TOELICHTING
I. Algemeen
Deze regeling bevat de zesde tranche van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet
(hierna: Ru Chw).
Met artikel I wordt de Ru Chw aangevuld.
In onderdeel A worden zes gebieden toegevoegd aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede
reikwijdte als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet
(hierna: Bu Chw). Met dit experiment wordt vooruitgelopen op het omgevingsplan uit
de Omgevingswet (Stb. 2016, 156). Het gaat om gebieden in de gemeenten Amstelveen, Helmond, Houten, Meierijstad,
Opmeer en Rotterdam.
In onderdeel B wordt het gebied Feyenoord City in de gemeente Rotterdam toegevoegd aan het experiment
met het verleggen van planschade. Het gebied Feyenoord City is in de achttiende tranche
van het Bu Chw (Stb. 2019, 121) toegevoegd aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte als
bedoeld in artikel 7c van het Bu Chw (zie artikel 7c, onder nnnnn, van en bijlage
176 bij het besluit). In deze regeling is een uitbreiding van dat gebied opgenomen
(onderdeel A, onder ap). Met dit experiment wordt het mogelijk om bij een bestemmingsplan
met verbrede reikwijdte het moment van het vaststellen van planschade te verleggen
van vaststelling van het bestemmingsplan naar het verlenen van de omgevingsvergunning
voor bouwen of voor een bestemmingsplanactiviteit.
In onderdeel C wordt een gebied toegevoegd aan het experiment met kostenverhaal in artikel 7v van
het Bu Chw. De gemeenteraad kan op grond van dit experiment regels voor kostenverhaal
opnemen in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Het gaat om een gebied in
de gemeente Houten.
In onderdeel D worden drie gebieden toegevoegd aan het experiment met het niet toepassen van de
uitgebreide voorbereidingsprocedure voor tijdelijke afwijkingen van het bestemmingsplan,
zoals opgenomen in artikel 6 van het Bu Chw. Het gaat om het gehele grondgebied van
de gemeente Haarlemmermeer en gebieden in de gemeenten Lelystad en Uitgeest. Deze
gebieden worden toegevoegd aan dit experiment, zodat ook bij de verlening van een
omgevingsvergunning voor de realisatie van tijdelijke woningen, waarmee voor een tijdsperiode
van langer dan tien jaar wordt afgeweken van het bestemmingsplan, gebruik kan worden
gemaakt van de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(hierna: Wabo), mits het bouwplan niet aangemerkt wordt als een stedelijk ontwikkelingsproject
als bedoeld in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
In artikel II wordt de inwerkingtreding geregeld.
In artikel III wordt de citeertitel geregeld.
In de Beleidsregel aanmeldingen Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet (Stcrt. 2019, 36718) is opgenomen dat projecten en gebieden alleen bij regeling worden aangewezen als
blijkt dat betrokkenheid van de gemeenteraad of provinciale staten is geborgd en de
kennisgeving aan of betrokkenheid van belanghebbenden is geborgd. Dat is hier het
geval. Voor alle de bij deze regeling toegevoegde projecten en gebieden geldt namelijk
dat nadere besluitvorming, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, noodzakelijk
is voordat het experiment daadwerkelijk kan worden toegepast. Daardoor is de betrokkenheid
van de gemeenteraad of provinciale staten en de kennisgeving aan of betrokkenheid
van belanghebbenden geborgd.
II. Artikelsgewijs
Onderdeel A
Algemeen
Aan het experiment van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in artikel 7c van
het Bu Chw worden zes gebieden toegevoegd. Met dit experiment kunnen gemeenten vooruitlopen
op de in de Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingsplan tot een omgevingsplan.
De gemeenten waar deze gebieden liggen, hebben te kennen gegeven dat de bestaande
regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening beperkingen heeft voor het bereiken
van de gewenste ontwikkelingen in de desbetreffende gebieden. Binnen bestaande regelgeving
is bijvoorbeeld organische gebiedsontwikkeling lastig te realiseren. Ook zijn de ambities
vanuit het integrale gedachtegoed dat de Omgevingswet voor ogen heeft minder goed
te verwezenlijken.
De gebieden die met deze regeling worden toegevoegd aan het experiment, bedoeld in
artikel 7c van het Bu Chw, liggen in de gemeenten Amstelveen, Helmond, Houten, Meierijstad,
Opmeer en Rotterdam. De aangewezen projecten binnen de gebieden bevinden zich in verschillende
stadia van het planvormingsproces. In sommige gevallen weet de gemeente al precies
welke ontwikkelingen zullen plaatsvinden, waar regelgeving wringt en zijn er al concrete
ideeën over de invulling van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. In andere
gevallen weet de gemeente wel de ontwikkelingsrichting die ze mogelijk wil maken en
is duidelijk dat het bestaande instrumentarium onvoldoende mogelijkheid biedt om deze
ontwikkeling te realiseren. Deze gemeenten weten echter nog niet precies wanneer de
ontwikkelingen zullen plaatsvinden (organische gebiedsontwikkeling), of hebben nog
geen duidelijkheid over welke elementen van de verbrede reikwijdte toegepast zullen
worden in het bestemmingsplan. Met de mogelijkheden van artikel 7c van het Bu Chw,
waarmee onder meer organische ontwikkeling van een gebied en de verbreding van een
goede ruimtelijke ordening naar een evenwichtige toedeling van functies aan locaties
mogelijk wordt gemaakt, wordt voorzien in de behoeften van deze gemeenten om flexibele,
ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen op te stellen die bijdragen aan een veilige
en gezonde leefomgeving.
De gebieden die aan het experiment, bedoeld in artikel 7c van het Bu Chw, worden toegevoegd,
worden hieronder beschreven.
Bedrijventerrein Amstelveen Zuid, gemeente Amstelveen
In Amstelveen is dringend behoefte aan ruimte voor bedrijvigheid. In de gemeente zijn
bijna geen kavels meer beschikbaar voor lokaal en regionaal opererende bedrijven.
Uit intern onderzoek is gebleken dat tot 2029 het tekort aan uitgeefbare kavels voor
bedrijven in de lichtere en middelzware milieucategorieën oploopt naar maximaal 60
ha. Om het tekort aan bedrijventerrein voor dergelijke bedrijven op te vangen, wil
de gemeente het nieuwe Bedrijventerrein Amstelveen Zuid (BTAZ) ontwikkelen. De planontwikkeling
van BTAZ heeft urgentie, omdat door de transformatie van het bestaande Amstelveense
bedrijventerrein Legmeer bedrijven behoefte hebben aan kavels op andere bedrijventerreinen.
Het verouderde bedrijventerrein Legmeer heeft een ongunstige ligging ten opzichte
van de omliggende woonwijken en met het verplaatsen van bedrijven van Legmeer naar
BTAZ ontstaat op dat bedrijventerrein ruimte voor extra woningen en voorzieningen
die Amstelveen en de regio ook hard nodig hebben. Met de transformatie van Legmeer
en de ontwikkeling van BTAZ kunnen zowel bestaande als nieuwe bedrijven op een duurzaam
en toekomstbestendig bedrijventerrein worden gevestigd.
De gemeente streeft naar een flexibele en organische ontwikkeling van BTAZ om zo de
verplaatsingen van bedrijven van Legmeer adequaat te kunnen faciliteren. De gemeente
wil in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte geen concreet eindbeeld vastleggen,
maar de mogelijkheid hebben om ruimte te geven aan concrete initiatieven als die zich
aandienen. Verder zullen in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte open normen
worden opgenomen over klimaatadaptatie, zoals de opvang en het vasthouden van hemelwater.
De normen worden met beleidsregels nader ingevuld. Deze normen zijn nodig omdat er
een groot risico bestaat van opwelling van kwelwater door de kleilaag in de bodem
van watergangen waardoor in de omgeving ongewenste vernatting kan optreden en slootkanten
instabiel worden. Milieuhygiënische randvoorwaarden worden geborgd door gebruik te
maken van de milieuzonering nieuwe stijl van de VNG. Verder wordt bij de ontwikkeling
van BTAZ gestreefd naar reducering van het energiegebruik en maximalisatie van duurzame
energieopwekking. De gemeente wil bevorderen dat het energiegebruik op BTAZ volledig
wordt opgewekt met hernieuwbare bronnen, waarbij gedacht wordt aan de inzet van bodemenergie
of aquathermie.
Varenschut-Noord, gemeente Helmond
De locatie Varenschut-Noord, met een oppervlakte van ongeveer 26 ha, is een van de
weinige locaties in Helmond met vestigingsmogelijkheden voor grote en milieuhinderlijke
bedrijven. In Helmond is een grote vraag naar dergelijke bedrijventerreinen. De komst
van grote en zware bedrijvigheid naar de locatie Varenschut-Noord kan vanwege de daarmee
gepaard gaande stikstofemissie nadelige gevolgen hebben voor de stikstofdepositie
op de overbelaste Natura 2000-gebieden in de omgeving van de locatie. Om te voorkomen
dat vanwege de vestiging van een bedrijf de stikstofdepositie in de natuurgebieden
zodanig toeneemt dat vestiging van andere (zware) bedrijvigheid niet meer mogelijk
is op de locatie, wil de gemeente een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte opstellen
waarin per kavel is vastgelegd wat de maximale stikstofemissie mag zijn. Uit onderzoek
is gebleken dat als de stikstofemissie per kavel wordt gereguleerd, het bedrijventerrein
volledig ontwikkeld kan worden.
Daarnaast wil de gemeente globaler gaan bestemmen om daarmee ruimte te bieden voor
een organische ontwikkeling van het bedrijventerrein. Het bestemmingsplan met verbrede
reikwijdte maakt dit type ontwikkeling mogelijk. In het bestemmingsplan zullen tevens
regels worden opgenomen over duurzaamheid en klimaatbestendigheid. Het plan zal mogelijkheden
bieden om te experimenteren en te ontdekken welke systemen op deze locatie het meest
geschikt zijn voor duurzame energieopwekking. Gedacht wordt aan de inzet van zonne-energie,
maar het plan moet ook mogelijkheden bieden aan andere vormen van hernieuwbare en
duurzame energieopwekking.
Met deze werkwijze wordt vooruitgelopen op de manier van werken die onder de Omgevingswet
gebruikelijk zal zijn.
Kloostercomplex Zusters Franciscanessen, gemeente Meierijstad
Het kloostercomplex van de Zusters Franciscanessen van Veghel, nabij het centrum van
Veghel, heeft een oppervlakte van bijna 10 ha en bestaat uit kloostergebouwen (waaronder
enkele rijksmonumenten) en een kloostertuin met gracht. Het aantal kloosterzusters
is in de loop der jaren sterk afgenomen waardoor veel gebouwen leeg zijn komen te
staan. In het kader van het project Leefgoed Veghel, een samenwerking tussen de ontwikkelaar,
wijkbewoners, zorgpartijen, woningcorporaties en de gemeente Meierijstad, zal in overleg
met de Zusters Franciscanessen gezocht worden naar nieuwe bestemmingen voor de gebouwen
en de tuin. Daartoe zal een gebiedsvisie worden opgesteld die uitgaat van een gebiedsgerichte
aanpak waarbij innovatieve woonconcepten worden gecombineerd met maatschappelijke
voorzieningen. De gemeente wil een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte opstellen
om tot een organische en flexibele invulling van het kloostercomplex te komen. In
het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte zullen open normen worden opgenomen, die
ingevuld worden in beleidsregels, en regels over bereikbaarheid en parkeren, landschappelijke
verbetering van de kloostertuin, verbetering van de waterhuishoudkundige situatie
en regels over duurzaamheid. Daarmee kan enerzijds ingespeeld worden op veranderingen
in de zorgvraag en huisvestingsbehoefte en kunnen anderzijds de gemeentelijke ambities
van het gebied worden vastgelegd.
De Veken 4, fase 1, gemeente Opmeer
De gemeente Opmeer wil het bestaande bedrijventerrein De Veken verder uitbreiden.
De uitbreiding vloeit voort uit de afspraken die zijn vastgelegd in het regionaal
convenant West-Friesland. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat voor De Veken
in eerste instantie een uitbreiding van circa 10 ha (bruto) nodig is om aan de directe
vraag aan bedrijfslocaties te kunnen voldoen. Een belangrijk thema bij de ontwikkeling
van het bedrijventerrein is duurzaamheid. Zo zal de gemeente bij de totstandkoming
en inrichting van het terrein onder meer rekening houden met klimaatadaptatie en zal
het terrein een bijdrage leveren aan de uitwerking van de Regionale Energie Strategie
voor de regio Noord-Holland-Noord. De gemeente Opmeer wil gebruikmaken van een bestemmingsplan
met verbrede reikwijdte om de duurzaamheidsdoelstellingen in planregels te vervatten.
Ook wil de gemeente in het plan regels opnemen voor de beoordeling van het uiterlijk
van bouwwerken. Tegelijkertijd wil de gemeente het opstellen van het bestemmingsplan
met verbrede reikwijdte gebruiken ter voorbereiding op de implementatie van de Omgevingswet.
Molenzoom, gemeente Houten
De gemeente Houten heeft een woningbouwopgave van 4.500 tot 5.000 woningen. Van die
woningen moeten er meer dan 500 in het binnenstedelijke gebied Molenzoom worden gerealiseerd.
De bestaande bebouwing in Molenzoom bestaat voornamelijk uit (verouderde) kantoren.
De kantoorlocaties worden getransformeerd tot een gemengd stedelijk centrumgebied
met een belangrijke woonfunctie en voorzieningen. De toevoeging van nieuwe woningbouwmogelijkheden
in het gebied maakt ook de investeringen rendabel om de duurzaamheidsdoelstellingen
en ambities ten aanzien van klimaatadaptatie te verwezenlijken. De gemeente kiest
voor een werkwijze die vooruitloopt op de Omgevingswet en wil het gebied op organische
wijze ontwikkelen. Marktpartijen worden uitgenodigd om met initiatieven te komen en
de gemeente neemt zelf een coördinerende en faciliterende rol op zich. Het gebied
zal daarmee geleidelijk van kleur veranderen. De gemeente Houten wil voor het gebied
een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte vaststellen, waarmee de gewenste organische
gebiedsontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. In het bestemmingsplan worden regels opgenomen
over duurzaamheid, klimaatadaptatie, de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte,
energietransitie, circulariteit en mobiliteit.
Daarnaast wil de gemeente ook regels stellen om met behoud van een goed woon- en leefklimaat
dichter op de spoorlijn Utrecht - ’s-Hertogenbosch te bouwen. Met het bestemmingsplan
met verbrede reikwijdte voor het gebied Molenzoom wil de gemeente tevens ervaring
opdoen met de mogelijkheden van de Omgevingswet. De voorgenomen uitnodigingsplanologie
vraagt ook om een andere benadering van het aspect kostenverhaal. Daarom is dit plangebied
in de gemeente Houten in deze tranche van de ministeriële regeling ook toegevoegd
aan het experiment met kostenverhaal, zoals geregeld in artikel 7v van het Besluit
uitvoering Crisis- en herstelwet.
Feyenoord City, gemeente Rotterdam
In de achttiende tranche van het Bu Chw (Stb. 2019, 121) is het plangebied Gebiedsontwikkeling Feyenoord City opgenomen in artikel 7c, zeventiende
lid, onder nnnnn. Inmiddels is het voornemen gerezen om ook de gebieden Colosseumweg
en Mallegatpark aan het plangebied van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte
toe te voegen (de begrenzing van het huidige gebied Feyenoord City aangegeven is aangegeven
in bijlage 176 bij het besluit). Met de toevoeging kunnen extra woningen worden gerealiseerd
waardoor er in totaal in Feyenoord City 3.769 woningen kunnen worden gebouwd. Met
de toevoeging van deze gebieden kan voor het gebied één bestemmingsplan met verbrede
reikwijdte worden opgesteld.
Onderdeel B
Aan het experiment van planschade bij een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte
in artikel 7w van het Bu Chw wordt het gebied Feyenoord City in de gemeente Rotterdam
toegevoegd. Met dit experiment wordt het mogelijk om het moment van vaststellen van
planschade te verleggen van vaststelling van het bestemmingsplan naar het verlenen
van de omgevingsvergunning voor bouwen of voor een bestemmingsplanactiviteit.
Planschade is schade die wordt geleden ten gevolge van rechtmatige planologische besluitvorming.
Dit is nu geregeld in afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).
Op de plangebieden die met deze regeling aan dit experiment worden toegevoegd, zijn
of worden bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte van toepassing waarin gemeenten
ruimte willen bieden aan verschillende initiatieven (organische gebiedsontwikkeling).
Omdat bij organische gebiedsontwikkeling op voorhand niet duidelijk is of en zo ja,
in hoeverre daadwerkelijk gebruik zal worden gemaakt van de ruimte die het plan biedt,
zal dit bij de vaststelling van het plan planschade tot gevolg kunnen hebben. Immers
op grond van afdeling 6.1 van de Wro is de vaststelling van een bestemmingsplan een
oorzaak waarbij, na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, om vergoeding
van planschade kan worden verzocht. Verder moet bij de beoordeling van de vraag of
sprake is van planschade worden uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het plan,
wat kan leiden tot de uitkering van een hoger schadebedrag dan als wordt uitgegaan
van wat daadwerkelijk wordt gerealiseerd.
Om bovengenoemde ongewenste effecten bij organische gebiedsontwikkeling weg te nemen,
maakt dit experiment het mogelijk dat het moment van vaststellen van planschade wordt
verlegd van de vaststelling van het bestemmingsplan naar de vergunningverlening. Voor
een uitgebreide beschrijving van dit experiment wordt verwezen naar de toelichting
bij de zeventiende tranche van het Bu Chw (Stb. 2019, nr. 53).
Het plangebied Feyenoord City in de gemeente Rotterdam is al deels in het Bu Chw aangewezen;
daarvoor wordt dan ook verwezen naar de kaart in bijlage 176 bij dat besluit. In de
voorliggende regeling is een uitbreiding van dat gebied aangewezen. Voor dat gebied
is in deze regeling een kaart opgenomen in bijlage 48. Met het toevoegen van het hele
gebied Feyenoord City aan dit experiment wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan
het vormgeven van organische gebiedsontwikkeling en het werken in de geest van de
Omgevingswet.
Onderdeel C
Aan het experiment kostenverhaal in artikel 7v van het Bu Chw wordt een gebied in
de gemeente Houten toegevoegd. De gemeente wil een coördinerende en faciliterende
rol op zich nemen bij het op organische wijze herontwikkelen van het verouderde kantorengebied
Molenzoom tot een woongebied met 500 woningen. In het plan wordt geen vastomlijnd
eindbeeld voor de ontwikkelingen vastgelegd. Een van de belemmeringen voor organische
gebiedsontwikkeling is het systeem voor kostenverhaal dat in afdeling 6.4 van de Wro
is opgenomen. De regeling in afdeling 6.4 van de Wro gaat ervan uit dat ten tijde
van de vaststelling van een bestemmingsplan de inkomsten en opbrengsten volledig in
beeld zijn. Dit betekent dat de ontwikkelingen in een bestemmingsplan nauwkeurig moeten
zijn vastgelegd. Dit past niet bij organische gebiedsontwikkeling.
Om voor deze problematiek een oplossing te bieden, is in artikel 7v van het Bu Chw
de mogelijkheid geboden om te experimenteren met een andere wijze van kostenverhaal
die beter aansluit bij organische gebiedsontwikkeling. Bij deze regeling wordt het
gebied Molenzoom in de gemeente Houten ook toegevoegd aan het experiment met het bestemmingsplan
verbrede reikwijdte in artikel 7c van het Bu Chw.
Artikel 7v van het Bu Chw is gebaseerd op de regeling voor kostenverhaal zoals opgenomen
in de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet (Stb. 2020, 112). De Omgevingswet zoals aangevuld door de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet
bevat twee systemen voor kostenverhaal. Het ene systeem leent zich voor toepassing
bij integrale gebiedsontwikkeling en komt voor een groot deel overeen met het systeem
zoals dat in afdeling 6.4 van de Wro is opgenomen (artikel 13.14 van de Omgevingswet).
Bij dit systeem voor kostenverhaal wordt in het omgevingsplan gewerkt met een tijdvak.
Met het opnemen van een tijdvak in het omgevingsplan geeft de gemeenteraad aan zich
te willen inspannen de gebiedsontwikkeling binnen een bepaalde periode tot verwezenlijking
te laten komen. Het andere systeem is gericht op organische gebiedsontwikkeling (artikel
13.15 van de Omgevingswet). Bij dit systeem wordt in het omgevingsplan niet gewerkt
met een tijdvak. Kenmerkend voor organische gebiedsontwikkeling is immers dat niet
bekend is of, en zo ja, wanneer gebruik wordt gemaakt van de ontwikkelmogelijkheden
die een bestemmingsplan biedt. Bij de regeling voor organische gebiedsontwikkeling
is het niet nodig dat alle kosten en opbrengsten van een te ontwikkelen gebied in
beeld zijn om de kosten te kunnen verhalen die gemoeid zijn met een voorgenomen activiteit
van een initiatiefnemer. De raming van de kosten kan een globale raming van de kosten
van een kostenverhaalsgebied inhouden, terwijl per activiteit voor de kosten een maximum
wordt gesteld. De opbrengsten bestaan uit een waardevermeerdering van de locatie waar
de activiteit wordt verricht. Kostenverhaal is alleen mogelijk voor zover de waardevermeerdering
van de locatie dat toelaat.
Omdat de regeling voor kostenverhaal uit artikel 7v van het Bu Chw afwijkt van de
regeling voor kostenverhaal in de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet, heeft
de Afdeling advisering van de Raad van State in haar advies op de zestiende en zeventiende
tranche van het Bu Chw geadviseerd artikel 7v niet in te voeren. Dat advies is destijds
niet opgevolgd, maar in het nader rapport bij het Bu Chw is wel aangegeven dat de
toepassing van artikel 7v niet verder zal worden uitgebreid met extra gemeenten. In
het Bu Chw wordt een nieuwe regeling voor kostenverhaal opgenomen die volledig toegesneden
is op de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet. Voor gemeenten die kunnen aantonen
dat zij niet op de nieuwe regeling in het Bu Chw kunnen wachten, wordt het gebruik
van artikel 7v van het Bu Chw wel toegestaan. De gemeente Houten heeft aangegeven
op korte termijn een regeling van kostenverhaal voor organische gebiedsontwikkeling
nodig te hebben en niet te kunnen wachten op de inwerkingtreding van het Bu Chw waarin
de regeling voor kostenverhaal is opgenomen. De gemeente heeft daarbij toegezegd in
het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte uitsluitend gebruik te zullen maken van
de mogelijkheden die de Omgevingswet, zoals aangevuld door de Aanvullingswet grondeigendom
Omgevingswet, biedt.
Onderdeel D
Aan het experiment in artikel 6, eerste lid, van het Bu Chw worden het grondgebied
van de gemeente Haarlemmermeer, het plangebied Campus Zuid in de gemeente Lelystad
en het gebied voor de jongerenwoningen Benesserlaan in de gemeente Uitgeest toegevoegd.
Op grond van artikel 6 van het Bu Chw is de uitgebreide voorbereidingsprocedure, bedoeld
in artikel 3.10, eerste lid, onderdeel a, van de Wabo, niet van toepassing op een
aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij ten behoeve van het bevorderen van duurzame
en innovatieve toepassingen voor een activiteit voor een bepaalde termijn toepassing
wordt gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo.
De gemeente Lelystad heeft de wens om op korte termijn op twee locaties verplaatsbare
huisvesting voor een periode van 15 jaar realiseren. Voor spoedzoekers zoals mantelzorgers
en mensen die na een scheiding snel woonruimte nodig hebben zullen 150 woningen worden
gebouwd; voor arbeidskrachten uit de Europese Unie zullen 400 tijdelijke woningen
worden gebouwd. Vanwege de grote druk op de sociale huurmarkt en vanwege de vaak problematische
huisvestingssituatie van arbeidsmigranten is het van belang om snel te kunnen beginnen
met de realisatie van de flexwoningen.
De gemeente Haarlemmermeer wil tijdelijke woonruimten ontwikkelen voor asielopvang.
In 2020 zullen minimaal 30 vergunninghouders gehuisvest moeten worden. Op dit moment
wordt een locatiestudie uitgevoerd naar terreinen en gebouwen die daarvoor geschikt
zijn. De in aanmerking komende locaties hebben echter veelal geen woonbestemming.
Vanwege de schaarste aan woonbestemmingen loopt de aanpak van acute huisvestingsproblemen
vertraging op.
De gemeente Uitgeest wil op een braakliggend perceel aan de Benesserlaan in Uitgeest
flexwoningen realiseren voor jongeren tussen de 18 en 25 jaar. Voor deze jongeren
is het vanwege de gespannen koopmarkt en de lange wachttijd voor een corporatiewoning
momenteel vrijwel onmogelijk om in Uitgeest een woning te vinden. Met het realiseren
van flexwoningen komt betaalbare woonruimte voor deze doelgroep beschikbaar.
Op grond van artikel 4, elfde lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht,
kan tijdelijk worden afgeweken van het bestemmingsplan voor de duur van tien jaar.
Hierop is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing, waardoor de procedure
om een omgevingsvergunning te verkrijgen voor het bouwen van tijdelijke woningen relatief
snel kan worden doorlopen, mits het bouwplan niet aangemerkt wordt als een stedelijk
ontwikkelingsproject als bedoeld in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
Een termijn van tien jaar voor afwijking van het bestemmingsplan is echter vaak te
kort in verhouding tot de termijn om tot een kostendekkende exploitatie te komen voor
flexwoningen. Met de toevoeging van de desbetreffende gebieden aan het experiment
in artikel 6 van het Bu Chw kan ook voor de vergunning om tijdelijk af te wijken van
het bestemmingsplan over een periode van meer dan tien jaar gebruik worden gemaakt
van de reguliere voorbereidingsprocedure en kan de bouw van de tijdelijke woningen
sneller ter hand worden genomen.
Artikel II
In artikel II wordt de inwerkingtreding geregeld. Er wordt afgeweken van de systematiek
van vaste verandermomenten en een invoeringstermijn van drie maanden omdat door onmiddellijke
inwerkingtreding voor de doelgroep (verschillende overheden) aanmerkelijke publieke
nadelen worden voorkomen. De in deze regeling betrokken overheden hebben zelf verzocht
om bij regeling te worden toegevoegd aan in het Bu Chw mogelijk gemaakte experimenten.
Enkele zijn ook al begonnen met de procedures die moeten leiden tot besluiten waarin
uitvoering wordt gegeven aan de experimenten waaraan de projecten middels deze regeling
worden toegevoegd. Zij zullen worden benadeeld als de besluitvormingsprocedure voor
deze projecten wordt vertraagd door toepassing van de regeling inzake vaste verandermomenten
en een invoeringstermijn van drie maanden. De regeling bevat verder geen regels waaraan
administratieve lasten verbonden zijn voor burgers en bedrijven of andere nadelen
als gevolg van de afwijking.
Artikel III
In artikel III wordt de citeertitel gegeven. Aan de hand van de citeertitel kan duidelijk
worden aangegeven in welke tranche een project of gebied aan een experiment is toegevoegd:
de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet (zesde tranche).
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren