Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 15 mei 2020, nr. IENW/BSK-2020/10563, tot wijziging van de Activiteitenregeling milieubeheer en de Regeling omgevingsrecht in verband met aanpassingen aan PGS 31 en enkele technische wijzigingen

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 1.7, 3.30, 3.54d, 4.5, eerste lid, 4.6 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 5.4, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Activiteitenregeling milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel ‘NEN 1059’ komt te luiden:

NEN 1059: NEN 1059:2019: Nederlandse editie op basis van NEN–EN 12186 en NEN–EN 12279 – Gasvoorzieningsystemen – Gasdrukregel – en meetstations voor transport en distributie, juni 2019;.

b. In de alfabetische opsomming wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

PGS 31: Richtlijn PGS 31, getiteld ‘Overige gevaarlijke vloeistoffen: opslag in ondergrondse en bovengrondse tankinstallaties’, zoals gepubliceerd op www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl, PGS 31: 2018 versie 1.1 (oktober 2018);.

B

In artikel 3.9 wordt ‘de voorschriften 7.1 tot en met 7.3.3, 8.1 tot en met 8.8.2, 9.1 tot en met 9.4 en voorschrift 11.3 van NEN 1059’ vervangen door ‘de voorschriften 8.1 tot en met 8.3.3, 9.1 tot en met 9.7, 10.1 tot en met 10.4 en 12.3 van NEN 1059’.

C

Aan artikel 3.35 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 12. Het elfde lid is niet van toepassing op een ondergrondse opslagtank waarin een organisch oplosmiddel als bedoeld in artikel 3.29, eerste lid, onderdelen c tot en met i, van het besluit is opgeslagen.

D

Aan artikel 3.38 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid voldoet de opslag van een organisch oplosmiddel als bedoeld in artikel 3.29, eerste lid, onderdelen c tot en met i, van het besluit in ondergrondse opslagtanks alsmede het vullen en legen van deze opslagtanks aan de paragrafen 2.3 tot en met 2.3.2, 3.1, 3.2.1, 3.2.2, 5.2, 5.3.2, 5.3.3, 5.4, 5.6, 6.2.2, 6.3 en 6.8 van PGS 31.

E

Artikel 4.9a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het opslaan van afgetapte benzine of benzinemengels bij een autodemontagebedrijf in stationaire bovengrondse verpakkingen met de daarbij behorende leidingen en appendages voldoet aan de paragrafen 2.2.1 tot en met 2.2.3, 2.2.5, 2.2.6, 3.1, 3.2.1, 5.2, 5.3.2, 5.4.2, 5.6, 5.7, 5.8, 6.2.2, 6.4.1 en 6.8. van PGS 31.

2. Het vierde lid vervalt.

3. Het vijfde lid wordt hernummerd tot het vierde lid.

  • 4. In het opschrift van tabel 4.9a vervalt ‘voor vloeistoffen van PGS-klasse 2 tot en met PGS-klasse 4’.

F

Artikel 4.9b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid word ‘tiende’ vervangen door ‘zevende’.

2. Het tweede, derde en vierde lid vervallen.

3. Het vijfde tot en met het tiende lid worden hernummerd tot het tweede tot en met het zevende lid.

G

Artikel 4.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘halfzware olie, polyesterhars of stoffen van de klasse 8 van het ADR, verpakkingsgroepen II en III zonder bijkomend gevaar’ vervangen door ‘halfzware olie of polyesterhars’.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met het twaalfde lid tot het derde tot en met het dertiende lid wordt een nieuwe lid ingevoegd, luidend:

  • 2. Een stationaire bovengrondse opslagtank waarop een ondergrondse leiding is aangesloten voor het opslaan van stoffen van klasse 5.1 van het ADR of stoffen van de klasse 8 van het ADR, verpakkingsgroepen II en III zonder bijkomend gevaar, is geïnstalleerd en wordt onderhouden en gerepareerd overeenkomstig BRL K903, door een bedrijf dat op grond van die BRL daartoe is gecertificeerd. De opslagtank, bedoeld in de eerste volzin wordt beoordeeld en goedgekeurd overeenkomstig BRL K903, door een persoon of instelling die is gecertificeerd overeenkomstig dat document.

3. In het vierde lid (nieuw) vervalt ‘, polyesterhars of stoffen van de klasse 8 van het ADR, verpakkingsgroepen II en III zonder bijkomend gevaar’.

4. In het zesde lid (nieuw) vervalt ‘, polyesterhars of stoffen van de klasse 8 van het ADR, verpakkingsgroepen II en III zonder bijkomend gevaar plaatsvindt’.

5. In het opschrift van tabel 4.15 wordt na ‘polyesterhars’ ingevoegd ‘, stoffen van de klasse 5.1 van het ADR’.

H

Artikel 4.15a komt te luiden:

Artikel 4.15a

  • 1. Artikel 4.15, tweede lid, is tot 1 januari 2023 niet van toepassing op een bovengrondse opslagtank met stoffen van klasse 8 van de ADR verpakkingsgroep II en III zonder bijkomend gevaar die is geïnstalleerd voor 1 januari 2008.

  • 2. Artikel 4.15, tweede lid, is tot het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit activiteiten leefomgeving niet van toepassing op een bovengrondse opslagtank met stoffen van klasse 5.1 van de ADR die is geïnstalleerd voor 1 juli 2020.

I

Artikel 4.16 komt te luiden:

Artikel 4.16

  • 1. Het opslaan van polyesterhars of PER in een stationaire bovengrondse opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages voldoet aan de

    volgende onderdelen van PGS 31:

    • a. paragrafen 2.2.1 t/m 2.2.3, 2.2.5, 2.2.6;

    • b. de voorschriften 2.3.4, 6.2.2, 6.4.9, en

    • c. paragrafen 3.1, 3.2.1, 3.2.2, 5.2, 5.3.2, 5.3.3, 5.4, 5.6, 5.7, 5.8, 6.2.2, 6.4.1, 6.5 en 6.8.

  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn voorschrift 2.2.4 en paragraaf 6.4.1 van PGS 31 tot het moment van inwerkingtreding van het Besluit activiteiten leefomgeving niet van toepassing op een bovengrondse opslagtank met PER die is geïnstalleerd voor 1 juli 2020.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is paragraaf 6.5 van PGS 31 tot het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit activiteiten leefomgeving niet van toepassing op een bovengrondse opslagtank met polyesterhars die is geïnstalleerd voor 1 juli 2020.

J

Aan artikel 4.18 wordt een zesde lid toegevoegd, luidend:

  • 6. Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in het derde lid, niet aangesloten op het vuilwaterriool, als in de bovengrondse opslagtank vloeistoffen worden opgeslagen van:

    • a. ADR-klasse 5.1; of

    • b. ADR-klasse 8, verpakkingsgroep II of III.

ARTIKEL II

De bijlage behorende bij artikel 9.2 van de Regeling omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de rij die begint met ‘PGS 30: Vloeibare brandstoffen – bovengrondse tankinstallaties en afleverinstallaties’ wordt een rij ingevoegd, luidende:

PGS 31: Overige gevaarlijke

oktober 2018

www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl

vloeistoffen: opslag in ondergrondse en bovengrondse tankinstallaties

   

2. De rij die begint met ‘Handboek Immissietoets 2016’ komt te luiden:

Handboek Immissietoets

oktober 2019

www.infomil.nl/Immissiewater

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Deze regeling bevat een wijziging van de Activiteitenregeling milieubeheer (hierna: Activiteitenregeling) en de Regeling omgevingsrecht (hierna: Mor), waarbij deze twee regelingen worden aangepast naar aanleiding van de nieuwe PGS-richtlijn 31 ‘Overige gevaarlijke vloeistoffen: opslag in ondergrondse en bovengrondse tankinstallaties’, NEN 1059 inzake Gasvoorzieningssystemen, een normalisatiedocument van het Nederlands Normalisatie Instituut (hierna: NEN-normen), en het Handboek Immissienorm Water. PGS staat voor Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen. De Publicatiereeks is een handreiking voor bedrijven die gevaarlijke stoffen produceren, transporteren, opslaan of gebruiken en voor overheden die zijn belast met het toezicht op deze bedrijven. De Publicatiereeks geeft de stand van de techniek weer en waar relevant wordt verwezen naar regelgeving en voorschriften. Alle PGS-en zijn toegankelijk via de website www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl. NEN-normen bevatten afspraken die marktpartijen vrijwillig met elkaar maken over de kwaliteit en veiligheid van producten, diensten en processen.

Er wordt tegemoet gekomen aan de toezeggingen aan het parlement en het bedrijfsleven om in de regelgeving de verwijzingen naar documenten met betrekking tot de best beschikbare technieken (BBT) zo actueel mogelijk te houden.

2. Inhoud van de regeling

Wijziging Activiteitenregeling

De Activiteitenregeling bevat algemene normen waaraan inrichtingen zich moeten houden en verwijst op diverse plekken voor de invulling van die normen naar PGS-richtlijnen. PGS-richtlijnen worden opgesteld door deskundige vertegenwoordigers vanuit overheid en bedrijfsleven. De bij een PGS-richtlijn betrokken organisaties zijn vermeld in de richtlijn zelf. Bij de totstandkoming van deze PGS-richtlijnen wordt gestreefd om consensus te bereiken tussen de verschillende partijen. Dit heeft geresulteerd in draagvlak bij de betrokken partijen voor PGS 31. Met deze regeling wordt PGS 31 in de Activiteitenregeling opgenomen.

PGS 31 bevat voorschriften voor de veilige bovengrondse en ondergrondse opslag van gevaarlijke vloeistoffen in opslagtanks (chemicaliën). Deze richtlijn regelt de opslag van gevaarlijke vloeistoffen in opslagtanks die niet onder de werkingssfeer van PGS 28 en PGS 30 vallen, die geschreven zijn voor de opslag in opslagtanks van vloeibare brandstoffen. In april 2018 is de eerste versie van PGS 31 vastgesteld. In oktober 2018 is een geactualiseerde versie van PGS 31 met enkele correcties vastgesteld. De wijziging heeft gevolgen voor ondergrondse opslagtanks voor organische oplosmiddelen, de opslag van afgetapte vloeibare brandstoffen bij een autodemontagebedrijf, de opslag in bovengrondse opslagtanks van ADR klasse 5.1 en ADR klasse 8 verpakkingsgroep II en III polyesterhars of PER en bevat vanuit veiligheidsoogpunt de volgende verbeterpunten:

  • Installatie volgens BRL K 903 voor ADR klasse 5.1 en PER.

  • Niet meer handmatig peilen (nieuwe tanks).

  • Extra voorschriften over good housekeeping, logboek en het vullen van de opslagtank vanuit een tankwagen.

  • Aanhouden van afstand vanaf de opvangvoorziening van ontvlambare vloeistoffen tot aan brandbare objecten of bij het niet kunnen voldoen aan de afstand het nemen van aanvullende maatregelen (brandmuur of blus-/koelvoorziening).

De veiligheidsvoorschriften uit NEN 1059 zijn inhoudelijk niet veranderd. Alleen is de nummering gewijzigd omdat er een nieuw hoofdstuk 5 is ingevoegd. Dit hoofdstuk ziet niet op externe veiligheid.

Wijziging Regeling omgevingsrecht

De bijlage bij de Regeling omgevingsrecht bevat een lijst met documenten die als BBT-documenten worden beschouwd en die bij de verlening van vergunningen in acht moeten worden genomen. Een immissietoets is onderdeel van de beoordelingssystematiek van een lozing. De toets beoordeelt of een lozing vanuit waterkwaliteitsoogpunt al dan niet acceptabel is. Het Handboek immissietoets beschrijft op welke wijze deze immissietoets plaatsvindt. Toepassing van de immissietoets kan ertoe leiden dat door het bevoegd gezag aanvullende voorwaarden aan de lozing gesteld worden.

Het Handboek Immissietoets is geactualiseerd ten opzichte van het Handboek Immissietoets 2016. Belangrijke aanleiding voor de aanpassing is de op 17 september 2017 in de Tweede Kamer aangenomen motie van de leden Van Eijs en Kröger (Kamerstukken II 2017/18, 25 883, nr. 299). Deze motie heeft tot doel drinkwaterbedrijven inzicht te bieden, ter bescherming van de drinkwaterkwaliteit, in wat bedrijven op welk moment in het oppervlaktewater lozen. In het Handboek Immissietoets is opgenomen dat als uit de immissietoets blijkt dat de voorgenomen lozing nadelige effecten kan hebben op een waterwinlocatie, degene die wil lozen het drinkwaterbedrijf moet informeren over alle te lozen stoffen en de daarbij horende ABM-classificaties. Dit maakt het voor een drinkwaterbedrijf mogelijk voorafgaand aan de lozing te handelen.

3. Verhouding met de Omgevingswet

Deze wijzigingsregeling loopt vooruit op de wijze waarop PGS 31 in het stelsel van de Omgevingswet en met name in het Besluit activiteitenleefomgeving is opgenomen. Het gaat dan met name op de paragrafen 4.93 en 4.96 inzake de opslag van brandbare stoffen anders dan diesel. PER en polyesterhars worden onder artikel 3.35 van het Besluit activiteiten leefomgeving vergunningplichtig. Er worden geen eisen geïntroduceerd die met de inwerkingtreding van het stelsel van de Omgevingswet weer zouden komen te vervallen of anders komen te luiden. Op een aantal punten is overgangsrecht opgenomen tot het moment van inwerkingtreding van het Besluit activiteiten leefomgeving. Strikt genomen is het niet noodzakelijk deze beperking op te nemen omdat de Activiteitenregeling milieubeheer zal vervallen op het moment dat het Besluit activiteiten leefomgeving in werking treedt, en vanaf dat moment de normen uit dat besluit zullen gelden, maar voor de duidelijkheid is dit wel opgenomen. Via de Invoeringsregeling bij de Omgevingsregeling worden de noodzakelijke actualisaties in die regeling doorgevoerd.

4. Gevolgen voor het milieu

Door deze wijzigingsregeling wordt het gebruik van de geactualiseerde BBT voorgeschreven met als doel een hoger milieubeschermingsniveau dan voorheen.

5. Effecten voor het bedrijfsleven

De opname van PGS 31 in de Activiteitenregeling milieubeheer in plaats van verwijzingen naar PGS 28 en 30 hebben vrijwel geen gevolgen voor de administratieve lasten of inhoudelijke nalevingskosten voor bedrijven. In de meeste gevallen zullen de veiligheidsvoorschriften uit deze wijziging al nageleefd worden, aangezien de voorschriften uit PGS 31 grotendeels vergelijkbaar zijn met de eerder verplichte voorschriften uit PGS 28 en PGS 30. Op grond van de algemene zorgplicht en met good housekeeping zal in de praktijk nu ook al aan de eisen worden voldaan. Het is zeer onwaarschijnlijk dat er nog bedrijven zijn die de bestaande opslag dienen aan te passen ten gevolge van deze wijziging.

Nieuwe bovengrondse opslagtanks voor de opslag van ADR klasse 5.1 waarop een ondergrondse leiding is aangesloten en nieuwe bovengrondse opslagtanks voor de opslag van PER moeten worden geïnstalleerd en onderhouden volgens de BRL K903. Een installatiecertificaat volgens de BRL kost circa € 150. Het gaat om circa 1.500 opslagtanks bij glastuinbouwbedrijven en circa 1.675 opslagtanks bij overige bedrijven. De levensduur van de opslagtanks is ongeveer 20 jaar. Tot inwerkingtreding van het Besluit activiteiten leefomgeving gaat het om een vervangingspercentage van 2,5%. Met deze wijziging worden naar verwachting 79 bedrijven geconfronteerd. De gezamenlijke kosten voor deze bedrijven zijn dan circa (79 x 150) € 11.850.

PGS 31 bevat de verplichting dat nieuwe bovengrondse opslagtanks voor de opslag van afgetapte benzine(mengsels) bij de autodemontage, PER of polyesterhars zijn voorzien van een gesloten peilsysteem. Het gesloten peilsysteem brengt een meerprijs van € 25 per opslagtank met zich mee. Het gaat om circa 290 bedrijven met een opslagtank voor afgetapte benzine(mengsels), 175 bedrijven met een PER opslagtank en 230 bedrijven met een polyesterhars opslagtank. In totaal gaat om 695 opslagtanks waarbij de levensduur ongeveer 20 jaar is. Tot inwerkingtreding van het Besluit activiteiten leefomgeving gaat het om een vervangingspercentage van 2,5%. Met deze wijziging worden naar verwachting 17 bedrijven geconfronteerd. De gezamenlijke kosten van deze bedrijven zijn dan circa (17 x 25) € 425.

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft de ontwerpregeling ambtelijk beoordeeld en geen formeel advies uitgebracht gegeven de naar verwachting beperkte omvang van de totale regeldrukeffecten.

6. Uitvoering en handhaving

De regeling is voor een handhaafbaarheids-, uitvoerbaarheids- en fraudegevoeligheidstoets voorgelegd aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en een uitvoerbaarheidstoets aan Rijkswaterstaat (RWS) en het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en aan de Unie van Waterschappen (UvW). Naar aanleiding van de toets van ILT is de formulering van artikel 3.38 (artikel I, onderdeel D) aangepast om duidelijk te maken dat enkele paragraaf 2.3 van de PGS 31 niet van toepassing is, en de overige paragrafen wel. Voor het overige zijn geen opmerkingen gemaakt.

7. Consultatie en inspraak

De regeling is van 5 december 2019 tot en met 16 januari 2020 via de website www.internetconsultatie.nl ter consultatie aangeboden om één ieder de gelegenheid te geven op de voorgestelde wijzigingen te reageren. Er zijn in totaal zeven reacties binnengekomen, waaronder vier openbare. Een reactie is dubbel ingediend, zodat er in totaal sprake is van zes afzonderlijke indieners. De reacties zijn afkomstig van: een keuringsinstituut, een energiebedrijf, Brandweer Nederland, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), Unie van Nederlandse Industriële Kunststofbewerkers (UNIK), VTI (Vereniging van Tankinstallateurs). In een aantal reacties wordt opgemerkt dat niet integraal naar PGS 31 worden verwezen. Dit is gedaan om voor de relevante stoffen aan te sluiten bij het toepassingsbereik van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling. Daarnaast is enkel verwezen naar de paragrafen van PGS 31 die relevant zijn vanuit het oogpunt van de bescherming van het milieu. Voor zover de indieners hun zorgen uitspreken over het feit dat hierdoor sprake is van een verlaging van het veiligheidsniveau en de bescherming van het milieu en een risicobenadering zou moeten worden toegepast, wordt opgemerkt dat de bepalingen waarin naar PSG 31 worden verwezen moeten bekeken in relatie tot de andere bepalingen uit de Activiteitenregeling. Zo bevatten bijvoorbeeld de artikelen 4.14 en 4.18 voorwaarden om te borgen dat opslagtanks constructief veilig zijn. Een aantal indieners heeft specifiek gevraagd om aanpassing van artikel 4.15, tweede lid, en het schrappen van de zinsnede ‘met een daarop aangesloten ondergrondse leiding’ omdat dit niet in lijn zou zijn met de bepalingen van het Besluit activiteiten leefomgeving. Het artikel sluit echter aan op artikel 4.929, eerste en vierde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, waarin wordt verwezen naar een opslagtank en de daarop aangesloten leidingen.

8. Notificatie

Het ontwerp van deze wijzigingsregeling is op 27 januari 2020 gemeld aan de Commissie van de Europese Unie (TRIS 2020/0030/NL) ter voldoening aan artikel 5, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241). Er zijn geen reacties op de ontwerpregeling ontvangen.

9. Inwerkingtreding

De regeling treedt inwerking met ingang van 1 juli 2020. Hiermee wordt aangesloten bij het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten voor de regelgeving. Met een beroep op aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel a, van de Aanwijzingen voor de Regelgeving wordt afgeweken van de standaard publicatietermijn en wordt deze verkort tot ongeveer twee maanden. De noodzaak om de best beschikbare technieken te kunnen toepassen is hierbij leidend geweest. Door de publieke consultatie zijn bevoegde gezagen en het bedrijfsleven overigens tijdig geïnformeerd over deze wijzigingsregeling om de noodzakelijke aanpassingen door te voeren.

Artikelsgewijs

Artikel I, Wijziging Activiteitenregeling milieubeheer

Onderdeel A, artikel 1.2

In de begripsbepalingen van artikel 1.2 is een verwijzing naar PGS 31 opgenomen, met de datum van publicatie en wordt de verwijzing naar NEN 1059 geactualiseerd.

Onderdeel B, artikel 3.9

Met deze wijziging van artikel 3.9 wordt bereikt dat naar de juiste artikelen in de van toepassing zijnde versie van de NEN 1059 wordt verwezen.

Onderdeel C, artikel 3.35

Aan artikel 3.35 is een twaalfde lid toegevoegd waarin is bepaald dat het elfde lid inzake elektronische lekdetectiesystemen niet van toepassing is op een ondergrondse opslagtank waarin een organisch oplosmiddel als bedoeld in artikel 3.29, eerste lid, onderdelen c tot en met i, van het Activiteitenbesluit milieubeheer is opgeslagen, aangezien deze tanks vanaf nu door de wijziging in artikel 3.38 onder PGS 31 vallen. Hierin zijn de eisen voor een elektronisch lekdetectiesysteem opgenomen.

Onderdeel D, artikel 3.38

Voor de opslag van organische oplosmiddelen in ondergrondse opslagtanks werd eerst verwezen naar voorschriften uit PGS 28. Deze richtlijn is echter bedoeld voor de opslag van vloeibare brandstoffen in ondergrondse opslagtanks. Er is in het verleden voor gekozen om naar PGS 28 te verwijzen, omdat er geen richtlijn beschikbaar was die wel de ondergrondse opslag van deze vloeistoffen regelde. Met de publicatie van PGS 31 is wel een dergelijke richtlijn beschikbaar gekomen en de opslag van organische oplosmiddelen in ondergrondse opslagtanks valt binnen het toepassingsbereik van PGS 31. Daarom is ervoor gekozen naar voorschriften uit PGS 31 te verwijzen. In vergelijking met PGS 28 zijn er enkele extra voorschriften waarvoor naar PGS 31 wordt verwezen. Het gaat daarbij om de eis van een installatiecertificaat en procedurele eisen zoals good housekeeping, een logboek bijhouden en eisen bij het vullen van de opslagtank vanuit een tankwagen. De overige voorschriften zijn grotendeels vergelijkbaar met die uit PGS 28.

Onder het Besluit activiteiten leefomgeving valt de opslag van deze brandbare vloeistoffen in ondergrondse opslagtanks (tot 150 m3) onder de algemene regels. Daarin wordt naar PGS 31 verwezen. Voor deze stoffen wordt dit in de toekomst dus op een vergelijkbare manier geregeld.

Onderdeel E, artikel 4.9a

Bij de opslag van vloeibare brandstoffen bij autodemontagebedrijven werd tot op heden verwezen naar voorschriften uit PGS 30. Het betreft hier met name de opslag van benzine en diesel. Voor diesel zullen onder het Besluit activiteiten leefomgeving niet langer voorschriften worden gesteld vanwege externe veiligheid, aangezien onderzoek van het RIVM heeft aangetoond dat er geen relevante risico’s spelen bij de opslag van diesel. Voor een toelichting op deze keuze wordt verwezen naar de Nota van Toelichting bij artikel 4.910 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Stb. 2018, 293). Daarom is ervoor gekozen ook in dit artikel alleen nog bodemvoorschriften voor diesel op te nemen en deze reeds zoveel mogelijk af te stemmen op wat in het Besluit activiteiten leefomgeving zal zijn voorgeschreven. De verwijzing naar PGS 30 vervalt daarmee voor de opslag van diesel.

Voor de opslag van benzine is de verwijzing naar PGS 30 vervangen door een verwijzing naar PGS 31. PGS 30 was niet bedoeld voor de opslag van benzine: in het toepassingsgebied van deze richtlijn is aangegeven dat ze bedoeld is voor de opslag van stoffen van PGS klassen 2 t/m 4. Benzine is een stof die onder PGS klasse 1 valt. De verwijzing naar PGS 30 was opgenomen, omdat er geen andere richtlijn voorhanden was die wel de opslag van deze stoffen regelde. Met de publicatie van PGS 31 is een dergelijke richtlijn wel voorhanden; deze is immers van toepassing op de bovengrondse opslag van brandbare gevaarlijke vloeistoffen, voor zover die niet binnen het toepassingsgebied van PGS 30 valt. Daarom is ervoor gekozen om voor de opslag van benzine aan te sluiten bij PGS 31.

In vergelijking met PGS 30 zijn er enkele nieuwe eisen. Het gaat daarbij om de eis dat bij nieuwe tanks het peilen (om het vloeistofniveau te bepalen) een gesloten systeem moet zijn en procedurele eisen zoals good housekeeping en het bijhouden van een logboek. De overige voorschriften zijn grotendeels vergelijkbaar met die uit PGS 30.

Met het verwijzen naar PGS 31 wordt aangesloten bij hoe in de toekomst deze opslag onder het Besluit activiteiten leefomgeving zal worden geregeld. Daarin wordt een uitzondering in de vergunningplicht gemaakt voor de opslag van ADR klasse 3 stoffen in bovengrondse tanks van minder dan 300 liter (en meer dan 250 liter) die niet vanuit een tankwagen worden gevuld. Deze uitzondering is van toepassing op deze tanks bij autodemontagebedrijven. Deze opslag valt onder het Besluit activiteiten leefomgeving en daarom ook onder de algemene regels. Daarin wordt naar PGS 31 verwezen.

Onderdeel F, artikel 4.9b

Door de verwijzing in artikel 4.9a naar paragraaf 2.2.6 van PGS 31 kunnen artikel 4.9b, tweede, derde en vierde lid, vervallen.

Onderdeel G, artikel 4.15

De opslag van vloeistoffen van ADR klasse 5.1 in bovengrondse opslagtanks waarop een ondergrondse leiding is aangesloten is toegevoegd aan het toepassingsbereik van artikel 4.15, tweede lid, en tabel 4.15. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat deze opslag moet voldoen aan de BRL K903.

Voor de opslag van ADR klasse 8 stoffen verpakkingsgroep II en III zullen onder het Besluit activiteiten leefomgeving niet langer voorschriften worden gesteld vanwege externe veiligheid, aangezien onderzoek van het RIVM heeft aangetoond dat er geen relevante risico’s spelen bij de opslag. Daarom is ervoor gekozen in dit artikel alleen nog bodemvoorschriften op te nemen. Om deze reden zijn artikel 4.15, derde en vijfde lid, aangepast. De verwijzing naar PGS 30 vervalt hiermee voor de opslag van ADR klasse 8 stoffen verpakkingsgroep II en III. Hierdoor is een aantal voorschriften uit PGS 30 dus niet meer van toepassing. Het gaat bijvoorbeeld om de eisen aan de vulprocedure voor de tank, een aanrijdbeveiliging, de aanwezigheid van een blustoestel en een draagconstructie die 30 minuten brandwerend is. De voorschriften uit BRL K903 gelden alleen nog voor deze tanks waarop een ondergrondse leiding is aangesloten.

In het Besluit activiteiten leefomgeving moeten vanuit het oogmerk van bodembescherming ondergrondse opslagtanks wel gecertificeerd zijn, maar bovengrondse niet – daarvoor is een lekbak of dubbelwandig met lekdetectie voldoende. Bij bovengrondse tanks met ondergrondse leidingen is dit niet voldoende. Het risico is vooral het lekken van deze leidingen. Bij bovengrondse leidingen valt dat risico mee, omdat je kan zien of ze lek zijn, maar bij ondergrondse leidingen zie je een klein lek niet. Certificatie volgens de BRL K903 is voor bovengrondse tanks met ondergrondse leidingen voor de opslag van ADR klasse 5.1 en ADR klasse 8 stoffen verpakkingsgroep II en III daarom wel vereist.

Ook ten aanzien van de opslag van polyesterhars in bovengrondse opslagtanks zijn het derde en vijfde lid aangepast waardoor hiervoor niet langer verwezen wordt naar de voorschriften uit PGS 30. Er is in het verleden voor gekozen om naar PGS 30 te verwijzen, omdat er geen richtlijn beschikbaar was die wel de bovengrondse opslag van deze vloeistoffen regelde. Met de publicatie van PGS 31 is wel een dergelijke richtlijn beschikbaar gekomen en de opslag van polyesterhars in bovengrondse opslagtanks valt binnen het toepassingsbereik van PGS 31.

Onder het Besluit activiteiten leefomgeving wordt de opslag van polyesterhars vergunningplichtig. Voor polyesterhars wordt, ook voor deze vergunningplichtige activiteit, in de algemene regels van het Besluit activiteiten leefomgeving verwezen naar PGS 31. Voor deze stof wordt dit in de toekomst dus op een vergelijkbare manier geregeld.

Onderdeel H, artikel 4.15a

Het oude overgangsrecht uit artikel 4.15a is aangepast aan de wijzigen in artikel 4.15. Het eerste lid was de letterlijke tekst van het oude tweede lid en is inhoudelijk niet aangepast. In het nieuwe tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor bestaande tanks die zijn geïnstalleerd voor 1-7-2020, zodat er geen verzwaring optreedt aan de eisen waaraan deze tanks moeten voldoen. Bestaande opslagtanks voor stoffen van klasse 5.1 van het ADR moesten voldoen aan de eisen uit PGS 30 versie 1999 genoemd in artikel 4.16. Hierin werd niet verwezen naar de BRL K903. De wijziging van artikel 4.15 zorgt ervoor dat de verwijzing naar BRL K903 nu geldt voor bovengrondse tanks waarop ondergrondse leidingen zijn aangesloten voor de opslag van ADR klasse 5.1 stoffen. Het overgangsrecht loopt tot het moment van inwerkingtreding van het Besluit activiteiten leefomgeving, dat in paragraaf 4.94 opslag volgens BRL K903 regelt.

Onderdeel I, artikel 4.16

De wijziging van artikel 4.16, eerste lid, zorgt ervoor dat de eisen uit PGS 30 versie 1999 voor een opslagtank met ADR klasse 5.1 stoffen niet langer gelden. Meerdere voorschriften uit PGS 30 komen daarmee te vervallen. Het gaat bijvoorbeeld om de eis van een draagconstructie die 30 minuten brandwerend is, een aanrijdbeveiliging en aanwezigheid van een logboek. Wel blijven de voorschriften uit BRL K903 gelden voor deze tanks.

Nieuw is dat in dit artikel voor de bovengrondse opslag van PER en polyesterhars verwezen wordt naar PGS 31. Voor polyesterhars is de achtergrond hiervan toegelicht bij de wijziging van artikel 4.15, derde en vijfde lid.

Voor de opslag van PER in bovengrondse opslagtanks wordt niet langer verwezen naar de voorschriften uit PGS 30. Er is in het verleden voor gekozen om naar PGS 30 te verwijzen, omdat er geen richtlijn beschikbaar was die wel de bovengrondse opslag van deze vloeistoffen regelde. Met de publicatie van PGS 31 is wel een dergelijke richtlijn beschikbaar gekomen en de opslag van PER in bovengrondse opslagtanks valt binnen het toepassingsbereik van PGS 31. Daarom is ervoor gekozen naar voorschriften uit PGS 31 te verwijzen. De verwijzing naar PGS 31 zorgt ervoor dat er meerdere wijzigingen in de inhoud van de voorschriften optreden. Zo is de overvulbeveiliging in PGS 31 anders geregeld. In PGS 31 is afhankelijk van de opgeslagen stoffen een voorzieningenniveau vereist (typical 1-3). Voor PER volstaat een typical 1, voor polyesterhars is een typical 2 voorziening van toepassing. Dit geldt specifiek voor nieuwe tanks: Hier hoeft geen overgangsrecht voor geregeld te worden omdat in voorschrift 2.2.7 van PGS 31 wordt aangegeven dat dit voor ‘de nieuwe tankinstallatie’ geldt. Bij nieuwe tanks is handmatig peilen niet meer toegestaan. Hier hoeft geen overgangsrecht voor geregeld te worden omdat dit in voorschrift 2.2.21 van PGS 31 zelf staat.

Andere nieuwe voorschriften hebben betrekking op good housekeeping, het bijhouden van een logboek en voorschriften voor het vullen van de opslagtank vanuit een tankwagen. Het gaat hierbij vooral om procedurele eisen.

Enkele paragrafen en voorschriften uit PGS 31 zijn specifiek geschreven voor de opslag van ontvlambare vloeistoffen, zoals paragraaf 2.2.6 die eisen stelt aan de inpandige opslag van ontvlambare vloeistoffen. Deze eisen zijn niet van toepassing op PER, dat geen ontvlambare vloeistof is. Ditzelfde geldt voor paragraaf 6.5, dat van toepassing is op de uitpandige opslag van ontvlambare vloeistoffen. In PGS 31 is bij de voorschriften en paragrafen duidelijk aangegeven wanneer ze specifiek op ontvlambare vloeistoffen van toepassing zijn. Hierdoor is het ook duidelijk welke voorschriften niet voor PER gelden. Overigens is voorschrift 6.2.2 uit PGS 31 niet van toepassing op de opslag van polyesterhars; dit is geen stof die valt onder GHS06, GHS08 of verpakkingsgroep I van ADR-klasse 3.

Onder het Besluit activiteiten leefomgeving wordt de opslag van PER vergunningplichtig. Het ligt voor de hand om in de vergunning aan te sluiten op PGS 31. Voor deze stof wordt dit in de toekomst dus op een vergelijkbare manier geregeld.

Omdat op basis van de oude regelgeving installaties volgens de BRL K903 en het aanhouden van interne veiligheidsafstanden niet verplicht was, is in het tweede lid voor bestaande opslagtanks voor PER met Betrekking tot voorschrift 2.2.4 en paragraaf 6.4.1 van PGS 31 overgangsrecht opgenomen.

Voor polyesterhars is in het derde lid voor paragraaf 6.5 overgangsrecht geregeld. Het gaat hier onder meer om grotere veiligheidsafstanden dan op grond van PGS 30 waren voorgeschreven. Door deze voorschriften alleen op nieuwe situaties van toepassing te verklaren, kan dit niet leiden tot knelpunten in bestaande bedrijven. Bij nieuwe situaties kunnen de eisen op voorhand worden meegenomen.

Onderdeel J, artikel 4.18

In aansluiting op het Besluit activiteiten leefomgeving en omdat er voor ADR klasse 5.1 en ADR klasse 8 stoffen verpakkingsgroep II en III geen voorschriften vanuit de PGS 30 meer gelden, is in het zesde lid opgenomen dat er geen aansluiting mag zijn op het vuilwaterriool vanaf de vloeistofdichte bodemvoorziening voor vul- en aftappunten.

Artikel II, Regeling omgevingsrecht

Artikel II actualiseert in de bijlage bij de Regeling omgevingsrecht de verwijzing naar het Handboek immissietoets ter bescherming van de drinkwaterkwaliteit zoals beschreven in het algemeen deel van de toelichting.

Artikel III, inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2020.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven