De Minister voor Medische Zorg,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de artikelen 42, tweede lid, 43, derde lid, 45, derde en vierde lid, van
de Zorgverzekeringswet;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling zorgverzekering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5.1, tweede lid, onderdeel c, vervalt, onder verlettering van de onderdelen
d tot en met h tot c tot en met g.
B
Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘2018’ vervangen door ‘2019’ en wordt ‘€ 54.614,00’ vervangen
door ‘€ 55.927,00’.
2. Het tweede, derde en vierde lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.
C
Artikel 5.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In eerste lid wordt ‘2018’ vervangen door ‘2019’ en wordt ‘artikel 5.2, eerste lid’
vervangen door ‘artikel 5.2’.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.
D
Artikel 5.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘6,90’ vervangen door ‘6,95’.
2. In het tweede lid wordt ‘5,65’ vervangen door ‘5,70’.
3. In het vierde lid wordt ‘artikel 5.2, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 5.2’ en
wordt ‘6,90’ vervangen door ‘6,95’.
4. In het vijfde lid wordt ‘artikel 5.3, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 5.3’ en
wordt ‘5,65’ vervangen door ‘5,70’.
E
In artikel 5.5 wordt ‘2018’ vervangen door ‘2019’.
F
In artikel 5.8, tweede lid, wordt ‘artikel 5.3, eerste lid’ vervangen door ‘artikel
5.3’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.
TOELICHTING
Algemeen
Met deze wijzigingsregeling wordt de Regeling zorgverzekering (Rzv) op de volgende
punten aangepast:
-
– het maximum bijdrage-inkomen dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage
(IAB) voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) in aanmerking wordt genomen;
-
– de percentages IAB Zvw overeenkomstig de begroting (Financieel Beeld Zorg) 2019;
-
– enkele wetgevingstechnische verbeteringen.
Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor de regeldruk. Het betreft hier namelijk
een jaarlijkse wijziging van bedragen en percentages op grond van de Zvw waarvan betrokkenen
elk jaar kennis nemen.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Artikel 5.1, tweede lid, onderdeel c, komt te vervallen, aangezien hierin wordt verwezen
naar artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 (stamrechtvrijstelling)
welke met ingang van 1 januari 2014 niet meer van kracht is.
Artikel I, onderdelen B, tweede lid, en C, tweede lid
Uit het oogpunt van vereenvoudiging worden artikel 5.2, tweede, derde en vierde lid,
en artikel 5.3, tweede lid, geschrapt. Het is overbodig het maximum bijdrageloon en
het maximum bijdrage-inkomen in die bepalingen te herleiden naar verschillende loontijdvakken.
Uit artikel 49, eerste lid, van de Zvw vloeit al voort op welke wijze deze jaarbedragen
herleid moeten worden tot de verschillende loontijdvakken. Dit wordt bepaald volgens
de regels die gelden voor de heffing van loonbelasting. De op basis van die regels
herleide bedragen worden jaarlijks door de Belastingdienst berekend en gepubliceerd.
Omdat het niet nodig is de herleide bedragen bij ministeriële regeling vast te stellen,
wordt de mogelijkheid daartoe uit artikel 42, derde lid, van de Zvw geschrapt met
de Verzamelwet SZW 20191.
Artikel I, onderdelen B, eerste lid, C, eerste lid, D, E en F
Het bijdrageloon, bedoeld in artikel 42 van de Zvw, dat voor heffing van de IAB ten
hoogste in aanmerking wordt genomen, bedraagt voor het jaar 2019 € 55.927. Dit bedrag
is gelijk aan het bij en krachtens artikel 17, eerste lid, eerste volzin, van de Wet
financiering sociale verzekeringen (Wfsv) voor het jaar 2019 geregelde maximumpremieloon
voor de werknemersverzekeringen.
Het percentage aan IAB dat inhoudingsplichtigen ingevolge artikel 45, eerste lid,
van de Zvw over het loon van hun werknemers verschuldigd zijn (hoge percentage), stijgt
van 6,90 in 2018 naar 6,95 in 2019. Ook het percentage aan IAB dat verzekeringsplichtigen
ingevolge artikel 45, tweede lid, van de Zvw over hun bijdrage-inkomen verschuldigd
zijn (lage percentage) stijgt. Namelijk van 5,65 in 2018 naar 5,70 in 2019.
De stijging van beide percentages met 0,05 procentpunt wordt door verschillende factoren
veroorzaakt.
Allereerst vallen de zorguitgaven in 2019 naar huidige schatting € 2,5 miljard hoger
uit dan waarmee zorgverzekeraars ten tijde van de vaststelling van de premies voor
2018 rekening hielden. Deze uitgavenstijging leidt tot een stijging van de noodzakelijke
IAB-opbrengsten en daarmee het percentage IAB (stijging 0,13 procentpunt).
Voorts is de reserveafbouw van zorgverzekeraars lager dan verwacht. Dit slaat ook
neer in een hogere IAB (stijging 0,03 procentpunt).
Een andere reden van de stijging is gelegen in de daling van de tijdelijke rijksbijdrage
Hervorming Langdurige Zorg van € 0,5 miljard in 2018 naar € 0,0 miljard in 2019 (stijging
0,06 procentpunt).
Door andere ontwikkelingen wordt de stijging van de IAB weer iets bijgetrokken.
Zo leidt de ontwikkeling van het saldo van het Zorgverzekeringsfonds tot een daling
van de inkomensafhankelijke bijdrage (daling 0,04 procentpunt).
Bovendien hebben zorgverzekeraars hun premie in 2018 € 63 lager vastgesteld dan eerder
geraamd in de rijksbegroting voor 2018. De nominale premie is daardoor in 2018 lager
uitgekomen dan resulteert uit de 50/50-verhouding. Dit wordt rechtgetrokken door een
lagere IAB (daling 0,15 procentpunt).
Tot slot leiden de ontwikkelingen bij de overige posten (beheerskosten en overige
lasten verzekeraars, eigen risico en overige baten van het Zorgverzekeringsfonds)
plus afrondingsverschillen tot kleine bijstellingen.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins