De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op Verordening (EU) 2019/833 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei
2019 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing
zijn in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk
deel van de Atlantische Oceaan, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1627 en tot
intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2115/2005 en (EG) nr. 1386/2007 van de Raad
(PbEU 2019, L 141), Verordening (EU) 2019/982 van het Europees Parlement en de Raad
van 5 juni 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1343/2011 tot vaststelling
van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General
Fisheries Commission for the Mediterranean – Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse
Zee) (PbEU 2019, L 164), Verordening (EU) 2019/1838 van de Raad van 30 oktober 2019
tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden
en groepen visbestanden in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/124
wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden in andere wateren (PbEU 2019, L 281), de
Verordening van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden
voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte
Zee en de Verordening van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden
voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie
en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing
zijn;
Gelet op de artikelen 17 en 19 van de Landbouwwet en op de artikelen 3 en 4 van het
Reglement zee- en kustvisserij 1977;
Besluit:
ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de omschrijving van het begrip ‘deelgebied, sector of
deelsector’ na ‘verordening vangstmogelijkheden’ toegevoegd ‘en artikel 2 van de verordening
vangstmogelijkheden Oostzee’.
2. In het eerste lid wordt in de omschrijving van het begrip ‘Europees quotum’ de zinsnede
‘waarop de verordening vangstmogelijkheden betrekking heeft’ vervangen door ‘waarop
een verordening over vangstmogelijkheden betrekking heeft’ en wordt de zinsnede ‘vermeld
in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of in deel 2 van de bijlage van
de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’ vervangen door ‘vermeld in
bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden, in deel 2 van de bijlage van de
verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden, in de bijlage bij de verordening
vangstmogelijkheden Oostzee, in deel 1 van bijlage II of in bijlage III bij de verordening
vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’.
3. In het tweede lid vervallen de begrippen ‘verordening nr. 2115/2005’ en ‘verordening
nr. 1386/2007’ en de daarbij behorende omschrijvingen.
4. In het tweede lid wordt na de omschrijving van het begrip ‘verordening 2019/472’
de volgende begripsbepaling ingevoegd:
- – verordening 2019/833:
-
Verordening (EU) 2019/833 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot
vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing zijn
in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk
deel van de Atlantische Oceaan, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1627 en tot
intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2115/2005 en (EG) nr. 1386/2007 van de Raad
(PbEU 2019, L 141).
5. In het tweede lid komt omschrijving van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden’
te luiden:
Verordening (EU) PM van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden
voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie
en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing
zijn.
6. In het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van de omschrijving
van het begrip ‘verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’ door een puntkomma,
de volgende begrippen en daarbij behorende begripsomschrijvingen toegevoegd, luidende:
- – verordening vangstmogelijkheden Oostzee:
-
Verordening (EU) 2019/1838 van de Raad van 30 oktober 2019 tot vaststelling, voor
2020, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden
in de Oostzee en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/124 wat betreft bepaalde
vangstmogelijkheden in andere wateren (PbEU 2019, L 281);
- – verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee:
-
Verordening (EU) PM van de Raad van PM tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden
voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte
Zee.
B
In artikel 8, zesde lid, wordt de zinsnede ‘genoemd in bijlage I van de verordening
vangstmogelijkheden of deel 2 van de bijlage van verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’
vervangen door ‘genoemd in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden, in deel
2 van de bijlage van de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden, in de
bijlage bij de verordening vangstmogelijkheden Oostzee, in deel 1 van bijlage II of
in bijlage III bij de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’.
C
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘genoemd in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden
of deel 2 van de bijlage van verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’
vervangen door ‘genoemd in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden, in deel
2 van de bijlage van de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden, in de
bijlage bij de verordening vangstmogelijkheden Oostzee, in deel 1 van bijlage II of
in bijlage III bij de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’.
2. In het derde lid, onderdeel c, wordt ‘artikel 45 van de verordening vangstmogelijkheden’
vervangen door ‘de artikelen 44 en 45 van de verordening vangstmogelijkheden’.
3. In het derde lid, onderdeel d, wordt de zinsnede ‘bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden
of deel 2 van de bijlage van verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden’
vervangen door ‘bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden, in deel 2 van de
bijlage van de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden, in de bijlage
bij de verordening vangstmogelijkheden Oostzee, in deel 1 van bijlage II of in bijlage
III bij de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee’.
D
Artikel 13, komt te luiden:
Artikel 13. Overige verboden
-
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 7, eerste lid, 10, eerste
lid, 11, 13, eerste en tweede lid, 13b, eerste lid, 14, 20, 22, tweede lid en vierde
lid, tweede zin, 25, eerste, tweede en derde lid, 26, 27a, 29, tweede en derde lid,
tweede en derde zin, 30, eerste lid, tweede lid, tweede zin, en derde lid, 31, eerste
en tweede lid, 33, 34, 35, 36, tweede lid, 37, eerste, tweede en derde lid, tweede
zin, en vierde lid, 40, 41, 42, 48 en 49 van de verordening vangstmogelijkheden.
-
2. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 9,
eerste lid, 18, 21, tweede lid, 22, eerste, derde en vierde lid, eerste zin, 24, eerste
en tweede lid, 27, 28, 29, eerste lid, 32, 36, eerste lid, 37, derde lid, eerste zin,
38, 39, 43 en 47 van de verordening vangstmogelijkheden.
-
3. De voorwaarden, bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c en d, van de
verordening vangstmogelijkheden, gelden uitsluitend voor vissersvaartuigen ten behoeve
waarvan een vismachtiging als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening
is verleend voor de in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c onderscheidenlijk
d, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde visserijactiviteiten.
E
In artikel 15, eerste lid, wordt ‘artikel 4, onderdeel r, van de verordening vangstmogelijkheden’
vervangen door ‘artikel 4, onderdeel s, van de verordening vangstmogelijkheden’.
F
Artikel 16 komt te luiden:
Artikel 16. Vangstmogelijkheden Oostzee
Het is verboden in strijd te handelen met artikel 8 van de verordening vangstmogelijkheden
Oostzee.
G
Artikel 17 komt te luiden:
Artikel 17. Vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee
-
1. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 5, derde lid, 8, tweede lid, 13
en 14 van de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee.
-
2. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met artikel 8, eerste
lid, van de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee.
H
Artikel 18 komt te luiden:
Artikel 18. Herstelmaatregelen kabeljauw Noordzee
Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in de gebieden en gedurende de
perioden, bedoeld in artikel 13a van de verordening vangstmogelijkheden.
I
Artikel 20 komt te luiden:
Artikel 20. Overige visserij-inspanning
Het is verboden te vissen met de typen vistuigen, bedoeld in onderdeel 1 van bijlage
IIA van de verordening vangstmogelijkheden, in het gebied, bedoeld in onderdeel 1
van die bijlage, en die typen vistuig aan boord te houden.
J
In artikel 29, vijfde lid, onderdeel b, wordt ‘artikel 11, eerste lid, van de verordening
vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 12, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.
L
Artikel 73a komt te luiden:
Artikel 73a. Instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in GFCM-overeenkomstgebied
Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 9 bis tot en met 9 quinquies,
10, 11 bis, 12, eerste lid, 15, eerste lid, 15 bis, eerste lid, 16, 16 ter, eerste
lid, 16 quater, eerste lid, 16 quinquies, eerste en tweede lid, 16 quinquies bis,
16 septies tot en met 16 duodecies, 16 terdecies, vijfde lid, 17, vijfde lid, 17 ter,
eerste lid, 22 bis tot en met 22 quinquies, 22, septies, 22 duodecies, 22 terdecies
van verordening nr. 1343/2011.
M
Artikel 75 komt te luiden:
Artikel 75. Instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in NAFO-gebied
-
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, eerste en vijfde lid, 7,
eerste en derde lid, 8, eerste lid, 9, tweede en vierde tot en met zesde lid, 10,
11, 12, derde en vijfde lid, 13, tweede en derde lid, 14, 15, eerste tot en met derde
lid, 16, eerste en derde lid, 18, 19, derde lid, 21, derde lid, 22, tweede en zevende
tot en met achtste lid, 23, vijfde en negende lid, 24, 25, eerste tot en met zesde
lid, 26, eerste en zesde tot en met achtste lid, 27, tweede en twaalfde lid, 32, 39,
zesde lid, 41, 46, eerste lid, van verordening 2019/833 en met de door de Europese
Commissie op grond van artikel 50 van verordening 2019/833 vastgestelde gedelegeerde
handelingen.
-
2. Als havens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, en 39, eerste lid,
van verordening 2019/833, worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage
2B met uitzondering van Amsterdam.
-
3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 21, derde lid, onderdeel a, en 39, derde
lid, van verordening 2019/833, is de NVWA.
-
4. Het is verboden met een vaartuig als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van verordening
2019/833, een Nederlandse haven binnen te varen, dan wel de bemanning van dat vaartuig
te vervangen.
N
In artikel 84a, derde lid, onderdeel a, wordt ‘het type vistuig GTR, GNS, FYK, FPN
of FIX’ vervangen door ‘het type vistuig GTR, GNS, GNC, FYK, FPN of FIX’.
O
Artikel 120 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘artikel 10, vierde en vijfde lid, van de verordening vangstmogelijkheden’
vervangen door ‘artikel 10, vijfde en zesde lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.
2. In het tweede lid, onderdeel a, onder (i), wordt ‘artikel 10, vierde lid, onderdeel
a’ vervangen door ‘artikel 10, vijfde lid, onderdeel a’ en wordt ‘artikel 10, vierde
lid, aanhef’ vervangen door ‘artikel 10, vijfde lid, aanhef’.
3. In het tweede lid, onderdeel a, onder (ii), wordt ‘artikel 10, vierde lid, onderdeel
b’ vervangen door ‘artikel 10, vijfde lid, onderdeel b’ en wordt ‘artikel 10, vierde
lid, aanhef’ vervangen door ‘artikel 10, vijfde lid, aanhef’.
4. In het tweede lid, onderdeel a, onder (iii), wordt ‘artikel 10, vijfde lid’ vervangen
door ‘artikel 10, zesde lid’ en wordt ‘artikel 10, vijfde lid, aanhef’ vervangen door
‘artikel 10, zesde lid, aanhef’.
5. In het derde lid wordt ‘artikel 10, vierde lid, onderdeel b, of vijfde lid’ vervangen
door ‘artikel 10, vijfde lid, onderdeel b, of zesde lid’.
6. In het zesde lid vervalt onderdeel a, onder verlettering van de onderdelen b en c
tot a en b.
P
De bijlagen 8, 9 en 11 worden vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlagen
A, B respectievelijk.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020, met uitzondering van
artikel I, onderdeel I, dat in werking treedt met ingang van 1 februari 2020.
TOELICHTING
I. ALGEMEEN
1. Doel en aanleiding
De Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: Uitvoeringsregeling) bevat de voorschriften
die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Europese verordeningen op het gebied
van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het
gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit betreft onder meer de verordeningen over vangstmogelijkheden,
alsmede de verordeningen waarin specifieke instandhoudings- en handhavingsmaatregelen
zijn vastgelegd voor de gebieden die onder de bevoegdheid van zogenoemde regionale
visserijorganisaties vallen. In de verordeningen over vangstmogelijkheden zijn onder
meer de maximaal toegestane vangstmogelijkheden in de wateren van de Unie en voor
vissersvaartuigen van de Unie in bepaalde wateren buiten de Unie alsmede een aantal
daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften opgenomen.
Door middel van deze wijzigingsregeling is een aantal aanpassingen in de Uitvoeringsregeling
doorgevoerd die samenhangen met een drietal in 2019 vastgestelde verordeningen tot
vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden. Dit betreft de verordening vangstmogelijkheden1, de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en de Zwarte Zee2 en verordening vangstmogelijkheden Oostzee3.
Daarnaast zijn in 2019 twee nieuwe verordeningen vastgesteld waarin bindende besluiten
van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan
(Northwest Atlantic Fisheries Organisation - NAFO) en van de Algemene Visserijcommissie
voor de Middellandse Zee (General Fisheries Commission for the Mediterranean - GFCM)
zijn omgezet in recht van de Europese Unie4. Ook aan deze verordeningen wordt door middel van deze wijzigingsregeling uitvoering
gegeven.
2. Verordeningen over vangstmogelijkheden
De vangstmogelijkheden die zijn vastgelegd in bovengenoemde verordeningen vangstmogelijkheden,
kunnen worden onderscheiden in vangstbeperkingen en inspanningsbeperkingen. Vangstbeperkingen
zijn de maatregelen waarin is vastgelegd hoeveel vis er totaal uit bepaalde gebieden
mag worden gevangen, de zogenoemde TAC (‘Total Allowable Catch’, ofwel totale toegestane vangst), onder welke voorwaarden dat mag en hoe die hoeveelheden
zijn verdeeld over de lidstaten, de zogenoemde quota. In een aantal gevallen is een
deel van de TAC niet aan individuele lidstaten toegekend en kunnen deze hoeveelheden
– veelal als bijvangst – worden opgevist door alle vissers uit de EU. Inspanningsbeperkingen
zien op de beperking van de omvang van de uitvarende vissersvloot en het aantal dagen
dat er gevist kan worden. Dit betreft het regiem dat is vastgesteld in het kader van
het beheer van de tongbestanden in het westelijke kanaal in ICES-sector 7e en dat
geldt van 1 februari 2020 tot 1 februari 2020. De vangstmogelijkheden in wateren van
de Unie en voor vaartuigen van de Unie in andere wateren worden tezamen met de daaraan
gerelateerde aanvullende voorschriften jaarlijks door de Raad van de Europese Unie
vastgesteld.
3. Regeldruk
Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling leidt niet tot een wijziging van de regeldruk.
Er volgen geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook
brengt deze wijzigingsregeling geen relevante nalevingskosten met zich.
4. Inwerkingtreding en kabinetsbeleid vaste verandermomenten
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2020, met uitzondering van artikel I,
onderdeel I, dat in werking treedt met ingang van 1 februari 2020. Hiermee wordt afgeweken
van de uitgangspunten van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Een van
die uitgangspunten is dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding
daarvan wordt gepubliceerd. De onderhavige wijzigingsregeling strekt onder meer ter
uitvoering van de verordening vangstmogelijkheden voor 2020. De vaststelling van die
verordening vindt echter pas plaats in de Europese Raad van 16 en 17 december 2019.
Dit brengt mee dat de termijn tussen publicatie van de onderhavige uitvoeringsregeling
en de inwerkingtreding daarvan korter is dan twee maanden en aldus niet voldaan kan
worden aan het betreffende beleid inzake vaste verandermomenten. Deze afwijking van
het kabinetsbeleid is echter gerechtvaardigd te achten, nu deze wijzigingsregeling
strekt ter uitvoering van bindende EU-regelgeving.
II. ARTIKELEN
Artikel I, onderdeel A
Met dit onderdeel zijn diverse begripsbepalingen in de Uitvoeringsregeling geactualiseerd.
Artikel I, onderdelen B, C, D, E, I, en J
Dit onderdeel strekt ertoe de verwijzingen naar de verordening vangstmogelijkheden
te actualiseren en verwijzingen naar de verordening vangstmogelijkheden Oostzee en
de verordening vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee waar nodig in te
voeren.
Artikel I, onderdelen F en G
Met de door middel van de in deze onderdelen doorgevoerde wijzigingen wordt uitvoering
gegeven aan de verordening vangstmogelijkheden Oostzee en de verordening vangstmogelijkheden
Middellandse Zee en Zwarte Zee.
Artikel I, onderdeel H
Met het oog op het herstel van de kabeljauwbestanden in de Noordzee is in de verordening
vangstmogelijkheden een aantal zogenoemde gebiedssluitingen opgenomen. In deze gebieden
is het in principe verboden te vissen, met uitzondering van visserij met pelagische
vistuigen (purse seines en trawls). De omschrijving van deze gebieden en de exacte
periode waarin de sluiting geldt zijn opgenomen in bijlage IIc bij de verordening
vangstmogelijkheden. De met het oog op de handhaving van deze gebiedssluiting noodzakelijke
bepaling wordt met de in dit onderdeel opgenomen wijzing doorgevoerd in artikel 18
van de Uitvoeringsregeling.
Artikel I, onderdelen K en M
De instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NAFO waren voorheen omgezet in
Verordening (EG) nr. 1386/20075. Daarnaast was het in NAFO-verband vastgestelde herstelplan voor zwarte heilbot neergelegd
in Verordening (EG) nr. 2115/20056. Sinds de vaststelling van deze verordeningen zijn de bindende bepalingen van de
NAFO veelvuldig gewijzigd. De nieuwe bepalingen, die onder meer betrekking hebben
op instandhoudingsmaatregelen voor bepaalde soorten, bescherming van kwetsbare mariene
ecosystemen, inspectieprocedures op zee en in de haven, vaartuigvoorschriften, monitoring
van visserijactiviteiten en aanvullende havenstaatmaatregelenmoeten zijn bij de in
paragraaf 1 van de algemene toelichting aangestipte verordening 2019/833 in het recht
van de Unie omgezet en de oude verordeningen zijn tegelijkertijd ingetrokken.
Door middel van de in onderdeel M opgenomen wijziging wordt aan de nieuwe verordening
voor het NAFO-verdragsgebied thans uitvoering gegeven in artikel 75 van de Uitvoeringsregeling.
Artikel 71 van de Uitvoeringsregeling waarin uitvoering werd gegeven aan het ingetrokken
herstelplan voor zwarte heilbot in het NAFO-gebied komt te vervallen door de in onderdeel
K doorgevoerde wijziging.
Artikel I, onderdeel L
Dit onderdeel voorziet erin uitvoering te geven aan verordening 2019/982 waarbij een
aantal nieuwe bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied zijn opgenomen
in verordening nr. 1343/20117. De hiermee verband houdende wijzigingen zijn doorgevoerd in artikel 73a van de Uitvoeringsregeling.
Artikel I, onderdeel N
In artikel 84a van de Uitvoeringsregeling zijn de voorwaarden opgenomen waaronder
een vismachtiging voor de visserij op zeebaars kan worden verstrekt. Deze voorwaarden
vloeien voort uit artikel 10 van de verordening vangstmogelijkheden en behelzen onder
meer de eis dat gedurende de Europese referentie periode die van 1 juli 2015 tot 30 september
2016 loopt, met specifiek vistuig moet zijn gevist. Voor de visserij met vaste netten
betrof dit voorheen de tuigcodes GTR, GNS, FYK, FPN en FIX. Omdat evenwel ook met
vistuigen van categorie GNC kleine hoeveelheden zeebaars ongewenst worden bij gevangen
is deze tuigcode op verzoek van Nederland nu ook expliciet opgenomen in de verordening
vangstmogelijkheden. Door middel van dit onderdeel wordt deze wijziging doorgevoerd
in artikel 84a van de Uitvoeringsregeling. Deze aanpassing heeft tot gevolg dat vissersvaartuigen
die blijkens hun logboekgegevens in de Europese referentieperiode zeebaars hebben
aangeland die is gevangen met vaste netten met tuigcode GNC, in aanmerking kunnen
komen voor een zeebaarsmachtiging voor het jaar 2020.
Artikel I, onderdeel O
In artikel 120 van de Uitvoeringsregeling is onder meer de recreatieve visserij op
zeebaars geregeld, waarmee uitvoering wordt gegeven aan artikel 10, vijfde en zesde
lid, van de Verordening vangstmogelijkheden. Door middel van de in onderdeel O opgenomen
wijziging wordt de verwijzing naar deze Europese bepalingen geactualiseerd. Nieuw
in artikel 10, vijfde lid, van deze verordening is dat het niet langer is toegestaan
om met vaste netten, waaronder vistuig van het type staand, gericht op zeebaars te
vissen.
Artikel I, onderdeel P
In de gewijzigde bijlagen 8 en 9 wordt nationaal uitvoering gegeven aan de verordening
vangstmogelijkheden. Dit in verband met de omstandigheid dat de aan Nederland toegewezen
vangstmogelijkheden voor een aantal bestanden zijn verdeeld in individuele contingenten.
Bijlage 11 bevat de op grond van artikel 31, vierde lid, van de GMO-verordening vast
te stellen drempelprijzen.
Artikel II (inwerkingtreding)
Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020, met uitzondering
van artikel I, onderdeel I, dat in werking treedt met ingang van 1 februari 2020.
In paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting is aangegeven hoe deze publicatie
en de datum van inwerkingtreding zich verhouden tot het kabinetsbeleid betreffende
de vaste verandermomenten.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:
J.C. Goet
Secretaris-Generaal Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit