Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 februari 2019, 2019-0000017340, tot wijziging van de Regeling beëindiging arbeidsovereenkomsten BES 2012 in verband met de functie van een lid tevens plaatsvervangend voorzitter van de ontslagadviescommissie BES

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 6 van de Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES;

Besluit:

ARTIKEL I

Aan artikel 2.7 van de Regeling beëindiging arbeidsovereenkomsten BES 2012 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Indien een lid tevens plaatsvervangend voorzitter is en bij afwezigheid van de voorzitter als zodanig optreedt, treedt hij niet tegelijkertijd op als lid van de ontslagadviescommissie.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 10 oktober 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 11 februari 2019

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

TOELICHTING

De ontslagadviescommissie beëindiging arbeidsovereenkomsten BES is laatstelijk herbenoemd met ingang van 10 oktober 2018 (Stcrt. 2018, 67184). Bij die gelegenheid is de plaatsvervangend voorzitter uit het midden van de ontslagadviescommissie benoemd, waar dit voorheen nog een plaatsvervanger was die niet tevens lid van de ontslagadviescommissie was. Zoals vermeld in de toelichting op bovengenoemd benoemingsbesluit, noopt dit tot een nadere regeling van procedurele aard in de Regeling beëindiging arbeidsovereenkomsten BES 2012. De onderhavige wijziging voorziet erin dat de plaatsvervangend voorzitter die tevens lid is, niet als lid van de ontslagadviescommissie fungeert indien en zolang hij in verband met afwezigheid van de voorzitter optreedt als fungerend voorzitter.

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om te wijzen op een fout in de toelichting op de Regeling beëindiging arbeidsovereenkomsten BES 2012. In de toelichting op artikel 3.4 wordt gesproken over een ‘termijn van in totaal 6 weken voor de behandeling van een verzoek die op grond van artikel 4, derde lid, van de wet, geldt’ (Stcrt. 2012, 14531, p. 10). De wettelijke behandeltermijn is echter niet 6, maar in totaal 8 weken. Oorspronkelijk werd in artikel 4, derde lid, van de Wet beëindiging arbeidsovereenkomsten BES wel uitgegaan van een behandeltermijn van 6 weken, maar deze termijn is met de Verzamelwet SZW 2012 met ingang van 1 januari 2012 verlengd naar 8 weken. Deze wijziging is bij het opmaken van de toelichting op de Regeling beëindiging arbeidsovereenkomsten 2012 BES abusievelijk over het hoofd gezien.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Naar boven