Rectificatie: Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 11 december 2019 nr. PO/17846272, houdende voorschriften in het kader van de meting en beoordeling van leerresultaten als bedoeld in artikel 10a van de Wet op het primair onderwijs (Regeling leerresultaten PO 2020)

De leesbaarheid van de regeling is verbeterd en de verwijzingen zijn geactualiseerd.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 34.4 en artikel 34.6 van het Besluit bekostiging WPO;

Gelet op het voorstel als bedoeld in artikel 34.5, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO van de Inspecteur-generaal van het onderwijs;

Besluit:

Artikel 1. Uitwerking beoordeling leerresultaten; kleine scholen; correctie voor schoolkenmerken en individuele kenmerken van leerlingen; normering

In bijlage A bij deze regeling wordt geregeld:

  • a. De wijze waarop de beoordeling van de leerresultaten, bedoeld in artikel 10a, derde lid, van de WPO tot stand komt, bedoeld in artikel 34.4, onder a, Besluit bekostiging WPO, in deel 1 van bijlage A.

  • b. De wijze waarop en omstandigheden waarin bij kleine scholen de leerresultaten worden gewogen, bedoeld in artikel 34.4, onder b, Besluit bekostiging WPO, in deel 2 van bijlage A.

  • c. De wijze van correctie van de meting voor schoolkenmerken en individuele kenmerken van leerlingen, bedoeld in artikel 34.4, onder c, Besluit bekostiging WPO, in deel 3 van bijlage A.

  • d. De normering waarop de inspectie het oordeel voldoende dan wel onvoldoende leerresultaat baseert, bedoeld in artikel 34.4, onder d, Besluit bekostiging WPO, in deel 4 van bijlage A.

Artikel 2. Meting onmogelijk of gegevens incompleet

Indien er geen of onvoldoende gegevens zijn voor een betrouwbaar oordeel over de leerresultaten als bedoeld in artikel 34.6 van het Besluit bekostiging WPO, verricht de inspectie een aanvullend onderzoek op de wijze als beschreven in Bijlage B.

Artikel 3. Intrekking

De Regeling leerresultaten PO 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2020.

Artikel 5. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling leerresultaten PO 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

BIJLAGE A. UITWERKING BEOORDELING LEERRESULTATEN; KLEINE SCHOLEN; CORRECTIE VOOR SCHOOLKENMERKEN EN INDIVIDUELE KENMERKEN VAN LEERLINGEN; NORMERING

Deel 1. Beoordeling leerresultaten

Gebruikte gegevens

De gegevens, die de inspectie gebruikt bij de beoordeling van de leerresultaten, ontvangt zij jaarlijks op vooraf afgesproken momenten van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

De behaalde leerresultaten leveren de scholen aan DUO. DUO verwerkt de gegevens in het Basis Register Onderwijs (BRON). De inspectie ontvangt de geanonimiseerde gegevens van de individuele leerlingen uit BRON.

Tevens ontvangt de inspectie jaarlijks de geanonimiseerde schoolweging met peildatum 1 oktober van het CBS. CBS berekent voor elke leerling, die op 1 oktober op e school zit, de verwachte onderwijsscore op basis van het opleidingsniveau van de ouders, het land van herkomst, de verblijfsduur in Nederland en gegevens over het al dan niet in de schuldsanering zitten. De schoolweging is het gemiddelde van de verwachte onderwijsscores van alle leerlingen op de school, waarbij is gekozen voor een schaal die in de praktijk loopt van ongeveer 20 tot 40: hoe hoger de schoolweging, des te meer leerlingen met een lage verwachte onderwijsscore.

Voor een beperkt aantal scholen is het noodzakelijk dat de inspectie een extra berekening uitvoert op de door CBS geleverde schoolweging. Dit geldt voor scholen met twee of meer vestigingen die door de inspectie als afzonderlijke objecten van toezicht worden gezien. De inspectie publiceert jaarlijks de lijst met de schoolweging van alle scholen, die zij bij haar beoordeling hanteert, op de inspectiewebsite.

Indicatoren

De beoordeling van de leerresultaten is gebaseerd op twee indicatoren die de behaalde referentieniveaus betreffen:

  • 1. behalen voldoende leerlingen het fundamenteel niveau (% ≥1F)?

  • 2. behalen voldoende leerlingen het streefniveau (% ≥1S/2F)?

Bij de beoordeling kijkt de inspectie naar de behaalde referentieniveaus op de eindtoets in de laatste drie schooljaren. De leerresultaten van leerlingen die voldoen aan de ontheffingsgronden, zoals bedoeld in artikel 10a, derde lid, van de WPO, laat de inspectie hierbij buiten beschouwing.

Voor alle leerlingen die in de laatste drie schooljaren een eindtoets hebben gemaakt, beschikt de school over de behaalde referentieniveaus (1F of 1S/2F) voor lezen, taalverzorging en rekenen. De inspectie kijkt vervolgens welk percentage van de behaalde referentieniveaus in de afgelopen drie schooljaren op of boven 1F ligt en welk percentage op of boven 1S/2F ligt. Er worden dus twee percentages berekend, die zowel de referentieniveaus voor de drie vakgebieden als de drie schooljaren omvatten. In de toelichting bij deze regeling is een voorbeeld van de berekeningswijze opgenomen.

De signaleringswaarden voor beide indicatoren staan in Tabel 1. Als het behaalde percentage referentieniveaus onder de signaleringswaarde van één of beide indicatoren ligt, duidt dit op mogelijke kwaliteitsrisico’s. De signaleringswaarde voor de eerste indicator (% >1F) is voor alle scholen gelijk, omdat van alle scholen verwacht mag worden dat zij er naar streven hun leerlingen minimaal op het fundamenteel niveau te laten uitstromen. De signaleringswaarde voor het percentage behaalde streefniveaus 1S/2F is afhankelijk van de schoolweging.

Tabel 1. Signaleringswaarden in percentages behaalde referentieniveaus1

Schoolweging

Signaleringswaarde % ≥1F

Signaleringswaarde % ≥1S/2F

20

_

21

85

66,8

21

_

22

85

63,9

22

_

23

85

61,1

23

_

24

85

58,6

24

_

25

85

56,6

25

_

26

85

55,1

26

_

27

85

53,6

27

_

28

85

52,1

28

_

29

85

50,6

29

_

30

85

49,0

30

_

31

85

47,3

31

_

32

85

45,5

32

_

33

85

43,5

33

_

34

85

41,5

34

_

35

85

39,5

35

_

36

85

37,5

36

_

37

85

35,7

37

_

38

85

33,9

38

_

39

85

32,1

39

_

40

85

30,3

X Noot
1

Als de schoolweging een rond getal is, dan geldt de hoogste schoolwegingscategorie. Bijvoorbeeld, de signaleringswaarden van schoolwegingscategorie 25-–6 gelden voor een school met schoolweging 25.

Fusiescholen

Als scholen fuseren dan vindt de beoordeling van de leerresultaten plaats op basis van de leerresultaten behorend bij het BRIN van de fusieschool. In de schooljaren voor de fusie worden de leerresultaten van de oorspronkelijke school die niet wordt opgeheven beschouwd en in de schooljaren na de fusie de leerresultaten van de fusieschool.

Een voorbeeld: als school A en B per 1-8-2019 fuseren en doorgaan onder het BRIN van school A, dan baseren we het oordeel over de leerresultaten van 2018, 2019 en 2020 op de referentieniveaus van school A in 2018 en 2019 en de referentieniveaus behaald door de fusieschool (A+B) in 2020.

Nieuwe scholen

In artikel 10a, tweede lid, van de WPO is geregeld dat er sprake is van onvoldoende leerresultaten als de leerresultaten gemeten over een periode van drie schooljaren onder de norm liggen. Dit betekent dat de leerresultaten van nieuwe scholen pas als onvoldoende beoordeeld kunnen worden als er ten minste leerresultaten van drie schooljaren beschikbaar zijn.

Schoolweging geen goede afspiegeling van leerlingenpopulatie

Er kan sprake zijn van een onbetrouwbare schoolweging, bijvoorbeeld in de volgende gevallen:

Er sprake is van een kleine school. Het CBS kan de schoolweging minder betrouwbaar bepalen bij minder dan 40 leerlingen op de hele school;

Een school heeft meerdere vestigingen die door de inspectie als afzonderlijke objecten van toezicht worden gezien, maar er is in BRON niet duidelijk aangegeven op welke locatie de leerlingen zijn ingeschreven.

Dit betekent niet automatisch dat de schoolweging geen goede afspiegeling van de leerlingenpopulatie is. Vaak zal dat wel het geval zijn. Tijdens het onderzoek op de school kan de inspecteur tot de conclusie komen dat er sprake is van een onbetrouwbare schoolweging, die het onmogelijk maakt om een oordeel over de leerresultaten te geven.

Deel 2. Kleine scholen

Bij kleine scholen beschouwt de inspectie bij de beoordeling de behaalde referentieniveaus in de laatste vijf schooljaren. Een school is een kleine school als er in het meest recente schooljaar dat wordt beschouwd minder dan vijf leerlingen in het achtste leerjaar zitten.

Deel 3. Correctie voor schoolkenmerken en individuele kenmerken van leerlingen

Bij de beoordeling van de leerresultaten houdt de inspectie rekening met de schoolkenmerken en individuele kenmerken van leerlingen. Dit doet zij op twee manieren:

  • 1. Door rekening te houden met schoolkenmerken op basis van de schoolweging. Deze geeft de complexiteit van de leerlingenpopulatie weer: hoe lager de schoolweging hoe minder complex de leerlingenpopulatie en hoe hoger de resultaten die we van de school mogen verwachten. De inspectie gebruikt bij de beoordeling van de leerresultaten de gemiddelde schoolweging van de laatste drie schooljaren. Als de schoolweging van minder schooljaren bekend is, dan gebruikt de inspectie de gemiddelde schoolweging van de beschikbare jaren;

  • 2. Door rekening te houden met een concentratie van leerlingen met bijzondere individuele kenmerken. Het kan voorkomen dat een school leerresultaten behaalt die onder één of beide signaleringswaarden van de hierboven beschreven indicatoren liggen. Het is mogelijk dat dit wordt veroorzaakt door een concentratie van leerlingen met bijzondere individuele kenmerken. De inspectie kan in dit geval toch tot een voldoende oordeel komen, als de school zich hierover op een controleerbare wijze verantwoordt, waarbij er redelijkerwijs geen andere conclusie mogelijk is dan dat de leerlingen naar hun mogelijkheden hebben gepresteerd.

Deel 4. Normering

Het oordeel over de leerresultaten komt aan de hand van de twee indicatoren als volgt tot stand:

Voldoende

  • A. als de percentages ≥1F en ≥1S/2F beide op of boven de signaleringswaarden in Tabel 1 liggen OF

  • B. als de percentages ≥1F en ≥1S/2F niet beide op of boven de signaleringswaarden in Tabel 1 liggen EN de verantwoording van de school aan de hand van de leerlingkenmerken kan niet leiden tot een andere conclusie dan dat de leerlingen naar hun mogelijkheden hebben gepresteerd.

Onvoldoende

  • C. als de percentages ≥1F en ≥1S/2F niet beide op of boven de signaleringswaarden in Tabel 1 liggen EN de verantwoording van de school aan de hand van de leerlingkenmerken leidt NIET tot de conclusie dat de leerlingen naar hun mogelijkheden hebben gepresteerd.

BIJLAGE B. METING ONMOGELIJK OF GEGEVENS INCOMPLEET

Indien er geen of onvoldoende gegevens zijn voor een betrouwbaar oordeel over de leerresultaten, zal de inspectie een aanvullend onderzoek naar de leerresultaten (laten) verrichten. Het onderzoek kan onder meer bestaan uit:

het verkrijgen van nadere gegevens van de school over de leerresultaten voor zover ze wel beschikbaar zijn;

analyse van de beschikbare leerresultaten en beoordeling door de inspecteur ter plekke.

Als uit het onderzoek niet geconcludeerd kan worden dat de leerresultaten voldoende zijn, wordt geen oordeel gegeven.

Toelichting Regeling leerresultaten PO1

In artikel 10a van de WPO is als bekostigingsvoorwaarde vastgelegd dat basisscholen moeten voldoen aan bepaalde minimumeisen voor leerresultaten aan het einde van de basisschool op het gebied van Nederlandse taal en rekenen en wiskunde. De wijze waarop de Inspectie van het Onderwijs beoordeelt of de basisschool aan deze normen voldoet is beschreven in de Regeling leerresultaten PO.

Sinds de inwerkingtreding van de Wet centrale eindtoets primair onderwijs 1 augustus 2014 (Stb. 2014, 13) beoordeelt de inspectie de leerresultaten aan de hand van de verplichte eindtoets in leerjaar 8. Daarbij wordt rekening gehouden met de kenmerken van de leerlingenpopulatie.

Per 1 augustus 2020 gaat de Regeling leerresultaten PO 2020 in. Deze vervangt de bestaande Regeling leerresultaten PO 2014. Een nieuwe regeling is nodig, omdat het oude onderwijsresultatenmodel niet langer voldoet. De twee belangrijkste redenen hiervoor zijn:

  • 1. voor elke eindtoets gold een aparte beoordelingswijze, omdat de beoordeling gebaseerd was op de gemiddelde eindtoetsscore. Het is gewenst om één beoordelingswijze te hanteren die past op alle eindtoetsen;

  • 2. de gewichtenregeling is komen te vervallen, waardoor niet langer het percentage gewichtenleerlingen op de school als maat om rekening te houden met de leerlingenpopulatie gebruikt kan worden.

Het nieuwe onderwijsresultatenmodel verschilt van het oude op een aantal punten:

  • 1. de inspectie hanteert dezelfde beoordelingswijze voor alle eindtoetsen door uit te gaan van de behaalde referentieniveaus. Alle eindtoetsen meten deze referentieniveaus op vergelijkbare wijze;

  • 2. de inspectie gebruikt een nieuwe maat voor de leerlingenpopulatie, namelijk ‘de schoolweging’, berekend door het CBS. Deze schoolweging geeft de verschillen tussen de populaties goed weer;

  • 3. de werkwijze is vereenvoudigd door de gronden voor uitsluiting van leerlingenresultaten bij de beoordeling overeen te laten komen met de ontheffingsgronden om niet deel te hoeven nemen aan een eindtoets;

  • 4. het nieuwe model hanteert twee indicatoren. De indicator gericht op het percentage behaalde referentieniveaus 1S/2F, biedt de mogelijkheid ook naar de prestaties van de betere leerlingen te kijken;

  • 5. met het nieuwe model beschouwt de inspectie de resultaten van drie opeenvolgende jaren in samenhang. Daardoor ontstaat een stabieler beeld van de behaalde leerresultaten.

Administratieve lasten

Sinds het schooljaar 2014-2015 leveren scholen de benodigde gegevens met betrekking tot de referentieniveaus aan in BRON. De schoolweging wordt berekend door het CBS. Van deze gegevens maakt de inspectie gebruik. Er is geen sprake van extra administratieve last voor de scholen.

In het kader van deze regeling is onderstaande regelgeving relevant.

Regels eindtoetsen in het primair onderwijs

Het Toetsbesluit PO bevat de regels met betrekking tot de eindtoetsen in het primair onderwijs.

Hierin staat onder meer dat de eindtoets moet worden afgenomen in overeenstemming met de afnamevoorschriften en hoe te handelen bij onregelmatigheden en onvoorziene omstandigheden.

Welke leerlingen maken een eindtoets?

Het is verplicht dat basisscholen bij alle leerlingen in groep 8 een eindtoets afnemen (artikel 9b van de WPO), met uitzondering van de leerlingen bedoeld in artikel 9b, vierde lid, van de WPO. Dit betreft:

  • a. zeer moeilijk lerende leerlingen,

  • b. meervoudig gehandicapte leerlingen voor wie het zeer moeilijk lerend zijn een van de handicaps is, en

  • c. leerlingen die vier jaar of korter in Nederland zijn en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheersen.

Zie voor meer details de Beleidsregel ontheffingsgronden eindtoetsing po. Het bevoegd gezag kan op grond van artikel 9b, vierde lid, van de WPO gemotiveerd bepalen dat leerlingen voldoen aan de ontheffingsgronden en geen eindtoets hoeven te maken.

Referentieniveaus

Voor het basisonderwijs worden twee beheersingsniveaus voor lezen, taalverzorging en rekenen onderscheiden: het fundamenteel niveau 1F en het streefniveau 1S/2F. Het fundamenteel niveau is het minimumniveau dat in principe elke leerling aan het eind van de basisschool zou moeten beheersen. De streefniveaus voor taal (2F voor lezen en taalverzorging) en rekenen (1S voor rekenen) zijn het uitgangspunt voor de meeste leerlingen aan het einde van de basisschool. Zie voor meer informatie over de referentieniveaus de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING BIJ DEEL 1 VAN BIJLAGE A. BEOORDELING LEERRESULTATEN

Een rekenvoorbeeld

De onderstaande tabel geeft weer hoeveel leerlingen in schooljaar 2017/2018, 2018/2019 en 2019/2020 de eindtoets hebben gemaakt en hoeveel van deze leerlingen 1F en 1S/2F hebben behaald.

School-jaar

Aantal leerlingen

Aantal leerlingen met ten minste 1F lezen

Aantal leerlingen met ten minste 1F taalverzorging

Aantal leerlingen met ten minste 1F rekenen

Aantal leerlingen met 2F lezen

Aantal leerlingen met 2F taalverzorging

Aantal leerlingen met 1S rekenen

2017/2018

21

20

21

20

18

16

14

2018/2019

28

28

27

25

20

19

16

2019-2020

23

22

23

21

16

14

12

totaal

72

70

71

66

54

49

42

Leerlingen die 2F en 1S hebben behaald, hebben ook 1F gehaald en worden daar dus ook meegeteld. De onderste rij van de tabel laat zien dat 72 leerlingen de eindtoets hebben gemaakt in deze drie schooljaren. 70 leerlingen hebben ten minste 1F lezen behaald, 71 leerlingen 1F taalverzorging en 66 leerlingen 1F rekenen. Daarnaast hebben 54 leerlingen ook 2F lezen behaald, 49 leerlingen 2F taalverzorging en 42 leerlingen 1S rekenen.

Het percentage behaalde referentieniveaus 1F is gelijk aan het totaal aantal 1F scores gedeeld door drie keer het totaal aantal leerlingen vermenigvuldigd met 100: (70+71+66)/(72+72+72)*100 = 95,8%.

Het percentage behaalde referentieniveaus 1S/2F is gelijk aan het totaal aantal 1S/2F scores gedeeld door drie keer het totaal aantal leerlingen vermenigvuldigd met 100: (54+49+42)/(72+72+72)*100 = 67,1%.


X Noot
1

Deze regeling heeft geen betrekking op scholen voor speciaal basisonderwijs.

Naar boven