De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;
Gelet op de artikelen 3.31, tweede lid, en 3.42a, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting
2001;
BESLUIT:
ARTIKEL I
Paragraaf 2a van de bijlage bij de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en
investeringsaftrek milieu-investeringen 2009 wordt als volgt gewijzigd:
1. Code D 6101 wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a, onder 2, subonderdeel b en c, wordt ‘punt 8’ vervangen door ‘punt
7’.
b. In onderdeel b wordt ‘punt 8’ telkens vervangen door ‘punt 7’.
2. Code E 6126 wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel a, onder 4, komt te luiden:
-
4. voor het gebouw(deel) wordt het niveau ‘Gold’ van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten
(LEED BD+C, versie 4) van de U.S. Green Building Council behaald, hetgeen blijkt uit
een uiterlijk binnen drie maanden na meldingsdatum, door een LEED Accredited Professional,
opgesteld statusrapport waaruit blijkt dat in het ontwerp de volgende creditscores
zijn opgenomen: SS credit 1 (SA) maximale score, EA credit 2 (OEP) ten minste 7 punten,
MR credit 2 (BPDO-EPD) tot en met 4 (PBT.SR-M) samen ten minste 3 punten,.
b. In onderdeel b wordt ‘Vervolginvesteringen in dit bouwproject in nakomende jaren
kunnen uitsluitend gemeld worden voor bedrijfsmiddel E 6130 van de betreffende Milieulijst
indien voldaan wordt aan de eisen van dat bedrijfsmiddel’ vervangen door ‘Vervolginvesteringen
in dit bouwproject in nakomende jaren komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2020.
TOELICHTING
Inleiding
In de Milieulijst, behorend bij de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en
investeringsaftrek milieu-investeringen 2009, zijn ter uitvoering van de Wet inkomstenbelasting
2001 (hierna: Wet IB 2001) categorieën bedrijfsmiddelen aangewezen die in aanmerking
komen voor willekeurige afschrijving (VAMIL) als bedoeld in artikel 3.31 van de Wet
IB 2001 en voor milieu-investeringsaftrek (MIA) als bedoeld in artikel 3.42a van de
Wet IB 2001.
Met de instrumenten MIA en VAMIL worden investeringen in bedrijfsmiddelen, die in
het belang zijn van de bescherming van het Nederlandse milieu, fiscaal gestimuleerd.
Het gaat hierbij om niet-gangbare bedrijfsmiddelen, waarvan de marktintroductie door
die instrumenten ondersteund wordt.
Jaarlijks vindt er een aanpassing van de Milieulijst plaats, met als reden dat voor
bepaalde bedrijfsmiddelen verdere stimulering van de marktintroductie niet meer noodzakelijk
wordt geacht, dat de formulering van bepaalde bedrijfsmiddelen wordt aangescherpt
of versoepeld of dat er nieuwe, innovatieve bedrijfsmiddelen op de Milieulijst worden
opgenomen.
Aanleiding
In de aanpassing van de Milieulijst voor 2020 met de Regeling tot wijziging van de
Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen
2009 (vaststelling Milieulijst 2020) van 27 december 20191 (hierna: Milieulijst 2020) zijn enkele onvolkomenheden geslopen in de omschrijving
van de bedrijfsmiddelen D 6101 en E 6125. Deze wijzigingsregeling strekt tot correctie
van die onvolkomenheden.
Inhoud van de wijziging
Bedrijfsmiddel D 6101 betreft een circulair utiliteitsgebouw met industriefunctie.
Per abuis werd in de omschrijving van dit bedrijfsmiddel verwezen naar punt 8, terwijl
de omschrijving uit 7 punten bestaat. Waar punt 8 stond, had punt 7 moeten staan.
Met deze wijziging wordt dit hersteld.
Bedrijfsmiddel E 6126 betreft een duurzaam gerenoveerd of nieuw utiliteitsgebouw volgens
LEED 4 BD+C. Per abuis waren onder punt 4 en punt 5 eisen opgenomen die gelijk zijn
aan die bij bedrijfsmiddel D 6125 terwijl met D 6125 een hoger ambitieniveau beoogd
wordt dan met E 6126. Tot slot komen vervolginvesteringen voor E 6126 niet in aanmerking
voor milieu-investeringsaftrek. Net als bij de andere codes voor duurzaam bouwen (codes
D 6120 en E 6121 voor wat betreft GPR en codes D 6115 en E 6116 voor wat betreft BREEAM-NL)
is het de bedoeling dat vervolginvesteringen in gebouwen die aan de hogere eisen voldoen
wel in aanmerking komen voor milieu-investeringaftrek en die aan de lagere eisen voldoen
niet. Bovendien was in code E 6126 de eis opgenomen dat alleen vervolginvesteringen
in aanmerking komen die voldoen aan de eisen van E 6130. Het bedrijfsmiddel behorend
bij code E 6126 voldoet niet aan deze eis en vervolginvesteringen zouden al om die
reden niet in aanmerking komen voor milieu-investeringsaftrek op grond van deze code.
Vanuit het oogpunt van duidelijkheid is het dan ook gewenst deze onvolkomenheid ook
in code E 6126 te herstellen.
Notificatie en consultatie
De Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen
2009 valt onder de omschrijving van artikel 1, eerste lid, onderdeel f, tweede alinea,
punt iii, van Richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 september
2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften
en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU
2015, L 241). De Milieulijst 2020 is op 4 december 2019 op grond van deze richtlijn
genotificeerd.2 Aangezien niet zeker is dat deze wijzigingsregeling geen significante wijzigingen
aanbrengt ten opzichte van de genotificeerde Milieulijst 2020 is de inhoud van deze
wijziging op grond van die richtlijn opnieuw genotificeerd op 14 april 2020 (notificatienummer
2020/0222/NL).
De wijziging betreft enkel het herstel van kleine onvolkomenheden. De ontwerpregeling
is niet aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) voorgelegd omdat deze wijzigingsregeling
geen gevolgen heeft voor de regeldruk. Vanwege het feit dat deze wijzigingsregeling
geen ingrijpende verandering teweegbrengt in de rechten en plichten van burgers en
bedrijven en evenmin gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk kon worden afgezien
van internetconsultatie.
Inwerkingtreding
Bij het bepalen van het tijdstip van inwerkingtreding wordt afgeweken van de vaste
verandermomenten en van de minimale invoeringstermijn omdat de doelgroepen gebaat
zijn bij een spoedige inwerkingtreding van de reparaties. Aan de wijziging is terugwerkende
kracht gegeven tot en met 1 januari 2020, zodat de onjuistheden voor heel 2020 zijn
gerepareerd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer