Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 6 mei 2020, nr. Min-BuZa.2020.5182-23, tot wijziging van het besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 10 juni 2014, nr. MINBUZA-2014.304011, tot vaststelling van beleidsregels voor het verstrekken van subsidie in het kader van onderdeel 1 van het Dutch Good Growth Fund (Wijziging Dutch Good Growth Fund)

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op artikel 6 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikel 7.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

ARTIKEL I

De bijlage bij het besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 10 juni 2014, nr. MINBUZA-2014.304011, tot vaststelling van beleidsregels voor het verstrekken van subsidie in het kader van onderdeel 1 van het Dutch Good Growth Fund1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan paragraaf 3.1 wordt een zin toegevoegd, luidende:

Er zijn geen financieringsmogelijkheden voor steenkolenprojecten en voor projecten van exploratie en ontwikkeling van nieuwe voorraden olie en gas in het buitenland.

B

Paragraaf 3.5 komt te luiden:

3.5. Leningen of garanties onder de-minimis voorwaarden

Indien een garantie of lening aan een onderneming of een lening aan een financier niet onder marktconforme voorwaarden of onder de voorwaarden van de Algemene groepsvrijstellingsverordening kan worden verstrekt, kunnen de voorwaarden van de De-minimis verordening toegepast worden. Dit kan door de lening- en garantievoorwaarden of de rente/premiekorting als uitgangspunt te nemen.

Lening- en garantievoorwaarden

Voor een lening geldt dan dat voor de lening zekerheden zijn gesteld van ten minste 50% van de lening en het een lening betreft van ofwel maximaal € 1.000.000 (of maximaal € 500.000 voor ondernemingen die in het goederenvervoer over de weg actief zijn) met een looptijd van maximaal vijf jaar ofwel maximaal € 500.000 (of maximaal € 250.000 voor ondernemingen die in het goederenvervoer over de weg actief zijn) met een looptijd van maximaal tien jaar (artikel 4, derde lid, onderdeel b, van de De-minimisverordening).

Voor een garantie geldt dan dat de garantie niet meer dan 80% van de onderliggende lening bedraagt en ofwel het garantiebedrag maximaal € 1.500.000 bedraagt (of maximaal € 750.000 bedraagt voor ondernemingen die in het goederenvervoer over de weg actief zijn) en de garantie een looptijd van maximaal vijf jaar heeft, ofwel het garantiebedrag maximaal € 750.000 bedraagt (of maximaal € 375.000 voor ondernemingen die in het goederenvervoer over de weg actief zijn) en de garantie een looptijd van maximaal tien jaar heeft (artikel 4, zesde lid, onderdeel b, van de De-minimisverordening).

Rente/premiekorting

Op basis van het verschil tussen de marktconforme rente/premie en de gewenste rente/premie wordt de de-minimissteun bepaald (artikel 4, tweede lid, van de De-minimisverordening). Dit wordt berekend aan de hand van de Mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en verdisconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 14 van 19 januari 2008, p. 6) danwel de Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (PB C 155 van 20 juni 2008, p. 10).

Er zal geen financiering worden verstrekt op basis van de De-minimisverordeningen voor landbouw en visserij.

C

Aan paragraaf 4.1.1 en 4.1.3 worden voor de laatste bullet, de volgende bullets ingevoegd:

  • De onderneming mag niet (deels) in eigendom zijn van (en/of worden bestuurd door medewerkers van) overheidsorganisaties en het bestuur van de onderneming mag niet (deels) zijn benoemd door overheidsorganisaties.

  • De onderneming verklaart dat hij, de bestuurders, aandeelhouders, en indien van toepassing de commissarissen, niet worden verdacht van, en niet veroordeeld zijn voor een misdrijf.

  • In de beschikking zal een meldingsplicht en rapportageverplichting worden opgenomen over de voorgaande twee vereisten.

D

Paragraaf 4.1.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de eerste bullet worden de volgende bullets ingevoegd:

  • De MKB ondernemingen waarin het fonds investeert mogen niet (deels) in eigendom zijn van (en/of worden bestuurd door medewerkers van) overheidsorganisaties en het bestuur van de MKB ondernemingen waar het fonds in investeert mag niet (deels) zijn benoemd door overheidsorganisaties.

  • De fondsbeheerder die namens de financier optreedt verklaart dat hij, de bestuurders, aandeelhouders, en indien van toepassing de commissarissen, niet worden verdacht van, en niet veroordeeld zijn voor een misdrijf.

  • Het dient voldoende aannemelijk te zijn dat de financier gedurende de investeringsperiode haar processen en procedures zodanig heeft ingericht dat (het bestuur van) de MKB ondernemingen waarin zij investeert worden gecontroleerd op het verdacht zijn en/of veroordeeld zijn voor een misdrijf.

  • In de beschikking zal een meldingsplicht en rapportageverplichting worden opgenomen over de voorgaande drie vereisten.

2. Onder de bullet ‘Het fondsplan gebaseerd is op de volgende uitgangspunten dat:’ komt het derde gedachtestreepje te luiden:

  • De totale verkrijgingsprijs van de participaties die gedurende de investeringsperiode in een MKB onderneming worden verkregen, ten minste € 100.000 en ten hoogste 20% van de totale fondsomvang bedraagt.

3. Onder de bullet ‘Het fondsplan gebaseerd is op de volgende uitgangspunten dat:’ komt het vierde gedachtestreepje te vervallen.

ARTIKEL II

De bijlage bij het besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 10 juni 2014, nr. MINBUZA-2014.304011, tot vaststelling van beleidsregels voor het verstrekken van subsidie in het kader van onderdeel 1 van het Dutch Good Growth Fund blijft van toepassing op de aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze wijziging zijn ingediend en op financieringen die voor de inwerkingtreding van deze wijziging zijn verstrekt.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, namens deze, de plv. directeur-generaal Internationale Samenwerking, B. Tazelaar

TOELICHTING

Met deze wijziging van de beleidsregels voor het verstrekken van subsidie in het kader van onderdeel 1 van het Dutch Good Growth Fund (DGGF), worden deze deels inhoudelijk aangepast en op een enkel punt verduidelijkt.

Artikel I

A

De aanvulling op paragraaf 3.1 betreft een inhoudelijke wijziging. Het kabinet zet ambitieus in op mobiliseren van groene investeringen en uitfaseren van publieke financiële steun aan steenkolenprojecten en aan de exploratie en ontwikkeling van nieuwe voorraden olie en gas in het buitenland. De aanpassing is van toepassing op nieuwe aanvragen die zijn ingediend na inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit.

B

Met de wijziging van paragraaf 3.5 wordt beoogd de toepassing van de De-minimisverordening op een financiering te verduidelijken. Bij het bepalen van de ‘de-minimissteun’ kunnen de lening- en garantievoorwaarden van de De-minimisverordening of de methode van de rente- of premiekorting als uitgangspunt genomen worden.

C en D

Met de aanvulling op de paragrafen 4.1.1, 4.1.2 en 4.1.3 worden waarborgen opgenomen om de betrokkenheid van een (buitenlandse) overheid als aandeelhouder te voorkomen vanwege de risico’s die dat met zich meebrengt, alsmede waarborgen om ook een ander (reputatie)risico, namelijk verdenkingen en veroordelingen van een misdrijf, te mitigeren.

De andere aanvulling op paragraaf 4.1.2 betreft het verlagen van het plafond van de maximale investeringsgrootte per participatie en het verwijderen van de voorwaarde met betrekking tot de maximale gemiddelde verkrijgingsprijs van de participaties per fonds. Deze wijziging verlaagt enerzijds potentieel de spreidingsrisico’s per fonds door het lagere maximum en geeft de fondsen anderzijds meer vrijheid in het bepalen van de gemiddelde investeringsgrootte per participatie.

Artikel II

Omdat de wijzigingen grotendeels gevolgen hebben voor het wel of niet kunnen financieren op grond van DGGF, kunnen zij niet eerder gelden dan na inwerkingtreding van de wijziging in te dienen aanvragen. Het zou onjuist zijn de wijzigingen toe te passen op liggende aanvragen, omdat de aanvragers hiermee geen rekening hebben kunnen houden. Uiteraard blijven de ‘oude’ regels ook van toepassing op al verstrekte financieringen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, namens deze de plv. directeur-generaal Internationale Samenwerking, B. Tazelaar

Naar boven