Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 4 februari 2019, kenmerk 14779242-186830-Z, houdende wijziging van de Regeling zorgverzekering in verband met een technische correctie met betrekking tot de inkomensafhankelijke bijdrage

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op artikel 42, eerste lid, onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 5.1, tweede lid, van de Regeling zorgverzekering wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen c tot en met g worden verletterd tot d tot en met h.

2. Na onderdeel b wordt een onderdeel c ingevoegd.

3. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. uitkeringen en verstrekkingen ingevolge een aanspraak of daarmee gelijkgesteld bedrag als bedoeld in artikel 39f van de Wet op de loonbelasting 1964;.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van:

  • a. artikel I, onder 1 en 2, terug tot en met 1 januari 2019;

  • b. artikel I, onder 3, terug tot en met 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

TOELICHTING

Met de regeling van de Minister voor Medische Zorg van 13 november 2018, kenmerk 1422130-18105-Z, houdende wijziging van de Regeling zorgverzekering ter vaststelling van bedragen en percentages voor het jaar 2019 en enkele technische aanpassingen (Stcrt. 2018, 65239) is per abuis een technische aanpassing van de Regeling zorgverzekering (Rzv) aangebracht met betrekking tot de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB). Ten onrechte is per 1 januari 2019 artikel 5.1, tweede lid, onderdeel c, Rzv geschrapt omdat daarin werd verwezen naar artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) dat met ingang van 1 januari 2014 is vervallen. Met betrekking tot uitkeringen en verstrekkingen uit op 31 december 2013 bestaande aanspraken als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB 1964 zoals dat op 31 december luidde, diende (en dient) de verschuldigdheid van de IAB echter ongewijzigd te blijven. De IAB over dergelijke uitkeringen en verstrekkingen, waarvoor sinds 1 januari 2014 fiscaal overgangsrecht is opgenomen in artikel 39f Wet LB 1964, is derhalve nog steeds verschuldigd door de verzekeringsplichtige en niet door de inhoudingsplichtige. Hetzelfde geldt voor uitkeringen en verstrekkingen uit op 31 december 2013 bestaande aanspraken op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon als bedoeld in artikel 37 Wet LB 1964 zoals dat op 31 december 2013 luidde en daarmee gelijkgestelde bedragen als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, Wet LB 1964 zoals dat op 31 december 2013 luidde. Deze bestendige, voor alle betrokkenen kenbare uitvoeringspraktijk wordt nu in het belang van de rechtszekerheid met terugwerkende kracht gecodificeerd.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

Naar boven