Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 13 november 2018, kenmerk 1422130-18105-Z, houdende wijziging van de Regeling zorgverzekering ter vaststelling van bedragen en percentages voor het jaar 2019 en enkele technische aanpassingen

De Minister voor Medische Zorg,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 42, tweede lid, 43, derde lid, 45, derde en vierde lid, van de Zorgverzekeringswet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling zorgverzekering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.1, tweede lid, onderdeel c, vervalt, onder verlettering van de onderdelen d tot en met h tot c tot en met g.

B

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘2018’ vervangen door ‘2019’ en wordt ‘€ 54.614,00’ vervangen door ‘€ 55.927,00’.

2. Het tweede, derde en vierde lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

C

Artikel 5.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In eerste lid wordt ‘2018’ vervangen door ‘2019’ en wordt ‘artikel 5.2, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 5.2’.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

D

Artikel 5.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘6,90’ vervangen door ‘6,95’.

2. In het tweede lid wordt ‘5,65’ vervangen door ‘5,70’.

3. In het vierde lid wordt ‘artikel 5.2, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 5.2’ en wordt ‘6,90’ vervangen door ‘6,95’.

4. In het vijfde lid wordt ‘artikel 5.3, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 5.3’ en wordt ‘5,65’ vervangen door ‘5,70’.

E

In artikel 5.5 wordt ‘2018’ vervangen door ‘2019’.

F

In artikel 5.8, tweede lid, wordt ‘artikel 5.3, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 5.3’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

TOELICHTING

Algemeen

Met deze wijzigingsregeling wordt de Regeling zorgverzekering (Rzv) op de volgende punten aangepast:

  • het maximum bijdrage-inkomen dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) in aanmerking wordt genomen;

  • de percentages IAB Zvw overeenkomstig de begroting (Financieel Beeld Zorg) 2019;

  • enkele wetgevingstechnische verbeteringen.

Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor de regeldruk. Het betreft hier namelijk een jaarlijkse wijziging van bedragen en percentages op grond van de Zvw waarvan betrokkenen elk jaar kennis nemen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Artikel 5.1, tweede lid, onderdeel c, komt te vervallen, aangezien hierin wordt verwezen naar artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 (stamrechtvrijstelling) welke met ingang van 1 januari 2014 niet meer van kracht is.

Artikel I, onderdelen B, tweede lid, en C, tweede lid

Uit het oogpunt van vereenvoudiging worden artikel 5.2, tweede, derde en vierde lid, en artikel 5.3, tweede lid, geschrapt. Het is overbodig het maximum bijdrageloon en het maximum bijdrage-inkomen in die bepalingen te herleiden naar verschillende loontijdvakken. Uit artikel 49, eerste lid, van de Zvw vloeit al voort op welke wijze deze jaarbedragen herleid moeten worden tot de verschillende loontijdvakken. Dit wordt bepaald volgens de regels die gelden voor de heffing van loonbelasting. De op basis van die regels herleide bedragen worden jaarlijks door de Belastingdienst berekend en gepubliceerd. Omdat het niet nodig is de herleide bedragen bij ministeriële regeling vast te stellen, wordt de mogelijkheid daartoe uit artikel 42, derde lid, van de Zvw geschrapt met de Verzamelwet SZW 20191.

Artikel I, onderdelen B, eerste lid, C, eerste lid, D, E en F

Het bijdrageloon, bedoeld in artikel 42 van de Zvw, dat voor heffing van de IAB ten hoogste in aanmerking wordt genomen, bedraagt voor het jaar 2019 € 55.927. Dit bedrag is gelijk aan het bij en krachtens artikel 17, eerste lid, eerste volzin, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) voor het jaar 2019 geregelde maximumpremieloon voor de werknemersverzekeringen.

Het percentage aan IAB dat inhoudingsplichtigen ingevolge artikel 45, eerste lid, van de Zvw over het loon van hun werknemers verschuldigd zijn (hoge percentage), stijgt van 6,90 in 2018 naar 6,95 in 2019. Ook het percentage aan IAB dat verzekeringsplichtigen ingevolge artikel 45, tweede lid, van de Zvw over hun bijdrage-inkomen verschuldigd zijn (lage percentage) stijgt. Namelijk van 5,65 in 2018 naar 5,70 in 2019.

De stijging van beide percentages met 0,05 procentpunt wordt door verschillende factoren veroorzaakt.

Allereerst vallen de zorguitgaven in 2019 naar huidige schatting € 2,5 miljard hoger uit dan waarmee zorgverzekeraars ten tijde van de vaststelling van de premies voor 2018 rekening hielden. Deze uitgavenstijging leidt tot een stijging van de noodzakelijke IAB-opbrengsten en daarmee het percentage IAB (stijging 0,13 procentpunt).

Voorts is de reserveafbouw van zorgverzekeraars lager dan verwacht. Dit slaat ook neer in een hogere IAB (stijging 0,03 procentpunt).

Een andere reden van de stijging is gelegen in de daling van de tijdelijke rijksbijdrage Hervorming Langdurige Zorg van € 0,5 miljard in 2018 naar € 0,0 miljard in 2019 (stijging 0,06 procentpunt).

Door andere ontwikkelingen wordt de stijging van de IAB weer iets bijgetrokken.

Zo leidt de ontwikkeling van het saldo van het Zorgverzekeringsfonds tot een daling van de inkomensafhankelijke bijdrage (daling 0,04 procentpunt).

Bovendien hebben zorgverzekeraars hun premie in 2018 € 63 lager vastgesteld dan eerder geraamd in de rijksbegroting voor 2018. De nominale premie is daardoor in 2018 lager uitgekomen dan resulteert uit de 50/50-verhouding. Dit wordt rechtgetrokken door een lagere IAB (daling 0,15 procentpunt).

Tot slot leiden de ontwikkelingen bij de overige posten (beheerskosten en overige lasten verzekeraars, eigen risico en overige baten van het Zorgverzekeringsfonds) plus afrondingsverschillen tot kleine bijstellingen.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins


X Noot
1

Kamerstukken II 2017/18, 34 977, nr. 2.

Naar boven