 213a, tweede lid). Gelet op artikel 24 van de regeling mag, normaal gesproken, afhankelijk van de rechtsvorm, een lid maximaal 20 procent van de stemmen van een voltallige algemene vergadering hebben en maximaal 20 procent van de aandelen of het kapitaal en moeten deze percentages in de statuten staan. Nu wordt de regeling aangepast opdat een lid tijdelijk, onder voorwaarde dat zij geen machtsmisbruik pleegt, mag beschikken over meer dan 50 procent van de stemmen, aandelen of kapitaal. Hiervoor hoeven de statuten niet gewijzigd te worden (voorgestelde artikel 213a, eerste lid). Daarnaast mogen producentenorganisaties voor het operationeel programma voor het uitvoeringsjaar 2022 de WAP van 2019 opvoeren als de WAP in 2020 met meer dan 35% is gedaald als gevolg van de COVID-19 pandemie (voorgestelde artikel 213a, tweede lid).

De huidige COVID-19 pandemie kan er ook toe leiden dat voorgenomen activiteiten in het operationeel programma niet kunnen worden uitgevoerd. Om te voorkomen dat lidstaten dan sancties moeten opleggen, mogen lidstaten toestaan dat producentenorganisaties in 2020 hun operationeel programma gedeeltelijk of zelfs geheel opschorten (voorgestelde artikel 213a, derde lid).

Daarnaast is rekening gehouden met het feit dat als gevolg van de pandemie activiteiten en uitgaven binnen het operationeel programma mogelijk later plaatsvinden dan voorzien. Om te voorkomen dat producentenorganisaties daardoor subsidie mislopen, mogen lidstaten toestaan dat in de steunaanvraag ook uitgaven worden gedeclareerd die wel voor 2020 waren gepland maar niet voor 31 december 2020 tot uitvoer zullen worden gebracht. De activiteiten moeten wel voor 15 augustus 2021 plaatsvinden (voorgestelde artikel 213a, vierde lid).

Tenslotte ziet het pakket COVID-19 verordeningen ook op tijdelijke versoepeling van regels waarvoor de regeling niet aangepast hoeft te worden. Met het pakket COVID-19 verordeningen wordt onder meer beoogd het voor producentenorganisaties mogelijk te maken meer inzet te plegen op crisisbeheer. Daartoe is de Europese eis dat maximaal 1/3 van het budget van het operationeel programma aan crisismaatregelen wordt besteed niet van toepassing op 2020 (verordening 2020/592) en zijn de voorwaarden voor niet-oogsten versoepeld (artikel 1, achtste lid, verordening 2020/884). Naast de bovengenoemde versoepelingen om problemen met de naleving van erkenningseisen of met de uitvoering van operationele programma’s zoveel mogelijk te voorkomen, voorziet het pakket ook in tijdelijke afwijkingen van de regels inzake de sancties die lidstaten moeten toepassen als een producentenorganisatie toch als gevolg van de covid-19 pandemie niet in staat is aan diverse eisen te voldoen. Deze tijdelijke voorzieningen behoeven geen aanpassingen van de regeling.

3. Nieuwe subsidiabele uitgaven door aanpassing Nationale Strategie

Verder mogen lidstaten nieuwe maatregelen in hun Nationale Strategie opnemen ten behoeve van reeds lopende operationele programma’s om de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de sector groenten en fruit aan te pakken. Lidstaten dienen er daarbij wel voor te zorgen dat meerjarige en lopende verbintenissen niet worden verstoord. Van de mogelijkheid om de Nationale Strategie aan te passen maakt Nederland gebruik door een nieuwe categorie subsidiabele uitgaven op te nemen, bedoeld om de gezondheid van medewerkers op de werkvloer te beschermen bij de uitbraak van besmettelijke humane ziekten (artikel I, onderdeel R). Hierbij kan worden gedacht aan uitgaven voor duurzame productiemiddelen zoals schermen of technische aanpassingen en overige kosten zoals de inhuur van hygiënediensten. Niet subsidiabel zijn uitgaven voor persoonlijke hygiëne, testen of uitgaven ten behoeve van in quarantaine geplaatste medewerkers. Deze uitgaven moeten dienen ter bescherming van de gezondheid van medewerkers bij de uitbraak van besmettelijke ziekten zoals COVID-19 maar een toekomstige uitbraak kan hier ook onder vallen. Deze uitgaven hoeven niet te worden ingediend in de vorm van een project (artikel I, onderdeel F). Een verzoek tot wijziging van het operationele programma ten aanzien van deze uitgaven kan gedurende het hele jaar worden ingediend (artikel I, onderdeel I, onder 2).

Daarnaast wordt de lijst met producten in artikel 170, tweede lid, van de regeling die uit de markt mogen worden genomen uitgebreid omdat door marktverstoring als gevolg van COVID-19 maatregelen sommige producten, waaronder aubergines, moeilijker zijn af te zetten (artikel I, onderdeel R). In eerste instantie zijn alleen aubergines toegevoegd om dat daarvoor op EU-niveau al steunbedragen zijn vastgelegd. Voor andere producten kan toevoeging worden overwogen. Dit betekent dat aubergines uit de markt gehaald mogen worden die als bestemming afval, gratis verstrekking of veevoer hebben.

Verder heeft de sector te maken met een tomatenvirus. Daarom zijn in het nieuwe tweede lid van artikel 120 van de regeling ook uitgaven voor plastic pallets om de verspreiding van het virus tegen te gaan opgenomen (Artikel I, onderdeel P).

4. Omissies

Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal omissies in de regeling te herstellen. Het betreft onder meer het opnemen van de deadlines voor de producentenorganisaties voor het uitvoeren van evaluaties (artikel I, onderdelen B en C) en het verhelderen dat bij wijzigingen van operationele programma’s een door de minister beschikbaar gesteld middel (het UP) moet worden gebruikt (artikel I, onderdelen H, I, onder 1, en J). Voor een uitgebreidere toelichting op deze en de overige omissies (artikel I, onderdelen D, E, G, J, K, L, M, N, O, Q en U) wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

5. Regeldruk

Voor de regeldrukeffecten van deze wijzigingsregeling is gekeken naar de wijzigingen in de administratieve en uitvoeringslasten voor producentenorganisaties ten opzichte van de regeling zoals deze luidde voor de onderhavige wijziging en alleen voor zover die wijzigingen kunnen worden toegeschreven aan nationale keuzes. Wanneer een verplichting rechtstreeks voortvloeit uit de Europese regelgeving zijn de eventuele effecten op de lasten die met de Europese verplichting gemoeid gaan niet opgenomen in de regeldrukberekening. Deze wijzigingsregeling leidt niet tot een substantiële wijziging van de regeldruk. De meeste wijzigingen hebben nauwelijks regeldrukeffecten.

Voor zover deze wijzigingsregeling ziet op tijdelijke afwijking ter uitvoering van de COVID-19 verordeningen zijn er voor de producentenorganisaties geen consequenties voor administratieve en uitvoeringslasten. De afwijkingen betreffen het aandeel van het stemrecht, aandeel of kapitaal dat een lid in een producentenorganisatie normaliter mag hebben (hoger dan normaal), het referentiejaar dat mag worden opgevoerd voor bepaling van de waarde afgezette productie (anders dan normaal), de mogelijkheid om minder uitgaven in een jaar te doen zonder sancties of activiteiten later uit te voeren zonder dat daarbij subsidie verloren gaat.

Voor zover de wijzigingsregeling voorziet in nieuwe categorieën subsidiabele uitgaven in artikel 120, tweede lid – uitgaven voor plastic pallets om verspreiding van virussen tegen te gaan – en artikel 185a – uitgaven voor preventieve zorgmaatregelen – leidt de wijzigingsregeling tot een lichte verzwaring van de lastendruk. Ervan uitgaande dat in 2020, en mogelijk ook na 2020 jaarlijks, maximaal 5 producentenorganisaties van beide mogelijkheden gebruik maken en dat zij een dagdeel besteden aan het opvragen van offertes (4 uur), een uur aan het opstellen en indienen van een wijzigingsverzoek per email (1 uur) en een uur aan het beantwoorden vragen om uitleg (1 uur), dan leidt dit bij een uurtarief van € 60,00 tot een lichte verzwaring van de regeldruk met € 720 per producentenorganisatie en € 3.600 in totaal.

Met deze wijzigingsregeling wordt de lijst met producten die uit de markt kunnen worden genomen licht uitgebreid opdat producentenorganisaties voor meer producten de mogelijkheid hebben vraag en aanbod meer in evenwicht te brengen. Dit heeft geen regeldrukeffecten omdat de handelingen om van deze mogelijkheid gebruik te maken niet veranderen.

6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel I, onderdeel K, terug tot en met 1 januari 2020. Dit onderdeel actualiseert de in artikel 87, derde lid, opgenomen verwijzing voor de maximale subsidiabele uitgaven voor verblijfkosten voor dienstreizen en excursies. Met inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren zijn de Reisregeling Binnenland en Reisregeling Buitenland vervallen en geldt nu de CAO Rijk.

Met de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien worden bekendgemaakt. Het kabinetsbeleid biedt de mogelijkheid af te wijken van vaste verandermomenten indien nodig voor uitvoering of implementatie van Europese regelgeving. Bovendien is de doelgroep gebaat bij spoedige inwerkingtreding.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Met de wijziging van artikel 1 is een aantal verordeningen gedefinieerd waar met deze wijzigingsregeling uitvoering aan wordt gegeven.

Artikel I, onderdelen B en C

Bij de vaststelling van de regeling op 3 juli 2018 (Stcrt. 2018, 38579) zijn in artikel 14, zevende lid, en in artikel 22, vijfde lid, van de regeling per abuis de deadlines voor de producentenorganisaties voor het uitvoeren van evaluaties vervallen. Deze deadlines, jaarlijks voor 1 juni, stonden wel in de artikelen 14, zevende lid, en 22, vijfde lid, van de (ingetrokken) Regeling uitvoering GMO groenten en fruit 2017.

Artikel I, onderdeel D

In artikel 24 van de regeling is het maximum percentage van de stemmen in de algemene ledenvergadering en, indien van toepassing, het maximum percentage aandelen in een producentenorganisaties waarover een lid mag beschikken vastgelegd. Met dit artikel is invulling gegeven aan de Europese erkenningseis dat de producentenorganisatie onderworpen is aan democratische controle. Daar het aandeel in het kapitaal van een producentenorganisatie ook invloed kan hebben op de besluitvorming is nu ook kapitaal aan artikel 24, vierde lid, van de regeling toegevoegd. Daarnaast is het maximum percentage van de stemmen, aandelen of het kapitaal waarover een lid mag beschikken in artikel 24, eerste en vierde lid, van de regeling verhoogd van 10 naar 20 procent. Op grond van artikel 17, tweede lid van Verordening 2017/891 mogen lidstaten een hoger percentage vaststellen mits dit niet meer dan 50% bedraagt om de democratische verantwoordingsplicht van de producentenorganisatie te borgen. In artikel 24 was eerder gekozen voor een percentage van 10%, echter voortschrijdend inzicht in de verhoudingen binnen producentenorganisaties (door de toenemende schaalvergroting) is een maximum van 10% niet altijd meer reëel, hetgeen er toe heeft geleid het percentage te verhogen. Deze wijzigingen zijn permanent en staan los van de maatregelen die verband houden met de Covid-19 pandemie.

Artikel I, onderdeel E

In artikel 26 van de regeling staan de eisen waar een producentenorganisatie voor erkenning als bedoeld in artikel 154, eerste lid, van verordening 1308/2013 aan moet voldoen. Abusievelijk was artikel 160 van verordening 1308/2013, waarin de specifieke erkenningseisen voor de sector groenten en fruit staan, niet opgenomen.

Artikel I, onderdeel F

Artikel 51, vijfde lid, onderdeel b, van de regeling bepaalt dat de nieuwe categorie subsidiabele uitgaven, bedoeld om de gezondheid van medewerkers te beschermen bij de uitbraak van besmettelijke humane ziekten (het in artikel I, onderdeel S, opgenomen nieuwe artikel 185a), niet ingediend hoeft te worden in de vorm van een project.

Artikel I, onderdelen G en H, onder 2

Op grond van artikel 6, eerste lid, van verordening 2017/892 worden nieuwe operationele programma’s ingediend op uiterlijk 15 september. De lidstaat mag evenwel een latere uiterste datum dan 15 september vaststellen. Gelet op de datum van publicatie van deze regeling is besloten dat operationele programma’s die aanvangen per 1 januari 2021 uiterlijk op 1 oktober 2020 kunnen worden ingediend. Dit is opgenomen in artikel 54, derde lid (artikel I, onderdeel G). Een verzoek tot wijziging in het jaar 2020 moet voor 1 oktober 2020 worden ingediend. Dit is opgenomen in artikel 55, vijfde lid (artikel I, onderdeel H, onder 2).

Artikel I, onderdelen H, onder 1, I en J

Abusievelijk was in de regeling niet opgenomen dat bij wijzigingen van operationele programma’s (bedoeld in artikelen 55, 56, en 57 van de regeling) een door de minister beschikbaar gesteld middel (het UP) moet worden gebruikt. Uitgezonderd is een verzoek tot wijziging als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van verordening 2017/891 dat wordt ingediend op 5 januari van het uitvoeringsjaar waar het verzoek tot wijziging betrekking op heeft omdat dit uitvoeringstechnisch niet mogelijk is. Daarnaast wordt in artikel 56, zevende lid, van de regeling geregeld dat een verzoek tot wijziging van het operationele programma ten aanzien van het nieuwe artikel 185a van de regeling gedurende het hele jaar kan worden ingediend.

Artikel I, onderdeel K

Artikel 87, derde lid, wordt gewijzigd omdat de Reisregeling Binnenland en Reisregeling Buitenland met de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren per 1 januari 2020 zijn komen te vervallen. De bepalingen die hieromtrent eerst in deze regelingen stonden – ten aanzien van de maximale subsidiabele uitgaven voor verblijfkosten voor dienstreizen en excursies in binnenland en EU-lidstaten door medewerkers en aangesloten leden staan nu in de CAO Rijk, daarom wordt nu naar de CAO Rijk verwezen.

Artikel I, onderdelen L, M en N

Op grond van het Nationale kader voor milieuacties is de verandering in het jaarlijkse gebruik aan werkzame stof in kilogram per hectare een indicator voor een aantal maatregelen op het gebied van verduurzaming van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Hoewel producentenorganisaties ook voor deze verduurzamingsmaatregelen jaarlijks het effect rapporteren, was dit onvoldoende duidelijk in de regeling opgenomen doordat in een aantal artikelen de rapportageverplichting ontbrak. Om deze omissie te herstellen is in de betrokken artikelen – artikel 104, artikel 106 en artikel 109 – bepaald dat de producentenorganisatie jaarlijks het effect van de betrokken maatregel rapporteert.

Ingevolge de regeling is ten aanzien van investeringen en andere uitgaven in het kader van het duurzaam gebruik van pesticiden en nutriënten de verminderingseis niet van toepassing in geval van aanwending voor biologische productie. Ook de rapportageverplichting is dan niet van toepassing; dit wordt eveneens in de betrokken artikelen verduidelijkt.

Artikel I, onderdeel O

Artikel 111 van de regeling bepaalt onder welke voorwaarden de uitgaven voor biologische vermeerdering en opkweek van uitgangsmateriaal en de niet-chemische behandeling bij zaden van gangbare oorsprong subsidiabel zijn. Het uitgangsmateriaal en de zaden moeten gecertificeerd zijn door Skal. Aan artikel 111 van de regeling wordt toegevoegd dat naast Skal ook een andere erkende instantie deze certificering kan uitvoeren. Het gaat dan om erkende instanties in andere EU lidstaten en derde landen in het kader van verordening 834/2007. De EU lidstaten stellen de Commissie op grond van artikel 35, onderdeel b, van verordening 834/2007 op de hoogte van de controlerende autoriteiten en de controleorganen die zij op hun grondgebied hebben aangewezen; de Commissie maakt deze lijst regelmatig bekend. De Commissie stelt op grond van artikel 7, eerste lid, van verordening 1235/2008 een lijst op van overeenkomstig artikel 33, tweede lid van verordening 834/2007 erkende derde landen. Op deze lijst staat onder meer welke autoriteit en controleorgaan in het derde land verantwoordelijk is voor de afgifte van certificaten voor invoer in de Europese Unie.

In artikel 111, vierde lid, was abusievelijk bepaald dat teeltmateriaal van niet-biologische oorsprong niet-subsidiabel is, inclusief alle vrijstellingen die Skal heeft verstrekt en goedgekeurd voor algemeen teeltmateriaal in de nationale bijlage. Met de wijziging wordt verhelder dat niet-biologisch teeltmateriaal onder die vrijstellingen wel subsidiabel is.

Artikel I, onderdeel P

Artikel 120 betreft uitgaven voor duurzame productiemiddelen in het kader van verbetering of handhaving productkwaliteit. Aan de subsidiabele uitgaven worden uitgaven voor de aanschaf van plastic pallets toegevoegd om de verspreiding van virussen tegen te gaan. Plastic pallets zijn ten opzichte van houten pallets beter virus-vrij te houden. Het gebruik van plastic pallets is nog geen gemeengoed, daarmee vallen de aanschafkosten nog niet onder de reguliere exploitatiekosten.

Artikel I, onderdeel Q

In artikel 122, derde lid was bepaald dat de informatie die jaarlijks met gebruikmaking van een door de minister vastgesteld middel moet worden verstrekt alleen betrekking had op kwaliteitszorgsystemen. Ter monitoring van het Nationale kader voor milieuacties heeft de minister echter ook informatie over residumonitoring nodig.

Artikel I, onderdeel R

Met dit onderdeel is de lijst met producten van artikel 170, tweede lid, inzake producten die uit de markt mogen worden genomen, uitgebreid met aubergines. Voor de toelichting van dit artikel wordt tevens verwezen naar paragraaf 3 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel I, onderdeel S

Dit nieuwe artikel 185a betreft de opname van een nieuwe categorie subsidiabele uitgaven, bedoeld om de gezondheid van medewerkers op de werkvloer te beschermen bij de uitbraak van besmettelijke humane ziekten. Voor de toelichting van dit artikel wordt tevens verwezen naar paragraaf 3 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel I, onderdeel T

Voor de uitvoering van versoepelingen in de COVID-19-verordeningen kan tijdelijk van een aantal bepalingen in de regeling worden afgeweken. Dit wordt uitgewerkt in een nieuw artikel 213a. Voor de toelichting van dit artikel wordt tevens verwezen naar paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel I, onderdeel U

In bijlage III van de regeling staat een lijst met subsidiabele en niet-subsidiabele elementen bij nieuwbouw en volledige verbouwing (inclusief koelhuizen). Onderdeel 5.0 gaat over terreinverharding. Verhelderd wordt dat terreinverharding (inpandig) subsidiabel is en terreinverharding (uitpandig) niet. De zinsnede ‘5.0 niet subsidiabele voorzieningen zoals’ vervalt omdat dit overbodig is, dit is al helder doordat het in de rechterkolom van de tabel ‘niet-subsidiabele kosten’ is opgenomen. Daarnaast zijn door voortschrijdend inzicht laadpalen toegevoegd aan de niet-subsidiabele kosten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven