Besluit van 1 februari 2019, nr. 2019000177, houdende de vaststelling tot voortzetting van het financieel toezicht op Curaçao en Sint Maarten

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties van 28 januari 2019, 2019-0000032886;

Gelet op artikel 33 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten;

Overwegende dat:

  • Artikel 33, eerste lid, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (hierna te noemen de Wet) bepaalt dat de raad van ministers van het Koninkrijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet besluit of en, zo ja, met ingang van welk tijdstip een van de landen of beide een of meer verplichtingen op grond van deze wet blijvend niet meer behoeft na te komen;

  • Ingevolge artikel 33, tweede lid, van de Wet drie jaar na een besluit, als bedoeld in het eerste lid, opnieuw een besluit wordt genomen en vervolgens telkens binnen een periode van drie jaar na ieder besluit, zolang ten aanzien van een land één of meer verplichtingen op grond van de Wet nog van toepassing zijn, wederom een besluit wordt genomen;

  • Dergelijke besluiten pas worden genomen nadat aan de raad van ministers van het Koninkrijk een advies is uitgebracht door een evaluatiecommissie;

  • Onze Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, conform artikel 33, zevende lid, van de Wet heeft besloten tot het instellen van een evaluatiecommissie, met ingang van 1 oktober 2018;

  • Onze Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het advies van de evaluatiecommissie van 5 december 2018 heeft ontvangen;

  • De evaluatiecommissie in haar advies heeft aangegeven dat Curaçao en Sint Maarten voor de drie opeenvolgende begrotingsjaren 2015, 2016 en 2017 niet hebben voldaan aan de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten;

  • De evaluatiecommissie van oordeel is dat het te nemen besluit door de raad van ministers van het Koninkrijk niet zou kunnen inhouden dat de verplichtingen op grond van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten blijvend niet meer behoeven te worden nagekomen door één van beide landen;

  • De raad van ministers van het Koninkrijk op 14 december 2018, in navolging van het advies van de evaluatiecommissie, heeft besloten tot voortzetting van het financieel toezicht op Curaçao en Sint Maarten als bedoeld in de Wet voor de komende drie jaar.

Besluit:

Gelet op artikel 33, eerste, tweede en zesde lid, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Overeenkomstig het advies van de evaluatiecommissie Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten blijven voor Curaçao en Sint Maarten met terugwerkende kracht vanaf 10 oktober 2018 alle verplichtingen die volgen uit de Wet van toepassing.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 1 februari 2019

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Naar boven