BIJLAGE 2. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 5.2 VAN DE REGELING REGIONALE AANPAK VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN
2020–2024 (VASTSTELLING RMC-REGIO’S)
RMC-regio’s
Regio 1. Oost-Groningen
Stadskanaal, Veendam, Westerwolde, Pekela, Oldambt.
Regio 2. Noord-Groningen-Eemsmond
Appingedam, Delfzijl, Het Hogeland, Loppersum.
Regio 3. Centraal en Westelijk Groningen
Groningen, Midden-Groningen, Westerkwartier.
Regio 4. Friesland Noord
Ameland, Dantumadiel, Harlingen, Leeuwarden, Noardeast-Fryslân, Schiermonnikoog, Terschelling,
Vlieland, Waadhoeke.
Regio 5. Zuid-West Friesland
De Fryske Marren, Súdwest-Fryslân.
Regio 6. Friesland-Oost (‘de Friese Wouden’)
Achtkarspelen, Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland, Tytsjerksteradiel,
Weststellingwerf.
Regio 7. Noord-en Midden Drenthe
Aa en Hunze, Assen, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo.
Regio 8. Zuid-Oost Drenthe
Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen.
Regio 9. Zuid-West Drenthe
Hoogeveen, Meppel, Westerveld, De Wolden.
Regio 10. IJssel-vecht
Dalfsen, Hardenberg, Hattem, Heerde, Kampen, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland,
Zwartewaterland, Zwolle.
Regio 11. Stedendriehoek
Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Olst-Wijhe, Voorst, Zutphen.
Regio 12. Twente
Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente,
Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand, Wierden.
Regio 13. Achterhoek
Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doesburg, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude
IJsselstreek, Winterswijk.
Regio 14. Arnhem
Arnhem, Duiven, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Westervoort, Zevenaar.
Regio 15. Rivierenland
Buren, Culemborg, Maasdriel, Neder-Betuwe, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal, Zaltbommel.
Regio 16. Eem en Vallei
Amersfoort, Baarn, Barneveld, Bunschoten, Ede, Leusden, Nijkerk, Renswoude, Rhenen,
Scherpenzeel, Soest, Veenendaal, Wageningen, Woudenberg.
Regio 17. Noordwest-Veluwe
Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Zeewolde.
Regio 18. Flevoland
Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk.
Regio 19. Utrecht
Bunnik, De Bilt, De Ronde Venen, Houten, IJsselstein, Lopik, Montfoort, Nieuwegein,
Oudewater, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Vijfheerenlanden, Wijk bij
Duurstede, Woerden, Zeist.
Regio 20. Gooi en Vechtstreek
Blaricum, Eemnes, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren, Weesp, Wijdemeren.
Regio 21. Agglomeratie Amsterdam
Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer,
Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad.
Regio 22. West-Friesland
Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Medemblik, Koggenland, Opmeer, Stede Broec.
Regio 23. Kop van Noord-Holland
Den Helder, Hollands Kroon, Schagen, Texel.
Regio 24. Noord-Kennemerland
Alkmaar, Bergen (NH), Castricum, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk, Uitgeest.
Regio 25. Zuid-Kennemerland en IJmond
Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Heemskerk, Heemstede, Velsen, Zandvoort.
Regio 26. Zuid-Holland-Noord
Hillegom, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Kaag en Braassem, Noordwijk, Oegstgeest,
Teylingen, Voorschoten, Zoeterwoude.
Regio 27. Zuid-Holland-Oost
Alphen aan den Rijn, Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Nieuwkoop, Waddinxveen,
Zuidplas.
Regio 28. Haaglanden/Westland
Delft, ’s-Gravenhage, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp,
Rijswijk, Wassenaar, Westland, Zoetermeer.
Regio 29. Rijnmond
Albrandswaard, Barendrecht, Brielle, Capelle, aan, den, IJssel, Goeree-Overflakkee,
Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Nissewaard, Ridderkerk,
Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Westvoorne.
Regio 30. Zuid-Holland-Zuid
Alblasserdam, Dordrecht, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht Hoeksche
Waard, Molenlanden, Papendrecht, Sliedrecht, Zwijndrecht.
Regio 31. Oosterschelde Regio
Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Tholen.
Regio 32. Walcheren
Middelburg, Veere, Vlissingen.
Regio 33. Zeeuws-Vlaanderen
Hulst, Sluis, Terneuzen.
Regio 34. West-Brabant
Altena, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Geertruidenberg, Drimmelen,
Etten-Leur, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Steenbergen, Rucphen, Woensdrecht,
Zundert.
Regio 35. Midden-Brabant
Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg, Waalwijk.
Regio 36. Noord-Oost-Brabant
Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren, ’s-Hertogenbosch, Heusden,
Landerd, Meierijstad, Mill en Sint Hubert, Oss, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel,
Uden, Vught.
Regio 37. Zuidoost-Brabant
Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo,
Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen Gerwen en Nederwetten, Oirschot,
Reusel-De, Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre.
Regio 38. Gewest Limburg-Noord
Beesel, Bergen (L), Echt-Susteren, Gennep, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert,
Peel, en, Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray, Weert.
Regio 39. Gewest Zuid-Limburg
Beek, Beekdaelen, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf,
Maastricht, Meerssen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de
Geul, Voerendaal.
Regio 40. Rijk van Nijmegen
Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen, Wijchen.
TOELICHTING
Algemeen
Aanleiding
Gemeenten hebben de taak om jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie te monitoren
en daarmee voortijdig schoolverlaten (vsv) te voorkomen en te bestrijden. Gemeenten
werken hiervoor samen in RMC-regio’s met andere gemeenten, vo- en mbo-scholen. De
afgelopen jaren is een koers ingezet waarbij het vsv-beleid is verbreed naar alle
kwetsbare jongeren zonder startkwalificatie tot 23 jaar. Door gemeenten en scholen
is gewerkt aan een aanpak waarbij al deze jongeren in beeld zijn en de juiste ondersteuning
krijgen. Niet alleen richting onderwijs, maar ook in begeleiding naar werk en zorg.
Sinds 2019 is wettelijk vastgelegd dat gemeenten en scholen in een regio elke vier
jaar een regionaal programma moeten opstellen met maatregelen ter voorkoming en bestrijding
van voortijdig schoolverlaten van jongeren tussen de 12 en 23 jaar.4 Het huidige programma loopt tot en met studiejaar 2019/2020. Via deze ministeriële
regeling worden de doelstellingen en kaders vastgelegd voor het verkrijgen van subsidie
voor uitvoering van het regionale programma tot en met studiejaar 2023/2024. Daarnaast
worden via deze ministeriële regeling nadere voorschriften voor de uitvoering van
de RMC-taak door gemeenten vastgesteld conform artikel 8.3.2 lid 2 van de Wet educatie
en beroepsonderwijs (hierna ‘WEB’). Tot slot worden conform het Besluit regionale
meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (‘Besluit’) de RMC-regio’s én
de bedragen voor de specifieke uitkering ten behoeve van de RMC-functie vastgesteld.
Probleemstelling
Voortijdig schoolverlaten (hierna: vsv), oftewel het verlaten van school zonder diploma
op minimaal het niveau van een startkwalificatie (een diploma havo, vwo of mbo-niveau
2), is een groot maatschappelijk probleem. Jongeren zonder startkwalificatie zijn
vaker werkloos, ontvangen vaker een uitkering, maken meer gebruik van zorg en komen
vaker in aanraking met justitie dan jongeren met een startkwalificatie. Als jongeren
eenmaal uitgevallen zijn, vindt slechts een deel een baan (38%) of gaat terug naar
school (24%). 38% van de uitvallers gaat een jaar na dato niet naar school, en is
ook niet aan het werk.5 Sinds 2002 staat het bestrijden van het jaarlijkse aantal nieuwe vsv’ers hoog op
de politieke agenda. De aanpak heeft lange tijd succes gehad. Verlieten in 2002 nog
jaarlijks 71.000 jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie, in het studiejaar
2016/2017 was dat teruggebracht naar 23.774 jongeren. Helaas is vanaf het studiejaar
2017/2018 een stijging te zien van het aantal jaarlijkse nieuwe schoolverlaters. Tegelijk
hebben wel steeds meer uitvallers één jaar na uitval een baan.6
Doelstelling en doelgroep
Het uitgangspunt van het kabinet is dat jongeren op school zitten, een baan hebben
of een traject van leren en werken volgen. Waar nodig krijgen jongeren in combinatie
hiermee een zorg- en ondersteuningsaanbod. De regio moet ervoor zorgen dat hiertoe
een sluitend regionaal vangnet wordt gerealiseerd. Daarbij wordt ernaar gestreefd
dat zoveel als mogelijk, jongeren minimaal een diploma halen op het niveau van een
startkwalificatie.
Het voorkomen en bestrijden van uitval onder jongeren tussen de 12 en 23 jaar blijft
net als vorige jaren de belangrijkste doelstelling van deze regeling. Om de urgentie
van het voorkomen en bestrijden van vsv te behouden, blijft de doelstelling uit de
Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017 om het aantal nieuwe jaarlijkse vsv’ers te verlagen naar 20.000, onverminderd van
kracht. De eerste doelstelling van deze regeling is dan ook dat uitval in de regio
nog verder wordt teruggedrongen via het regionaal programma vsv.
Tegelijk is het van belang te erkennen dat er altijd jongeren zullen blijven uitvallen.
Het is belangrijk dat zij goed begeleid worden: waar mogelijk terug naar een kwalificerende
opleiding en anders richting werk, in combinatie met andere leer- en ontwikkelmogelijkheden.
Het kabinet streeft er daarom naar dat via het regionaal programma vsv meer uitgevallen
jongeren terug naar school worden begeleid of, wanneer dit niet haalbaar is, aan het
werk gaan. Regio’s worden gevraagd doelstellingen in de vorm van streefcijfers te
formuleren om het percentage vsv’ers dat een jaar later terug naar school of aan het
werk gaat, te verhogen. Tot slot worden regio’s gevraagd om via maatregelen in het
regionaal programma jongeren in een kwetsbare positie te ondersteunen in de overstap
naar vervolgonderwijs of arbeid. Hier hoeven geen streefcijfers voor opgesteld te
worden.
Regionale aanpak - gezamenlijke verantwoordelijkheid
Deze regeling beoogt voor gemeenten en onderwijsinstellingen kaders te stellen bij
de vormgeving en uitvoering van hun wettelijke taak om gezamenlijk via een regionale
aanpak uitval te voorkomen en (uitgevallen) jongeren naar een passende plek te begeleiden.
Afgelopen periode stond vooral in het teken van verankeren van de regionale samenwerking.
In dat kader is in de periode voor 2020 besloten de middelen voor het regionaal programma
zowel aan de contactschool als aan de RMC-contactgemeente te verstrekken. Dit benadrukt
de gezamenlijke verantwoordelijkheid en leidt tot gelijkwaardige samenwerking tussen
scholen en gemeenten. In de periode 2020–2024 wordt deze regionale samenwerking verder
verstevigd. Opnieuw zullen daarom zowel middelen aan de contactschool als aan de RMC-contactgemeente
verstrekt worden ten behoeve van uitvoering van het regionaal programma. Het uitgangspunt
van de regionale aanpak is dat jongeren op school zitten, een baan hebben of een traject
van leren en werken volgen. Waar nodig krijgen jongeren in combinatie hiermee een
zorgaanbod. In deze regeling is daarom meer aandacht voor het aantal uitgevallen jongeren
dat weer terug naar school gaat of aan het werk gaat. Gemeenten en scholen worden
ten opzichte van de vorige regeling voor het regionaal programma explicieter gevraagd
om gezamenlijk via de effectrapportage een toelichting op de regionale resultaten
te geven.
Maatregelen in het regionaal programma
In het schooljaar 2018/2019 is het aantal jaarlijkse nieuwe vsv’ers gestegen ten opzichte
van het jaar daarvoor. Gemeenten en scholen hebben eerder aangegeven dat de aantrekkende
arbeidsmarkt, toenemende multi-problematiek onder jongeren en een toenemend aantal
verkeerde studiekeuzes oorzaken zijn voor de stijging van het aantal jaarlijkse uitvallers
in. Ook uit de enquête van ROA onder uitgevallen jongeren blijken de aantrekkende
arbeidsmarkt en multi-problematiek belangrijke oorzaken voor de stijging. Daarnaast
wordt ook aangegeven dat schoolgerelateerde problemen een belangrijke factor zijn.7
Vanwege het stijgend aantal nieuwe jaarlijkse vsv’ers is het van groot belang om kritisch
naar de huidige maatregelen te kijken en te onderzoeken met welke maatregelen de uitval
onder jongeren verder verminderd kan worden. Daarom wordt aan de regio’s gevraagd
om een regionale analyse naar de oorzaken van de stijging op te stellen en op basis
hiervan maatregelen voor het regionaal programma te formuleren die uitval gaan voorkomen.
Daarnaast wordt aan de regio gevraagd om maatregelen op te nemen waarmee het percentage
reeds uitgevallen jongeren dat terug naar school gaat of werk heeft, wordt vergroot.
Specifiek aandacht vraagt het voorkomen van ongediplomeerde uitstroom naar werk (‘groenpluk’).
Dit is onwenselijk omdat deze jongeren geen duurzame plek op de arbeidsmarkt krijgen
en in economisch minder gunstige tijden snel werkloos zijn. Hoewel de Coronacrisis
de problematiek van groenpluk in een ander daglicht plaatst, is het van belang dit
waar mogelijk te voorkomen. MKB Nederland, VNO-NCW, JOB, SBB, MBO Raad, Ingrado en
OCW hebben zich er via een intentieverklaring aan gecommitteerd om jongeren niet voortijdig
van school te halen, maar ze van een bbl-plek te voorzien om werk en onderwijs te
combineren.8 Indien er bij de school een signaal is dat een jongere ongediplomeerd aan het werk
wil gaan zal de school bij de jongere nagaan wat de reden is en of het omzetten naar
een bbl-traject mogelijk is. Indien de jongere bij RMC bekend is, dan zal RMC de jongere
benaderen. In samenwerking met de SBB zal het leerbedrijf worden benaderd om een bbl-plek
te creëren. Mbo instellingen zetten zich in voor flexibele instroom in bbl-opleidingen,
om als een leerwerkplek is gevonden de jongeren direct te laten instromen.
Verhouding tot de wettelijke taken van scholen en gemeenten
Conform artikel 8.3.4, eerste lid, van de WEB stellen alle gemeenten, instellingen
en scholen (inclusief praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs) een regionaal
programma op met maatregelen ter voorkoming en bestrijding van voortijdig schoolverlaten
van jongeren tussen de twaalf en drieëntwintig jaar. Deze regeling geeft de inhoudelijke
kaders voor dit regionaal programma weer. Een contactschool ontvangt alleen subsidie
voor uitvoering van het regionaal programma, indien wordt voldaan aan de voorwaarden
zoals opgenomen in de regeling.
De maatregelen in het regionaal programma zijn aanvullend op bestaande (wettelijke)
taken voor scholen en gemeenten waarvoor zij reeds bekostiging danwel een uitkering
ontvangen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de registratie van verzuim door scholen (artikel
8.1.8 van de WEB) en het monitoren van jongeren tussen de 16 en 23 jaar door gemeenten
(artikel 8.3.2, eerste lid, van de WEB). De maatregelen dienen regionaal van aard
te zijn, en activiteiten te bekostigen die niet tot stand komen via reguliere taken
en bekostiging.
Privacy
Voor deze regeling is geen Privacy Impact Assessment (PIA, gegevens-effect-beoordeling)
uitgevoerd. Het gebruik van gegevens bij de uitvoering van deze regeling beperkt zich
namelijk tot opgave van naam en contactgegevens (postadres, telefoonnummer en e-mail
adres) van contactpersonen bij de contactgemeenten en contactscholen in de (digitale)
formulieren (bijlage 4 en 5). Vanuit de regeling vloeit geen directe verplichting
tot grootschalige verwerkingen of stelselmatige monitoring van persoonsgegevens voort.
Er worden geen gegevens verwerkt die op de lijst van verwerkingen staat waarvoor een
PIA verplicht is. Ook is er een hele lage kans dat de verwerking een hoog privacy-risico
voor natuurlijke personen met zich meebrengt. De criteria met een mogelijk hoog privacy-risico
zijn namelijk niet van toepassing op de gegevensverwerking in deze regeling.
Caribisch Nederland
De regeling geldt niet voor Caribisch Nederland. Scholen en gemeenten in Caribisch
Nederland kennen namelijk geen wettelijke verplichting tot het opstellen van een regionaal
programma voortijdig schoolverlaten.
Monitoring
Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zal jaarlijks per RMC-regio in beeld brengen hoe
de regio ervoor staat in relatie tot de in de regio opgestelde streefcijfers. De regio
wordt gevraagd via de vragen in bijlage 5 van deze regeling de resultaten jaarlijks
toe te lichten. Vervolgens vindt er ook jaarlijks een gesprek plaats tussen het ministerie
van OCW en elke RMC-regio.
Regeldruk
Deze regeling heeft voor burgers niet per definitie additionele gevolgen bovenop de
gevolgen van de reeds bestaande wettelijke taken. Wel kan het zijn dat door de focus
die wordt aangebracht in deze regeling maatregelen voor specifieke groepen jongeren
worden ingezet die er voorheen niet waren. Dit is daarmee een positief gevolg voor
de doelgroep van de regeling.
Gemeenten en scholen kennen reeds de wettelijke verplichting om een regionaal programma
en effectrapportage op te stellen. Dit geldt ook voor het participeren van alle scholen
en gemeenten in een RMC-regio in het regionaal bestuurlijk overleg over de analyse
en de invulling van het regionaal programma. Deze regeling geeft hier nadere invulling
aan en is een vervolg op het regionaal programma vsv dat loopt tot en met kalenderjaar
2020. Er komen voor wat betreft het opstellen van het regionaal programma geen additionele
regeldrukkosten bij ten opzichte van de Wet tot wijziging van de WEB inzake regionale
samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie9: coördinatie en overleg moet conform de wet al plaatsvinden. Deze regeling geeft
alleen invulling aan de inhoud van de coördinatie en het overleg.
Structurele regeldrukkosten
De RMC-contactgemeente is wettelijk verplicht jaarlijks een effectrapportage vast
te stellen op grond van artikel 8.3.2, zevende lid, van de WEB. Regeldrukkosten worden
voor gemeenten in deze paragraaf niet in kaart gebracht. De contactschool heeft echter
ook werk aan deze effectrapportage. Zij zal input moeten aanleveren en moeten deelnemen
aan het jaarlijkse gesprek met het ministerie van OCW over de resultaten. Door vereenvoudiging
van het format voor de effectrapportage wordt beoogd de regeldrukkosten ten opzichte
van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017 te verlagen.
Voor contactscholen zijn de volgende structurele jaarlijkse regeldrukkosten berekend
voor het leveren van een bijdrage aan de effectrapportage: 24 uur (jaarlijkse tijdsbesteding
per regio) * € 50,– (kosten per uur) * 40 (contactscholen) = € 48.000,–.
De RMC-contactschool verantwoordt jaarlijks over de subsidie overeenkomstig de Regeling
jaarverslaggeving onderwijs. De RMC-contactschool voert hiervoor een financiële controle
en een accountantscontrole uit. Voor contactscholen zijn de volgende structurele jaarlijkse
regeldrukkosten berekend voor de verantwoording over de subsidie: 16 uur (jaarlijkse
tijdsbesteding per regio) * € 50,– (kosten per uur) * 40 (contactscholen) = € 32.000,–.
Incidentele regeldrukkosten
Incidentele regeldrukkosten betreffen het invullen en indienen van het aanvraagformulier
voor subsidie door de contactschool. Gezien de vereenvoudiging van het format voor
het aanvraagformulier is de verwachting dat de administratieve lasten worden verminderd
ten opzichte van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017.
Voor contactscholen zijn de volgende incidentele regeldrukkosten berekend voor het
invullen van het aanvraagformulier: 24 uur (eenmalige tijdsbesteding) * € 50,– (kosten
per uur) * 40 (contactscholen) = € 48.000,–.
Kennisnamekosten
De kennisnamekosten bestaan uit het aantal uren dat de contactschool besteedt aan
het kennisnemen van deze ministeriële regeling.
Voor contactscholen zijn de volgende kennisnamekosten berekend voor het kennisnemen
van de regeling: 8 uur (eenmalige tijdsbesteding) *€ 50,– (kosten per uur) * 40 (contactscholen)
= € 16.000,–.
Uitvoering, toezicht en handhaving
DUO en de Inspectie van het Onderwijs achten de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.
Financiële gevolgen
RMC-contactgemeenten ontvangen jaarlijks in totaal € 54.509.000,– voor het uitvoeren
van taken in de betreffende RMC-regio, zoals bedoeld in artikel 8.3.2., vijfde lid,
van de WEB. Hiervan is € 35.309.000,– bedoeld voor het uitvoeren van taken in de betreffende
RMC-regio en € 19.200.000,– voor uitvoering van maatregelen uit het regionaal programma.
Contactgemeenten verantwoorden jaarlijks over de algehele specifieke uitkering en
geven in deze verantwoording aan hoeveel geld er aan de uitvoering van RMC-taken is
besteed en hoeveel geld er aan uitvoering van maatregelen uit het regionaal programma
is besteed. De verdeelsleutel voor de specifieke uitkeringen is vastgelegd in het
Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (hierna: Besluit).
Het voornemen is om de hoogte van de bedragen per regio met betrekking tot de uitkering
van het regionaal programma vanaf 2021, gelijkte laten blijven ten opzichte van de
hoogte van de uitkering per regio in 2020. Het Besluit zal hiervoor in 2020 op worden
aangepast.
Voor scholen in de RMC-regio wordt € 30.400.000,– miljoen beschikbaar gesteld aan
de contactschool voor uitvoering van het regionaal programma. De RMC-regio indeling
wordt in deze regeling gewijzigd ten opzichte van de Regeling regionaal programma vsv 2017. Deze wijziging heeft financiële gevolgen voor de hoogte van het uit te keren budget
per regio. De voormalige RMC-regio Arnhem-Nijmegen is gesplitst waardoor er in totaal
40 RMC-regio’s zijn in plaats van 39 RMC-regio’s. Het macrobudget voor de subsidie
en de gemeentelijke uitkeringen voor het regionaal programma en de RMC-taak wijzigt
echter niet.
Met betrekking tot de subsidie aan de contactscholen heeft dit tot gevolg dat het
jaarlijkse vaste bedrag per regio is verlaagd van € 100.000,– naar € 97.500,–. Het
variabele bedrag wordt net als in de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017, gebaseerd op het bedrag dat de contactscholen in 2016 kregen voor de aanpak. De
variabele bedragen per contactschool blijven daarom hetzelfde. Het bedrag de contactschool
van de regio Arnhem-Nijmegen conform de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017 kreeg, wordt evenredig verdeeld onder de twee contactscholen die zijn aangewezen
voor beide regio’s. Met betrekking tot de uitkering aan gemeenten voor het regionaal
programma wordt het bedrag dat de voormalige regio Arnhem-Nijmegen ontving, door tweeën
gedeeld. Bij deze uitkering is geen sprake van een vaste voet.
Met betrekking tot de uitkering voor de RMC-functie, heeft dit tot gevolg dat het
vaste bedrag per regio is verlaagd van jaarlijks € 252.910,– naar € 246.587,25. Voor
de variabele bedragen van de uitkering wordt het bedrag dat de voormalige regio Arnhem-Nijmegen
evenredig verdeeld onder de twee contactgemeenten die zijn aangewezen voor beide regio’s.
Evaluatie
Via de jaarlijkse effectrapportage wordt gemonitord wat de resultaten per RMC-regio
zijn en hoe het regionaal programma hieraan bijdraagt. Daarnaast zal uiterlijk in
2024 een evaluatie uitgevoerd worden naar de effecten van het regionaal programma
als geheel.
Advies en consultatie
De regeling is opengesteld voor internetconsultatie. Er zijn 36 reacties binnengekomen
van onder andere gemeenten, mbo-instellingen en belangenorganisaties. De internetconsultatie
heeft geleid tot meerdere kleine aanpassingen in de regeling, alsmede tot aanpassingen
in de memorie van toelichting.
Landelijke ambitie van 20.000 vsv’ers in 2024 en streefcijfers
Verschillende partijen vragen zich af of 20.000 vsv’ers in 2024 een realistische ambitie
is. In de regeling worden RMC-regio’s verplicht om streefcijfers op te stellen voor
het percentage uitvallers dat weer terug naar school gaat. Sommige scholen en gemeenten
geven aan dat het risico bestaat dat een deel van hen opnieuw gaat uitvallen, waardoor
het totale aantal vsv’ers zou stijgen. Ook zeggen sommige regio’s dat wanneer jongeren
weer naar werk worden begeleid, minder vsv’ers terug naar school gaan en het totale
aantal vsv’ers wederom toeneemt.
De ambitie is om uitval in de regio nog verder terug te dringen via de regeling regionale
aanpak vsv. Na een lange periode van daling van het aantal vsv’ers vindt er nu weer
een stijging plaats. Het kabinet wil de ambitie van maximaal 20.000 nieuwe vsv’ers
vasthouden om de urgentie te behouden en zoveel mogelijk jongeren een kwalificerend
diploma te laten behalen.
De verwachting is niet dat het totale aantal nieuwe vsv’ers zal stijgen wanneer RMC-regio’s
een streefcijfer moeten opstellen voor het percentage vsv’ers dat een jaar later terug
naar school of aan het werk gaat. Het is namelijk al een wettelijke taak van gemeenten
om jongeren te ondersteunen en door te verwijzen indien zij uitvallen. Deze taak krijgt
alleen een impuls door de regeling.
Definitie jongeren in een kwetsbare positie
In de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017 (geldend tot en met 2020), werden kwetsbare jongeren gedefinieerd als jongeren die
vanuit een kwetsbare onderwijspositie komen (pro, vso, vmbo-b, entree-opleiding) en
de overstap maken naar een vervolgopleiding of de arbeidsmarkt. Het voornemen was
om in de huidige regeling het begrip kwetsbare jongeren te beperken tot jongeren die
vanuit het pro, vso of entree-opleiding uitstromen naar de arbeidsmarkt of dagbesteding.
Uit de internetconsultatie bleek dat er veel verwarring was over deze wijziging. Het
was onduidelijk in hoeverre nog ingezet moest worden op jongeren die vanuit een kwetsbare
onderwijspositie de overstap maken naar een vervolgopleiding. Ook gaven meerdere RMC-regio’s
aan dat de overstap naar onderwijs nog steeds kwetsbaar is voor veel jongeren en inzet
nodig blijft. Daarom is een aanpassing doorgevoerd na de internetconsultatie: ten
opzichte van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017 wordt de definitie en bijbehorende subsidiedoelstelling voor jongeren in een kwetsbare
positie niet langer gewijzigd.
Afrekening scholen op basis van streefcijfers
Sommige scholen en gemeenten hebben zorgen geuit dat scholen erop worden afgerekend
als zij streefcijfers niet behalen. Scholen worden niet afgerekend op basis van het
behalen van streefcijfers. De subsidieverstrekking is niet afhankelijk van het behalen
van de streefcijfers. Bovendien worden er streefcijfers geformuleerd per RMC-regio,
gebaseerd op het aantal jongeren dat in een RMC-regio woonachtig is. Er wordt dus
niet van de school verwacht dat zij op basis van deze regeling streefcijfers opstellen
per school. Het opstellen van streefcijfers kan overigens voor wat betreft mbo-scholen
wel een onderdeel zijn van de kwaliteitsagenda, zoals vastgelegd in het Bestuursakkoord
mbo 2018-2022: Trots, vertrouwen en lef.10
Verwarring over middelen RMC-taak en regionaal programma
In de regeling worden zowel de financiële middelen voor de regionale aanpak vsv voor
scholen bepaald, als de middelen voor de RMC-functie. Uit de reacties op de internetconsultatie
blijkt dit niet altijd helder te zijn. Er is getracht duidelijkheid te scheppen door
de middelen in twee aparte paragrafen te benoemen.
De hoogte van de middelen voor de regionale aanpak vsv voor de contactgemeente zijn
nog niet inzichtelijk. Dit komt omdat de middelen voor de contactgemeente worden bepaald
in het Besluit. Het voornemen is om de hoogte van de bedragen per regio gelijk te
laten blijven ten opzichte van de hoogte van de uitkering per regio in 2020. Het Besluit
wordt hiervoor in 2020 gewijzigd. Bij het vaststellen van de middelen in het Besluit
wordt rekening gehouden met de wijziging van de RMC-regio indeling door de splitsing
van RMC-regio Arnhem-Nijmegen. Dit heeft echter geen financiële gevolgen voor de overige
RMC-regio’s, omdat het bedrag dat de voormalige regio Arnhem-Nijmegen ontving door
tweeën wordt gedeeld en er geen sprake is van een vaste voet.
Er wordt in de regeling zowel over studiejaren als kalenderjaren gesproken. Dit kan
verwarrend zijn. De subsidie voor scholen voor het regionaal programma loopt van studiejaren
2020-2021 tot en met 2023-2024. Deze subsidie mag uiterlijk in kalenderjaar 2024 worden
besteed. Dit is in lijn met de vorige regeling. De subsidie van het vorige regionaal
programma liep van studiejaren 2016-2017 tot en met 2019-2020. Deze subsidie mag uiterlijk
worden besteed in kalenderjaar 2020.
De specifieke uitkering voor contactgemeenten voor de RMC-functie wordt per kalenderjaar
verstrekt. De uitkering moet uiterlijk in 2024 zijn besteed. De uitkering wordt teruggevorderd
indien de uitkering na 2024 niet geheel is besteed aan het doel waarvoor de uitkering
is bestemd.
Indien een contactschool een aanvraag indient die het maximaal beschikbare bedrag
overschrijdt, dan wordt het bedrag toegekend zoals is bepaald in bijlage 3.
Verlaging van de middelen n.a.v. wijziging in samenstelling RMC-regio’s
De samenstelling van de RMC-regio’s is gewijzigd. De regio Arnhem-Nijmegen is gesplitst
waardoor er nu in totaal 40 RMC-regio’s zijn. Hierdoor is het vaste bedrag per regio
verlaagd voor elke RMC-regio. Verschillende scholen en gemeenten vinden dat andere
regio’s niet moeten worden benadeeld indien een RMC-regio besluit te splitsen. Het
macro budget voor de subsidie en de gemeentelijke uitkeringen voor het regionaal programma
en de RMC-taak liggen vast in de begroting OCW en kunnen niet via deze regeling gewijzigd
worden. Hierdoor is herverdeling van de middelen onvermijdelijk. Het is noodzakelijk
om een vaste voet te hanteren zodat elke regio een vaste basis heeft om vsv te voorkomen,
ongeacht het aantal inwoners.
De rol van scholen en gemeenten en samenwerking met aanpalende domeinen
Sommige regio’s geven aan dat scholen taken krijgen die op het terrein van gemeenten
liggen. Het gaat bijvoorbeeld om de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie
bij de overstap naar de arbeidsmarkt. De bedoeling van het regionaal programma is
dat scholen en gemeenten samenwerken op zowel de wettelijke taken voor scholen als
voor gemeenten. Zodat er altijd goede ondersteuning aan jongeren wordt geboden, ongeacht
waar de verantwoordelijkheid van de school ophoudt, en die van de gemeente begint,
en vice versa. Scholen worden in dit kader gevraagd de jongeren voor te bereiden en
te ondersteunen bij de overstap naar de arbeidsmarkt wanneer duidelijk wordt dat de
jongere ondanks alle inspanning toch zal uitstromen zonder kwalificerend diploma.
Dit kan een school in ieder geval doen zolang de jongere ingeschreven staat en daarbij
ook zorgen voor een goede overdracht richting de gemeente. Gemeenten werken bij de
ondersteuning van jongeren bij de overstap naar werk samen met de uitvoering van de
gemeentelijke taak voor deze doelgroep vanuit de Participatiewet. Het is daarbij de
bedoeling dat zij maatregelen formuleren die een nadere invulling geven aan de wettelijke
taak om een systeem van monitoring en doorverwijzing richting onderwijs en arbeidsmarkt
uit te voeren.
Evaluatie regionaal programma
Sommige scholen en regio’s willen dat het regionaal programma in 2025 wordt geëvalueerd.
Het huidige regionaal programma moet echter voor de start van het volgende programma
worden geëvalueerd, om de benodigde aanpassingen te kunnen doorvoeren voor de kaders
voor een volgend regionaal programma. Dit laat onverlet dat er in 2025 alsnog aspecten
uit het programma kunnen worden geëvalueerd.
Begeleiden van jongeren naar werk
RMC-regio’s geven aan dat het begeleiden van jongeren naar werk een taakverzwaring
betekent. Naar aanleiding van deze opmerking is de regeling aangepast. Een regeling
is bedoeld voor nadere invulling of aanvullende stimulering, en zal niet leiden tot
uitbreiding van de wettelijke taken. Om dit te verduidelijken zijn op enkele punten
de regeling en toelichting aangepast. Er wordt niet meer gesproken van ‘begeleiding
naar de arbeidsmarkt’, maar van een systeem van doorverwijzing en ondersteuning richting
de arbeidsmarkt, in lijn met de huidige wettelijke taak. De maatregelen die in dit
kader genomen worden binnen het regionaal programma moeten ervoor zorgen dat meer
uitgevallen jongeren waarvoor een startkwalificatie niet (direct) haalbaar is, aan
het werk komen. De gemeente kan hierbij zowel vanuit de RMC-functie als vanuit de
taken uit de Participatiewet inzet plegen om dit streefcijfer te halen. Deze gemeentelijke
functies dienen in ieder geval met elkaar samen te werken. In dit kader wordt ook
verwezen naar bovenstaande alinea over de rollen van scholen en gemeenten.
Gemeenten en scholen hebben in de evaluatie van de Regeling regionaal programma vsv 2017, aangegeven dat de doelstelling gericht op het voorkomen van uitval alleen, geen
recht doet aan het werk dat gemeenten en scholen reeds doen om jongeren die gaan uitvallen
of uitgevallen zijn te ondersteunen terug naar school of richting de arbeidsmarkt.
Daarom is besloten deze inzet verder te stimuleren door regio’s streefcijfers hiervoor
op te laten stellen in het regionaal programma. Het gaat hierbij om streefcijfers
die gehaald kunnen worden met maatregelen die binnen huidige wettelijke mandaten vallen.
Uitbreiding doelgroep naar 27 jaar
Verschillende regio’s geven aan dat zij graag zien dat de doelgroep wordt uitgebreid
van 16 tot 23 jaar naar 16 tot 27 jaar. In het interdepartementaal beleidsonderzoek
naar jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt wordt uitbreiding van de doelgroep
geadviseerd. Uitbreiding van de doelgroep vraagt een verschuiving van de middelen
en wordt daarom overgelaten aan het volgende kabinet.11
Meldingsplicht
Het was voor regio’s onduidelijk waarom de school een wijziging in de RMC-regio moet
doorgeven. Dit is daarom gewijzigd in de regeling. Er wordt nu bepaald dat de contactschool
een meldingsplicht heeft indien de samenstelling van het samenwerkingsverband in een
RMC-regio wijzigt. De contactgemeente heeft een meldingsplicht indien de samenstelling
van de RMC-regio wijzigt. De contactschool is hiertoe verplicht, omdat deze de hoofdaanvrager
is voor de subsidie. De contactgemeente is hiertoe verplicht omdat zij de uitkering
voor het regionaal programma en de RMC-taak ontvangt. De minister kan op verzoek van
regio’s besluiten of een wijziging van de samenstelling van de RMC-regio indeling
wordt gehonoreerd. Verzoeken om een RMC-regio aan te passen waarbij de RMC-regio wordt
geharmoniseerd met de arbeidsmarktregio worden in principe altijd gehonoreerd.
Administratieve lasten en verantwoording middelen van gemeenten
RMC-regio’s geven aan dat zij graag zien dat de administratieve last van gemeenten
wordt beperkt. Door de effectrapportage te vereenvoudigen worden de administratieve
lasten voor gemeenten in hoge mate beperkt. Zij hoeven immers geen kwantitatieve data
meer aan te leveren, maar slechts een toelichting te geven op de resultaten van hun
regio die door DUO worden gegenereerd.
De administratieve lasten voor gemeenten worden niet gespecifieerd in de regeling.
De gevolgen voor de regeldruk voor gemeenten vallen onder ‘bestuurlijke lasten’ en
vallen daarom buiten de regeldruktoets van het ministerie van OCW.
Deadline indiening aanvraag
Sommige regio’s geven aan dat het tijdpad om de aanvraag in te dienen voor hen krap
is. De volledige aanvraag moet uiterlijk 30 september 2020 door DUO zijn ontvangen.
Hiermee worden regio’s verzekerd dat zij voor 1 december duidelijkheid hebben over
hun aanvraag. Wanneer een aanvraag na 30 september 2020 wordt ingediend, wordt er
naar gestreefd om deze alsnog in behandeling te nemen. Indien dit voor een goede uitvoering
van de regeling noodzakelijk is, kan de minister aanvragen die na 30 september 2020
zijn ingediend, afwijzen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvraag ver na sluitingsdatum
wordt ingediend en het overgebleven budget reeds op een andere manier ingezet is.
Inflatie, loon- en prijsbijstelling
Het kabinet bepaalt jaarlijks of de loon- en/of prijsbijstelling wordt uitgekeerd.
Als de loon- en/of prijsbijstelling toegevoegd wordt aan (onderdelen van) artikel
4 van de OCW-begroting, dan wordt de loon- en/of prijsbijstelling voor de RMC-regio’s
beschikbaar gesteld. De loon- en/of prijsbijstelling voor de subsidie voor het Regionaal
Programma wordt toegevoegd aan de lumpsum. De loon- en/of prijsbijstelling voor de
specifieke uitkering voor het regionaal programma wordt toegevoegd aan de specifieke
uitkering voor de RMC-functie. De middelen voor de subsidie én de uitkering aan gemeenten
voor het regionaal programma worden namelijk voor vier jaar verplicht en het is uitvoeringstechnisch
niet haalbaar om de beschikkingen elk jaar aan te passen wanneer de loon- en/of prijsbijstelling
wordt uitgekeerd.
Overgangsrecht en inwerkingtreding
Deze regeling zal op 1 april 2020 in werking treden. Er wordt afgeweken van de vaste
verandermomenten, omdat er een verkorte invoeringstermijn gehanteerd wordt. Dit wordt
gedaan omdat dit in het voordeel is van de subsidieontvangers. RMC-regio’s zijn namelijk
op basis van de kaders die de minister van OCW in haar brief van september 2019 aan
de regio’s heeft gestuurd, al regionale plannen aan het maken met daarin maatregelen
waarvoor zij subsidie kunnen aanvragen. Hoe eerder zij een subsidieaanvraag kunnen
doen bij DUO, hoe eerder zij zekerheid hebben over de toekenning. Op deze wijze hebben
scholen de vrijheid om tussen 1 april en 30 september (deadline indienen aanvragen)
een subsidieaanvraag in te dienen.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gebruikt.
De meeste begrippen komen overeen met de begripsbepalingen in de Wet educatie en beroepsonderwijs,
o.a. de begrippen regionaal programma, RMC-contactgemeente en RMC-regio.
Artikel 1.2 Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling) is van toepassing
op de subsidieverstrekking aan contactscholen op grond van paragraaf 2, van deze regeling,
met uitzondering van de hoofdstukken 3, 4 en 6. Dit betekent onder meer dat de bepalingen
over de begrotingsvoorwaarde (artikel 1.4 van de Kaderregeling), de meldingsplicht
(artikel 5.7 van de Kaderregeling) en de inlichtingenplicht (artikel 5.11 van de Kaderregeling)
ook gelden voor de subsidieontvangers op grond van deze regeling.
Artikel 2.1 Regionaal programma voortijdig schoolverlaten
Om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van deze regeling, dienen gemeenten,
scholen, onderwijsinstellingen en organisaties binnen een RMC-regio een gezamenlijk
regionaal programma op te stellen voor een periode van vier jaar. Het betreft een
regionaal programma met maatregelen ter voorkoming en bestrijding van voortijdig schoolverlaten
van jongeren tussen twaalf en drieëntwintig jaar, als bedoeld in artikel 8.3.4 van
de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB).12 Het regionaal programma bevat alle maatregelen die gedurende het programma worden
ingezet, de middelen die aan de maatregelen worden toegekend en de wijze waarop tijdens
de uitvoering van het programma de resultaten worden gemonitord en eventueel worden
bijgestuurd.
Sinds 1 januari 2019 is het opstellen van een regionaal programma en het regionaal
bestuurlijk overleg over dit programma tussen gemeenten en onderwijsinstellingen in
de wet verankerd (nl. artikel 8.3.4 van de WEB, artikel 162c1 van de Wet op de expertisecentra
en artikel 118i van de Wet op het voortgezet onderwijs). Bij het regionaal bestuurlijk
overleg worden partijen uit de domeinen arbeid en zorg betrokken. De gemeenten en
scholen bepalen zelf welke organisaties worden uitgenodigd en de desbetreffende organisaties
bepalen zelf of ze willen deelnemen aan het overleg (artikel 8.3.4, tweede lid, van
de WEB).
Op grond van artikel 8.3.4, derde lid, van de WEB coördineert de RMC-contactgemeente
het regionaal bestuurlijk overleg, de totstandkoming van het regionaal programma en
de uitvoering en financiering van de daarin opgenomen regionale maatregelen, zoals
opgenomen in artikel 2.1, tweede lid.
De RMC-contactgemeente en de onderwijsinstellingen in een RMC-regio stellen de streefcijfers
vast voor de betreffende maatregelen uit het regionaal programma, bedoeld in artikel
2.1, eerste lid. De maatregelen die worden uitgevoerd via het regionaal programma
hebben dus tot doel om deze streefcijfers jaarlijks te halen. Omdat de maatregelen
uit het regionaal programma gezamenlijk worden opgesteld is het ook van belang dat
de streefcijfers gezamenlijk met de onderwijsinstellingen, worden opgesteld. Gemeenten
kunnen deze bepaling gebruiken om te voldoen aan artikel 8.3.2 lid 7 van de WEB waarin
wordt bepaald dat gemeenteraden in een regio streefcijfers vast stellen voor de in
die regio te behalen resultaten.
Het regionaal programma omvat ten minste één plusvoorziening (een voorziening om overbelaste
jongeren ten gevolge van een cumulatie van problematiek, tijdelijk extra ondersteuning
te bieden om uitval te voorkomen), tenzij een plusvoorziening niet noodzakelijk is
binnen de betreffende RMC-regio. Bij het opstellen van het regionaal programma dient
in dat geval gemotiveerd te worden waarom er geen plusvoorziening is opgenomen.
De RMC-regio Friesland-Noord omvat ten minste één plusvoorziening voor Fier Fryslan
(hierna: Fier). Fier is het landelijk expertise- en behandelcentrum op het terrein
van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Fier combineert gespecialiseerde zorg in een
veilige/beschermde omgeving. Meiden en jonge vrouwen die opgenomen zijn in de behandelvoorzieningen
kunnen vanaf het begin van de opname volwaardig mbo-onderwijs volgen bij Fier, verzorgd
door de mbo-instelling Friesland College. Fier heeft de ambitie dat elke leerling
of student een diploma of startkwalificatie haalt of in zicht heeft. Hierdoor is er
een nauwe samenwerking tussen onderwijs, hulpverlening en maatschappelijke participatie,
zodat alle kwaliteiten van leerlingen en studenten in beeld zijn en deskundig kan
worden omgegaan met belemmeringen.
Vanwege de achtergrond van de deelnemers is de begeleiding op de school en bij de
stage op een meer individuele leest geschoeid en daardoor intensiever dan een regulier
schooltraject. Het studiejaar omvat 47 weken om continuiteit en structuur te bieden
aan de deelnemers.
Fier heeft daarmee het karakter van een landelijke zorgvoorziening. De deelnemers
die onderwijs volgen op de locatie van Fier zijn afkomstig uit alle regio’s in Nederland.
Het Friesland College is als gevolg daarvan verantwoordelijk voor intensief onderwijs
aan relatief veel deelnemers die zich in deze kwetsbare positie bevinden. Uit een
verkenning is gebleken dat er geen andere landelijke voorzieningen dan Fier bestaan
waar mbo-onderwijs en zorg op deze manier wordt vormgegeven. Jaarlijks is € 150.000,–
bovenop de reguliere subsidie beschikbaar voor Fier en de RMC-regio Friesland-Noord
kan één of meerdere plusvoorzieningen naast Fier opnemen in het regionaal programma.
Artikel 3.1 Te subsidiëren activiteiten
De subsidie wordt verstrekt aan contactscholen voor de uitvoering van maatregelen
uit het regionaal programma die de volgende doelen beogen te realiseren:
-
a. het behalen van het door de RMC-regio opgestelde streefcijfer ter realisatie van een
landelijke vermindering van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters tot maximaal
20.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters in het kalenderjaar 2024, gemeten over het
studiejaar 2023/2024. Conform artikel 2.1 van deze regeling stellen scholen en gemeenten
hiertoe streefcijfers op. Deze kunnen gebaseerd worden op de resultaten van afgelopen
jaren, te vinden via het zakelijk portaal van DUO;
-
b. het behalen van het door de RMC-regio opgestelde streefcijfer om het percentage uitgevallen
jongeren dat een jaar later terugkeert naar het onderwijs te verhogen. Dit betreft
jongeren die een jaar eerder geteld zijn als nieuwe voortijdig schoolverlaters en
voor wie het behalen van een startkwalificatie haalbaar is. Conform artikel 2.1 van
deze regeling stellen scholen en gemeenten streefcijfers op om de resultaten in de
regio te kunnen monitoren. Deze streefcijfers kunnen gebaseerd worden op de resultaten
van afgelopen jaren, te vinden via het zakelijk portaal van DUO;
-
c. het behalen van het door de RMC-regio opgestelde streefcijfer om het percentage uitgevallen
jongeren dat één jaar later voor minimaal 12 uur per week werkzaam is te verhogen.
Dit betreft jongeren die een jaar eerder geteld zijn als nieuwe voortijdig schoolverlaters
en voor wie het halen van een startkwalificatie niet of niet direct haalbaar is. De
inzet van de onderwijsinstelling op dit punt strekt zich tot het moment van uitschrijving
van de jongere, aangezien daarna er geen wettelijke basis voor de onderwijsinstelling
is om de jongere in beeld te hebben. De (contact)gemeente heeft daarna in het kader
van de RMC-taak deze jongere in beeld om ondersteuning te bieden richting de arbeidsmarkt.
Conform artikel 2.1 van deze regeling stellen scholen en gemeenten streefcijfers op
om de resultaten in de regio te kunnen monitoren. Deze streefcijfers kunnen gebaseerd
worden op de resultaten van afgelopen jaren, te vinden via via het zakelijk portaal
van DUO;
-
d. het in de RMC-regio ondersteunen en begeleiden van jongeren in een kwetsbare positie
die uitstromen naar onderwijs of de arbeidsmarkt. Het gaat om de groep jongeren die
al dan niet met een getuigschrift of diploma doorstroomt naar de entreeopleiding,
basisberoepsopleiding of uitstroomt uit het onderwijs, en afkomstig is uit het voortgezet
speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs, de basisberoepsgerichte leerweg van het
vmbo, het leerwerktraject van het vmbo, de entreeopleiding of een jongere die niet
vanuit één van de onderwijssoorten instroomt in een entreeopleiding en die de leeftijd
van 23 jaren nog niet heeft bereikt. Deze doelstelling is een voortzetting van de
doelstelling uit de Regeling regionale aanpak vsv 2017 om extra inzet te plegen voor jongeren in een kwetsbare positie. De scholen en gemeenten
in de regio bereiden jongeren ook voor op de stap naar werk. Het is van belang dat
hierbij goede samenwerking wordt gezocht met de uitvoering van de gemeentelijke taak
vanuit de Participatiewet voor deze doelgroep. Voor dit doel hoeft geen streefcijfer
te worden opgesteld.
Het hoofddoel van deze ministeriële regeling is om ervoor te zorgen dat elke jongere
op school zit of aan het werk is en zo nodig een aansluitend zorg- en ondersteuningsaanbod
ontvangt, zoals beschreven in het algemene deel van de toelichting. Dat sluit ook
aan bij het doel van Wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake
regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie
(hierna: Wet regionale samenwerking vsv)13 waarmee wordt beoogd dat alle jongeren van 12 tot 23 jaar zonder startkwalificatie
optimaal worden ondersteund in het vinden van een passende plek dankzij een sluitend
regionaal vangnet van partijen uit onderwijs, gemeenten, zorg en arbeid.
Artikel 3.2 Regionale samenwerking en contactschool
De samenwerkende onderwijsinstellingen in een RMC-regio wijzen uit hun midden een
contactschool aan. De contactschool vertegenwoordigt de samenwerkende onderwijsinstellingen
voor zowel de aanvraag als de besteding van de subsidie voor het regionaal programma
vsv in de betreffende RMC-regio.
Een van de verantwoordelijkheden van de contactschool is het geven van uitvoering
aan de afspraken in het regionaal programma over de besteding van de subsidie die
wordt verstrekt op grond van hoofdstuk twee. De verantwoording geschiedt in de jaarverslaglegging
overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Daarnaast kunnen de onderwijsinstellingen aanvullende taken voor de contactschool
overeenkomen. Voorts voert de contactschool op basis van dit artikel het regionaal
bestuurlijk overleg over het regionaal programma.
Artikel 3.3 Subsidieplafond
In dit artikel is het maximale bedrag bepaald dat een contactschool aan subsidie ontvangt
voor de uitvoering van de maatregelen uit het regionaal programma. Dit bedrag is vastgesteld
op maximaal € 121.600.000,–.
Artikel 3.4 Hoogte subsidiebedrag
In dit artikel wordt voor de hoogte van het subsidiebedrag per contactschool verwezen
naar bijlage 3. Jaarlijks ontvangt RMC-regio Friesland-Noord naast het in de bijlage
genoemde bedrag, €150.000,– voor de plusvoorziening Fier Fryslan.
Artikel 3.5 Subsidieaanvraag
In dit artikel is opgenomen dat de subsidieaanvraag via duo.nl/zakelijk bij DUO wordt
ingediend. De subsidieaanvraag bestaat uit het regionaal programma en het volledig
ingevulde aanvraagformulier zoals opgenomen in bijlage 4 bij deze regeling. Het aanbiedingsformulier
staat op de beveiligde omgeving Mijn DUO, te vinden via www.duo.nl/zakelijk. De aanvraag wordt ingediend door middel van het aanbiedingsformulier; het ingevulde
aanvraagformulieren de aanvullende stukken moeten geüpload worden.
In artikel 3.2 is geregeld dat de contactschool de samenwerkende onderwijsinstellingen
vertegenwoordigt voor zowel de aanvraag als de besteding van de subsidie voor het
regionaal programma in de betreffende RMC-regio. Om die reden is het noodzakelijk
dat alle samenwerkende onderwijsinstellingen de contactschool in de betreffende RMC-regio
machtigen voor bovengenoemde taak.
Mocht een aanvraag na 30 september 2020 worden ontvangen, dan kan de minister deze
aanvraag afwijzen als dat een goede uitvoering van de regeling hindert. Dit is het
bijvoorbeeld het geval als de aanvraag ver na sluitingsdatum wordt ingediend en het
overgebleven budget reeds op een andere manier ingezet is.
Artikel 3.6 Verlening, vaststelling en betaling
Subsidieaanvragen kunnen vanaf inwerkingtreding van deze regeling worden ingediend,
zoals opgenomen in artikel 3.6. De volledige aanvraag moet uiterlijk 30 september
2020 zijn ingediend. De aanvraag wordt in behandeling genomen vanaf de dag waarop
deze volledig is ontvangen door DUO.
Het regionaal programma heeft een looptijd van vier jaar en gaat van start met ingang
van studiejaar 2020-2021. De contactschool ontvangt de subsidie in het studiejaar
2020-2021 uiterlijk in december 2020 op basis van 100% bevoorschotting. Voor de overige
studiejaren ontvangt de contactschool de subsidie jaarlijks in november van dat betreffende
studiejaar op basis van 100% bevoorschotting.
Op grond van het derde lid, wordt het voorschot alleen vastgesteld indien dit volledig
is uitgegeven. Dit gebeurt binnen 52 weken na ontvangst van het jaarverslag over het
jaar van besteding. Er kan daarmee gedurende de looptijd nooit sprake zijn van een
terugvordering op basis van niet uitgeven. Hiervan is alleen sprake in indien er in
het laatste jaar sprake is van een overschot van meer dan EUR 1.000.
Artikel 3.7 Besteding van de subsidie
Het betreft een subsidie voor de contactschool ter uitvoering van de maatregelen van
het regionaal programma, bedoeld in paragraaf 2. Dat betekent dat de subsidie uiterlijk
in 2024 moet worden besteed aan voornoemde activiteiten.
Artikel 3.8 Verantwoording
De financiële verantwoording van de contactscholen geschiedt in de jaarverslaggeving
overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Daartoe maken zij gebruik
van model G, onderdeel 2, zoals bedoeld in richtlijn RJ660 van de Raad van de Jaarverslaggeving.
Artikel 3.9 Meldingsplicht
De subsidie is een vaststaand bedrag voor de komende vier jaar. Bij wijzigingen van
het samenwerkingsverband in de RMC-regio kan de minister op grond van de Algemene
wet bestuursrecht het subsidiebedrag aanpassen.
Artikel 3.10 Monitoring en evaluatie
Ten behoeve van de beleidsevaluatie monitort de minister de resultaten van de Regeling.
In dit artikel wordt geregeld dat scholen in een regio hieraan hun medewerking verlenen.
Artikel 4.1 Doel specifieke uitkering
De RMC-contactgemeenten van de regio’s ontvangen, op grond van deze paragraaf, jaarlijks
een specifieke uitkering voor het uitvoeren van taken in de betreffende RMC-regio,
bedoeld in artikel 8.3.2, vijfde lid, van de WEB.
Artikel 4.2 Bepalen hoogte specifieke uitkering
De specifieke uitkering voor het uitvoeren van taken in de betreffende RMC-regio,
bedoeld in artikel 8.3.2, vijfde lid, van de WEB, bedraagt jaarlijks € 35,309 miljoen
voor de kalenderjaren 2021 tot en met 2024.
De verdeelsleutel voor de specifieke uitkeringen is vastgelegd in het Besluitregionale
meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.
Artikel 4.3 Besteding van de specifieke uitkering
De besteding van de uitkering mag worden doorgeschoven naar een volgend jaar. Het
bedrag behoort echter, evenals de subsidie voor de contactschool, uiterlijk in 2024
te zijn besteed; een eventueel overschot wordt teruggevorderd. Controle op de besteding
van de bedragen vindt plaats volgens de methode van de single audit (SiSa). Dit is
geregeld in artikel 17a van de Financiële Verhoudingswet.
Artikel 5.1 Voorschriften effectrapportage
Op grond van artikel 8.3.2, zevende lid, van de WEB dienen de burgemeester en wethouders
van de RMC-contactgemeente jaarlijks een effectrapportage vast te stellen waarin zowel
de streefcijfers als de bereikte resultaten zijn aangegeven en waarin afwijkingen
worden toegelicht.
In de effectrapportage dient de RMC-contactgemeente te vermelden hoe de domeinen arbeid
en zorg bij het regionale bestuurlijk overleg zijn betrokken en welke resultaten hiermee
zijn bereikt, bedoeld in artikel 8.3.4, vijfde lid, van de WEB.
In lid 2 is opgenomen dat de jaarlijkse effectrapportage (de toelichting op de resultaten)
voor 1 april van het jaar volgend op het studiejaar waarop deze betrekking heeft,
wordt ingediend bij DUO.
De RMC-contactgemeente draagt er voor zorg dat de onderwijsinstellingen in de RMC-regio
meewerken aan het opstellen van de effectrapportage. Een toelichting op de resultaten
vraagt namelijk ook een toelichting vanuit de onderwijsinstellingen in de regio op
de ingezette maatregelen en de daarbij behaalde resultaten.
Artikel 5.2 Vaststelling RMC-regio’s, aanwijzing gemeenten
In bijlage 2 bij deze regeling worden de RMC-regio’s vastgesteld en worden de gemeenten
aangewezen die deel uitmaken van deze regio’s, conform artikel 1, van het Besluit.
RMC-regio Arnhem-Nijmegen zal met inwerkingtreding van deze regeling splitsen in RMC-regio
Rijk van Nijmegen en RMC-regio Arnhem. Deze splitsing leidt tot een harmonisatie van
de RMC-regio’s met de arbeidsmarktregio’s. Dit betekent dat er nu in totaal 40 RMC-regio’s
zijn.
Artikel 5.3 Monitoring en evaluatie
Dit artikel betreft de medewerking van gemeenten in de RMC-regio aan het onderzoek
naar de effecten van het regionaal programma.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven