Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 december 2019, 2019-0000140134, houdende wijziging van bedragen en vaststelling van percentages en bedragen voor enkele wetten en regelingen voor 2020

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 60, derde lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, artikel 2.22, eerste lid, van het Besluit Wfsv, artikel 673, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 31, vierde lid, van de Participatiewet, artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 3, eerste en tweede lid, van het Remigratiebesluit, artikel 38f, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen en artikel 3.1, vierde lid, van de Wet tegemoetkomingen loondomein;

Besluit:

ARTIKEL I VASTSTELLING PERCENTAGE BESLUIT BIJSTANDVERLENING ZELFSTANDIGEN 2004

Het percentage, genoemd in artikel 6, tweede lid, van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, wordt vastgesteld op 18%.

ARTIKEL II WIJZIGING BEDRAG BOEK 7 BURGERLIJK WETBOEK

In artikel 673, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt ‘€ 81.000,–’ vervangen door ‘€ 83.000,–’.

ARTIKEL III WIJZIGING REGELING PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ

De Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9 wordt ‘in het kalenderjaar 2019’ vervangen door ‘in het kalenderjaar 2020’.

B

In artikel 11 komt de tabel te luiden:

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

0,00

605,71

8,00%

x ink

 

605,71

654,15

5,24%

x ink

 

654,15

766,96

8,00%

x ink

– € 18,07

766,96

1472,84

8,00%

x ink

– € 0,88

1472,84

   

5,13%

x ink

– € 0,56

C

In artikel 12 komt de tabel te luiden:

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

0,00

560,11

8,00%

x ink

 

560,11

604,90

5,01%

x ink

 

604,90

1227,16

8,00%

x ink

– € 18,07

1227,16

1307,26

7,28%

x ink

– € 16,44

1307,26

   

8,00%

x ink

– € 25,90

D

In artikel 13 komt de tabel te luiden:

bij een netto inkomen per maand

bedraagt de aanspraak op vakantietoeslag

gelijk aan of meer dan

en minder dan

0

   

8,00%

x ink

 

E

De onderdelen a tot en met c van artikel 14, eerste lid, komen te luiden:

a. alleenstaande

5,86 %

x ink

   

b. gehuwden, waarvan beide echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt

6,17 %

x ink

   

c. gehuwden, waarvan een echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt en de andere echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, indien:

     

– het inkomen € 1.158,09 of meer bedraagt

6,17 %

x ink

– € 15,61

 

– het inkomen lager is dan € 1.158,09

6,17 %

x ink

   

ARTIKEL IV WIJZIGING REGELING WFSV

De Regeling Wfsv wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.35 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan onderdeel d wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma een regel toegevoegd, luidende:

2020: 1.087.495,31.

2. Na onderdeel e wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. voor variabele H: het aantal gerealiseerde extra banen voor arbeidsbeperkten bij werkgevers als bedoeld in artikel 34, vierde en zesde lid, van de Wfsv in de sector overheid bedraagt in:

    2020: –284,10.

B

Aan artikel 3.37 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Het quotumpercentage, bedoeld in artikel 38f, eerste lid, van de Wfsv bedraagt voor de sector overheid voor het kalenderjaar 2020: 2,35 procent.

  • 6. De berekeningen overeenkomstig de formule in artikel 38f, tweede lid, van de Wfsv, die tot het quotumpercentage, bedoeld in het vijfde lid, hebben geleid, zijn als volgt:

ARTIKEL V WIJZIGING REMIGRATIEREGELING

Bijlage 2, behorend bij artikel 5 van de Remigratieregeling, wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL VI WIJZIGING WET TEGEMOETKOMINGEN LOONDOMEIN

Artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet tegemoetkomingen loondomein komt te luiden:

  • a. het gemiddelde uurloon in het kalenderjaar gelijk is aan of meer bedraagt dan € 10,29 maar niet meer dan € 12,87; en.

ARTIKEL VII

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 december 2019

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

BIJLAGE BIJ DE REGELING VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID VAN 12 DECEMBER 2019, 2019-0000140134, TOT WIJZIGING VAN DE REGELING PENSIOENWET EN WET VERPLICHTE BEROEPSPENSIOENREGELING, DE REGELING PARTICIPATIEWET, DE REMIGRATIEREGELING, IOAW EN IOAZ EN DE WET TEGEMOETKOMING LOONDOMEIN IN VERBAND MET DE HERZIENING VAN ENKELE BEDRAGEN EN PERCENTAGES

Bijlage 2, behorend bij artikel 5 van de Remigratieregeling

Vaststelling bedragen remigratie-uitkering per categorie van bestemmingslanden op basis van de indeling in bijlage 1 van de regeling
   

Remigratie vóór 1-april-2000

Remigratie op of na 1-april-2000

Leefsituatie,

 

Geen Zvw

Zvw

Geen Zvw

Zvw

 

categorie

Geen AOW

AOW

Geen AOW

AOW

Geen AOW

AOW

Geen AOW

AOW

Samenwonend

               
 

A

422,02

422,02

422,02

424,10

521,83

521,83

543,10

545,78

 

B

490,08

490,08

490,08

495,03

605,99

605,99

650,03

655,85

 

C

703,36

703,36

713,52

743,90

869,71

869,71

938,37

958,79

 

D

466,93

466,93

466,93

467,37

577,66

577,66

582,23

582,78

 

E

542,41

542,41

490,08

501,18

670,99

670,99

667,23

679,92

 

F

778,36

778,36

799,02

828,77

962,62

962,62

1.050,95

1.068,16

Frankrijk

G

422,02

422,02

422,02

443,95

521,83

521,83

561,64

590,83

Griekenland

H

422,02

422,02

422,02

428,05

521,83

521,83

582,89

591,23

Italië

I

490,08

490,08

490,08

505,23

605,99

605,99

662,77

680,19

Tsjechië

J

490,08

490,08

490,08

496,75

605,99

605,99

665,43

673,13

Slovenië

K

490,08

490,08

490,08

499,66

605,99

605,99

669,05

680,04

Portugal

L

542,41

542,41

490,08

497,49

670,99

670,99

672,22

680,65

                   

Eén-ouder

                 
 

A

381,18

381,18

381,18

383,06

471,33

471,33

481,97

484,35

 

B

444,70

444,70

444,70

449,19

549,88

549,88

571,53

577,30

 

C

630,75

630,75

633,08

667,10

779,93

779,93

813,51

839,60

 

D

421,76

421,76

421,76

422,16

521,49

521,49

523,99

524,49

 

E

492,20

492,20

444,70

454,77

608,79

608,79

575,81

588,85

 

F

698,33

698,33

709,00

743,25

863,26

863,26

911,26

935,14

Frankrijk

G

381,18

381,18

381,18

400,99

471,33

471,33

487,23

512,55

Griekenland

H

381,18

381,18

381,18

386,63

471,33

471,33

499,86

507,01

Italië

I

444,70

444,70

444,70

458,45

549,88

549,88

572,78

590,49

Tsjechië

J

444,70

444,70

444,70

450,75

549,88

549,88

578,93

586,81

Slovenië

K

444,70

444,70

444,70

453,39

549,88

549,88

576,39

587,66

Portugal

L

492,20

492,20

444,70

451,43

608,79

608,79

578,14

586,89

                   

Alleenstaand

               
 

A

294,96

294,96

294,96

296,41

364,72

364,72

375,36

377,21

 

B

344,87

344,87

344,87

348,35

426,44

426,44

448,09

452,61

 

C

490,08

490,08

490,08

518,32

605,99

605,99

620,91

655,64

 

D

326,37

326,37

326,37

326,68

403,55

403,55

406,05

406,43

 

E

381,45

381,45

344,87

352,68

471,77

471,77

452,37

462,61

 

F

542,41

542,41

542,41

577,37

670,99

670,99

695,48

730,37

Frankrijk

G

294,96

294,96

294,96

310,29

364,72

364,72

380,62

400,40

Griekenland

H

294,96

294,96

294,96

299,18

364,72

364,72

393,25

398,87

Italië

I

344,87

344,87

344,87

355,53

426,44

426,44

449,34

463,23

Tsjechië

J

344,87

344,87

344,87

349,56

426,44

426,44

455,49

461,68

Slovenië

K

344,87

344,87

344,87

351,61

426,44

426,44

452,95

461,80

Portugal

L

381,45

381,45

344,87

350,09

471,77

471,77

454,70

461,58

TOELICHTING

Algemeen

Per 1 januari 2020 zijn allerlei bedragen in de SZW-regelgeving herzien. In deze verzamelregeling zijn de nieuwe bedragen gepubliceerd, zoals voorgeschreven door de genoemde regelgeving. De wijzigingen van alle bedragen zijn zo veel mogelijk gebundeld. Naast deze verzamelregeling is op 3 december 2019 een verzamelmededeling gepubliceerd (Stcrt. 2019, 65478). Daarnaast wordt er nog een tweede mededeling gepubliceerd.

Artikelsgewijs

Artikel I Vaststelling percentage Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz)

Het in artikel 6, tweede lid, van het Bbz genoemde percentage wordt op grond van artikel 60, derde lid, van het Bbz, zodanig vastgesteld dat dit gelijk is aan het gemiddeld bedrag, dat voor personen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd over de algemene bijstand, verschuldigd is aan loonbelasting en premies volksverzekeringen, uitgedrukt als een percentage van de algemene bijstand verhoogd met deze loonbelasting en premies. Op basis van deze berekening is het percentage verlaagd van 19 naar 18 procent.

Artikel II Wijziging bedrag Boek 7 Burgerlijk Wetboek

Op grond van artikel 7:673, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek wordt de hoogte van het bedrag genoemd in het tweede lid van dat artikel, betreffende de hoogte van de maximale transitievergoeding, jaarlijks met ingang van 1 januari bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de ontwikkeling van de marktcontractlonen. In de Macro-Economische Verkenningen (MEV) is deze ontwikkeling van de marktcontractlonen voor het komende jaar geraamd. Daarbij wordt het bedrag afgerond op het naaste veelvoud van € 1.000,–.

De ontwikkeling van de contractlonen wordt blijkens de MEV geraamd op 2,5%.1 Momenteel is het bedrag € 81.000,–. Bij verhoging met 2,5% resulteert dit in een bedrag van € 83.025,–. Dit bedrag wordt afgerond op het naaste veelvoud van € 1.000,–. Met de onderhavige regeling wordt daarom met ingang van 1 januari 2020 het bedrag van € 81.000,– gewijzigd in € 83.000,–.

Artikel III Wijziging Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ

In paragraaf 6 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ zijn formules opgenomen voor de aanspraak op vakantietoeslag over inkomen in 2020. Deze formules worden jaarlijks, overeenkomstig artikel 38, vierde lid, van de Participatiewet, geactualiseerd vanwege de wijzigingen in de fiscaliteit.

Artikel IV Wijziging Regeling Wfsv

Met deze regeling wordt het quotumpercentage over 2020 voor de sector overheid vastgesteld op 2,35 procent. Het quotumpercentage is berekend met toepassing van de formule in artikel 38f, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). De quotumheffing is geactiveerd voor de sector overheid voor quotumtekorten over het jaar 2018 en verder2 en is van toepassing op alle overheidswerkgevers met 25 of meer werknemers. Bij de berekening van het quotumpercentage gaat het om de verhouding tussen het aantal banen dat conform de banenafspraak moet worden ingevuld door mensen uit de doelgroep ten opzichte van het totale aantal banen in de sector overheid.

Het quotumpercentage wordt op grond van artikel 38f, eerste lid, van de Wfsv bij ministeriële regeling vastgesteld in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarover het quotumtekort wordt bepaald. De waarden van zes van de acht variabelen zijn eerder vastgesteld in artikel 2.32 van het Besluit Wfsv en artikel 3.35 van de Regeling Wfsv. Het totaal aantal banen bij werkgevers die quotumheffing verschuldigd zijn in de sector overheid (variabele D) en het aantal gerealiseerde extra banen voor arbeidsbeperkten bij kleine werkgevers (variabele H) zijn echter variabel en moeten jaarlijks worden vastgesteld. Deze regeling voorziet daarom tevens in de vaststelling van variabelen D en H voor de sector overheid voor het kalenderjaar 2020. Door het aantal banen jaarlijks vast te stellen sluit de berekening zoveel mogelijk aan bij de actuele situatie op de arbeidsmarkt.

Om variabele D te bepalen moet het totaal aantal banen bij grote werkgevers in de sector overheid worden bepaald en het aantal banen van uitgeleend personeel in de sector overheid. Bij bedrijven die personeel mogen uitlenen, bijvoorbeeld uitzendbureaus en sw-bedrijven, speelt het volgende. Ze krijgen een nulquotum over het personeel dat ze uitlenen, waardoor het quotumpercentage voor deze bedrijven niet voor uitgeleend personeel geldt. Voor het personeel dat ze niet uitlenen, geldt het reguliere quotumpercentage. Met ingang van 1 juli 20173 is daarom op grond van artikel 38f, derde lid, van de Wfsv in het Besluit Wfsv geregeld dat het aantal banen van uitgeleend personeel in mindering gebracht moet worden op het totaal aantal banen bij grote werkgevers. Op basis van deze berekening heeft UWV variabele D voor de sector overheid bepaald op 1.087.495,314 banen.

Variabele H weerspiegelt het aantal gerealiseerde extra banen bij kleine werkgevers in de sector overheid. Variabele H wordt bepaald door het aantal banen bij kleine overheidswerkgevers eind 2018 te verminderen met het aantal banen bij overheidswerkgevers ten tijde van de nulmeting eind 2012. Gebleken is dat het aantal banen bij kleine overheidswerkgevers sinds 2012 met 284,10 is afgenomen. Variabele H bedraagt daarom -284,10. Een mogelijke verklaring voor deze afname is dat overheidswerkgevers die voorheen ‘klein’ waren, door groei of fusie nu in de categorie ‘groot’ vallen. In deze gevallen is er slechts sprake van een administratieve verschuiving van waar de banen meetellen.

De formule voor de berekening van het quotumpercentage op grond van artikel 38f, tweede lid, van de Wfsv luidt als volgt:

De variabelen van de formule voor het quotumpercentage voor 2020 zijn ingevolge artikel 2.32 van het Besluit Wfsv en artikel 3.35 van de Regeling Wfsv:

  • Variabele A = 13.504: Het aantal banen vervuld door mensen met een arbeidsbeperking bij grote werkgevers in de sector overheid op grond van de nulmeting.

  • Variabele B = 16.250: Het aantal extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking dat grote overheidswerkgevers moeten realiseren in 2019. Bij de vaststelling van de 16.250 banen is rekening gehouden met het feit dat werkgevers gedurende 2020 de tijd hebben om het extra aantal banen te realiseren. Dit is gedaan door uit te gaan van een gewogen gemiddelde waarbij de extra banen uit 2020 voor 50% worden meegeteld.

  • Variabele C = 1.331: Het gemiddeld aantal verloonde uren van mensen met een arbeidsbeperking in de sector overheid en de sector niet-overheid tezamen. 1.331 verloonde uren per jaar komen overeen met gemiddeld 25,5 uur per week.

  • Variabele D = 1.087.495,31: Het totaal aantal banen bij grote werkgevers in de sector overheid.

  • Variabele E = 1.623: Het gemiddeld aantal verloonde uren van een werknemer bij grote werkgevers in de sector overheid. 1.623 verloonde uren per jaar komen overeen met gemiddeld 31,1 uur per week.

  • Variabele F = 1.089: Het aantal mensen met een arbeidsbeperking, bedoeld in artikel 38b, tweede lid, voor de sector overheid in 2020. Het betreft het aantal mensen met een medische beperking die is ontstaan voor hun 18e verjaardag of tijdens hun studie, die zonder een voorziening niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen, maar met een voorziening wel.

  • Variabele G = 1.331: Het gemiddeld aantal verloonde uren van mensen met een arbeidsbeperking, bedoeld in artikel 38b, tweede lid, in de sector overheid. 1.331 verloonde uren per jaar komen overeen met gemiddeld 25,5 uur per week.

  • Variabele H = -284,10: Het aantal gerealiseerde extra banen voor arbeidsbeperkten bij werkgevers als bedoeld in artikel 34, vierde en zesde lid, in de sector overheid onderscheidenlijk de sector niet-overheid.

Dit leidt tot de volgende formule voor de berekening van het quotumpercentage:

Het quotumpercentage voor grote werkgevers in de sector overheid in 2020 bedraagt op grond hiervan 2,35 procent. Dit betekent dat van alle verloonde uren van grote werkgevers in de sector overheid 2,35 procent ingevuld moet worden door mensen met een arbeidsbeperking.

Onderdeel A

In artikel 3.35, onderdeel d, wordt de waarde van variabele D voor de sector overheid voor het kalenderjaar 2020 toegevoegd. In onderdeel f van dit artikel wordt de waarde van variabele H toegevoegd voor 2020. Voor de berekening van de hoogte van de variabelen D en H wordt verwezen naar het algemene deel van deze toelichting.

Onderdeel B

In artikel 3.37 van de Regeling Wfsv wordt het quotumpercentage voor de sector overheid voor het kalenderjaar 2020 toegevoegd. Het quotumpercentage voor 2020 wordt vastgesteld op 2,35%. Omdat de quotumheffing voor de sector overheid is geactiveerd vanaf 1 januari 2018, moet op grond van artikel 38f, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen voorafgaand aan ieder kalenderjaar het quotumpercentage worden vastgesteld. Het gaat daarbij om het percentage van de verloonde uren dat bij de betreffende werkgever door arbeidsbeperkten moet worden vervuld op grond van de banenafspraak.

Artikel V Wijziging Remigratieregeling

De wijziging van de Remigratieregeling betreft de wijziging van de bij de regeling behorende bijlage 2. In deze bijlage zijn de brutobedragen van de remigratie-uitkeringen opgenomen.

In bijlage 2 van deze regeling zijn de gewijzigde bedragen voor een remigratie-uitkering opgenomen. Op grond van artikel 3, eerste lid, van het Remigratiebesluit worden de brutobedragen van de remigratie-uitkeringen jaarlijks aangepast aan de hand van de helft van het percentage waarmee in het voorafgaande kalenderjaar de bijstandsnormen zijn gewijzigd. De bedragen zijn in de berekening geïndexeerd aan de hand van de helft van de stijging van de bijstandsnorm voor gehuwden (inclusief vakantie-uitkering) die geldt op 31 december van het voorgaande jaar ten opzichte van dezelfde norm die geldt op 31 december in het jaar daarvoor.

Artikel VI Wijziging Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl)

Uitgangspunt van hoofdstuk 3 van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) is dat het lage-inkomensvoordeel (LIV) terecht komt bij de werkgevers die werknemers in dienst hebben of nemen die een minimumloon van 100% tot en met 125% van het wettelijk minimumloon verdienen. Het doel is om het arbeidsmarktperspectief van laaggeschoolde werknemers te vergroten en daarmee de werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt te stimuleren.

Op grond van artikel 3.1, vierde lid, van de Wtl worden de uurloongrenzen, genoemd in artikel 3.1, eerste lid, Wtl bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid jaarlijks aan het begin van het kalenderjaar geïndexeerd overeenkomstig de wijziging van het wettelijk minimumloon per 1 januari van het betreffende jaar. Dit betekent dat de aan het begin van het jaar vastgestelde uurloongrenzen voor het gehele betreffende jaar van toepassing zijn.

Per 1 januari 2020 bedraagt het wettelijk minimummaandloon € 1653,60. Het wettelijk minimumloon per 1 januari 2019 was € 1615,80. De indexeringsfactor is dan 1,02339. Deze rekenregel resulteert in de volgende uurloongrenzen5:

Koppeling aan het WML

Uurloongrens

100% WML

€ 10,29

125% WML

€ 12,87

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Centraal Planbureau (2019), Macro Economische Verkenning 2020, p. 9 en 51, Den Haag.

X Noot
2

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

van 10 oktober 2017 tot wijziging van de Regeling Wfsv in verband met activering van de quotumheffing voor de sector overheid (Stcrt. 2017, 58942).

X Noot
3

Besluit van 28 maart 2017 tot wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met het Besluit aanwijzing categorieën arbeidsbeperkten en werknemers voor berekening quotumtekort (Stb. 2017, 164).

X Noot
4

In artikel 2.22 van het Besluit Wfsv is bepaald dat variabelen in de formule van het quotumpercentage naar beneden worden afgerond op twee cijfers achter de komma.

X Noot
5

De tussengrens van 110% WML is met de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd komen te vervallen.

Naar boven