Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 april 2020, nr. MBO/16722156, houdende voorschriften inzake het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters in de jaren 2020 tot en met 2024, alsmede inzake de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2020–2024)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies artikelen en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, artikel 118i, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 8.3.3, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 162c, derde lid, van de Wet op de expertisecentra en de artikelen 1 en 4, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

besluit:

Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0013111&g=2019-10-02&z=2019-10-02;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel w, subonderdeel 2, van de WEB;

contactschool:

contactschool als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid;

effectrapportage:

effectrapportage als bedoeld in artikel 118h, zevende lid, van de WVO, artikel 8.3.2, zevende lid, van de WEB artikel 162b, zevende lid, van de WEC;

entreeopleiding:

entreeopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel a, van de WEB;

jongere in een kwetsbare positie:

jongere die jonger is dan 23 jaar, en

  • a. die instroomt in of doorstroomt naar een entreeopleiding; of

  • b. die doorstroomt naar een basisberoepsopleiding of die uitstroomt uit het onderwijs, en die afkomstig is uit:

    • 1°. het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de WEC, met uitzondering van leerlingen met het uitstroomprofiel dagbesteding;

    • 2°. het praktijkonderwijs, bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de WVO;

    • 3°. de basisberoepsgerichte leerweg van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de WVO; of

    • 4°. een leerwerktraject als bedoeld in artikel 10b1 van de WVO;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

nieuwe voortijdig schoolverlater:

jongere die jonger is dan 23 jaar en die in enig jaar behoort tot de startpopulatie, bedoeld in bijlage 1, onder I, die het daaropvolgend jaar niet is ingeschreven aan een onderwijsinstelling en die niet behoort tot één van de categorieën, genoemd in bijlage 1, onder II;

onderwijsinstelling:

instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de WEB, school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WVO of school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC;

plusvoorziening:

voorziening ten behoeve van de onderwijsinstellingen in een RMC-regio, die bestaat uit een gecombineerd programma van onderwijs leidend naar het behalen van een startkwalificatie, zorg, hulpverlening en waar nodig arbeidstoeleiding en die wordt aangeboden aan jongeren tot 23 jaar, die zodanig ernstige problemen ondervinden op het gebied van financiën, gezondheid, huisvesting, sociale omgeving of maatschappelijk functioneren dat zij de onderwijsinstelling zonder diploma dreigen te verlaten;

regionaal programma:

regionaal programma als bedoeld in artikel 8.3.4, eerste lid, van de WEB, artikel 118i1, eerste lid, van de WVO en artikel 162c1, eerste lid, van de WEC;

RMC-contactgemeente:

contactgemeente als bedoeld in artikel 8.3.2, derde lid, van de WEB, artikel 162b, derde lid, van de WEC en artikel 118h, derde lid, van de WVO;

RMC-regio:

RMC-regio, opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling;

startkwalificatie:

startkwalificatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Leerplichtwet 1969;

studiejaar:

tijdvak dat aanvangt op 1 augustus en eindigt op 31 juli van het daaropvolgende jaar;

WEB:

Wet educatie en beroepsonderwijs;

WEC:

Wet op de expertisecentra;

WVO:

Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 1.2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

De hoofdstukken 3, 4 en 6 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS zijn niet van toepassing op de subsidieverstrekking op grond van paragraaf 3 van deze regeling.

Paragraaf 2. Het regionaal programma voortijdig schoolverlaten

Artikel 2.1 Regionaal programma voortijdig schoolverlaten

  • 1. In elke RMC-regio wordt een regionaal programma uitgevoerd.

  • 2. Het regionaal programma wordt opgesteld door de contactschool samen met de RMC-contactgemeente. Zij zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen uit het regionaal programma, bedoeld in artikel 3.1.

  • 3. De RMC-contactgemeente en de contactschool in een RMC-regio stellen streefcijfers op voor de betreffende maatregelen uit het regionaal programma, bedoeld in artikel 3.1, onderdelen a tot en met c.

  • 4. Het regionaal programma omvat ten minste één plusvoorziening, tenzij de contactschool en de RMC-contactgemeente in een gezamenlijk verzoek aan de minister aantonen dat een plusvoorziening niet noodzakelijk is binnen de betreffende RMC-regio.

  • 5. Het regionaal programma van de RMC-regio Friesland Noord omvat ten minste één plusvoorziening voor het landelijke expertise behandelcentrum Fier Fryslan.

Paragraaf 3. Subsidie aan contactschool voor het regionaal programma voortijdig schoolverlaten

Artikel 3.1. Te subsidiëren activiteiten

De minister kan aan een contactschool subsidie verstrekken voor de uitvoering van maatregelen uit het regionaal programma in de studiejaren 2020/2021 tot en met 2023/2024, die tot doel hebben:

  • a. het behalen van het voor de RMC-regio opgestelde streefcijfer ter realisatie van een landelijke vermindering van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters tot maximaal 20.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters in het kalenderjaar 2024, gemeten over het studiejaar 2023/2024;

  • b. het behalen van het voor de RMC-regio opgestelde streefcijfer om het percentage uitgevallen jongeren dat een jaar later terugkeert naar het onderwijs, te verhogen;

  • c. het behalen van het voor de RMC-regio opgestelde streefcijfer om het percentage uitgevallen jongeren dat één jaar later voor minimaal 12 uur per week werkzaam is te verhogen; en

  • d. het in de RMC-regio waar nodig ondersteunen van jongeren in een kwetsbare positie ten aanzien van de aansluiting op het vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt.

Artikel 3.2. Regionale samenwerking en contactschool

  • 1. De onderwijsinstellingen wijzen uit hun midden een onderwijsinstelling aan die optreedt als contactschool in de betreffende RMC-regio.

  • 2. Het bevoegd gezag van de contactschool heeft in ieder geval tot taak:

    • a. om in samenwerking met de desbetreffende RMC-contactgemeente en de onderwijsinstellingen in de desbetreffende RMC-regio de maatregelen uit te voeren die voortvloeien uit het regionaal programma van de betreffende regio;

    • b. het optreden als aanvrager en ontvanger van de subsidie die wordt verstrekt op grond van deze paragraaf;

    • c. het namens de in het eerste lid bedoelde onderwijsinstellingen voeren van het regionaal bestuurlijk overleg over het regionaal programma; en

    • d. het uitvoering geven aan de afspraken in het regionaal programma over de besteding van de subsidie die wordt verstrekt op grond van deze paragraaf.

Artikel 3.3. Subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking op grond van deze paragraaf is ten hoogste € 121.600.000 beschikbaar.

Artikel 3.4. Hoogte subsidiebedrag

  • 1. De hoogte van het subsidiebedrag per studiejaar per contactschool is gelijk aan het bedrag dat voor de betreffende RMC-regio is opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling.

  • 2. Voor RMC-regio Friesland Noord wordt het bedrag, bedoeld in bijlage 3, verhoogd met € 150.000,– voor de plusvoorziening, bedoeld in artikel 2.1, vijfde lid.

Artikel 3.5. Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie op grond van deze paragraaf wordt via de beveiligde omgeving van duo.nl/zakelijk ingediend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. De aanvraag voor subsidie omvat het regionaal programma en een volledig ingevuld aanvraagformulier, opgesteld met gebruikmaking van het model dat als bijlage 4 bij deze regeling is opgenomen.

  • 2. Het aanvraagformulier wordt door zowel de contactschool als de RMC-contactgemeente van de desbetreffende RMC-regio ondertekend.

  • 3. De aanvraag voor subsidie op grond van deze paragraaf wordt uiterlijk op 30 september 2020 ingediend.

  • 4. Indien dit voor een goede uitvoering van de regeling noodzakelijk is, kan de minister aanvragen die na de in het derde lid genoemde datum zijn ingediend, afwijzen.

Artikel 3.6. Verlening, vaststelling en betaling

  • 1. De minister beslist uiterlijk op 30 november 2020 op de aanvraag.

  • 2. De verleende subsidie wordt in vier gelijke delen als voorschot uitbetaald. In het studiejaar 2020-2021 vindt de betaling uiterlijk plaats in december. Voor de overige studiejaren vindt de betaling steeds plaats in november van het betreffende studiejaar.

  • 3. De Minister stelt de subsidie vast binnen 52 weken na ontvangst van het jaarverslag over het jaar van besteding.

Artikel 3.7. Besteding van de subsidie

  • 1. De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor zij is verstrekt.

  • 2. De subsidie wordt uiterlijk in 2024 besteed.

  • 3. Niet-bestede middelen die een bedrag van € 1.000,– te boven gaan, worden teruggevorderd.

Artikel 3.8. Verantwoording

De financiële verantwoording geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, met model G, onderdeel 2, zoals bedoeld in richtlijn RJ660 van de Raad van de Jaarverslaggeving.

Artikel 3.9. Meldingsplicht

  • 1. Een contactschool meldt onverwijld schriftelijk een wijziging in de samenstelling van het samenwerkingsverband in een RMC-regio aan de minister.

  • 2. De contactschool en de RMC-contactgemeente melden onverwijld schriftelijk een wijziging van het regionaal programma aan de minister.

Artikel 3.10. Monitoring en evaluatie

  • 1. De minister evalueert de effecten van de regionale programma’s uiterlijk in 2024.

  • 2. De contactschool draagt er zorg voor dat de onderwijsinstellingen in de RMC-regio meewerken aan het onderzoek naar de effecten van het regionaal programma.

Paragraaf 4 Specifieke uitkering voor RMC-contactgemeenten ten behoeve van de regionale meld- en coördinatiefunctie

Artikel 4.1. Doel specifieke uitkering

De minister verstrekt jaarlijks op grond van deze paragraaf een specifieke uitkering aan de RMC-contactgemeenten voor het uitvoeren van taken in de RMC-regio’s, bedoeld in artikel 8.3.2, vijfde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 4.2. Bepalen hoogte specifieke uitkering

  • 1. De minister verstrekt in de kalenderjaren 2021 tot en met 2024 jaarlijks ten hoogste € 35.309.040,– voor het uitvoeren van taken in de RMC-regio’s, bedoeld in artikel 4.1.

  • 2. De verdeling van de specifieke uitkering over de RMC-contactgemeenten voor de kalenderjaren 2021 tot en met 2024 is per jaar als volgt:

  • 3. De bedragen, bedoeld in het tweede lid, kunnen jaarlijks worden aangepast in verband met loon- en prijsbijstelling.

Artikel 4.3. Besteding van de specifieke uitkering

  • 1. Indien de uitkering niet of niet geheel is besteed in het betreffende kalenderjaar aan het doel waarvoor deze is bestemd, kan van het resterende bedrag ten hoogste 20% worden besteed in een volgend kalenderjaar, maar uiterlijk in 2024.

  • 2. De minister vordert bedragen die blijkens de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, alsdan niet zijn besteed aan het doel waarvoor zij waren bestemd, terug.

Paragraaf 5. Uitvoeringsvoorschriften inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten

Artikel 5.1. Voorschriften effectrapportage

  • 1. De inrichting van de effectrapportage geschiedt conform bijlage 5 bij deze regeling.

  • 2. Burgemeester en wethouders van de desbetreffende RMC-contactgemeente dienen de effectrapportage uiterlijk op 1 april van het jaar volgend op het studiejaar waarop deze betrekking heeft, in bij de minister.

  • 3. Burgemeester en wethouders van de desbetreffende RMC-contactgemeente dragen er zorg voor dat de onderwijsinstellingen in de RMC-regio meewerken aan het opstellen van de effectrapportage.

Artikel 5.2. Vaststelling RMC-regio’s, aanwijzing gemeenten

  • 1. De vastgestelde RMC-regio’s staan in bijlage 2 bij deze regeling.

  • 2. De RMC-contactgemeente verzoekt de minister schriftelijk een wijziging in de samenstelling van de RMC-regio aan te brengen.

Artikel 5.3. Monitoring en evaluatie

De RMC-contactgemeente draagt er zorg voor dat de gemeenten in de RMC-regio meewerken aan het onderzoek naar de effecten van het regionaal programma, bedoeld in artikel 3.10.

Paragraaf 6. Slotbepalingen

Artikel 6.1. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 6.2. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2020–2024.

Deze regeling zal met de bijlagen en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

BIJLAGE 1. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1.1 VAN DE REGELING REGIONALE AANPAK VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2020–2024

  • I. In de startpopulatie worden meegeteld alle inschrijvingen op 1 oktober van enig jaar (t) in het vo, vavo en mbo, uitgezonderd:

    • Jongeren die zijn ingeschreven aan een niet-bekostigde instelling;

    • Jongeren die zijn ingeschreven in het praktijkonderwijs;

    • Jongere aan Engelse stroom of Internationaal Baccalaureaat;

    • Jongeren die eerstejaars nieuwkomer zijn;

    • Jongeren ouder dan 22 jaar op het moment van uitval;

    • Jongeren zonder vaste woonplaats, of wonend in het buitenland;

    • Jongeren die zijn ingeschreven in het voortgezet speciaal onderwijs.

  • II. In de telling op 1 oktober t+1 worden de volgende jongeren uit de startpopulatie niet als nieuwe vsv’er meegeteld:

    • Jongeren die onderwijs volgen in bekostigd of niet-bekostigd onderwijs of aan politie/defensie-opleidingen;

    • Jongeren met een diploma van de entree opleiding (mbo niveau 1) en een baan van minimaal 12 uur per week;

    • Jongeren met een verlate startkwalificatie mbo (tot 1 januari);

    • Jongeren die in het bezit zijn van een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs of een diploma beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de wet;

    • Jongeren die zijn toegelaten tot een instelling voor hoger onderwijs;

    • Jongeren die in de loop van het schooljaar (tussen 1 oktober jaar t en 1 oktober jaar t+1) zijn geëmigreerd, overleden, geen vaste woonplaats meer hebben of een vrijstelling hebben.

Door het aantal nieuwe vsv’ers af te zetten tegen het aantal deelnemers in de startpopulatie wordt het vsv-percentage bepaald van een instelling. Voor deze definitie is gekozen om meetbaar op instellingsniveau, landelijk uniform, zonder administratieve lasten voor de instellingen en controleerbaar het aantal (nieuwe) jaarlijkse voortijdig schoolverlaters te kunnen meten.

BIJLAGE 2. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 5.2 VAN DE REGELING REGIONALE AANPAK VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2020–2024 (VASTSTELLING RMC-REGIO’S)

RMC-regio’s

Regio 1. Oost-Groningen

Stadskanaal, Veendam, Westerwolde, Pekela, Oldambt.

Regio 2. Noord-Groningen-Eemsmond

Appingedam, Delfzijl, Het Hogeland, Loppersum.

Regio 3. Centraal en Westelijk Groningen

Groningen, Midden-Groningen, Westerkwartier.

Regio 4. Friesland Noord

Ameland, Dantumadiel, Harlingen, Leeuwarden, Noardeast-Fryslân, Schiermonnikoog, Terschelling, Vlieland, Waadhoeke.

Regio 5. Zuid-West Friesland

De Fryske Marren, Súdwest-Fryslân.

Regio 6. Friesland-Oost (‘de Friese Wouden’)

Achtkarspelen, Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland, Tytsjerksteradiel, Weststellingwerf.

Regio 7. Noord-en Midden Drenthe

Aa en Hunze, Assen, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo.

Regio 8. Zuid-Oost Drenthe

Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen.

Regio 9. Zuid-West Drenthe

Hoogeveen, Meppel, Westerveld, De Wolden.

Regio 10. IJssel-vecht

Dalfsen, Hardenberg, Hattem, Heerde, Kampen, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland, Zwolle.

Regio 11. Stedendriehoek

Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Olst-Wijhe, Voorst, Zutphen.

Regio 12. Twente

Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand, Wierden.

Regio 13. Achterhoek

Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doesburg, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Winterswijk.

Regio 14. Arnhem

Arnhem, Duiven, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Westervoort, Zevenaar.

Regio 15. Rivierenland

Buren, Culemborg, Maasdriel, Neder-Betuwe, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal, Zaltbommel.

Regio 16. Eem en Vallei

Amersfoort, Baarn, Barneveld, Bunschoten, Ede, Leusden, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Soest, Veenendaal, Wageningen, Woudenberg.

Regio 17. Noordwest-Veluwe

Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Zeewolde.

Regio 18. Flevoland

Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk.

Regio 19. Utrecht

Bunnik, De Bilt, De Ronde Venen, Houten, IJsselstein, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Vijfheerenlanden, Wijk bij Duurstede, Woerden, Zeist.

Regio 20. Gooi en Vechtstreek

Blaricum, Eemnes, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren, Weesp, Wijdemeren.

Regio 21. Agglomeratie Amsterdam

Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad.

Regio 22. West-Friesland

Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Medemblik, Koggenland, Opmeer, Stede Broec.

Regio 23. Kop van Noord-Holland

Den Helder, Hollands Kroon, Schagen, Texel.

Regio 24. Noord-Kennemerland

Alkmaar, Bergen (NH), Castricum, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk, Uitgeest.

Regio 25. Zuid-Kennemerland en IJmond

Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Heemskerk, Heemstede, Velsen, Zandvoort.

Regio 26. Zuid-Holland-Noord

Hillegom, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Kaag en Braassem, Noordwijk, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten, Zoeterwoude.

Regio 27. Zuid-Holland-Oost

Alphen aan den Rijn, Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Nieuwkoop, Waddinxveen, Zuidplas.

Regio 28. Haaglanden/Westland

Delft, ’s-Gravenhage, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland, Zoetermeer.

Regio 29. Rijnmond

Albrandswaard, Barendrecht, Brielle, Capelle, aan, den, IJssel, Goeree-Overflakkee, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Nissewaard, Ridderkerk, Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Westvoorne.

Regio 30. Zuid-Holland-Zuid

Alblasserdam, Dordrecht, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht Hoeksche Waard, Molenlanden, Papendrecht, Sliedrecht, Zwijndrecht.

Regio 31. Oosterschelde Regio

Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Tholen.

Regio 32. Walcheren

Middelburg, Veere, Vlissingen.

Regio 33. Zeeuws-Vlaanderen

Hulst, Sluis, Terneuzen.

Regio 34. West-Brabant

Altena, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Geertruidenberg, Drimmelen, Etten-Leur, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Steenbergen, Rucphen, Woensdrecht, Zundert.

Regio 35. Midden-Brabant

Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg, Waalwijk.

Regio 36. Noord-Oost-Brabant

Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Landerd, Meierijstad, Mill en Sint Hubert, Oss, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Uden, Vught.

Regio 37. Zuidoost-Brabant

Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen Gerwen en Nederwetten, Oirschot, Reusel-De, Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre.

Regio 38. Gewest Limburg-Noord

Beesel, Bergen (L), Echt-Susteren, Gennep, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Peel, en, Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray, Weert.

Regio 39. Gewest Zuid-Limburg

Beek, Beekdaelen, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Voerendaal.

Regio 40. Rijk van Nijmegen

Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen, Wijchen.

BIJLAGE 3. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3.4 VAN DE REGELING REGIONALE AANPAK VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2020–2024

Verdeling jaarlijkse subsidie over de contactscholen

RMC-regio

Naam regio

Contactschool

Bedrag per school

1

Oost-Groningen

Noorderpoortcollege

162.878

2

Noord-Groningen-Eemsmond

Noorderpoortcollege

162.878

3

Centraal en Westelijk Groningen

Noorderpoortcollege

969.211

4

Friesland Noord

Friesland College

359.0131

5

Zuid-West Friesland

Friesland College

119.293

6

De Friese Wouden

Friesland College

271.842

7

Noord- en Midden Drenthe

Drenthe College

119.293

8

Zuid-Oost Drenthe

Drenthe College

271.842

9

Zuid-West Drenthe

Drenthe College

162.878

10

IJssel-Vecht

Deltion College

271.842

11

Stedendriehoek

ROC Aventus

489.770

12

Twente

ROC Twente

1.317.895

13

Achterhoek

Graafschap College

162.878

14

Arnhem

ROC Rijn IJssel

707.697

15

Rivierenland

ROC Rivor

162.878

16

Eem en Vallei

ROC Midden Nederland

707.697

17

Noordwest-Veluwe

ROC Landstede

271.842

18

Flevoland

ROC Flevoland

969.211

19

Utrecht

Globe College

969.211

20

Gooi en Vechtstreek

ROC van Amsterdam

162.878

21

Agglomeratie Amsterdam

ROC van Amsterdam

4.891.908

22

West-Friesland

ROC Horizon College

271.842

23

Kop van Noord-Holland

ROC Kop van Noord-Holland

271.842

24

Noord-Kennemerland

ROC Horizon College

271.842

25

Zuid-Kennemerland en IJmond

Nova College

707.697

26

Zuid-Holland-Noord

MBO Rijnland

359.013

27

Zuid-Holland-Oost

MBO Rijnland

359.013

28

Haaglanden

ROC Mondriaan

2.538.289

29

Rijnmond

ROC Albeda College

4.891.908

30

Zuid-Holland-Zuid

ROC Da Vinci College

707.697

31

Oosterschelde regio

Scalda

271.842

32

Walcheren

Scalda

271.842

33

Zeeuwsch-Vlaanderen

Scalda

271.842

34

West-Brabant

Curio

707.697

35

Midden-Brabant

ROC Tilburg

969.211

36

Noord-Oost-Brabant

Koning Willem I College

489.770

37

Zuidoost-Brabant

Summa College

969.211

38

Gewest Limburg-Noord

ROC Gilde opleidingen

969.211

39

Gewest Zuid-Limburg

Vista College

707.697

40

Rijk van Nijmegen

ROC van Nijmegen

707.697

X Noot
1

Dit bedrag wordt conform artikel 3.4 van de regeling verhoogd met € 150.000,–.

BIJLAGE 4. AANVRAAG VAN SUBSIDIE TEN BEHOEVE VAN DE REGIONALE AANPAK VAN VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN EN VOOR JONGEREN IN EEN KWETSBARE POSITIE 2020–2024

Algemeen

Via het aanvraagformulier kunt u als contactschool subsidie aanvragen voor de uitvoering van het regionaal programma ter voorkoming en bestrijding van voortijdig schoolverlaten (artikel 8.3.4 lid 1 WEB). De subsidie is bedoeld voor de periode studiejaar 2020/2021 tot en met 2023/2024. Het subsidiebedrag dient uiterlijk eind 2024 besteed te zijn. De contactgemeente krijgt via een specifieke uitkering tevens middelen voor de uitvoering van het regionaal programma (artikel 8.3.4 lid 4 WEB).

Uw aanvraag voor de subsidie moet bestaan uit een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier en een gezamenlijk ontwikkeld en ondertekend regionaal programma aan maatregelen. Het aanvraagformulier vindt u op de beveiligde omgeving van Mijn DUO (www.duo.nl/zakelijk). U dient het volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier met bijlagen hier in te dienen. Het verplichte format van het in te vullen aanvraagformulier is in deze bijlage weergegeven.

Regionaal programma aan maatregelen

De volgende items dienen minimaal in het regionaal programma terug te komen om in aanmerking te komen voor subsidie:

  • Maatregelen die inzetten op een of meerdere van onderstaande doelstellingen:

    • Het verlagen van het regionaal aantal jaarlijks nieuwe voortijdig schoolverlaters tussen de 12-23 jaar waarmee wordt bijgedragen aan de landelijke doelstelling van maximaal 20.000 nieuwe schooluitvallers in 2024;

    • Het vergroten van het percentage voortijdige uitvallers dat een jaar later terug naar school gaat;

    • Het vergroten van het percentage voortijdige uitvallers dat een jaar later aan het werk is;

    • Het monitoren en ondersteunen van jongeren in een kwetsbare positie.

  • Een plusvoorziening, bestemd voor de begeleiding van overbelaste jongeren, tenzij onderbouwd wordt aangegeven waarom een plusvoorziening voor uw regio niet relevant is.

  • Jaarlijkse streefcijfers voor wat betreft het percentage nieuwe vsv’ers en het percentage vsv’ers dat één jaar later terug naar school is of aan het werk is.

  • Een begroting waarin staat wat de maatregelen kosten en hoe de financiering gedekt is.1

Het regionaal programma hoeft niet in een bepaald format te worden aangeleverd, maar in het aanvraagformulier wordt wel een overzicht van de begrootte maatregelen gevraagd. Alhoewel niet verplicht, verzoeken we de regio’s tevens in het regionaal programma een analyse te maken van de stijgende vsv-cijfers wanneer dat in uw regio van toepassing is, waarbij gebruik wordt gemaakt van de meest recente kwantitatieve en kwalitatieve landelijke en regionale gegevens van uw regio. Hierbij vragen we extra aandacht voor ongediplomeerde uitstroom naar werk (‘groenpluk’) als oorzaak van vsv en maatregelen die worden genomen om dit tegen te gaan. Ook raden we aan de kwaliteitsagenda’s van de mbo-scholen in uw regio bij het opstellen van de streefcijfers en de maatregelen te betrekken. In de kwaliteitsagenda’s staan reeds doelstellingen en maatregelen om vanuit de mbo-school uitval tegen te gaan en jongeren in kwetsbare positie te ondersteunen. Tot slot vragen we u ook om uw OCW-accountmanager bij het opstellen en vaststellen van het regionaal programma te betrekken.2

Mocht u gedurende de looptijd van het regionaal programma aanleiding zien om de streefcijfers en/of maatregelen aan te passen, dan verzoeken we u dit te melden aan uw accountmanager en aan DUO. Het betreft in dat geval namelijk een aanpassing van het regionaal programma en daarmee subsidieaanvraag.

Invullen aanvraag

1. Contactgegevens

Bij dit onderdeel vult u de gevraagde contactgegevens in.

2. Streefcijfers

Bij dit onderdeel vult u de tabel in. U geeft aan naar hoeveel procent nieuwe jaarlijkse vsv’ers u streeft in 2024 en welke resultaten – uitgedrukt in percentages – u in de tussenliggende jaren wilt behalen. Ditzelfde geldt voor het percentage uitgevallen jongeren dat een jaar later opnieuw naar school gaat en het percentage uitgevallen jongeren dat een jaar later aan het werk is. Het gaat ook hierbij om de schooljaren 2021/22 tot en met 2024/25, maar in dit geval gaat het om het terugkeermoment, namelijk de vsv’ers die een jaar na uitval onderwijs volgen of een baan hebben. Bij de streefcijfers van de nieuwe vsv’ers gaat het over het uitvalmoment van de jongeren. Ten behoeve van het opstellen van deze streefcijfers staan op het zakelijk portaal van DUO de resultaten voor uw regio op peildatum 1 oktober van de jaren 2017, 2018 en 2019. Optioneel kunt u als regio ook streefcijfers per onderwijssector (vo / mbo) en per onderwijsniveau (mbo niveau 1, 2, 3 en 4) opstellen.

Hulp bij opstellen streefcijfers jaarlijkse nieuwe vsv’ers

In tabel 1 staat een overzicht van de gegevens, die u van DUO kunt verwachten met betrekking tot deze jaarlijkse nieuwe vsv’ers:

  • Vanaf maart 2020 staan op het zakelijk portaal van DUO gegevens, bedoeld ter ondersteuning bij het bepalen van de streefdata.

  • Vervolgens staan in februari 2021 op het zakelijk portaal het aantal en het percentage jaarlijkse nieuwe vsv’ers voor uw regio op 1 oktober 2020. Dit betreft de jongeren, die op 1 oktober 2020 zonder startkwalificatie zijn uitgevallen uit onderwijs en het jaar ervoor, op 1 oktober 2019, waren geregistreerd in bekostigd vo, mbo en vavo in BRON. Deze gegevens gebruikt OCW als zogenoemde nulmeting.

  • Hierna komen andere schooljaren aan bod, waarover uw regio de streefcijfers heeft ingevuld op het invulblad, namelijk de meetmomenten 1 oktober 2021 tot en met 1 oktober 2024. Het betreft de jongeren die op deze meetmomenten zonder startkwalificatie zijn uitgevallen en het schooljaar ervoor -op peildatum 1 oktober- een inschrijving hadden in bekostigd vo, vavo of mbo. U ontvangt deze gegevens via DUO in februari in respectievelijk de jaren 2022, 2023, 2024 en 2025.

Tabel 1 (jaarlijkse nieuwe vsv’ers)

Levermoment van gegevens

 

meetmoment

   

1-10-17

1-10-18

1-10-19

1-10-20

1-10-21

1-10-22

1-10-23

1-10-24

hulp bij bepalen van streefpercentages

feb-2020

 

Start-populatie

Uitval-moment

         

Nulmeting

feb-2021

   

Start-populatie

Uitval-moment

       

eerste streefpercentage

feb-2022

     

Start-populatie

Uitval-moment

     

tweede streefpercentage

feb-2023

       

Start-populatie

Uitval-moment

   

derde streefpercentage

feb-2024

         

Start-populatie

Uitval-moment

vierde streefpercentage

feb-2025

           

Start-populatie

Uitval-moment

Hulp bij opstellen streefcijfers vsv’ers één jaar later

Daarnaast staan op het zakelijk portaal van DUO de gegevens over de vsv’ers die een jaar na uitval een baan hebben of opnieuw naar school gaan. Dit is te zien in tabel 2.

  • In maart 2020 staat op het zakelijk portaal van DUO het percentage vsv’ers, dat opnieuw naar school gaat of een jaar later een baan heeft. Het gaat om de jongeren, die op 1 oktober 2018 zonder startkwalificatie zijn uitgevallen uit onderwijs terwijl ze het jaar ervoor, op 1 oktober 2017, waren geregistreerd in bekostigd vo, mbo en vavo in BRON (de zogenoemde startpopulatie). Aangegeven wordt welk deel van hen een jaar later, op 1 oktober 2019 welk deel opnieuw naar school en welk deel een baan heeft.

  • In februari 2021 staat op het zakelijk portaal van DUO het percentage jongeren dat op 1 oktober 2020 is teruggekeerd in het onderwijs of een baan heeft nadat zij op 1 oktober 2019 zijn uitgevallen zonder startkwalificatie en op 1 oktober 2018 stonden ingeschreven in bekostigd vo, mbo of vavo volgens BRON. Deze gegevens gebruikt OCW als zogenoemde nulmeting.

  • Vanaf februari 2022 ontvangt uw regio de gegevens voor de meetmomenten, waarover uw regio de streefcijfers heeft ingevuld op het invulblad, namelijk de meetmomenten 1 oktober 2021 tot en met 1 oktober 2024. Het betreft dus het aandeel uitgevallen jongeren, die op het meetmoment terugkeren in een baan of in het onderwijs. Met behulp van de streefcijfers geeft u aan naar hoeveel procent uitgevallen jongeren dat een jaar later opnieuw naar school gaat en het percentage uitgevallen jongeren dat een jaar later aan het werk is, u op 1 oktober 2024 streeft. Ook geeft u aan welke resultaten – uitgedrukt in percentages – u in de tussenliggende jaren wilt behalen.

Tabel 2: vsv'ers een jaar later in een baan of terug op school

Levermoment van gegevens

meetmoment

   

1-10-17

1-10-18

1-10-19

1-10-20

1-10-21

1-10-22

1-10-23

1-10-24

hulp bij bepalen streefpercentages

feb-20

start

populatie

uitval

moment

% school en werk

         

Nulmeting

feb-21

 

start

populatie

uitval

moment

% school en werk

       

eerste streefpercentage

feb-22

   

start

populatie

uitval

moment

% school en werk

     

tweede streefpercentage

feb-23

     

start

populatie

uitval

moment

% school en werk

   

derde streefpercentage

feb-24

       

start

populatie

uitval

moment

% school en werk

 

vierde streefpercentage

feb-25

         

start

populatie

uitval

moment

% school en werk

3. Maatregelen en begroting

Bij dit onderdeel gaat u in op de maatregelen die in uw RMC-regio worden genomen. U geeft aan wat de maatregel inhoudt, aan welke doelstelling(en) van de regeling de maatregel bijdraagt en wat het totaalbedrag per maatregel is. Dit kunnen personele of materiële kosten zijn. Ook geeft u kosten aan die u begroot voor de beheers- en coördinatiekosten. Dit betreft zowel de overkoepelende beheers- en coördinatiekosten als de beheers- en coördinatiekosten van specifieke maatregelen. U kunt ook een dergelijke tabel in uw regionaal programma opnemen en hiernaar verwijzen.

4. Overzicht bedrag subsidie

Bij dit onderdeel geeft u het totale bedrag aan waarvoor u subsidie aanvraagt.

5. Ondertekening

Bij dit onderdeel ondertekent u de aanvraag.

Controle door DUO

DUO controleert of:

  • de benodigde stukken meegestuurd zijn en volledig zijn ingevuld en ondertekend;

  • het programma maatregelen bevat die inzetten op de doelen van de regeling én een plusvoorziening bevat, tenzij onderbouwd aangegeven waarom niet;

  • een begroting voor het regionaal programma is meegestuurd;

  • het aangevraagde bedrag niet uitkomt boven het beschikbare budget per contactschool.

Planning
  • 1 april 2020 tot en met 30 september 2020: aanvraagperiode voor subsidie door contactschool

  • Uiterlijk 30 november 2020: beschikking subsidie door DUO

  • 1 september 2020: start regionaal programma

  • 1 april jaarlijks vanaf 2021: deadline aanleveren effectrapportage (toelichting op resultaten)

Weergave aanvraagformulier subsidie voor uitvoering van het regionale programma voortijdig schoolverlaten en voor jongeren in een kwetsbare positie 2020–2024
1. Contactgegevens

Nummer RMC-regio

 

Naam RMC-regio

 

Contactgemeente van de RMC-regio

Contactgemeente

 

Naam verantwoordelijk wethouder

 

Postadres wethouder

 

Naam contactpersoon

 

Functie contactpersoon

 

Postadres contactpersoon

 

Telefoonnummer contactpersoon

 

E-mailadres contactpersoon

 

Contactschool van de RMC-regio

Naam contactschool

 

BRIN-nummer

 

Voorzitter College van Bestuur

 

Postadres CvB

 

Naam contactpersoon

 

Functie contactpersoon

 

Postadres contactpersoon

 

Telefoonnummer contactpersoon

 

E-mailadres contactpersoon

 
2. Streefcijfers

Regio

Teldatum 1 oktober 2021 m.b.t studiejaar 2020/2021

Teldatum 1 oktober 2022 m.b.t studiejaar 2021/2022

Teldatum 1 oktober 2023 m.b.t studiejaar 2022/2023

Teldatum 1 oktober 2024 m.b.t studiejaar 2023/2024

% nieuwe jaarlijkse vsv in RMC regio

Vul hier het streefcijfer in voor de groep nieuwe vsv’ers op 1 oktober 2021

Vul hier het streefcijfer in voor de groep nieuwe vsv’ers op 1 oktober 2022

Vul hier het streefcijfer in voor de groep nieuwe vsv’ers op 1 oktober 2023

Vul hier het streefcijfer in voor de groep nieuwe vsv’ers op 1 oktober 2024

% vsv dat jaar later opleiding volgt

Vul hier het streefcijfer in voor de groep nieuwe vsv’ers van 1 oktober 2020; welk % daarvan volgt op 1 oktober 2021 een opleiding?

Vul hier het streefcijfer in voor de groep nieuwe vsv’ers van 1 oktober 2021; welk % daarvan volgt op 1 oktober 2022 een opleiding?

Vul hier het streefcijfer in voor de groep nieuwe vsv’ers van 1 oktober 2022; welk % daarvan volgt op 1 oktober 2023 een opleiding?

Vul hier het streefcijfer in voor de groep nieuwe vsv’ers van 1 oktober 2023; welk % daarvan volgt op 1 oktober 2024 een opleiding?

% vsv dat jaar later werk heeft

Vul hier het streefcijfer in voor de groep nieuwe vsv’ers van 1 oktober 2020; welk % daarvan is op 1 oktober 2021 aan het werk?

Vul hier het streefcijfer in voor de groep nieuwe vsv’ers van 1 oktober 2021; welk % daarvan is op 1 oktober 2022 aan het werk?

Vul hier het streefcijfer in voor de groep nieuwe vsv’ers van 1 oktober 2022; welk % daarvan is op 1 oktober 2023 aan het werk?

Vul hier het streefcijfer in voor de groep nieuwe vsv’ers van 1 oktober 2023; welk % daarvan is op 1 oktober 2024 aan het werk?

3. Maatregelen en begroting

Maatregel 1: ‘titel maatregel’

Inhoud van de maatregel

 

Draagt bij aan welke doelstelling(en):

1.aantal jaarlijkse nieuwe vsv verlagen

2.% vergroten uitgevallen jongeren terug naar school

3.% vergroten uitgevallen jongeren naar werk

4. jongeren in kwetsbare positie monitoren en ondersteunen

 

Totaalbedrag voor de gehele looptijd van de maatregel

Maatregel 2: ‘titel maatregel’

Inhoud van de maatregel

 

Draagt bij aan welke doelstelling(en)

1.aantal jaarlijkse nieuwe vsv verlagen

2.% vergroten uitgevallen jongeren terug naar school

3.% vergroten uitgevallen jongeren naar werk

4. jongeren in kwetsbare positie monitoren en ondersteunen

 

Totaalbedrag voor de gehele looptijd van de maatregel

Maatregel Plusvoorziening ‘titel maatregel’

Doel

 

Looptijd

 

Totaalbedrag voor de gehele looptijd van de maatregel

OF: waarom niet relevant

 

Voeg vanaf hier eventuele overige maatregelen en/of plusvoorzieningen toe

Beheers- en coördinatiekosten voor de gehele looptijd van de regeling

4. Overzicht bedrag subsidieaanvraag

Totaalbedrag waarvoor de contactschool subsidie aanvraagt voor uitvoering van het regionaal programma gedurende vier jaar

5. Ondertekening

Namens de scholen en instellingen in de regio:

Naam bevoegd gezag van de contactschool

 

Plaats

 

Datum

 

Handtekening

 

Namens de gemeenten in de regio:

Naam verantwoordelijke wethouder van de RMC-contactgemeente van de RMC-regio

 

Plaats

 

Datum

 

Handtekening

 

BIJLAGE 5. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 5.1 VAN DE REGELING REGIONALE AANPAK VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2020–2024 (FORMULIER EN HANDLEIDING EFFECTRAPPORTAGE REGIONALE INZET VSV)

Formulier en handleiding Effectrapportage regionale inzet vsv

Inleiding

De contactgemeente van de RMC-regio is wettelijk verplicht jaarlijks een effectrapportage op te stellen waarin de streefcijfers en bereikte resultaten om voortijdig schoolverlaten te voorkomen en te bestrijden, worden toegelicht (artikel 8.3.2 lid 7 WEB). Ook dient in deze effectrapportage aangegeven te worden hoe de domeinen arbeid en zorg bij het regionale bestuurlijk overleg zijn betrokken in het kader van het regionaal programma vsv (artikel 8.3.4 lid 5 WEB).

Via de ministeriële regeling worden scholen en gemeenten gevraagd het regionaal programma vsv op te stellen. Via deze regeling worden gemeenten ook gevraagd de effectrapportage via een vast format jaarlijks aan te leveren aan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De onderwijsinstellingen worden gevraagd mee te werken aan het opstellen van deze regeling (artikel 3.4, lid 4 van de Regeling). Gezien de hoge administratieve lasten van de vorige effectrapportage uit de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017 is besloten het format aan te passen en in te korten.

Doel

De rapportage beoogt een instrument te zijn voor de gesprekken tussen OCW en de RMC-regio over behaalde resultaten en genomen maatregelen. De effectrapportage geeft tegelijk invulling aan de wettelijke verplichting van de contactgemeente om jaarlijks een effectrapportage vast te stellen waarin de bereikte resultaten in het licht van de eerder opgestelde streefcijfers worden toegelicht. Het opstellen van streefcijfers is onderdeel van het regionaal programma vsv conform de Regeling regionaal programma vsv 2020–2024.

Procedure

DUO zal jaarlijks via het zakelijk portaal per RMC-regio het volgende in beeld brengen:

  • Het percentage nieuwe vsv’ers;

  • Het percentage vsv’ers dat één jaar later een opleiding volgt;

  • Het percentage vsv’ers dat één jaar later aan het werk is.

De regio wordt gevraagd via de vragen die hieronder zijn opgesteld de resultaten jaarlijks toe te lichten. Hiervoor wordt u jaarlijks, via de gebruikelijke weg, per mail benaderd. Vervolgens vindt er ook elk jaar een gesprek tussen OCW en de regio plaats. Dit gesprek kan onderdeel zijn van de reguliere gesprekken die accountmanagers van OCW reeds jaarlijks met de regio over de vsv-cijfers voeren. Door deze werkwijze kan regelmatig – en met oog voor regionale verschillen – door de regio bijgestuurd worden.

Jaarlijkse planning effectrapportage

  • Vanaf 1 oktober: telling nieuwe vsv’ers + vsv 1 jaar later. Gegevens betreffen het studiejaar daarvoor.

  • Februari: DUO levert per RMC-regio resultaten aan de RMC-regio via het zakelijk portaal.

  • 1 april: RMC-regio levert toelichting op de cijfers aan DUO.

  • April/mei/juni: OCW en de regio gaan in gesprek over behaalde resultaten en maatregelen.

Toelichting op de cijfers

U heeft van DUO de resultaten van uw regio gekregen. Hierin wordt aangegeven wat het opgegeven streefcijfer uit het regionaal programma is én het behaalde resultaat van het betreffende jaar.

Wij vragen u deze cijfers toe te lichten aan de hand van onderstaande vragen.

Als de antwoorden op deze vragen terugkomen in eigen verslaglegging (bijvoorbeeld een jaarverslag, of eigen cijfermateriaal) is het voldoende om dit naar DUO toe te sturen.

Het gaat hier niet om een financiële verantwoording, maar om een beleidsinhoudelijke verantwoording van de maatregelen die via het regionaal programma vsv uitgevoerd worden.

De financiële verantwoording loopt via de reguliere weg, middels de Sisa-verantwoording door gemeenten en de jaarverslaglegging door onderwijsinstellingen.

Vragen:

  • Zijn de beoogde streefcijfers dit jaar behaald?

  • Zo ja, wat waren de succesfactoren?

  • Zo nee, wat is hiervan de oorzaak?

  • In hoeverre is er sprake van ongediplomeerde uitstroom naar werk (‘groenpluk’) onder vsv’ers?

  • Welke aanpassingen of aanvullingen gaat de regio inzetten om alsnog de streefcijfers te behalen?

  • Welke maatregelen uit het regionaal programma vsv werken goed en welke minder goed?

  • Wat zijn hiervan de oorzaken?

  • Hoe zijn de domeinen arbeid en zorg betrokken bij het regionale bestuurlijke overleg en

  • Welke resultaten zijn hiermee bereikt?3

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

Gemeenten hebben de taak om jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie te monitoren en daarmee voortijdig schoolverlaten (vsv) te voorkomen en te bestrijden. Gemeenten werken hiervoor samen in RMC-regio’s met andere gemeenten, vo- en mbo-scholen. De afgelopen jaren is een koers ingezet waarbij het vsv-beleid is verbreed naar alle kwetsbare jongeren zonder startkwalificatie tot 23 jaar. Door gemeenten en scholen is gewerkt aan een aanpak waarbij al deze jongeren in beeld zijn en de juiste ondersteuning krijgen. Niet alleen richting onderwijs, maar ook in begeleiding naar werk en zorg.

Sinds 2019 is wettelijk vastgelegd dat gemeenten en scholen in een regio elke vier jaar een regionaal programma moeten opstellen met maatregelen ter voorkoming en bestrijding van voortijdig schoolverlaten van jongeren tussen de 12 en 23 jaar.4 Het huidige programma loopt tot en met studiejaar 2019/2020. Via deze ministeriële regeling worden de doelstellingen en kaders vastgelegd voor het verkrijgen van subsidie voor uitvoering van het regionale programma tot en met studiejaar 2023/2024. Daarnaast worden via deze ministeriële regeling nadere voorschriften voor de uitvoering van de RMC-taak door gemeenten vastgesteld conform artikel 8.3.2 lid 2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna ‘WEB’). Tot slot worden conform het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (‘Besluit’) de RMC-regio’s én de bedragen voor de specifieke uitkering ten behoeve van de RMC-functie vastgesteld.

Probleemstelling

Voortijdig schoolverlaten (hierna: vsv), oftewel het verlaten van school zonder diploma op minimaal het niveau van een startkwalificatie (een diploma havo, vwo of mbo-niveau 2), is een groot maatschappelijk probleem. Jongeren zonder startkwalificatie zijn vaker werkloos, ontvangen vaker een uitkering, maken meer gebruik van zorg en komen vaker in aanraking met justitie dan jongeren met een startkwalificatie. Als jongeren eenmaal uitgevallen zijn, vindt slechts een deel een baan (38%) of gaat terug naar school (24%). 38% van de uitvallers gaat een jaar na dato niet naar school, en is ook niet aan het werk.5 Sinds 2002 staat het bestrijden van het jaarlijkse aantal nieuwe vsv’ers hoog op de politieke agenda. De aanpak heeft lange tijd succes gehad. Verlieten in 2002 nog jaarlijks 71.000 jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie, in het studiejaar 2016/2017 was dat teruggebracht naar 23.774 jongeren. Helaas is vanaf het studiejaar 2017/2018 een stijging te zien van het aantal jaarlijkse nieuwe schoolverlaters. Tegelijk hebben wel steeds meer uitvallers één jaar na uitval een baan.6

Doelstelling en doelgroep

Het uitgangspunt van het kabinet is dat jongeren op school zitten, een baan hebben of een traject van leren en werken volgen. Waar nodig krijgen jongeren in combinatie hiermee een zorg- en ondersteuningsaanbod. De regio moet ervoor zorgen dat hiertoe een sluitend regionaal vangnet wordt gerealiseerd. Daarbij wordt ernaar gestreefd dat zoveel als mogelijk, jongeren minimaal een diploma halen op het niveau van een startkwalificatie.

Het voorkomen en bestrijden van uitval onder jongeren tussen de 12 en 23 jaar blijft net als vorige jaren de belangrijkste doelstelling van deze regeling. Om de urgentie van het voorkomen en bestrijden van vsv te behouden, blijft de doelstelling uit de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017 om het aantal nieuwe jaarlijkse vsv’ers te verlagen naar 20.000, onverminderd van kracht. De eerste doelstelling van deze regeling is dan ook dat uitval in de regio nog verder wordt teruggedrongen via het regionaal programma vsv.

Tegelijk is het van belang te erkennen dat er altijd jongeren zullen blijven uitvallen. Het is belangrijk dat zij goed begeleid worden: waar mogelijk terug naar een kwalificerende opleiding en anders richting werk, in combinatie met andere leer- en ontwikkelmogelijkheden. Het kabinet streeft er daarom naar dat via het regionaal programma vsv meer uitgevallen jongeren terug naar school worden begeleid of, wanneer dit niet haalbaar is, aan het werk gaan. Regio’s worden gevraagd doelstellingen in de vorm van streefcijfers te formuleren om het percentage vsv’ers dat een jaar later terug naar school of aan het werk gaat, te verhogen. Tot slot worden regio’s gevraagd om via maatregelen in het regionaal programma jongeren in een kwetsbare positie te ondersteunen in de overstap naar vervolgonderwijs of arbeid. Hier hoeven geen streefcijfers voor opgesteld te worden.

Regionale aanpak - gezamenlijke verantwoordelijkheid

Deze regeling beoogt voor gemeenten en onderwijsinstellingen kaders te stellen bij de vormgeving en uitvoering van hun wettelijke taak om gezamenlijk via een regionale aanpak uitval te voorkomen en (uitgevallen) jongeren naar een passende plek te begeleiden. Afgelopen periode stond vooral in het teken van verankeren van de regionale samenwerking. In dat kader is in de periode voor 2020 besloten de middelen voor het regionaal programma zowel aan de contactschool als aan de RMC-contactgemeente te verstrekken. Dit benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid en leidt tot gelijkwaardige samenwerking tussen scholen en gemeenten. In de periode 2020–2024 wordt deze regionale samenwerking verder verstevigd. Opnieuw zullen daarom zowel middelen aan de contactschool als aan de RMC-contactgemeente verstrekt worden ten behoeve van uitvoering van het regionaal programma. Het uitgangspunt van de regionale aanpak is dat jongeren op school zitten, een baan hebben of een traject van leren en werken volgen. Waar nodig krijgen jongeren in combinatie hiermee een zorgaanbod. In deze regeling is daarom meer aandacht voor het aantal uitgevallen jongeren dat weer terug naar school gaat of aan het werk gaat. Gemeenten en scholen worden ten opzichte van de vorige regeling voor het regionaal programma explicieter gevraagd om gezamenlijk via de effectrapportage een toelichting op de regionale resultaten te geven.

Maatregelen in het regionaal programma

In het schooljaar 2018/2019 is het aantal jaarlijkse nieuwe vsv’ers gestegen ten opzichte van het jaar daarvoor. Gemeenten en scholen hebben eerder aangegeven dat de aantrekkende arbeidsmarkt, toenemende multi-problematiek onder jongeren en een toenemend aantal verkeerde studiekeuzes oorzaken zijn voor de stijging van het aantal jaarlijkse uitvallers in. Ook uit de enquête van ROA onder uitgevallen jongeren blijken de aantrekkende arbeidsmarkt en multi-problematiek belangrijke oorzaken voor de stijging. Daarnaast wordt ook aangegeven dat schoolgerelateerde problemen een belangrijke factor zijn.7

Vanwege het stijgend aantal nieuwe jaarlijkse vsv’ers is het van groot belang om kritisch naar de huidige maatregelen te kijken en te onderzoeken met welke maatregelen de uitval onder jongeren verder verminderd kan worden. Daarom wordt aan de regio’s gevraagd om een regionale analyse naar de oorzaken van de stijging op te stellen en op basis hiervan maatregelen voor het regionaal programma te formuleren die uitval gaan voorkomen. Daarnaast wordt aan de regio gevraagd om maatregelen op te nemen waarmee het percentage reeds uitgevallen jongeren dat terug naar school gaat of werk heeft, wordt vergroot.

Specifiek aandacht vraagt het voorkomen van ongediplomeerde uitstroom naar werk (‘groenpluk’). Dit is onwenselijk omdat deze jongeren geen duurzame plek op de arbeidsmarkt krijgen en in economisch minder gunstige tijden snel werkloos zijn. Hoewel de Coronacrisis de problematiek van groenpluk in een ander daglicht plaatst, is het van belang dit waar mogelijk te voorkomen. MKB Nederland, VNO-NCW, JOB, SBB, MBO Raad, Ingrado en OCW hebben zich er via een intentieverklaring aan gecommitteerd om jongeren niet voortijdig van school te halen, maar ze van een bbl-plek te voorzien om werk en onderwijs te combineren.8 Indien er bij de school een signaal is dat een jongere ongediplomeerd aan het werk wil gaan zal de school bij de jongere nagaan wat de reden is en of het omzetten naar een bbl-traject mogelijk is. Indien de jongere bij RMC bekend is, dan zal RMC de jongere benaderen. In samenwerking met de SBB zal het leerbedrijf worden benaderd om een bbl-plek te creëren. Mbo instellingen zetten zich in voor flexibele instroom in bbl-opleidingen, om als een leerwerkplek is gevonden de jongeren direct te laten instromen.

Verhouding tot de wettelijke taken van scholen en gemeenten

Conform artikel 8.3.4, eerste lid, van de WEB stellen alle gemeenten, instellingen en scholen (inclusief praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs) een regionaal programma op met maatregelen ter voorkoming en bestrijding van voortijdig schoolverlaten van jongeren tussen de twaalf en drieëntwintig jaar. Deze regeling geeft de inhoudelijke kaders voor dit regionaal programma weer. Een contactschool ontvangt alleen subsidie voor uitvoering van het regionaal programma, indien wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in de regeling.

De maatregelen in het regionaal programma zijn aanvullend op bestaande (wettelijke) taken voor scholen en gemeenten waarvoor zij reeds bekostiging danwel een uitkering ontvangen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de registratie van verzuim door scholen (artikel 8.1.8 van de WEB) en het monitoren van jongeren tussen de 16 en 23 jaar door gemeenten (artikel 8.3.2, eerste lid, van de WEB). De maatregelen dienen regionaal van aard te zijn, en activiteiten te bekostigen die niet tot stand komen via reguliere taken en bekostiging.

Privacy

Voor deze regeling is geen Privacy Impact Assessment (PIA, gegevens-effect-beoordeling) uitgevoerd. Het gebruik van gegevens bij de uitvoering van deze regeling beperkt zich namelijk tot opgave van naam en contactgegevens (postadres, telefoonnummer en e-mail adres) van contactpersonen bij de contactgemeenten en contactscholen in de (digitale) formulieren (bijlage 4 en 5). Vanuit de regeling vloeit geen directe verplichting tot grootschalige verwerkingen of stelselmatige monitoring van persoonsgegevens voort. Er worden geen gegevens verwerkt die op de lijst van verwerkingen staat waarvoor een PIA verplicht is. Ook is er een hele lage kans dat de verwerking een hoog privacy-risico voor natuurlijke personen met zich meebrengt. De criteria met een mogelijk hoog privacy-risico zijn namelijk niet van toepassing op de gegevensverwerking in deze regeling.

Caribisch Nederland

De regeling geldt niet voor Caribisch Nederland. Scholen en gemeenten in Caribisch Nederland kennen namelijk geen wettelijke verplichting tot het opstellen van een regionaal programma voortijdig schoolverlaten.

Monitoring

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zal jaarlijks per RMC-regio in beeld brengen hoe de regio ervoor staat in relatie tot de in de regio opgestelde streefcijfers. De regio wordt gevraagd via de vragen in bijlage 5 van deze regeling de resultaten jaarlijks toe te lichten. Vervolgens vindt er ook jaarlijks een gesprek plaats tussen het ministerie van OCW en elke RMC-regio.

Regeldruk

Deze regeling heeft voor burgers niet per definitie additionele gevolgen bovenop de gevolgen van de reeds bestaande wettelijke taken. Wel kan het zijn dat door de focus die wordt aangebracht in deze regeling maatregelen voor specifieke groepen jongeren worden ingezet die er voorheen niet waren. Dit is daarmee een positief gevolg voor de doelgroep van de regeling.

Gemeenten en scholen kennen reeds de wettelijke verplichting om een regionaal programma en effectrapportage op te stellen. Dit geldt ook voor het participeren van alle scholen en gemeenten in een RMC-regio in het regionaal bestuurlijk overleg over de analyse en de invulling van het regionaal programma. Deze regeling geeft hier nadere invulling aan en is een vervolg op het regionaal programma vsv dat loopt tot en met kalenderjaar 2020. Er komen voor wat betreft het opstellen van het regionaal programma geen additionele regeldrukkosten bij ten opzichte van de Wet tot wijziging van de WEB inzake regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie9: coördinatie en overleg moet conform de wet al plaatsvinden. Deze regeling geeft alleen invulling aan de inhoud van de coördinatie en het overleg.

Structurele regeldrukkosten

De RMC-contactgemeente is wettelijk verplicht jaarlijks een effectrapportage vast te stellen op grond van artikel 8.3.2, zevende lid, van de WEB. Regeldrukkosten worden voor gemeenten in deze paragraaf niet in kaart gebracht. De contactschool heeft echter ook werk aan deze effectrapportage. Zij zal input moeten aanleveren en moeten deelnemen aan het jaarlijkse gesprek met het ministerie van OCW over de resultaten. Door vereenvoudiging van het format voor de effectrapportage wordt beoogd de regeldrukkosten ten opzichte van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017 te verlagen.

Voor contactscholen zijn de volgende structurele jaarlijkse regeldrukkosten berekend voor het leveren van een bijdrage aan de effectrapportage: 24 uur (jaarlijkse tijdsbesteding per regio) * € 50,– (kosten per uur) * 40 (contactscholen) = € 48.000,–.

De RMC-contactschool verantwoordt jaarlijks over de subsidie overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. De RMC-contactschool voert hiervoor een financiële controle en een accountantscontrole uit. Voor contactscholen zijn de volgende structurele jaarlijkse regeldrukkosten berekend voor de verantwoording over de subsidie: 16 uur (jaarlijkse tijdsbesteding per regio) * € 50,– (kosten per uur) * 40 (contactscholen) = € 32.000,–.

Incidentele regeldrukkosten

Incidentele regeldrukkosten betreffen het invullen en indienen van het aanvraagformulier voor subsidie door de contactschool. Gezien de vereenvoudiging van het format voor het aanvraagformulier is de verwachting dat de administratieve lasten worden verminderd ten opzichte van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017.

Voor contactscholen zijn de volgende incidentele regeldrukkosten berekend voor het invullen van het aanvraagformulier: 24 uur (eenmalige tijdsbesteding) * € 50,– (kosten per uur) * 40 (contactscholen) = € 48.000,–.

Kennisnamekosten

De kennisnamekosten bestaan uit het aantal uren dat de contactschool besteedt aan het kennisnemen van deze ministeriële regeling.

Voor contactscholen zijn de volgende kennisnamekosten berekend voor het kennisnemen van de regeling: 8 uur (eenmalige tijdsbesteding) *€ 50,– (kosten per uur) * 40 (contactscholen) = € 16.000,–.

Uitvoering, toezicht en handhaving

DUO en de Inspectie van het Onderwijs achten de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.

Financiële gevolgen

RMC-contactgemeenten ontvangen jaarlijks in totaal € 54.509.000,– voor het uitvoeren van taken in de betreffende RMC-regio, zoals bedoeld in artikel 8.3.2., vijfde lid, van de WEB. Hiervan is € 35.309.000,– bedoeld voor het uitvoeren van taken in de betreffende RMC-regio en € 19.200.000,– voor uitvoering van maatregelen uit het regionaal programma. Contactgemeenten verantwoorden jaarlijks over de algehele specifieke uitkering en geven in deze verantwoording aan hoeveel geld er aan de uitvoering van RMC-taken is besteed en hoeveel geld er aan uitvoering van maatregelen uit het regionaal programma is besteed. De verdeelsleutel voor de specifieke uitkeringen is vastgelegd in het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (hierna: Besluit). Het voornemen is om de hoogte van de bedragen per regio met betrekking tot de uitkering van het regionaal programma vanaf 2021, gelijkte laten blijven ten opzichte van de hoogte van de uitkering per regio in 2020. Het Besluit zal hiervoor in 2020 op worden aangepast.

Voor scholen in de RMC-regio wordt € 30.400.000,– miljoen beschikbaar gesteld aan de contactschool voor uitvoering van het regionaal programma. De RMC-regio indeling wordt in deze regeling gewijzigd ten opzichte van de Regeling regionaal programma vsv 2017. Deze wijziging heeft financiële gevolgen voor de hoogte van het uit te keren budget per regio. De voormalige RMC-regio Arnhem-Nijmegen is gesplitst waardoor er in totaal 40 RMC-regio’s zijn in plaats van 39 RMC-regio’s. Het macrobudget voor de subsidie en de gemeentelijke uitkeringen voor het regionaal programma en de RMC-taak wijzigt echter niet.

Met betrekking tot de subsidie aan de contactscholen heeft dit tot gevolg dat het jaarlijkse vaste bedrag per regio is verlaagd van € 100.000,– naar € 97.500,–. Het variabele bedrag wordt net als in de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017, gebaseerd op het bedrag dat de contactscholen in 2016 kregen voor de aanpak. De variabele bedragen per contactschool blijven daarom hetzelfde. Het bedrag de contactschool van de regio Arnhem-Nijmegen conform de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017 kreeg, wordt evenredig verdeeld onder de twee contactscholen die zijn aangewezen voor beide regio’s. Met betrekking tot de uitkering aan gemeenten voor het regionaal programma wordt het bedrag dat de voormalige regio Arnhem-Nijmegen ontving, door tweeën gedeeld. Bij deze uitkering is geen sprake van een vaste voet.

Met betrekking tot de uitkering voor de RMC-functie, heeft dit tot gevolg dat het vaste bedrag per regio is verlaagd van jaarlijks € 252.910,– naar € 246.587,25. Voor de variabele bedragen van de uitkering wordt het bedrag dat de voormalige regio Arnhem-Nijmegen evenredig verdeeld onder de twee contactgemeenten die zijn aangewezen voor beide regio’s.

Evaluatie

Via de jaarlijkse effectrapportage wordt gemonitord wat de resultaten per RMC-regio zijn en hoe het regionaal programma hieraan bijdraagt. Daarnaast zal uiterlijk in 2024 een evaluatie uitgevoerd worden naar de effecten van het regionaal programma als geheel.

Advies en consultatie

De regeling is opengesteld voor internetconsultatie. Er zijn 36 reacties binnengekomen van onder andere gemeenten, mbo-instellingen en belangenorganisaties. De internetconsultatie heeft geleid tot meerdere kleine aanpassingen in de regeling, alsmede tot aanpassingen in de memorie van toelichting.

Landelijke ambitie van 20.000 vsv’ers in 2024 en streefcijfers

Verschillende partijen vragen zich af of 20.000 vsv’ers in 2024 een realistische ambitie is. In de regeling worden RMC-regio’s verplicht om streefcijfers op te stellen voor het percentage uitvallers dat weer terug naar school gaat. Sommige scholen en gemeenten geven aan dat het risico bestaat dat een deel van hen opnieuw gaat uitvallen, waardoor het totale aantal vsv’ers zou stijgen. Ook zeggen sommige regio’s dat wanneer jongeren weer naar werk worden begeleid, minder vsv’ers terug naar school gaan en het totale aantal vsv’ers wederom toeneemt.

De ambitie is om uitval in de regio nog verder terug te dringen via de regeling regionale aanpak vsv. Na een lange periode van daling van het aantal vsv’ers vindt er nu weer een stijging plaats. Het kabinet wil de ambitie van maximaal 20.000 nieuwe vsv’ers vasthouden om de urgentie te behouden en zoveel mogelijk jongeren een kwalificerend diploma te laten behalen.

De verwachting is niet dat het totale aantal nieuwe vsv’ers zal stijgen wanneer RMC-regio’s een streefcijfer moeten opstellen voor het percentage vsv’ers dat een jaar later terug naar school of aan het werk gaat. Het is namelijk al een wettelijke taak van gemeenten om jongeren te ondersteunen en door te verwijzen indien zij uitvallen. Deze taak krijgt alleen een impuls door de regeling.

Definitie jongeren in een kwetsbare positie

In de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017 (geldend tot en met 2020), werden kwetsbare jongeren gedefinieerd als jongeren die vanuit een kwetsbare onderwijspositie komen (pro, vso, vmbo-b, entree-opleiding) en de overstap maken naar een vervolgopleiding of de arbeidsmarkt. Het voornemen was om in de huidige regeling het begrip kwetsbare jongeren te beperken tot jongeren die vanuit het pro, vso of entree-opleiding uitstromen naar de arbeidsmarkt of dagbesteding.

Uit de internetconsultatie bleek dat er veel verwarring was over deze wijziging. Het was onduidelijk in hoeverre nog ingezet moest worden op jongeren die vanuit een kwetsbare onderwijspositie de overstap maken naar een vervolgopleiding. Ook gaven meerdere RMC-regio’s aan dat de overstap naar onderwijs nog steeds kwetsbaar is voor veel jongeren en inzet nodig blijft. Daarom is een aanpassing doorgevoerd na de internetconsultatie: ten opzichte van de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2017 wordt de definitie en bijbehorende subsidiedoelstelling voor jongeren in een kwetsbare positie niet langer gewijzigd.

Afrekening scholen op basis van streefcijfers

Sommige scholen en gemeenten hebben zorgen geuit dat scholen erop worden afgerekend als zij streefcijfers niet behalen. Scholen worden niet afgerekend op basis van het behalen van streefcijfers. De subsidieverstrekking is niet afhankelijk van het behalen van de streefcijfers. Bovendien worden er streefcijfers geformuleerd per RMC-regio, gebaseerd op het aantal jongeren dat in een RMC-regio woonachtig is. Er wordt dus niet van de school verwacht dat zij op basis van deze regeling streefcijfers opstellen per school. Het opstellen van streefcijfers kan overigens voor wat betreft mbo-scholen wel een onderdeel zijn van de kwaliteitsagenda, zoals vastgelegd in het Bestuursakkoord mbo 2018-2022: Trots, vertrouwen en lef.10

Verwarring over middelen RMC-taak en regionaal programma

In de regeling worden zowel de financiële middelen voor de regionale aanpak vsv voor scholen bepaald, als de middelen voor de RMC-functie. Uit de reacties op de internetconsultatie blijkt dit niet altijd helder te zijn. Er is getracht duidelijkheid te scheppen door de middelen in twee aparte paragrafen te benoemen.

De hoogte van de middelen voor de regionale aanpak vsv voor de contactgemeente zijn nog niet inzichtelijk. Dit komt omdat de middelen voor de contactgemeente worden bepaald in het Besluit. Het voornemen is om de hoogte van de bedragen per regio gelijk te laten blijven ten opzichte van de hoogte van de uitkering per regio in 2020. Het Besluit wordt hiervoor in 2020 gewijzigd. Bij het vaststellen van de middelen in het Besluit wordt rekening gehouden met de wijziging van de RMC-regio indeling door de splitsing van RMC-regio Arnhem-Nijmegen. Dit heeft echter geen financiële gevolgen voor de overige RMC-regio’s, omdat het bedrag dat de voormalige regio Arnhem-Nijmegen ontving door tweeën wordt gedeeld en er geen sprake is van een vaste voet.

Er wordt in de regeling zowel over studiejaren als kalenderjaren gesproken. Dit kan verwarrend zijn. De subsidie voor scholen voor het regionaal programma loopt van studiejaren 2020-2021 tot en met 2023-2024. Deze subsidie mag uiterlijk in kalenderjaar 2024 worden besteed. Dit is in lijn met de vorige regeling. De subsidie van het vorige regionaal programma liep van studiejaren 2016-2017 tot en met 2019-2020. Deze subsidie mag uiterlijk worden besteed in kalenderjaar 2020.

De specifieke uitkering voor contactgemeenten voor de RMC-functie wordt per kalenderjaar verstrekt. De uitkering moet uiterlijk in 2024 zijn besteed. De uitkering wordt teruggevorderd indien de uitkering na 2024 niet geheel is besteed aan het doel waarvoor de uitkering is bestemd.

Indien een contactschool een aanvraag indient die het maximaal beschikbare bedrag overschrijdt, dan wordt het bedrag toegekend zoals is bepaald in bijlage 3.

Verlaging van de middelen n.a.v. wijziging in samenstelling RMC-regio’s

De samenstelling van de RMC-regio’s is gewijzigd. De regio Arnhem-Nijmegen is gesplitst waardoor er nu in totaal 40 RMC-regio’s zijn. Hierdoor is het vaste bedrag per regio verlaagd voor elke RMC-regio. Verschillende scholen en gemeenten vinden dat andere regio’s niet moeten worden benadeeld indien een RMC-regio besluit te splitsen. Het macro budget voor de subsidie en de gemeentelijke uitkeringen voor het regionaal programma en de RMC-taak liggen vast in de begroting OCW en kunnen niet via deze regeling gewijzigd worden. Hierdoor is herverdeling van de middelen onvermijdelijk. Het is noodzakelijk om een vaste voet te hanteren zodat elke regio een vaste basis heeft om vsv te voorkomen, ongeacht het aantal inwoners.

De rol van scholen en gemeenten en samenwerking met aanpalende domeinen

Sommige regio’s geven aan dat scholen taken krijgen die op het terrein van gemeenten liggen. Het gaat bijvoorbeeld om de ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie bij de overstap naar de arbeidsmarkt. De bedoeling van het regionaal programma is dat scholen en gemeenten samenwerken op zowel de wettelijke taken voor scholen als voor gemeenten. Zodat er altijd goede ondersteuning aan jongeren wordt geboden, ongeacht waar de verantwoordelijkheid van de school ophoudt, en die van de gemeente begint, en vice versa. Scholen worden in dit kader gevraagd de jongeren voor te bereiden en te ondersteunen bij de overstap naar de arbeidsmarkt wanneer duidelijk wordt dat de jongere ondanks alle inspanning toch zal uitstromen zonder kwalificerend diploma. Dit kan een school in ieder geval doen zolang de jongere ingeschreven staat en daarbij ook zorgen voor een goede overdracht richting de gemeente. Gemeenten werken bij de ondersteuning van jongeren bij de overstap naar werk samen met de uitvoering van de gemeentelijke taak voor deze doelgroep vanuit de Participatiewet. Het is daarbij de bedoeling dat zij maatregelen formuleren die een nadere invulling geven aan de wettelijke taak om een systeem van monitoring en doorverwijzing richting onderwijs en arbeidsmarkt uit te voeren.

Evaluatie regionaal programma

Sommige scholen en regio’s willen dat het regionaal programma in 2025 wordt geëvalueerd. Het huidige regionaal programma moet echter voor de start van het volgende programma worden geëvalueerd, om de benodigde aanpassingen te kunnen doorvoeren voor de kaders voor een volgend regionaal programma. Dit laat onverlet dat er in 2025 alsnog aspecten uit het programma kunnen worden geëvalueerd.

Begeleiden van jongeren naar werk

RMC-regio’s geven aan dat het begeleiden van jongeren naar werk een taakverzwaring betekent. Naar aanleiding van deze opmerking is de regeling aangepast. Een regeling is bedoeld voor nadere invulling of aanvullende stimulering, en zal niet leiden tot uitbreiding van de wettelijke taken. Om dit te verduidelijken zijn op enkele punten de regeling en toelichting aangepast. Er wordt niet meer gesproken van ‘begeleiding naar de arbeidsmarkt’, maar van een systeem van doorverwijzing en ondersteuning richting de arbeidsmarkt, in lijn met de huidige wettelijke taak. De maatregelen die in dit kader genomen worden binnen het regionaal programma moeten ervoor zorgen dat meer uitgevallen jongeren waarvoor een startkwalificatie niet (direct) haalbaar is, aan het werk komen. De gemeente kan hierbij zowel vanuit de RMC-functie als vanuit de taken uit de Participatiewet inzet plegen om dit streefcijfer te halen. Deze gemeentelijke functies dienen in ieder geval met elkaar samen te werken. In dit kader wordt ook verwezen naar bovenstaande alinea over de rollen van scholen en gemeenten.

Gemeenten en scholen hebben in de evaluatie van de Regeling regionaal programma vsv 2017, aangegeven dat de doelstelling gericht op het voorkomen van uitval alleen, geen recht doet aan het werk dat gemeenten en scholen reeds doen om jongeren die gaan uitvallen of uitgevallen zijn te ondersteunen terug naar school of richting de arbeidsmarkt. Daarom is besloten deze inzet verder te stimuleren door regio’s streefcijfers hiervoor op te laten stellen in het regionaal programma. Het gaat hierbij om streefcijfers die gehaald kunnen worden met maatregelen die binnen huidige wettelijke mandaten vallen.

Uitbreiding doelgroep naar 27 jaar

Verschillende regio’s geven aan dat zij graag zien dat de doelgroep wordt uitgebreid van 16 tot 23 jaar naar 16 tot 27 jaar. In het interdepartementaal beleidsonderzoek naar jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt wordt uitbreiding van de doelgroep geadviseerd. Uitbreiding van de doelgroep vraagt een verschuiving van de middelen en wordt daarom overgelaten aan het volgende kabinet.11

Meldingsplicht

Het was voor regio’s onduidelijk waarom de school een wijziging in de RMC-regio moet doorgeven. Dit is daarom gewijzigd in de regeling. Er wordt nu bepaald dat de contactschool een meldingsplicht heeft indien de samenstelling van het samenwerkingsverband in een RMC-regio wijzigt. De contactgemeente heeft een meldingsplicht indien de samenstelling van de RMC-regio wijzigt. De contactschool is hiertoe verplicht, omdat deze de hoofdaanvrager is voor de subsidie. De contactgemeente is hiertoe verplicht omdat zij de uitkering voor het regionaal programma en de RMC-taak ontvangt. De minister kan op verzoek van regio’s besluiten of een wijziging van de samenstelling van de RMC-regio indeling wordt gehonoreerd. Verzoeken om een RMC-regio aan te passen waarbij de RMC-regio wordt geharmoniseerd met de arbeidsmarktregio worden in principe altijd gehonoreerd.

Administratieve lasten en verantwoording middelen van gemeenten

RMC-regio’s geven aan dat zij graag zien dat de administratieve last van gemeenten wordt beperkt. Door de effectrapportage te vereenvoudigen worden de administratieve lasten voor gemeenten in hoge mate beperkt. Zij hoeven immers geen kwantitatieve data meer aan te leveren, maar slechts een toelichting te geven op de resultaten van hun regio die door DUO worden gegenereerd.

De administratieve lasten voor gemeenten worden niet gespecifieerd in de regeling. De gevolgen voor de regeldruk voor gemeenten vallen onder ‘bestuurlijke lasten’ en vallen daarom buiten de regeldruktoets van het ministerie van OCW.

Deadline indiening aanvraag

Sommige regio’s geven aan dat het tijdpad om de aanvraag in te dienen voor hen krap is. De volledige aanvraag moet uiterlijk 30 september 2020 door DUO zijn ontvangen. Hiermee worden regio’s verzekerd dat zij voor 1 december duidelijkheid hebben over hun aanvraag. Wanneer een aanvraag na 30 september 2020 wordt ingediend, wordt er naar gestreefd om deze alsnog in behandeling te nemen. Indien dit voor een goede uitvoering van de regeling noodzakelijk is, kan de minister aanvragen die na 30 september 2020 zijn ingediend, afwijzen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvraag ver na sluitingsdatum wordt ingediend en het overgebleven budget reeds op een andere manier ingezet is.

Inflatie, loon- en prijsbijstelling

Het kabinet bepaalt jaarlijks of de loon- en/of prijsbijstelling wordt uitgekeerd. Als de loon- en/of prijsbijstelling toegevoegd wordt aan (onderdelen van) artikel 4 van de OCW-begroting, dan wordt de loon- en/of prijsbijstelling voor de RMC-regio’s beschikbaar gesteld. De loon- en/of prijsbijstelling voor de subsidie voor het Regionaal Programma wordt toegevoegd aan de lumpsum. De loon- en/of prijsbijstelling voor de specifieke uitkering voor het regionaal programma wordt toegevoegd aan de specifieke uitkering voor de RMC-functie. De middelen voor de subsidie én de uitkering aan gemeenten voor het regionaal programma worden namelijk voor vier jaar verplicht en het is uitvoeringstechnisch niet haalbaar om de beschikkingen elk jaar aan te passen wanneer de loon- en/of prijsbijstelling wordt uitgekeerd.

Overgangsrecht en inwerkingtreding

Deze regeling zal op 1 april 2020 in werking treden. Er wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, omdat er een verkorte invoeringstermijn gehanteerd wordt. Dit wordt gedaan omdat dit in het voordeel is van de subsidieontvangers. RMC-regio’s zijn namelijk op basis van de kaders die de minister van OCW in haar brief van september 2019 aan de regio’s heeft gestuurd, al regionale plannen aan het maken met daarin maatregelen waarvoor zij subsidie kunnen aanvragen. Hoe eerder zij een subsidieaanvraag kunnen doen bij DUO, hoe eerder zij zekerheid hebben over de toekenning. Op deze wijze hebben scholen de vrijheid om tussen 1 april en 30 september (deadline indienen aanvragen) een subsidieaanvraag in te dienen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gebruikt. De meeste begrippen komen overeen met de begripsbepalingen in de Wet educatie en beroepsonderwijs, o.a. de begrippen regionaal programma, RMC-contactgemeente en RMC-regio.

Artikel 1.2 Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling) is van toepassing op de subsidieverstrekking aan contactscholen op grond van paragraaf 2, van deze regeling, met uitzondering van de hoofdstukken 3, 4 en 6. Dit betekent onder meer dat de bepalingen over de begrotingsvoorwaarde (artikel 1.4 van de Kaderregeling), de meldingsplicht (artikel 5.7 van de Kaderregeling) en de inlichtingenplicht (artikel 5.11 van de Kaderregeling) ook gelden voor de subsidieontvangers op grond van deze regeling.

Artikel 2.1 Regionaal programma voortijdig schoolverlaten

Om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van deze regeling, dienen gemeenten, scholen, onderwijsinstellingen en organisaties binnen een RMC-regio een gezamenlijk regionaal programma op te stellen voor een periode van vier jaar. Het betreft een regionaal programma met maatregelen ter voorkoming en bestrijding van voortijdig schoolverlaten van jongeren tussen twaalf en drieëntwintig jaar, als bedoeld in artikel 8.3.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB).12 Het regionaal programma bevat alle maatregelen die gedurende het programma worden ingezet, de middelen die aan de maatregelen worden toegekend en de wijze waarop tijdens de uitvoering van het programma de resultaten worden gemonitord en eventueel worden bijgestuurd.

Sinds 1 januari 2019 is het opstellen van een regionaal programma en het regionaal bestuurlijk overleg over dit programma tussen gemeenten en onderwijsinstellingen in de wet verankerd (nl. artikel 8.3.4 van de WEB, artikel 162c1 van de Wet op de expertisecentra en artikel 118i van de Wet op het voortgezet onderwijs). Bij het regionaal bestuurlijk overleg worden partijen uit de domeinen arbeid en zorg betrokken. De gemeenten en scholen bepalen zelf welke organisaties worden uitgenodigd en de desbetreffende organisaties bepalen zelf of ze willen deelnemen aan het overleg (artikel 8.3.4, tweede lid, van de WEB).

Op grond van artikel 8.3.4, derde lid, van de WEB coördineert de RMC-contactgemeente het regionaal bestuurlijk overleg, de totstandkoming van het regionaal programma en de uitvoering en financiering van de daarin opgenomen regionale maatregelen, zoals opgenomen in artikel 2.1, tweede lid.

De RMC-contactgemeente en de onderwijsinstellingen in een RMC-regio stellen de streefcijfers vast voor de betreffende maatregelen uit het regionaal programma, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid. De maatregelen die worden uitgevoerd via het regionaal programma hebben dus tot doel om deze streefcijfers jaarlijks te halen. Omdat de maatregelen uit het regionaal programma gezamenlijk worden opgesteld is het ook van belang dat de streefcijfers gezamenlijk met de onderwijsinstellingen, worden opgesteld. Gemeenten kunnen deze bepaling gebruiken om te voldoen aan artikel 8.3.2 lid 7 van de WEB waarin wordt bepaald dat gemeenteraden in een regio streefcijfers vast stellen voor de in die regio te behalen resultaten.

Het regionaal programma omvat ten minste één plusvoorziening (een voorziening om overbelaste jongeren ten gevolge van een cumulatie van problematiek, tijdelijk extra ondersteuning te bieden om uitval te voorkomen), tenzij een plusvoorziening niet noodzakelijk is binnen de betreffende RMC-regio. Bij het opstellen van het regionaal programma dient in dat geval gemotiveerd te worden waarom er geen plusvoorziening is opgenomen.

De RMC-regio Friesland-Noord omvat ten minste één plusvoorziening voor Fier Fryslan (hierna: Fier). Fier is het landelijk expertise- en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Fier combineert gespecialiseerde zorg in een veilige/beschermde omgeving. Meiden en jonge vrouwen die opgenomen zijn in de behandelvoorzieningen kunnen vanaf het begin van de opname volwaardig mbo-onderwijs volgen bij Fier, verzorgd door de mbo-instelling Friesland College. Fier heeft de ambitie dat elke leerling of student een diploma of startkwalificatie haalt of in zicht heeft. Hierdoor is er een nauwe samenwerking tussen onderwijs, hulpverlening en maatschappelijke participatie, zodat alle kwaliteiten van leerlingen en studenten in beeld zijn en deskundig kan worden omgegaan met belemmeringen.

Vanwege de achtergrond van de deelnemers is de begeleiding op de school en bij de stage op een meer individuele leest geschoeid en daardoor intensiever dan een regulier schooltraject. Het studiejaar omvat 47 weken om continuiteit en structuur te bieden aan de deelnemers.

Fier heeft daarmee het karakter van een landelijke zorgvoorziening. De deelnemers die onderwijs volgen op de locatie van Fier zijn afkomstig uit alle regio’s in Nederland. Het Friesland College is als gevolg daarvan verantwoordelijk voor intensief onderwijs aan relatief veel deelnemers die zich in deze kwetsbare positie bevinden. Uit een verkenning is gebleken dat er geen andere landelijke voorzieningen dan Fier bestaan waar mbo-onderwijs en zorg op deze manier wordt vormgegeven. Jaarlijks is € 150.000,– bovenop de reguliere subsidie beschikbaar voor Fier en de RMC-regio Friesland-Noord kan één of meerdere plusvoorzieningen naast Fier opnemen in het regionaal programma.

Artikel 3.1 Te subsidiëren activiteiten

De subsidie wordt verstrekt aan contactscholen voor de uitvoering van maatregelen uit het regionaal programma die de volgende doelen beogen te realiseren:

  • a. het behalen van het door de RMC-regio opgestelde streefcijfer ter realisatie van een landelijke vermindering van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters tot maximaal 20.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters in het kalenderjaar 2024, gemeten over het studiejaar 2023/2024. Conform artikel 2.1 van deze regeling stellen scholen en gemeenten hiertoe streefcijfers op. Deze kunnen gebaseerd worden op de resultaten van afgelopen jaren, te vinden via het zakelijk portaal van DUO;

  • b. het behalen van het door de RMC-regio opgestelde streefcijfer om het percentage uitgevallen jongeren dat een jaar later terugkeert naar het onderwijs te verhogen. Dit betreft jongeren die een jaar eerder geteld zijn als nieuwe voortijdig schoolverlaters en voor wie het behalen van een startkwalificatie haalbaar is. Conform artikel 2.1 van deze regeling stellen scholen en gemeenten streefcijfers op om de resultaten in de regio te kunnen monitoren. Deze streefcijfers kunnen gebaseerd worden op de resultaten van afgelopen jaren, te vinden via het zakelijk portaal van DUO;

  • c. het behalen van het door de RMC-regio opgestelde streefcijfer om het percentage uitgevallen jongeren dat één jaar later voor minimaal 12 uur per week werkzaam is te verhogen. Dit betreft jongeren die een jaar eerder geteld zijn als nieuwe voortijdig schoolverlaters en voor wie het halen van een startkwalificatie niet of niet direct haalbaar is. De inzet van de onderwijsinstelling op dit punt strekt zich tot het moment van uitschrijving van de jongere, aangezien daarna er geen wettelijke basis voor de onderwijsinstelling is om de jongere in beeld te hebben. De (contact)gemeente heeft daarna in het kader van de RMC-taak deze jongere in beeld om ondersteuning te bieden richting de arbeidsmarkt. Conform artikel 2.1 van deze regeling stellen scholen en gemeenten streefcijfers op om de resultaten in de regio te kunnen monitoren. Deze streefcijfers kunnen gebaseerd worden op de resultaten van afgelopen jaren, te vinden via via het zakelijk portaal van DUO;

  • d. het in de RMC-regio ondersteunen en begeleiden van jongeren in een kwetsbare positie die uitstromen naar onderwijs of de arbeidsmarkt. Het gaat om de groep jongeren die al dan niet met een getuigschrift of diploma doorstroomt naar de entreeopleiding, basisberoepsopleiding of uitstroomt uit het onderwijs, en afkomstig is uit het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs, de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo, het leerwerktraject van het vmbo, de entreeopleiding of een jongere die niet vanuit één van de onderwijssoorten instroomt in een entreeopleiding en die de leeftijd van 23 jaren nog niet heeft bereikt. Deze doelstelling is een voortzetting van de doelstelling uit de Regeling regionale aanpak vsv 2017 om extra inzet te plegen voor jongeren in een kwetsbare positie. De scholen en gemeenten in de regio bereiden jongeren ook voor op de stap naar werk. Het is van belang dat hierbij goede samenwerking wordt gezocht met de uitvoering van de gemeentelijke taak vanuit de Participatiewet voor deze doelgroep. Voor dit doel hoeft geen streefcijfer te worden opgesteld.

Het hoofddoel van deze ministeriële regeling is om ervoor te zorgen dat elke jongere op school zit of aan het werk is en zo nodig een aansluitend zorg- en ondersteuningsaanbod ontvangt, zoals beschreven in het algemene deel van de toelichting. Dat sluit ook aan bij het doel van Wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie (hierna: Wet regionale samenwerking vsv)13 waarmee wordt beoogd dat alle jongeren van 12 tot 23 jaar zonder startkwalificatie optimaal worden ondersteund in het vinden van een passende plek dankzij een sluitend regionaal vangnet van partijen uit onderwijs, gemeenten, zorg en arbeid.

Artikel 3.2 Regionale samenwerking en contactschool

De samenwerkende onderwijsinstellingen in een RMC-regio wijzen uit hun midden een contactschool aan. De contactschool vertegenwoordigt de samenwerkende onderwijsinstellingen voor zowel de aanvraag als de besteding van de subsidie voor het regionaal programma vsv in de betreffende RMC-regio.

Een van de verantwoordelijkheden van de contactschool is het geven van uitvoering aan de afspraken in het regionaal programma over de besteding van de subsidie die wordt verstrekt op grond van hoofdstuk twee. De verantwoording geschiedt in de jaarverslaglegging overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Daarnaast kunnen de onderwijsinstellingen aanvullende taken voor de contactschool overeenkomen. Voorts voert de contactschool op basis van dit artikel het regionaal bestuurlijk overleg over het regionaal programma.

Artikel 3.3 Subsidieplafond

In dit artikel is het maximale bedrag bepaald dat een contactschool aan subsidie ontvangt voor de uitvoering van de maatregelen uit het regionaal programma. Dit bedrag is vastgesteld op maximaal € 121.600.000,–.

Artikel 3.4 Hoogte subsidiebedrag

In dit artikel wordt voor de hoogte van het subsidiebedrag per contactschool verwezen naar bijlage 3. Jaarlijks ontvangt RMC-regio Friesland-Noord naast het in de bijlage genoemde bedrag, €150.000,– voor de plusvoorziening Fier Fryslan.

Artikel 3.5 Subsidieaanvraag

In dit artikel is opgenomen dat de subsidieaanvraag via duo.nl/zakelijk bij DUO wordt ingediend. De subsidieaanvraag bestaat uit het regionaal programma en het volledig ingevulde aanvraagformulier zoals opgenomen in bijlage 4 bij deze regeling. Het aanbiedingsformulier staat op de beveiligde omgeving Mijn DUO, te vinden via www.duo.nl/zakelijk. De aanvraag wordt ingediend door middel van het aanbiedingsformulier; het ingevulde aanvraagformulieren de aanvullende stukken moeten geüpload worden.

In artikel 3.2 is geregeld dat de contactschool de samenwerkende onderwijsinstellingen vertegenwoordigt voor zowel de aanvraag als de besteding van de subsidie voor het regionaal programma in de betreffende RMC-regio. Om die reden is het noodzakelijk dat alle samenwerkende onderwijsinstellingen de contactschool in de betreffende RMC-regio machtigen voor bovengenoemde taak.

Mocht een aanvraag na 30 september 2020 worden ontvangen, dan kan de minister deze aanvraag afwijzen als dat een goede uitvoering van de regeling hindert. Dit is het bijvoorbeeld het geval als de aanvraag ver na sluitingsdatum wordt ingediend en het overgebleven budget reeds op een andere manier ingezet is.

Artikel 3.6 Verlening, vaststelling en betaling

Subsidieaanvragen kunnen vanaf inwerkingtreding van deze regeling worden ingediend, zoals opgenomen in artikel 3.6. De volledige aanvraag moet uiterlijk 30 september 2020 zijn ingediend. De aanvraag wordt in behandeling genomen vanaf de dag waarop deze volledig is ontvangen door DUO.

Het regionaal programma heeft een looptijd van vier jaar en gaat van start met ingang van studiejaar 2020-2021. De contactschool ontvangt de subsidie in het studiejaar 2020-2021 uiterlijk in december 2020 op basis van 100% bevoorschotting. Voor de overige studiejaren ontvangt de contactschool de subsidie jaarlijks in november van dat betreffende studiejaar op basis van 100% bevoorschotting.

Op grond van het derde lid, wordt het voorschot alleen vastgesteld indien dit volledig is uitgegeven. Dit gebeurt binnen 52 weken na ontvangst van het jaarverslag over het jaar van besteding. Er kan daarmee gedurende de looptijd nooit sprake zijn van een terugvordering op basis van niet uitgeven. Hiervan is alleen sprake in indien er in het laatste jaar sprake is van een overschot van meer dan EUR 1.000.

Artikel 3.7 Besteding van de subsidie

Het betreft een subsidie voor de contactschool ter uitvoering van de maatregelen van het regionaal programma, bedoeld in paragraaf 2. Dat betekent dat de subsidie uiterlijk in 2024 moet worden besteed aan voornoemde activiteiten.

Artikel 3.8 Verantwoording

De financiële verantwoording van de contactscholen geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Daartoe maken zij gebruik van model G, onderdeel 2, zoals bedoeld in richtlijn RJ660 van de Raad van de Jaarverslaggeving.

Artikel 3.9 Meldingsplicht

De subsidie is een vaststaand bedrag voor de komende vier jaar. Bij wijzigingen van het samenwerkingsverband in de RMC-regio kan de minister op grond van de Algemene wet bestuursrecht het subsidiebedrag aanpassen.

Artikel 3.10 Monitoring en evaluatie

Ten behoeve van de beleidsevaluatie monitort de minister de resultaten van de Regeling. In dit artikel wordt geregeld dat scholen in een regio hieraan hun medewerking verlenen.

Artikel 4.1 Doel specifieke uitkering

De RMC-contactgemeenten van de regio’s ontvangen, op grond van deze paragraaf, jaarlijks een specifieke uitkering voor het uitvoeren van taken in de betreffende RMC-regio, bedoeld in artikel 8.3.2, vijfde lid, van de WEB.

Artikel 4.2 Bepalen hoogte specifieke uitkering

De specifieke uitkering voor het uitvoeren van taken in de betreffende RMC-regio, bedoeld in artikel 8.3.2, vijfde lid, van de WEB, bedraagt jaarlijks € 35,309 miljoen voor de kalenderjaren 2021 tot en met 2024.

De verdeelsleutel voor de specifieke uitkeringen is vastgelegd in het Besluitregionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.

Artikel 4.3 Besteding van de specifieke uitkering

De besteding van de uitkering mag worden doorgeschoven naar een volgend jaar. Het bedrag behoort echter, evenals de subsidie voor de contactschool, uiterlijk in 2024 te zijn besteed; een eventueel overschot wordt teruggevorderd. Controle op de besteding van de bedragen vindt plaats volgens de methode van de single audit (SiSa). Dit is geregeld in artikel 17a van de Financiële Verhoudingswet.

Artikel 5.1 Voorschriften effectrapportage

Op grond van artikel 8.3.2, zevende lid, van de WEB dienen de burgemeester en wethouders van de RMC-contactgemeente jaarlijks een effectrapportage vast te stellen waarin zowel de streefcijfers als de bereikte resultaten zijn aangegeven en waarin afwijkingen worden toegelicht.

In de effectrapportage dient de RMC-contactgemeente te vermelden hoe de domeinen arbeid en zorg bij het regionale bestuurlijk overleg zijn betrokken en welke resultaten hiermee zijn bereikt, bedoeld in artikel 8.3.4, vijfde lid, van de WEB.

In lid 2 is opgenomen dat de jaarlijkse effectrapportage (de toelichting op de resultaten) voor 1 april van het jaar volgend op het studiejaar waarop deze betrekking heeft, wordt ingediend bij DUO.

De RMC-contactgemeente draagt er voor zorg dat de onderwijsinstellingen in de RMC-regio meewerken aan het opstellen van de effectrapportage. Een toelichting op de resultaten vraagt namelijk ook een toelichting vanuit de onderwijsinstellingen in de regio op de ingezette maatregelen en de daarbij behaalde resultaten.

Artikel 5.2 Vaststelling RMC-regio’s, aanwijzing gemeenten

In bijlage 2 bij deze regeling worden de RMC-regio’s vastgesteld en worden de gemeenten aangewezen die deel uitmaken van deze regio’s, conform artikel 1, van het Besluit.

RMC-regio Arnhem-Nijmegen zal met inwerkingtreding van deze regeling splitsen in RMC-regio Rijk van Nijmegen en RMC-regio Arnhem. Deze splitsing leidt tot een harmonisatie van de RMC-regio’s met de arbeidsmarktregio’s. Dit betekent dat er nu in totaal 40 RMC-regio’s zijn.

Artikel 5.3 Monitoring en evaluatie

Dit artikel betreft de medewerking van gemeenten in de RMC-regio aan het onderzoek naar de effecten van het regionaal programma.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

De begroting gaat over alle maatregelen in het regionaal programma, ook die maatregelen die via de specifieke uitkering aan de gemeenten of cofinanciering worden bekostigd. Denk hierbij aan andere gemeentelijke budgetten, bijvoorbeeld vanuit de Participatiewet, of aan budget vanuit zorgpartijen. Overigens kan het programma ook maatregelen bevatten die geen aanvullende financiering behoeven, bijvoorbeeld als het gaat om afspraken over informatiedeling, overlegstructuur of verdelingen van verantwoordelijkheden.

X Noot
2

De contactgegevens van uw OCW-accountmanager zijn te vinden via www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/vsv/vraag-en-antwoord/contact-rmc-regios

X Noot
3

Artikel 8.3.4 lid 5 WEB.

X Noot
4

Stb. 2018, 210.

X Noot
5

Dit betreft cijfers van uitvallers 2017/2018; 1 jaar later. DUO, 2020.

X Noot
6

Voor de vsv’ers vanuit een mbo-opleiding geldt dat in 2015, 30% één jaar later een baan heeft. In 2018 is dit gestegen naar 38%. DUO, 2020.

X Noot
7

ROA - Maastricht University (2019), Uitval zonder diploma: Aanleiding, Kansen en Toekomstintenties.

X Noot
8

Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 26 695, nr. 131.

X Noot
9

Stb. 2018, 210.

X Noot
11

Kamerstukken II, 2019/20, 29 544, nr. 952.

X Noot
12

Stb. 2018, 210.

X Noot
13

Stb. 2018, 210.

Naar boven