Mandaatregeling onroerende zaken Ministerie van Buitenlandse Zaken buiten Nederland

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

handelende in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken,

gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de artikelen 3.4, 4.6 en 4.20, vijfde lid, van de Comptabiliteitwet 2016;

gelet op artikel 10, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van het Organisatiebesluit BZK 2018;

gelet op artikel 4, eerste lid, onderdeel g en artikel 6, van het Besluit taak Rijksvastgoedbedrijf 2017;

gelet op artikel 6, zevende lid, van de Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2017;

BESLUIT

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Nederland:

grondgebied van het Nederlandse en het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba);

b. secretaris-generaal:

secretaris-generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

c. volmacht:

bevoegdheid om namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de Staat der Nederlanden privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

d. machtiging:

bevoegdheid om namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties handelingen te verrichten die noch een publiekrechtelijke, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

e. mandaat:

bevoegdheid om namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties besluiten te nemen;

f. materieelbeheer:

zorg voor het onderhoud en de instandhouding van onroerende zaken vanaf het moment van inbeheer- of ingebruikneming tot aan het moment van afstoting;

g. overtollig stellen:

vaststellen dat een onroerende zaak van het Rijk niet langer benodigd is voor de uitvoering van een bij of krachtens wet aan een minister opgedragen taak of beleid.

Artikel 2 Gelijkstelling

Voor de toepassing van deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt onder mandaat tevens verstaan volmacht en machtiging.

Artikel 3 Mandaat

Aan de secretaris-generaal wordt mandaat verleend om:

  • a. buiten Nederland gelegen onroerende zaken van de Staat der Nederlanden of delen daarvan, welke in materieelbeheer zijn bij de Minister van Buitenlandse Zaken, namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tijdelijk aan derden in gebruik te geven;

  • b. buiten Nederland gelegen onroerende zaken van de Staat der Nederlanden, welke door de Minister van Buitenlandse Zaken overtollig zijn gesteld, namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te vervreemden;

  • c. met betrekking tot buiten Nederland gelegen onroerende zaken van de Staat der Nederlanden, namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties feitelijke handelingen te verrichten die samenhangen met de tijdelijke ingebruikgeving van die onroerende zaken;

  • d. met betrekking tot buiten Nederland gelegen onroerende zaken van de Staat der Nederlanden, welke door de Minister van Buitenlandse Zaken overtollig zijn gesteld, namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties feitelijke handelingen te verrichten die samenhangen met de vervreemding van die onroerende zaken.

Artikel 4 Ondermandaat

  • 1. De secretaris-generaal is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen.

  • 2. De secretaris-generaal is bevoegd om bij het verlenen van ondermandaat aan de ondergemandateerden tevens de bevoegdheid toe te kennen tot het verlenen van ondermandaat aan onder hen ressorterende functionarissen.

Artikel 5 Acceptatie mandaatverlening

De secretaris-generaal wordt geacht te hebben ingestemd met de in artikel 3 genoemde mandaatverlening, zodra hij van dit mandaat gebruik heeft gemaakt of ter zake ondermandaat heeft verleend.

Artikel 6 Ondertekening

  • 1. Ondertekening van documenten waarmee mandaat op grond van deze regeling wordt uitgeoefend, vindt plaats op de volgende wijze:

    De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

    namens deze,

    (handtekening, naam en functie van de gemandateerde).

  • 2. Bij ondertekening van documenten op grond van volmacht wordt de aanduiding van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorafgegaan door: Namens de Staat der Nederlanden.

Artikel 7 Slotbepaling

Besluiten en handelingen als bedoeld in artikel 3, onderdelen a tot en met d, die na 5 november 2012 tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn genomen of verricht door de secretaris-generaal, of door hem daartoe aangewezen functionarissen, worden aangemerkt als te zijn genomen of verricht namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Mandaatregeling onroerende zaken Ministerie van Buitenlandse Zaken buiten Nederland.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 april 2020

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties R.W. Knops

TOELICHTING

Algemeen

Tot 5 november 2012 was de Minister van Financiën belast met het materieelbeheer van overtollig gestelde onroerende zaken van de Staat en het privaatrechtelijk beheer van alle onroerende zaken van de Staat.

Om praktische redenen had hij volmacht verleend aan (ambtenaren van) het Ministerie van Buitenlandse Zaken om door de Minister van Buitenlandse Zaken overtollig gestelde onroerende zaken in het buitenland aldaar namens hem te verkopen.

Bij koninklijk besluit van 5 november 2012 (Stcrt. 2012, nr. 23045) werd de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties belast met ‘de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van het rijksvastgoed, die tot dan toe waren opgedragen aan de Minister van Financiën’. Dit betekende dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk werd voor het materieelbeheer van overtollig gestelde onroerende zaken van de Staat en het privaatrechtelijk beheer van alle onroerende zaken van de Staat.

Met het Besluit taak RVB 2017 (Stcrt. 27 december 2017, nr. 72747) werd het Rijksvastgoedbedrijf belast met de uitvoering van de aan materieelbeheer en privaatrechtelijk beheer verbonden taken en bevoegdheden.

Met de Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2017 (Stcrt. 27 december 2017, nr. 72753) werden nadere regels gegeven voor het materieelbeheer en het privaatrechtelijk beheer van onroerende zaken van het Rijk.

Zowel in het Besluit taak RVB 2017 als in de Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2017 wordt aandacht besteed aan onroerende zaken van het Rijk buiten Nederland.

Artikel 2, vierde lid, onderdeel c, van het Besluit taak RVB 2017 geeft aan dat het RVB geen huisvesting voor onderdelen van de Staat buiten het grondgebied van Nederland beschikbaar stelt. In de toelichting op dit artikellid staat dat bijvoorbeeld de Minister van Buitenlandse Zaken hier zelf verantwoordelijk voor is. Hij mag (op basis van de Comptabiliteitswet) de voor de huisvesting van ambassades, consulaten, ambassadeurs en consuls benodigde onroerende zaken buiten Nederland zelf aankopen of huren.

Artikel 6, zevende lid van de Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2017 geeft aan dat het materieelbeheer van door de Minister van Buitenlandse Zaken overtollig gestelde onroerende zaken buiten Nederland niet wordt overgedragen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Volgens de toelichting op dit artikellid worden deze onroerende zaken niet door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verkocht, maar door (ambtenaren van) het Ministerie van Buitenlandse Zaken, onder verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Zowel de toelichting op artikel 2, vierde lid, van het Besluit taak RVB 2017, als de toelichting op artikel 6, zevende lid, van de Regeling beheer onroerende zaken Rijk vermelden ten slotte dat met het grondgebied van Nederland wordt bedoeld het grondgebied van zowel het Europese als het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

Het Besluit taak RVB 2017 en de Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2017 zijn in werking getreden met ingang van 1 januari 2018.

Met ingang van 14 april 2020 is de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onder meer belast met de aangelegenheden bedoeld in artikel 3 van het onderhavige besluit.

In het licht van het voorgaande achten de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Buitenlandse Zaken het wenselijk dat de in het verleden door de Minister van Financiën verleende mandaat/mandaten voor het vervreemden van door de Minister van Buitenlandse Zaken overtollig gestelde onroerende zaken in het buitenland wordt/worden vervangen door een geactualiseerd door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verleend mandaat, dat behalve een volmacht voor vervreemding ook een volmacht voor tijdelijke ingebruikgeving aan derden, een mandaat voor het verrichten van publiekrechtelijke rechtshandelingen en een machtiging voor het verrichten van feitelijke handelingen omvat.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Onderdeel g

Het betreft hier de definitie van materieelbeheer zoals opgenomen in artikel 1.1 van de Comptabiliteitswet 2016. Deze definitie vinden we ook terug in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit taak RVB 2017 en artikel 1, onderdeel a, van de Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2017.

Onderdeel h

Voor deze definitie van het begrip overtollig stellen is aansluiting gezocht bij artikel 6, eerste lid, van de Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2017.

Artikel 3

Onderdelen a en b

Het tijdelijk aan derden in gebruik geven en vervreemden valt van oudsher onder het privaatrechtelijk beheer van onroerende zaken van de Staat en is, zoals hierboven onder algemeen al aangegeven, sinds eind 2012 voorbehouden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Onderdelen c en d

Het gaat hier alléén om het verrichten van feitelijke handelingen die samenhangen met tijdelijke ingebruikgeving en met vervreemding. Voor wat betreft vervreemding alleen in de periode tussen overtollig stelling en eigendomsoverdracht aan een derde.

Het verlenen van machtiging voor het verrichten van feitelijke handelingen is noodzakelijk, omdat de bevoegdheid daartoe sinds eind 2012 is voorbehouden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Bij het verrichten van feitelijke handelingen als hier bedoeld kan ook gedacht worden aan het aanvragen van vergunningen of ontheffingen en het indienen van zienswijzen en bedenkingen in de publiekrechtelijke sfeer.

Artikel 4

Op basis van het eerste lid kan ondermandaat worden verleend. Als dit gebeurt, dan kan daarbij op basis van het tweede lid aan de ondergemandateerde ook de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat aan onder hem of haar ressorterende functionarissen worden verleend.

Artikel 5

Omdat de secretaris-generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, behoeft de mandaatverlening de instemming van de Minister van Buitenlandse Zaken overeenkomstig de artikelen 10:4 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze instemming is vormvrij. De instemming van de Minister van Buitenlandse Zaken volgt uit de aanhef van dit besluit.

De instemming van de secretaris-generaal volgt uit de daadwerkelijke uitoefening van het mandaat.

Artikel 7

Artikel 7 strekt ertoe dat de (rechts-)handelingen die de secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken, alsmede de door hem daartoe aangewezen functionarissen, na 5 november 2012 heeft verricht, worden bekrachtigd.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Naar boven