De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op artikel 75a van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 127e van de
Wet voortgezet onderwijs BES, artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en
de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
Besluit:
ARTIKEL I
De Subsidieregeling reiskosten DAMU-leerlingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘€ 0,16’ vervangen door ‘€ 0,12’.
2. In het derde lid wordt ‘€ 0,12’ vervangen door ‘€ 0,10’.
3. In het vierde lid wordt ‘€ 0,08’ vervangen door ‘€ 0,09’.
B
In artikel 5 wordt ‘€ 170.000,–’ telkens vervangen door ‘€ 200.000,–’.
ARTIKEL II
De Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2023 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
3. In afwijking van de artikelen 3.2, tweede lid, en 4.3, eerste lid, van de Kaderregeling
subsidies OCW, SZW en VWS zijn voor opnieuw gewijzigde aanvragen als bedoeld in artikel
1.8, derde lid, ook de kosten subsidiabel die vanaf januari 2020 vooruitlopend op
de toekenning zijn gemaakt ten aanzien van de uitvoering van het activiteitenplan.
B
Aan artikel 1.8 wordt een lid toegevoegd, luidende:
C
Artikel 1.9, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
-
a. uitvoering van de activiteiten start zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in maart
2020 voor activiteiten waarvoor de verleningsbeschikking uiterlijk 1 januari 2020
is gegeven, en uiterlijk in oktober 2020 voor activiteiten waarvoor de verleningsbeschikking
uiterlijk 1 september 2020 is gegeven; en.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
TOELICHTING
Artikel I
De Subsidieregeling reiskosten DAMU-leerlingen wordt op twee punten aangepast. Allereerst
worden de bedragen die aanvragers per kilometer ontvangen gewijzigd. De aanleiding
daarvoor is dat uit een data-analyse van de reiskosten ten opzichte van de kilometervergoeding
blijkt dat de eerder uitbetaalde bedragen per kilometer van € 0,16 en € 0,12 meer
vergoedden dan de kosten voor bijvoorbeeld het ov. Daarnaast neemt het aantal aanvragen
elk jaar toe, en met een lager bedrag per kilometer kunnen meer aanvragers subsidie
ontvangen. Daarom is ervoor gekozen om de bedragen van € 0,16 en € 0,12 per kilometer
te verlagen naar respectievelijk € 0,12 en € 0,10 per kilometer. Voor de hoogste inkomensgroep
is juist besloten om het bedrag per kilometer met € 0,01 te verhogen, zodat de gemaakte
kosten wat meer in balans komen.
Ten tweede is het subsidieplafond voor de schooljaren 2020/2021, 2021/2022 en 2022/2023
met € 30.000,– per jaar verhoogd. Het subsidieplafond was eerst € 170.000,–, dat wordt
€ 200.000,–. Met deze verhoging wordt mogelijk gemaakt dat nog meer aanvragers gebruikmaken
van de subsidieregeling.
Artikel II
Het doel van de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2023 is om in heel Nederland
de kwaliteit van het techniekonderwijs in het vmbo te verbeteren en het dekkend aanbod
van het techniekonderwijs mogelijk te maken. Dit doel wordt bereikt middels een regionale
aanpak waarin vmbo-scholen, mbo-instellingen en het bedrijfsleven gezamenlijk een
subsidieaanvraag indienen. In meer dan 90% van de gevallen heeft deze aanvraag inmiddels
geleid tot een begunstigende beschikking. Echter, er zijn nog regio’s waarvan de ingediende
aanvraag als onvoldoende werd beoordeeld. Omdat het doel is in heel Nederland de kwaliteit
van het techniekonderwijs te verbeteren en het dekkend aanbod mogelijk te maken, is
een derde aanvraagronde nodig om ook deze regio’s een nieuwe kans te bieden. Regio’s
worden voor het opnieuw indienen van de aanvraag ondersteund door het landelijke ondersteuningsteam
Sterk Techniekonderwijs (bestaande uit Stichting Platforms VMBO en Platform Talent
voor Technologie).
De Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2023 wordt op drie punten aangepast.
Met de wijziging onder onderdeel A wordt mogelijk gemaakt ook de kosten te subsidiëren
die gemaakt zijn vooruitlopend op de toekenning van de subsidie (tussen 1 januari
2020 en de toekenning) en die benoemd zijn in het activiteitenplan. Dit is alleen
relevant voor de regio’s die deelnemen in de beoordeling tijdens het derde tijdvak.
Met de wijziging van onderdeel B wordt een derde tijdvak toegevoegd voor een tweede
herkansing voor de aanvragen die in eerste en (na herziening) in tweede instantie
zijn afgewezen. Voor aanvragen die in het derde tijdvak worden toegekend, wordt tot
slot met onderdeel C in artikel 1.9, eerste lid, onder a, een wijziging aangebracht
zodat deze activiteiten ook later kunnen aanvangen (uiterlijk in oktober 2020 in plaats
van maart 2020).
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob