Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 mei 2020, nr. WJZ/20125746, houdende wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met de versoepeling van de voorwaarden van de tijdelijke verruiming van de Borgstelling MKB-landbouwkredieten en tijdelijke borgstelling MKB-visserij- en aquacultuurkredieten vanwege de uitbraak van het coronavirus

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikelen 4, 30, vierde en vijfde lid, en 32, derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.5.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid en vierde lid wordt na ‘landbouwborgstellingskrediet’ telkens ingevoegd ‘of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet’ en wordt voor de punt aan het slot telkens ingevoegd ‘, met een looptijd van ten hoogste twee jaar.’

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. In afwijking van het eerste lid bedraagt de provisie eenmalig 2,25 procent indien de overeenkomst van borgtocht een landbouwborgstellingskrediet of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet betreft als bedoeld in artikel 6 van het model borgstellingsovereenkomst, zoals opgenomen in bijlage 2.5.1, met een looptijd van meer dan twee jaar, maar niet langer dan vier jaar.

  • 6. In afwijking van het eerste lid bedraagt de provisie eenmalig 0,75 procent indien de overeenkomst van borgtocht een landbouwborgstellingskrediet of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet betreft als bedoeld in artikel 6 van het model borgstellingsovereenkomst, zoals opgenomen in bijlage 2.5.1, voor een starter of overnemer, met een looptijd van meer dan twee jaar, maar niet langer dan vier jaar.

B

Bijlage 2.5.1 bij de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 6, onderdeel a, van bijlage 2.5.1 wordt ‘twee jaar’ vervangen door ‘vier jaar’.

2. Artikel 11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c wordt na ‘artikel 6’ toegevoegd ‘, en de financiering een looptijd heeft van ten hoogste twee jaar’.

b. In onderdeel d wordt na ‘overnemer is’ toegevoegd’, en de financiering een looptijd heeft van ten hoogste twee jaar’.

c. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • e. 2,25 procent van het bedrag van het landbouwborgstellingskrediet of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet indien het financiering betreft als bedoeld in artikel 6 en de financiering een looptijd heeft van meer dan twee jaar, maar niet langer dan vier jaar;

  • f. 0,75 procent van het bedrag van het landbouwborgstellingskrediet of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet betreft indien het financiering betreft als bedoeld in artikel 6 aan een MKB-landbouwondernemer of MKB-visserij- of aquacultuurondernemer die een starter of overnemer is, en de financiering een looptijd heeft van meer dan twee jaar, maar niet langer dan vier jaar.

3. Artikel 14, lid 5a, wordt als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel a wordt ‘ten hoogste 2 jaar’ vervangen door ‘ten hoogste 4 jaar’.

b. in onderdeel b wordt na ‘gekozen kalenderkwartaal’ toegevoegd ‘doch uiterlijk in het negende kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten’.

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 wordt in de eerste rij met betrekking titel 2.5 Borgstelling MKB-landbouwkredieten en tijdelijke borgstelling MKB-visserij- en aquacultuurkredieten in kolom 6 ‘€ 62.000.000’ vervangen door ‘€ 242.000.000’.

ARTIKEL III

De Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 april 2020, houdende wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 in verband met de tijdelijke uitbreiding van titel 2.5. Borgstelling MKB-landbouwkredieten tot MKB-visserij- en aquacultuurkredieten vanwege de uitbraak van het coronavirus (Stcrt. 2020, 21471) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel II, onderdeel D vervalt ‘8, eerste en derde lid,’.

B

Artikel II, onderdeel F, komt te luiden:

  • F In artikel 2.5.3, eerste lid, onderdeel b, vervalt ‘of die meer dan de helft van de activiteiten van de visserij- of aquacultuuronderneming niet in Nederland uitvoert’.

C

Artikel II, onderdeel H komt te luiden:

  • H In artikel 2.5.4, derde tot en met zesde lid, vervalt telkens ‘of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet’.

D

Artikel II, onderdeel L, wordt als volgt gewijzigd:

1. Subonderdeel 4 komt te luiden:

4. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 3°, vervalt ‘of voert meer dan de helft van de activiteiten van zijn visserij- of aquacultuuronderneming in Nederland uit’.

b. Het derde lid vervalt.

2. In subonderdeel 6, onder a, wordt ‘onderdelen c en d’ vervangen door ‘onderdelen c tot en met f’.

3. In subonderdeel 6, onder b, wordt ‘onderdeel d’ vervangen door ‘onderdelen d tot en met f’.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel I terug tot en met 18 maart 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 mei 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

I. Algemeen

I.1 Doel en strekking

Met deze regeling wordt de subsidiemodule Borgstelling MKB-landbouwkredieten en tijdelijke borgstelling MKB-visserij- en aquacultuurkredieten (BL) opgenomen in titel 2.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (RNELS) gewijzigd. De wijziging houdt verband met de financiële en economische gevolgen van de uitbraak van het coronavirus op de Nederlandse economie, in het bijzonder MKB-bedrijven in de primaire landbouwsector en de visserij- en aquacultuursector. Met deze wijziging wordt de aanpassing van titel 3.11 Borgstelling MKB-kredieten van de RNELS gevolgd. Die aanpassing betreft de looptijd van de financiering aan MKB-bedrijven in de vorm van kortlopende kredieten vanwege liquiditeitsbehoefte als gevolg van de uitbraak van het coronavirus. Door een verlenging van de maximale looptijd van twee jaar naar vier jaar kunnen er meer bedrijfsfinancieringsmogelijkheden worden geboden met gebruikmaking van de BL (artikel I, onderdeel B, subonderdeel 2). Wat de provisie betreft wordt een onderscheid gemaakt tussen kortlopende kredieten met een looptijd tot twee jaar en met een looptijd van twee tot vier jaar (artikel I, onderdelen A en B, subonderdeel 2). Als uitgangspunt geldt dat het startmoment van de afbouw van de omvang van de borgstelling tot en met de laatste dag van het achtste kalenderkwartaal ter vrije keuze is aan de financier (in overleg met de ondernemer). Die afbouw dient echter uiterlijk op de eerste dag van het negende kalenderkwartaal aan te vangen (artikel I, onderdeel B, subonderdeel 3). De twee wijzigingen betreffende de looptijd en afbouw in combinatie met de inwerkingtreding met terugwerkende kracht leiden ertoe dat het mogelijk is dat kortlopende kredieten die al zijn verstrekt met toepassing van de verruimde BL, alsnog een looptijd van ten hoogstens vier jaar kunnen krijgen. Dit kan immers bijdragen aan het versterken van het continuïteitsperspectief van de onderneming.

Om de in de kern gezonde bedrijven in de primaire landbouwsector en de visserij- en aquacultuursector tijdelijke kortlopende kredieten te kunnen verstrekken met toepassing van de BL wordt in verband met de daarvoor verwachte benodigde garantieruimte door het kabinet € 180 mln. toegevoegd aan het subsidieplafond voor zover opengesteld in 2020. Deze verhoging heeft geen betrekking op landbouwinnovaties of vermogensversterkende kredieten (artikel II).

In artikel III is een aantal correcties opgenomen van de regeling betreffende de tijdelijke uitbreiding van de BL voor de visserij- en aquacultuursector.

I.2 Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 2.5.2, houdt staatssteun in. De staatssteun wordt gerechtvaardigd door de algemene groepsvrijstellingsverordening, in het bijzonder artikel 21 van die verordening.

I.3 Regeldruk

Voor de ondernemer

De regeldruk voor de ondernemers is beperkt. De ondernemer zal afspraken moeten maken met de financier over het afsluiten van een krediet en daarbij moeten aangeven dat hij in liquiditeitsproblemen is gekomen door de uitbraak van het coronavirus. Deze procedure is voor de ondernemer niet anders dan voor het afsluiten van een kredietovereenkomst zonder borgstelling. Met geringe administratieve lasten kan een ondernemer overigens een reeds verstrekt kortlopend krediet in overleg met de financier alsnog verlengen tot een looptijd van ten hoogste vier jaar indien daarmee het continuïteitsperspectief verder versterkt.

Voor de financiers

Ook voor de financiers is de regeldruk beperkt. Voor zover het verstrekken van een kortlopende krediet meer werk vraagt van een financier, is dat inherent aan dat product van de financier, met uitzondering van de toetsing die de financier moet doen om aan de voorwaarden voor een borgstelling te voldoen: acute liquiditeitsproblemen vanwege de uitbraak van het coronavirus. Bij het verstrekken van de financiering is het uitgangspunt van belang dat de bedrijven in de kern gezond moeten zijn.

Door de keuze om de BL uitvoeringstechnisch zoveel mogelijk op dezelfde wijze in te richten als de BMKB wordt de implementatie voor de financiers zo eenvoudig mogelijk gehouden. De aanpassingen voortvloeiend uit deze regeling betreffen nadere en specifieke invullingen van de bestaande vereisten voor een kortlopend krediet zoals looptijd en provisie en de afbouw van de borgstelling. Zij brengen geringe administratieve lasten met zich.

I.4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt met betrekking tot artikel I terug tot en met 18 maart 2020. Dit is geen vast verandermoment als bedoeld in aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Tevens wordt afgeweken van de regel dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen. Deze afwijkingen voor artikel I worden gerechtvaardigd doordat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding. Een en ander spreekt voor zich gelet op de aard van de problematiek waar ondernemers als gevolg van de uitbraak van het coronavirus mee worden geconfronteerd. Om die reden bestaat evenmin bezwaar tegen de terugwerkende kracht die aan deze regeling wordt verleend. Het is noodzakelijk om voor ondernemers op korte termijn alsnog gebruik te kunnen maken van de verruiming van de BL bij kortlopende kredieten met een looptijd van hoogstens vier jaar. Artikel II betreft reparatieregelgeving, waarvoor ook een uitzondering op het beleid met betrekking tot vaste verandermomenten kan worden gemaakt.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven