1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 7, eerste lid, 10, eerste
lid, 11, 13, eerste en tweede lid, 15, eerste lid, 16, 22, 24, tweede lid en vierde
lid, tweede zin, 27, eerste, tweede en derde lid, 28, 30, 32, tweede en derde lid,
tweede en derde zin, 33, eerste lid, tweede lid, tweede zin, en derde lid, 34, eerste
en tweede lid, 36, 37, 38, 39, tweede lid, 40, eerste, tweede en vierde lid, tweede
zin, en vierde lid, 43, 44, 45, 51 en 52 van de verordening vangstmogelijkheden.
2. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 9,
eerste lid, 20, 24, eerste, derde en vierde lid, eerste zin, 26, eerste en tweede
lid, 29, 31, 32, eerste lid, 39, eerste lid, 40, vierde lid, eerste zin, 41, 42, 46
en 50 van de verordening vangstmogelijkheden.
3. De voorwaarden, bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c en d, van de
verordening vangstmogelijkheden, gelden uitsluitend voor vissersvaartuigen ten behoeve
waarvan een vismachtiging als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening
is verleend voor de in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c onderscheidenlijk
d, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde visserijactiviteiten.