Regeling van de Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media tot wijziging van de Regeling leerresultaten VO 2016 van 30 maart 2020, nr. 23824618 in verband met recente ontwikkelingen, analyses en signalen

De Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 37a en 37b van het Inrichtingsbesluit WVO;

Gelet op het voorstel, bedoeld in artikel 37b, tweede lid, van het Inrichtingsbesluit WVO, van de inspecteur-generaal van het onderwijs van 11 juni 2019;

Besluit:

ARTIKEL I

De bijlagen van de Regeling leerresultaten VO 2016 worden gewijzigd als volgt:

A

In Bijlage A wordt in de eerste volzin onder het kopje ’Absolute norm’ na ‘2015’ ingevoegd ‘, behalve voor de havo, waarvoor de norm is opgesteld op basis van die gegevens voor de leerjaren 2016, 2017 en 2018’.

B

In Bijlage A wordt de tekst onder het kopje ’Correctie’ gewijzigd als volgt:

1. In de eerste alinea wordt ‘de onderwijssoort en de indicator’ vervangen door ‘de, schoolsoort, de leerweg en de indicator’.

2. Het eerste bolletje ‘• LWOO: leerlingen met een indicatie voor leerwegondersteunend onderwijs’ vervalt.

3. Onder vervanging van de punt door een puntkomma wordt na ‘• Instroom: leerlingen die tussentijds instromen’ een bolletje toegevoegd, luidende:

Opstroom:

leerlingen die in de bovenbouw opstromen van vmbo-t naar havo en van havo naar vwo.

4. De laatste alinea komt te luiden:

De landelijke normen en de correctiefactoren worden vanaf de beoordeling van de leerresultaten 2016 na een periode van ten minste 3 kalenderjaren opnieuw beoordeeld en zo nodig opnieuw vastgesteld. De absolute normen en correctiefactoren gelden in ieder geval voor de beoordeling van de leerresultaten in 2020, 2021 en 2022.

C

In bijlage A wordt in onderdeel ’1. Onderwijspositie t.o.v. advies basisschool' onder het kopje ’Berekeningen van de indicator’ de volzin ‘De scores van alle leerlingen van een vestiging worden per leerjaar bij elkaar opgeteld en gedeeld door het aantal leerlingen van deze vestiging waarvoor scores zijn toegekend’ vervangen door ’De scores van alle leerlingen van een vestiging worden per schooljaar bij elkaar opgeteld en gedeeld door het aantal leerlingen van deze vestiging waarvoor scores zijn toegekend’.

D

Bijlage A, onderdeel ’2. Onderbouwsnelheid’, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de tweede volzin onder het kopje ‘Berekeningen van de indicator’ wordt ‘de onderwijspositie’ vervangen door ‘het leerjaar’.

2. In de tabel onder het kopje ‘Normering en correctie van de indicator’ wordt in de linker kolom ‘-4,0’ vervangen door ‘-3,0’.

E

Bijlage A, onderdeel ’3. Bovenbouwsucces’, wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder het kopje ‘Normering en correctie van de indicator’ komt de derde volzin te luiden:

De norm wordt gecorrigeerd voor het percentage apcg-leerlingen, instroom-leerlingen en opstroom-leerlingen.

2. In de eerste tabel wordt in de rechter kolom in de vierde rij ’80,00’ vervangen door ‘82,00’.

3. De tweede tabel komt te luiden:

Schoolsoort / leerweg

apcg

instroom

opstroom

Vmbo b

–6,5

–5,0

Vmbo k

–5,0

–4,5

Vmbo (g)t

–7,5

–4,5

Havo

–7,0

–7,5

–1,5

Vwo

–4,0

–14,0

–2,0

F

Bijlage A, onderdeel ’4. Examencijfers’, wordt gewijzigd als volgt:

1. Onder het kopje ‘Berekeningen van de indicator’ wordt de volzin ‘Dit geldt voor de vakken waarin een leerling eerder examen heeft gedaan in verband met gespreid examen en voor de vakken waarin een leerling in het voorlaatste leerjaar examen heeft gedaan’ vervangen door ‘Dit geldt voor de vakken waarin een leerling eerder examen heeft gedaan in verband met gespreid examen’.

2. Onder het kopje ‘Correctie en Normering en correctie van de indicator’ wordt in de derde volzin ‘LWOO-leerlingen en Instroom-leerlingen’ vervangen door ‘apcg-leerlingen en opstroom-leerlingen’.

3. De tweede tabel komt te luiden:

Schoolsoort/leerweg

apcg

opstroom

Vmbo b

–0,25

Vmbo k

–0,10

Vmbo (g)t

–0,25

Havo

–0,20

–0,05

Vwo

–0,25

–0,60

G

Aan het slot van bijlage B wordt een alinea toegevoegd, luidende:

De procedure voor het aanvullend onderzoek is van overeenkomstige toepassing indien de inspecteur een school vraagt om aan te tonen dat, ondanks het feit dat niet kan worden voldaan aan de leerresultatennorm, met de leerlingen van de betreffende schoolsoort of leerweg het maximale leerresultaat wordt behaald. De inspecteur beoordeelt vervolgens of de school dit voldoende heeft aangetoond.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

1. Inleiding

De Regeling leerresultaten VO 2016 bepaalt de berekening van de indicatoren (waaronder begrepen de correctiefactoren) en de normering waarop de Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie) een (berekend) oordeel over de leerresultaten baseert. De Inspectie gebruikt daarvoor absolute normen (voor de indicatoren) die vooraf bekend worden gemaakt. De absolute normen gelden voor een bepaalde periode (in beginsel 3 jaar). Omdat deze normen vooraf bekend zijn, kunnen schoolbesturen en schoolleiders gemakkelijker op de leerresultaten sturen. Dit draagt bij aan een breed gedragen wens om te reflecteren op de onderwijskwaliteit en deze zo nodig te verbeteren.1

Drie jaar na inwerkingtreding van de Regeling leerresultaten VO 2016 zou door de Inspectie worden bezien of aanpassing van de (absolute) normen en indicatoren wenselijk is.2 De Inspectie heeft op basis van ontwikkelingen, analyses en signalen uit het onderwijsveld een voorstel gedaan met beperkte aanpassingen van de indicatoren. Grote wijzigingen zijn niet nodig noch wenselijk. De huidige systematiek van de berekening van de leerresultaten die in 2016 is geïntroduceerd, werkt naar behoren. De onderhavige regeling voert de voorgestelde wijzigingen, genoemd in paragraaf 2 van deze regeling, door in de Regeling leerresultaten VO 2016.

Het voorstel van de Inspecteur-Generaal van het Onderwijs is besproken met vertegenwoordigers uit het onderwijsveld via verschillende klankbordbijeenkomsten. Begin juli 2019 zijn de bevoegde gezagsorganen van alle VO-scholen per brief door de Inspectie op de hoogte gesteld van de voorgenomen wijzigingen en is de Inspectie gestart met een pilot om de leerresultaten zowel te berekenen op basis van de huidige correctiefactoren en normen als op basis van de voorgestelde nieuwe correctiefactoren en indicatoren. Scholen zijn daarbij ook in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen over de voorgenomen wijziging en de gevolgen voor de onderwijsresultaten vanaf 2020 (zie hiervoor verder onder 6. ’Inwerkingtreding en VVM’).

2. Inhoudelijke wijzigingen

De onderhavige regeling wijzigt de volgende onderdelen van de Regeling leerresultaten VO 2016:

  • a. De (absolute) norm voor de ‘Indicator Bovenbouwsucces’ voor havo wijzigt;

  • b. De correctiefactor leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) vervalt;

  • c. De correctiefactor voor apcg van de indicatoren Bovenbouwsucces en Examencijfers wordt geactualiseerd;

  • d. Er wordt een nieuwe correctiefactor voor ‘opstroom’ van vmbo-t naar havo en van havo naar vwo geïntroduceerd;

  • e. De wijze waarop de inspectie gebruikt maakt van haar discretionaire bevoegdheid bij de beoordeling van de leerresultaten wordt opgenomen in Bijlage B, zie onder ‘3. gevolgen van de wijziging’ en de artikelsgewijze toelichting;

  • f. Tevens worden enkele redactionele aanpassingen doorgevoerd.

a. absolute norm voor de ‘Indicator Bovenbouwsucces’

Met de introductie van de huidige berekeningsystematiek van de gemiddelde leerresultaten is afgestapt van het systeem waarbij gebruikt werd gemaakt van relatieve normen. Bij het bepalen en vaststellen van de (hoogte van de) absolute normen is een beleidsmatige afweging en keuze gemaakt om de absolute norm van de indicator Bovenbouwsucces voor de verschillende schoolsoorten op een aanvaardbaar niveau vast te stellen waarbij de normering zou aansluiten bij de gemiddelde prestaties van die schoolsoort. Voor alle schoolsoorten (of leerwegen) is ervoor gekozen de absolute norm zodanig vast te stellen dat 15% van de populatie van een schoolsoort qua leerresultaten niet aan de absolute norm zou voldoen (de zogeheten cesuur, die op 15 percentiel is vastgesteld). Deze cesuur correspondeerde met de gemiddelde prestaties van de scholen met betrekking tot de leerresultaten in de jaren 2011 tot en met 2013.

Alleen voor de havo is destijds een afweging gemaakt om een andere cesuur te hanteren, waardoor de absolute norm voor de indicator ‘Bovenbouwsucces’ is vastgesteld op 80%. Deze keuze laat over de afgelopen jaren een gunstige ontwikkeling zien. Het aantal havo-afdelingen dat een ‘onvoldoende’ scoort is gedaald van 11% in 2016 naar 6% in 2019. Het is van belang om deze positieve ontwikkeling verder te stimuleren. Daartoe wordt de absolute norm voor de indicator ‘Bovenbouwsucces’ voor de komende jaren vastgesteld op 82%. Hiermee wordt een volgende stap gemaakt om de absolute norm voor de havo verder te harmoniseren met de absolute normen die zijn vastgesteld voor de andere schoolsoorten en leerwegen die voor de indicator ‘Bovenbouwsucces’ gelden.

Gelet op de ontwikkelingen en de leerresultaten voor die andere schoolsoorten en leerwegen is aanpassing van de absolute norm voor de indicator ‘Bovenbouwsucces’ niet nodig. De absolute normen blijven voor de andere schoolsoorten of leerwegen dus ongewijzigd.

b en c. vervallen van de correctiefactor LWOO en actualisatie van de apcg-tabel

Door de introductie van het Passend Onderwijs verandert (op termijn) de wijze waarop samenwerkingsverbanden beoordelen of een leerling op leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) is aangewezen. Samenwerkingsverbanden kunnen vooruitlopend op de wetswijziging waarmee de landelijke criteria komen te vervallen sinds 1 januari 2016 kiezen voor ‘opting out LWOO’ waardoor ze zelf verantwoordelijk zijn voor het beleid voor het LWOO. Hierdoor (en indien de nieuwe wettelijke systematiek in werking treedt) wordt de LWOO-registratie niet langer landelijk geregistreerd.

Dit heeft gevolgen voor de LWOO-correctiefactor, die wordt gebruikt voor de indicatoren ‘Bovenbouwsucces’ en ‘Examencijfers’. Deze correctiefactor corrigeert voor leerresultaten van een school voor leerlingen die in deze categorie vallen ten opzichte van de absolute norm vanwege een specifieke achtergrond of ondersteuningsbehoeften. De leerlingenpopulatie verschilt per vestiging, en het is daarom van belang dat bij de berekening van de leerresultaten (op leerwegniveau van een vestiging) rekening kan worden gehouden met de kenmerken van de leerlingen op die leerweg, omdat het van invloed is op de leerresultaten. Die indicator is daarvoor afhankelijk van de omvang van de (landelijke en dus totale) populatie van die groep leerlingen. Omdat de landelijke registratie voor het LWOO in de nieuwe systematiek niet meer wordt gebruikt, komt de LWOO-correctiefactor te vervallen.

De gevolgen van het vervallen van de correctiefactor LWOO zijn gering. De actualisatie van de correctiefactor apcg ondervangt deze gevolgen voldoende.

Leerlingen die zijn aangewezen op LWOO zijn vaak woonachtig in een apcg-gebied.

Woont een leerling in een postcodegebied dat in een apcg-gebied ligt dan is de kans groter dat de leerling te maken krijgt met bepaalde omgevingsfactoren waarvan wordt aangenomen dat dit een extra inspanning verlangt van een school voor het geven van onderwijs. Scholen ontvangen hiervoor ook (op basis van de leerplusregeling) extra financiële middelen. Die financiële ondersteuning stelt de school in staat om deze leerlingen een leeromgeving te bieden met een positieve invloed op de leerprestaties en resultaten. Daarnaast wordt bij berekening van de gemiddelde leerresultaten rekening gehouden met scholen die naar verhouding door veel van deze leerlingen worden bezocht, door de apcg als correctiefactor op de indicatoren ‘Bovenbouwsucces’ en ‘Examencijfers’ te gebruiken.

d. introductie nieuw correctiefactor opstroom vmbo-t – havo en havo – vwo voor indicatoren ‘Bovenbouwsucces’ en ‘Examencijfers’

De indicator ‘Bovenbouwsucces’ wordt bepaald door het succesvol afronden van examens, het overgaan naar een hoger leerjaar (binnen een schoolsoort / leerweg) en het opstromen naar een hogere schoolsoort / leerweg. De opstroom van leerlingen van vmbo-(g)t naar havo en van havo naar vwo is vaak niet eenvoudig en kan zodoende negatieve gevolgen hebben voor de indicatoren ‘Bovenbouwsucces’ en ‘Examencijfers’ en zodoende op de leerresultaten. Deze correctiefactor wordt daarom toegevoegd om de opstroom in de bovenbouw te stimuleren doordat de gemiddelde leerresultaten van een schoolsoort en leerweg worden gecorrigeerd voor leerlingen die opstromen.

3. Gevolgen van de wijzigingen

De wijzigingen van de norm en de correctiefactoren hebben gevolgen voor de uitkomsten van het berekende oordeel van de leerresultaten. Via de website3 van de inspectie kan het totaalbeeld van de veranderingen van de norm en correctiefactoren voor de beoordeling ‘onvoldoende en onvoldoende tenzij’ worden geraadpleegd.

Daarnaast heeft de Inspectie vanaf september 2019 schaduwpublicaties gepubliceerd voor scholen. In de daarbij verstrekte onderwijsresultatenoverzichten hebben scholen en besturen reeds kunnen zien hoe hun resultaten er in 2019 zouden uitzien op basis van de door de Inspectie voorgestelde wijzigingen die vanaf 2020 gaan gelden. Hierdoor zijn scholen en besturen in de gelegenheid gesteld zich voor te bereiden op de nieuwe situatie vanaf maart 2020.

De uitkomsten van de berekening en beoordeling van de leerresultaten op basis van de indicatoren en het oordeel op basis van de beslisregels, opgenomen in Bijlage B (het berekende oordeel), vormen een belangrijk onderdeel dat door een inspecteur wordt betrokken in het onderzoek en toezicht op de onderwijskwaliteit. Het berekende oordeel is echter nog niet het definitieve oordeel van een inspecteur over de leerresultaten. Voor het totale oordeel kijkt een inspecteur altijd naar het gehele beeld, dus niet alleen naar de leerresultaten.

Er is zodoende ruimte voor een constructief gesprek tussen inspecteur en de school(leiding). Daarbij kunnen ook bijzondere omstandigheden van een school, schoolsoort of leerweg worden betrokken. Een inspecteur kan dergelijke omstandigheden eventueel mee laten wegen in het oordeel. Van dergelijke omstandigheden kan sprake van zijn wanneer een school aangeeft niet aan de leerresultatennormen te kunnen voldoen door – bijvoorbeeld – de samenstelling van de leerlingenpopulatie.

Een inspecteur kan besluiten dat de school in staat wordt gesteld aan te tonen dat met de betreffende leerlingen op een schoolsoort of leerweg een maximale leerwinst wordt behaald. Met deze wijzigingsregeling wordt geregeld dat de procedure die voor aanvullend onderzoek wordt beschreven in Bijlage B in deze situatie van overeenkomstige toepassing is (zie ook de artikelsgewijze toelichting van artikel I, onderdeel G).

4. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De wijzigingen zijn op voorstel van de Inspecteur Generaal van het Onderwijs opgesteld en in goed overleg op ambtelijk niveau met de Inspectie opgesteld. De regeling is in concept aan DUO en de Inspectie voorgelegd voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets. De regeling is in lijn met het voorstel van de Inspectie. DUO ziet geen uitvoeringsconsequenties van deze regeling.

5. Regeldruk

De wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten. De gegevens die voor de berekening nodig zijn, zijn voor de Inspectie zijn reeds beschikbaar via het basisregister onderwijs.

6. Inwerkingtreding en VVM

De regeling treedt in werking op de dag na publicatie van de regeling in de Staatscourant. Hierbij wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden. De leerresultaten over een bepaald schooljaar worden in maart van het kalenderjaar dat volgt op het schooljaar door de Inspectie gepubliceerd. Omdat de Inspectie de wijzigingen al in juli 2019 heeft aangekondigd en de gevolgen vanaf augustus 2019 aan de scholen uitgebreid voor algemene raadpleging kenbaar heeft gemaakt, hebben scholen een redelijke termijn gekregen om zich voor te bereiden op de inwerkingtreding. Ook zijn scholen sinds augustus 2019 in de gelegenheid gesteld om aan de inspectie vragen te stellen over de wijzigingen en de gevolgen daarvan. Dit heeft niet geleid tot aanpassingen.

Om die reden wordt het afwijken van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden en van de vaste verandermomenten niet bezwaarlijk geacht.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Deze wijziging houdt verband met de aanpassing van de absolute norm voor de indicator Bovenbouwsucces en is toegelicht in het algemeen deel van de toelichting (Onder 2. Inhoudelijke wijzigingen, onder a).

Artikel I, onderdeel B

De wijziging onder 1 is een redactionele aanpassing.

De wijziging onder 2 is toegelicht in het algemeen deel van de toelichting (Onder 2. Inhoudelijke wijzigingen, onder b en c).

De wijziging onder 3 is toegelicht in het algemeen deel van de toelichting (Onder 2. Inhoudelijke wijzigingen, onder d).

De wijziging onder 4 betreft een aanpassing om te verduidelijken op welke wijze de absolute normen voor de indicatoren worden herzien en voor welke jaren ze in ieder geval gaan gelden. Dat is ten minste een periode van drie jaren. Na die drie jaren wordt door de inspectie bezien of aanpassing van de absolute normen nodig is.

Artikel I, onderdeel C

Dit is een redactionele wijziging waarbij alleen ‘leerjaar’ wordt vervangen door ‘schooljaar’.

Artikel I, onderdeel D

De wijziging onder 1 is een redactionele wijziging.

De wijziging onder 2 is toegelicht in het algemeen deel van de toelichting (Onder 2. Inhoudelijke wijzigingen).

Artikel I, onderdeel E

De wijziging(en) onder:

  • 1 en 3 houden verband met het wegvallen van de correctiefactor LWOO. Het actualiseren van de apcg-gegevens en de introductie van de correctiefactor ‘Opstroom’ is in het algemeen deel van de toelichting onder 2. Inhoudelijke wijzigingen toegelicht, onder b en c, voor wat betreft de correctiefactor LWOO en ‘apcg’ en onder d voor de correctiefactor ‘opstroom’. De tabel waarin de correctiefactoren voor de indicator ‘Bovenbouwsucces’ per schoolsoort of leerweg worden weergegeven, is opnieuw vastgesteld. De kolom voor de correctiefactor ’Instroom’ per schoolsoort of leerweg is ongewijzigd gebleven ten opzichte van de waarden die in deze kolom zijn opgenomen bij de inwerkintreding van de Regeling leerresultaten VO 2016.

  • 2 betreft de aanpassing van de absolute norm van de correctiefactor “Bovenbouwsucces’ en wordt toegelicht in het algemeen deel van de toelichting (onder 2. Inhoudelijke wijzigingen, onder a).

Artikel I, onderdeel F

De wijziging(en) onder:

  • 1 betreft een redactionele wijziging.

  • 2 betreft een redactionele wijziging. Abusievelijk werd in de toelichtende tekst een andere correctiefactor (Instroom-leerlingen) genoemd dan die wordt gebruikt op basis van de tabel.

  • 3 wordt toegelicht in het algemeen deel van de toelichting, onder 2. Inhoudelijke wijzigingen, onder b en c, voor wat betreft de correctiefactor LWOO en ‘apcg’ en onder d voor de correctiefactor ‘opstroom’.

Artikel I, onderdeel G

Bij de beoordeling van de leerresultaten kan de inspecteur, in het kader van zijn discretionaire bevoegdheid, bijzondere omstandigheden mee laten wegen. Indien niet aan de leerresultatennorm kan worden voldaan, kan hij de school in staat stellen aan te tonen dat met de leerlingen van een schoolsoort of leerweg een maximaal leerresultaat wordt behaald. In dat geval is de procedure van het ‘aanvullend onderzoek’ van overeenkomstige toepassing. Zie ook het algemeen deel van de toelichting, onder 3. Gevolgen van de wijziging.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven