De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikelen 4, 30, vierde en vijfde lid, en 32, derde lid, van het Kaderbesluit
nationale EZ-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.5.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid en vierde lid wordt na ‘landbouwborgstellingskrediet’ telkens ingevoegd
‘of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet’ en wordt voor de punt aan het slot
telkens ingevoegd ‘, met een looptijd van ten hoogste twee jaar.’
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
-
5. In afwijking van het eerste lid bedraagt de provisie eenmalig 2,25 procent indien
de overeenkomst van borgtocht een landbouwborgstellingskrediet of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet
betreft als bedoeld in artikel 6 van het model borgstellingsovereenkomst, zoals opgenomen
in bijlage 2.5.1, met een looptijd van meer dan twee jaar, maar niet langer dan vier
jaar.
-
6. In afwijking van het eerste lid bedraagt de provisie eenmalig 0,75 procent indien
de overeenkomst van borgtocht een landbouwborgstellingskrediet of visserij- of aquacultuurborgstellingskrediet
betreft als bedoeld in artikel 6 van het model borgstellingsovereenkomst, zoals opgenomen
in bijlage 2.5.1, voor een starter of overnemer, met een looptijd van meer dan twee
jaar, maar niet langer dan vier jaar.
B
Bijlage 2.5.1 bij de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 6, onderdeel a, van bijlage 2.5.1 wordt ‘twee jaar’ vervangen door ‘vier
jaar’.
2. Artikel 11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel c wordt na ‘artikel 6’ toegevoegd ‘, en de financiering een looptijd
heeft van ten hoogste twee jaar’.
b. In onderdeel d wordt na ‘overnemer is’ toegevoegd’, en de financiering een looptijd
heeft van ten hoogste twee jaar’.
c. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma worden
twee onderdelen toegevoegd, luidende:
-
e. 2,25 procent van het bedrag van het landbouwborgstellingskrediet of visserij- of
aquacultuurborgstellingskrediet indien het financiering betreft als bedoeld in artikel
6 en de financiering een looptijd heeft van meer dan twee jaar, maar niet langer dan
vier jaar;
-
f. 0,75 procent van het bedrag van het landbouwborgstellingskrediet of visserij- of
aquacultuurborgstellingskrediet betreft indien het financiering betreft als bedoeld
in artikel 6 aan een MKB-landbouwondernemer of MKB-visserij- of aquacultuurondernemer
die een starter of overnemer is, en de financiering een looptijd heeft van meer dan
twee jaar, maar niet langer dan vier jaar.
3. Artikel 14, lid 5a, wordt als volgt gewijzigd:
a. in onderdeel a wordt ‘ten hoogste 2 jaar’ vervangen door ‘ten hoogste 4 jaar’.
b. in onderdeel b wordt na ‘gekozen kalenderkwartaal’ toegevoegd ‘doch uiterlijk in
het negende kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst
is gesloten’.
ARTIKEL II
In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020
wordt in de eerste rij met betrekking titel 2.5 Borgstelling MKB-landbouwkredieten
en tijdelijke borgstelling MKB-visserij- en aquacultuurkredieten in kolom 6 ‘€ 62.000.000’
vervangen door ‘€ 242.000.000’.
ARTIKEL III
De Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 april 2020,
houdende wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling
openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 in verband met de tijdelijke uitbreiding van
titel 2.5. Borgstelling MKB-landbouwkredieten tot MKB-visserij- en aquacultuurkredieten
vanwege de uitbraak van het coronavirus (Stcrt. 2020, 21471) wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel II, onderdeel D vervalt ‘8, eerste en derde lid,’.
B
Artikel II, onderdeel F, komt te luiden:
-
F In artikel 2.5.3, eerste lid, onderdeel b, vervalt ‘of die meer dan de helft van de
activiteiten van de visserij- of aquacultuuronderneming niet in Nederland uitvoert’.
C
Artikel II, onderdeel H komt te luiden:
D
Artikel II, onderdeel L, wordt als volgt gewijzigd:
1. Subonderdeel 4 komt te luiden:
4. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 3°, vervalt ‘of voert meer dan de helft
van de activiteiten van zijn visserij- of aquacultuuronderneming in Nederland uit’.
b. Het derde lid vervalt.
2. In subonderdeel 6, onder a, wordt ‘onderdelen c en d’ vervangen door ‘onderdelen
c tot en met f’.
3. In subonderdeel 6, onder b, wordt ‘onderdeel d’ vervangen door ‘onderdelen d tot
en met f’.
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel I terug
tot en met 18 maart 2020.
’s-Gravenhage, 17 mei 2020
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
TOELICHTING
I. Algemeen
I.1 Doel en strekking
Met deze regeling wordt de subsidiemodule Borgstelling MKB-landbouwkredieten en tijdelijke
borgstelling MKB-visserij- en aquacultuurkredieten (BL) opgenomen in titel 2.5 van
de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (RNELS) gewijzigd. De wijziging houdt
verband met de financiële en economische gevolgen van de uitbraak van het coronavirus
op de Nederlandse economie, in het bijzonder MKB-bedrijven in de primaire landbouwsector
en de visserij- en aquacultuursector. Met deze wijziging wordt de aanpassing van titel
3.11 Borgstelling MKB-kredieten van de RNELS gevolgd. Die aanpassing betreft de looptijd
van de financiering aan MKB-bedrijven in de vorm van kortlopende kredieten vanwege
liquiditeitsbehoefte als gevolg van de uitbraak van het coronavirus. Door een verlenging
van de maximale looptijd van twee jaar naar vier jaar kunnen er meer bedrijfsfinancieringsmogelijkheden
worden geboden met gebruikmaking van de BL (artikel I, onderdeel B, subonderdeel 2).
Wat de provisie betreft wordt een onderscheid gemaakt tussen kortlopende kredieten
met een looptijd tot twee jaar en met een looptijd van twee tot vier jaar (artikel
I, onderdelen A en B, subonderdeel 2). Als uitgangspunt geldt dat het startmoment
van de afbouw van de omvang van de borgstelling tot en met de laatste dag van het
achtste kalenderkwartaal ter vrije keuze is aan de financier (in overleg met de ondernemer).
Die afbouw dient echter uiterlijk op de eerste dag van het negende kalenderkwartaal
aan te vangen (artikel I, onderdeel B, subonderdeel 3). De twee wijzigingen betreffende
de looptijd en afbouw in combinatie met de inwerkingtreding met terugwerkende kracht
leiden ertoe dat het mogelijk is dat kortlopende kredieten die al zijn verstrekt met
toepassing van de verruimde BL, alsnog een looptijd van ten hoogstens vier jaar kunnen
krijgen. Dit kan immers bijdragen aan het versterken van het continuïteitsperspectief
van de onderneming.
Om de in de kern gezonde bedrijven in de primaire landbouwsector en de visserij- en
aquacultuursector tijdelijke kortlopende kredieten te kunnen verstrekken met toepassing
van de BL wordt in verband met de daarvoor verwachte benodigde garantieruimte door
het kabinet € 180 mln. toegevoegd aan het subsidieplafond voor zover opengesteld in
2020. Deze verhoging heeft geen betrekking op landbouwinnovaties of vermogensversterkende
kredieten (artikel II).
In artikel III is een aantal correcties opgenomen van de regeling betreffende de tijdelijke
uitbreiding van de BL voor de visserij- en aquacultuursector.
I.2 Staatssteun
De subsidie, bedoeld in artikel 2.5.2, houdt staatssteun in. De staatssteun wordt
gerechtvaardigd door de algemene groepsvrijstellingsverordening, in het bijzonder
artikel 21 van die verordening.
I.3 Regeldruk
Voor de ondernemer
De regeldruk voor de ondernemers is beperkt. De ondernemer zal afspraken moeten maken
met de financier over het afsluiten van een krediet en daarbij moeten aangeven dat
hij in liquiditeitsproblemen is gekomen door de uitbraak van het coronavirus. Deze
procedure is voor de ondernemer niet anders dan voor het afsluiten van een kredietovereenkomst
zonder borgstelling. Met geringe administratieve lasten kan een ondernemer overigens
een reeds verstrekt kortlopend krediet in overleg met de financier alsnog verlengen
tot een looptijd van ten hoogste vier jaar indien daarmee het continuïteitsperspectief
verder versterkt.
Voor de financiers
Ook voor de financiers is de regeldruk beperkt. Voor zover het verstrekken van een
kortlopende krediet meer werk vraagt van een financier, is dat inherent aan dat product
van de financier, met uitzondering van de toetsing die de financier moet doen om aan
de voorwaarden voor een borgstelling te voldoen: acute liquiditeitsproblemen vanwege
de uitbraak van het coronavirus. Bij het verstrekken van de financiering is het uitgangspunt
van belang dat de bedrijven in de kern gezond moeten zijn.
Door de keuze om de BL uitvoeringstechnisch zoveel mogelijk op dezelfde wijze in te
richten als de BMKB wordt de implementatie voor de financiers zo eenvoudig mogelijk
gehouden. De aanpassingen voortvloeiend uit deze regeling betreffen nadere en specifieke
invullingen van de bestaande vereisten voor een kortlopend krediet zoals looptijd
en provisie en de afbouw van de borgstelling. Zij brengen geringe administratieve
lasten met zich.
I.4 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt met betrekking tot artikel I
terug tot en met 18 maart 2020. Dit is geen vast verandermoment als bedoeld in aanwijzing
4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Tevens wordt afgeweken
van de regel dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een
termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen. Deze afwijkingen voor artikel
I worden gerechtvaardigd doordat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij een
spoedige inwerkingtreding. Een en ander spreekt voor zich gelet op de aard van de
problematiek waar ondernemers als gevolg van de uitbraak van het coronavirus mee worden
geconfronteerd. Om die reden bestaat evenmin bezwaar tegen de terugwerkende kracht
die aan deze regeling wordt verleend. Het is noodzakelijk om voor ondernemers op korte
termijn alsnog gebruik te kunnen maken van de verruiming van de BL bij kortlopende
kredieten met een looptijd van hoogstens vier jaar. Artikel II betreft reparatieregelgeving,
waarvoor ook een uitzondering op het beleid met betrekking tot vaste verandermomenten
kan worden gemaakt.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten