Verkeersregeling Defensie

10 december 2019

BS2019021546

Directie Juridische Zaken

De Minister van Defensie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op artikel 44 van de Grondwet en artikel 4, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994,

Besluit:

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

civiel defensievoertuig:

personenauto of bedrijfsauto zoals genoemd in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen, niet bedoeld voor specifiek militair operationeel gebruik, die wordt gebruikt ten behoeve van Defensie;

civiel rijbewijs:

rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994;

commandant:

de commandant als bedoeld in artikel 2 van het Mandaatbesluit Personele Bevoegdheden Defensie;

defensievoertuig:

een voertuig toebehorende aan of ingezet door Defensie;

defensieterrein:

terrein dat in gebruik is bij het Ministerie van Defensie en niet openstaat voor openbaar verkeer; onder terrein wordt ook begrepen de daarop liggende wegen, paden, de daarin liggende bruggen en duikers, de tot de wegen behorende paden en bermen of zijkanten, en parkeerplaatsen;

militair rijbewijs:

een door de Commandant Opleidings- en Trainingscentrum Rijden en Bergen afgegeven rijbewijs;

militair motorrijtuig:

defensievoertuig dat wordt gebruikt ten behoeve van de Nederlandse strijdkrachten, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders, met uitzondering van fietsen met trapondersteuning of bromfietsen;

militair oefenterrein:

een terrein dat gebruikt wordt voor oefeningen door Defensie;

specifiek militair operationeel gebruik:

het besturen van defensievoertuigen buiten verharde wegen en paden, tijdens inzet bij vredesoperaties, crisisbeheersingsoperaties of andere internationale en/of humanitaire operaties;

verlicht transparant:

verlichting op een voertuig die uitsluitend informatie biedt over de bestemming of het gebruik van het voertuig, dan wel aanwijzingen weergeeft voor het overige wegverkeer, als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen.

Artikel 2 Reikwijdte en toepasselijkheid Wegenverkeerswet 1994

  • 1. Deze regeling is van toepassing op de openbare weg en op defensieterrein, tenzij anders staat aangegeven.

  • 2. De Wegenverkeerswet 1994 en de daarop gebaseerde regelgeving, met uitzondering van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, zijn van overeenkomstige toepassing op verkeer op defensieterreinen in Nederland, voorzover daarvan in deze regeling niet wordt afgeweken.

Artikel 3 Vrijstelling

  • 1. Een commandant is bevoegd tot het verlenen van vrijstelling in de gevallen, genoemd in de betreffende artikelen.

  • 2. Een commandant kan voorwaarden verbinden aan een vrijstelling die is verleend ten behoeve van specifiek militair operationeel gebruik.

  • 3. De vrijstelling kan onder beperkingen worden verleend.

  • 4. Een vrijstelling is vormvrij en kan ter plekke worden verleend.

Paragraaf 2. Verkeersgedrag

Artikel 4 Buitenland

  • 1. Voorafgaand aan vertrek naar het buitenland stelt de bestuurder zich op de hoogte van de geldende verkeersregels en van verplichte benodigdheden in het defensievoertuig in de landen van doorkomst en van verblijf.

  • 2. De bestuurder neemt tijdig de nodige maatregelen om te voldoen aan de in het eerste lid bedoelde verkeersregels en verplichtingen.

Artikel 5 Brancherichtlijnen

  • 1. Op bestuurders van hulpverleningsvoertuigen van Defensie is de Brancherichtlijn optische- en geluidssignalen Defensie van toepassing.

  • 2. Op chauffeurs van bewindspersonen van Defensie is de Brancherichtlijn Vrijstelling RVV Chauffeurs Bewindspersonen 2019 van toepassing.

Artikel 6 Maximumsnelheid defensievoertuigen

De Commandant der Strijdkrachten kan met inachtneming van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voor militaire motorrijtuigen een lagere maximumsnelheid vaststellen.

Artikel 7 Beperkt zicht

  • 1. Bij het rijden met een defensievoertuig op de weg wordt het uitzicht van de bestuurder op het aan het voertuig grenzende gebied uitsluitend beperkt:

    • a. wanneer specifiek militair operationele omstandigheden daartoe noodzaken; of

    • b. wanneer bijstand wordt verleend aan de politie als bedoeld in artikel 57, 58 of 59 van de Politiewet 2012.

  • 2. Bij een beperking van het uitzicht als genoemd in het eerste lid, verschaffen de inzittenden aan de bestuurder op zijn verzoek zoveel mogelijk de informatie die hij voor het besturen nodig heeft.

  • 3. De bestuurder van een defensievoertuig roept bij het achteruit rijden de hulp in van een gids, tenzij:

    • a. de weg achter het defensievoertuig voor de bestuurder duidelijk en volledig is te overzien;

    • b. er niemand aanwezig is om hulp te verlenen; of

    • c. op het defensievoertuig een achteruitrijbeveiliging of camerasysteem is aangebracht.

  • 4. Degene die in dienst is van of werkzaam is bij het Ministerie van Defensie, geeft gevolg aan het verzoek van de bestuurder om als gids behulpzaam te zijn.

  • 5. Het gidsen geschiedt met eventueel voorgeschreven tekens die voor beide partijen duidelijk zijn.

Artikel 8 Slepen

  • 1. Het slepen van een defensievoertuig geschiedt door een ander defensievoertuig dan wel door een civiel bergingsvoertuig dat is aangevraagd bij de meldkamer van de Koninklijke Marechaussee.

  • 2. Voor het slepen van een defensievoertuig gelden de richtlijnen zoals vermeld in de voertuigdocumentatie van het betreffende type voertuig.

  • 3. De bestuurder van het slepende voertuig is steeds op de hoogte van de gedragingen van het gesleepte defensievoertuig door spiegels, een camera of door waarneming van een mede-inzittende van het slepende voertuig.

Paragraaf 3. Weggebruik

Artikel 9 Camouflage

  • 1. Camouflagemateriaal is in de vorm van een bundel of rol op een deugdelijke manier bevestigd aan de buitenkant van een defensievoertuig.

  • 2. De bundel of rol:

    • a. maakt geen contact met hete delen van het voertuig;

    • b. laat kenteken- en registratieplaten, verlichting en retroreflecterende oppervlakten zoals zijmarkering en gevaarsborden onbedekt; en

    • c. laat het zicht met de aanwezige spiegels of camerasystemen onbeperkt.

  • 3. Ten behoeve van specifiek militair operationeel gebruik kan de commandant in verband met operationele noodzaak vrijstelling verlenen van de verplichting, genoemd in het eerste lid.

Artikel 10 Autogordel

  • 1. De bestuurder en de passagiers van een defensievoertuig maken, in overeenstemming met artikel 59, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, gebruik van de voor hen beschikbare autogordel.

  • 2. De commandant kan vrijstelling verlenen van de verplichting genoemd in het eerste lid, ten behoeve van specifiek militair operationeel gebruik.

Artikel 11 Verlichting

  • 1. Het defensievoertuig voert tijdens het rijden dimlicht.

  • 2. In plaats van dimlicht kan het defensievoertuig overdag dagrijlicht voeren als het zicht niet ernstig wordt belemmerd.

  • 3. De commandant kan vrijstelling verlenen van de verplichtingen, genoemd in het eerste en tweede lid, ten behoeve van specifiek militair operationeel gebruik op een militair oefenterrein, waaronder het rijden met black-out verlichting en het rijden met gebruikmaking van warmtebeeldkijkers en helderheidversterkers.

  • 4. Na toestemming van de commandant kan een verlicht transparant worden gevoerd.

Artikel 12 Verplaatsing afwijkende voertuigen: toestemming

  • 1. Voor verplaatsingen met defensievoertuigen in of aanvangende in Nederland of het buitenland over de weg is voorafgaand toestemming vereist van de Commandant Landstrijdkrachten:

    • a. indien één of meer defensievoertuigen voor wat betreft lengte, breedte of hoogte niet voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 5 van de Regeling voertuigen; of

    • b. in geval van een militaire colonne.

  • 2. De Commandant Landstrijdkrachten beslist op het verzoek om toestemming na overleg met de Commandant Koninklijke Marechaussee.

  • 3. Voorafgaande toestemming is niet vereist voor verplaatsingen in missiegebieden.

Artikel 13 Verplaatsing afwijkende voertuigen: begeleiding

  • 1. Verplaatsingen als bedoeld in artikel 12 worden begeleid door de Koninklijke Marechaussee.

  • 2. De Commandant Landstrijdkrachten kan in overeenstemming met de Commandant Koninklijke Marechaussee of de Commandant Landelijk Tactisch Commando afwijken van de verplichting, genoemd in het eerste lid.

  • 3. Het afwijken kan bij verplaatsingen, genoemd in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, er toe leiden dat:

    • a. er geen begeleiding hoeft plaats te vinden;

    • b. de begeleiding wordt uitgevoerd door een andere aangewezen defensie-eenheid; of

    • c. de begeleiding wordt uitgevoerd door een partij buiten Defensie.

  • 4. Het afwijken kan bij verplaatsingen, genoemd in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, er toe leiden dat er geen begeleiding hoeft plaats te vinden.

  • 5. Bij het afwijken kunnen voorwaarden worden gesteld.

Artikel 14 Verplaatsing te voet

  • 1. Een verplaatsing te voet geschiedt in colonne of individueel.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder colonne verstaan: een groep militairen die onder leiding van een commandant in een aaneengesloten formatie marcheert.

  • 3. Ieder lid van de colonne draagt een zilvergrijze reflecterende armband om de bovenarm of op een andere plaats als dat beter zichtbaar is.

  • 4. De armband wordt gedragen aan de kant waar gevaar het meest waarschijnlijk is.

  • 5. De laatste deelnemer aan de colonne draagt een reflecterende gevarendriehoek op de rug.

  • 6. De colonne voert buiten de bebouwde kom bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd, en bij nacht aan de linker voorzijde een naar alle zijden wit of geel licht uitstralende lantaarn en aan de linker achterzijde een naar alle zijden rood licht uitstralende lantaarn mee.

Artikel 15 Vervoer personen

  • 1. Personen worden vervoerd door een defensievoertuig dat daarvoor is bestemd, overeenkomstig de tabel van het derde lid.

  • 2. Het vervoer van personen is in overeenstemming met het voorziene gebruik van het defensievoertuig en vindt plaats overeenkomstig de voertuigdocumentatie.

  • 3. Tabel:

    Type defensievoertuig

    Verharde weg

    Onverharde weg

     

    Openbare weg (art. 1 WVW 94)

    Defensie terrein

     

    Civiel defensievoertuig

    Ja

    ja

    nee

    Autobus

    ja

    ja

    nee

    Vrachtauto met rolbeugel-unit

    ja

    ja

    ja

    Vrachtauto in uitvoering YAD

    nee

    ja

    nee

    Vrachtauto met personeelscontainer

    ja

    ja

    Ja

    Defensievoertuig rijbewijscategorie F

    ja

    ja

    ja

Artikel 16 Vervoer van derden

  • 1. De commandant kan degene die niet in dienst is van of werkzaam bij of voor het Ministerie van Defensie toestemming geven voor het besturen van of meerijden met een defensievoertuig als dat in het belang is van Defensie.

  • 2. De toestemming wordt vooraf en schriftelijk gegeven, tenzij er sprake is van een noodgeval

  • 3. De rit en de bestuurder of bestuurders worden geregistreerd.

  • 4. De Commandant der Strijdkrachten kan nadere uitvoeringsrichtlijnen geven.

Paragraaf 4. Verkeersregels op defensieterreinen

Artikel 17 Overeenkomstige toepassing Wegenverkeerswet 1994

  • 1. De Wegenverkeerswet 1994 en de daarop gebaseerde regelgeving, met uitzondering van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, zijn van overeenkomstige toepassing op verkeer op defensieterreinen in Nederland, voor zover daarvan in deze paragraaf niet wordt afgeweken.

  • 2. Op defensieterreinen buiten Nederland is de verkeerswetgeving van het land waarin het defensieterrein is gelegen van toepassing, voor zover daarvan bij internationale overeenkomst niet wordt afgeweken.

  • 3. De commandant kan voor specifieke, individuele gevallen vrijstelling verlenen van hetgeen is gesteld omtrent het onder zijn verantwoordelijkheid vallende defensieterrein.

Artikel 18 Vaststellen maximumsnelheid

  • 1. De commandant stelt de maximumsnelheid op een defensieterrein vast.

  • 2. De Commandant Opleidings- en Trainingscentrum Rijden en Bergen kan ten aanzien van het af te sluiten deel van het militair verkeersoefenterrein ‘Strijpse Kampen’ een snelheid vaststellen die afwijkt van de maximumsnelheid, genoemd in het eerste lid.

Artikel 19 Afwijken van afstand houden

Ten behoeve van opleiding, trainingen en oefeningen kan de commandant van het defensieterrein in overleg met de Commandant Landelijk Tactisch Commando vrijstelling verlenen van de verplichting tot het houden van afstand en het voeren van verlichting.

Artikel 20 Plaatsen van verkeerstekens

  • 1. De commandant van het defensieterrein is bevoegd tot het plaatsen en verwijderen van borden, zoals opgenomen in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, tot het plaatsen en verwijderen van onderborden en tot het plaatsen en verwijderen van verkeerstekens op het wegdek.

  • 2. De commandant van het defensieterrein oefent de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, uit na overleg met de Commandant Landelijk Tactisch Commando van de Koninklijke Marchaussee.

Artikel 21 Aanduidingsborden

  • 1. Bij de ingang van een defensieterrein is aan de buitenzijde een bord geplaatst.

  • 2. Op het bord staat: ‘Op het defensieterrein zijn de Wegenverkeerswet 1994 en de daarop rustende bepalingen van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en met dien verstande dat:’

  • 3. In vervolg op de tekst, genoemd in het tweede lid, wordt op het bord ten minste vermeld:

    • a. de maximumsnelheid;

    • b. het verbod op parkeren buiten de parkeervakken;

    • c. dat verkeerslichten niet driekleurig hoeven te zijn; en

    • d. dat de bij order vastgestelde aanwijzingen moeten worden nageleefd.

  • 4. Bij de uitgang van een defensieterrein is aan de binnenzijde een bord geplaatst met daarop ten minste de tekst: ‘U verlaat een uitrit.’ .

Artikel 22 Ontzeggen van toegang

De commandant van het defensieterrein kan een persoon de toegang met een voertuig tot dat terrein ontzeggen indien het verkeersgedrag van deze persoon daartoe aanleiding geeft.

Paragraaf 5. Militaire registratieplaat, militair registratieteken, nationaliteits- of eenheidsteken en militair registratiebewijs

Artikel 23 Militaire registratieplaat

  • 1. Een defensievoertuig voert een militaire registratieplaat met een militair registratieteken, met uitzondering van een defensievoertuig dat een kenteken voert als bedoeld in artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 2. De militaire registratieplaat wordt aan de voor- en achterzijde van het militair motorrijtuig op een zodanige plaats aangebracht dat het registratienummer daarop onverminderd duidelijk leesbaar en juist te interpreteren is.

  • 3. Bij een defensievoertuig op twee wielen volstaat een militaire registratieplaat met daarop het registratienummer op de achterzijde.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een militaire aanhangwagen, met dien verstande dat een militaire registratieplaat met daarop het militair registratienummer op de achterzijde van de aanhangwagen volstaat.

  • 5. Als de constructie van het defensievoertuig de bevestiging van een registratieplaat niet toelaat, wordt het militair registratienummer op het voertuig geschilderd in zwarte, onuitwisbare tekens op een gele achtergrond; dit registratienummer is onverlicht.

Artikel 24 Militair registratieteken

Het militair registratieteken wordt vermeld op het militair registratiebewijs dat bij het defensievoertuig hoort en op de militaire registratieplaat die aan de buitenkant van het defensievoertuig is bevestigd.

Artikel 25 Afmetingen

Hetgeen in de Regeling kentekens en kentekenplaten is bepaald over de afmetingen van kentekens en kentekenplaten is van overeenkomstige toepassing op militaire registratietekens en militaire registratieplaten van defensievoertuigen.

Artikel 26 Nationaliteitsteken of eenheidsteken

  • 1. Een defensievoertuig dat is voorzien van een militair registratieteken, voert een nationaliteitsteken dat bestaat uit de Nederlandse vlag.

  • 2. Het nationaliteitsteken wordt aangebracht linksvoor en rechtsachter op het defensievoertuig.

  • 3. Een defensievoertuig kan een eenheidsidentificatieteken of een of meerdere technische tekens voeren.

  • 4. Een eenheidsidentificatieteken kan bestaan uit:

    • a. het teken van het wapen, het dienstvak of de eenheid waarbij het defensievoertuig is ingedeeld; of

    • b. een volgnummer.

  • 5. Technische tekens kunnen betrekking hebben op de maximale snelheid, brugclassificatie, technische eigenschappen van het defensievoertuig en de aard van de lading.

  • 6. De Commandant der Strijdkrachten kan nadere regels stellen ter uitvoering van dit artikel.

  • 7. Dit artikel is niet van toepassing op defensievoertuigen die in eigendom of beheer zijn van derden.

Artikel 27 Afgifte militair registratiebewijs

  • 1. De Commandant Defensie Uitleen Organisatie geeft het militair registratiebewijs af.

  • 2. Voor afgifte van een militair registratiebewijs zijn de volgende documenten vereist:

    • a. een geldig kentekenbewijs of voertuigtypegoedkeuring afgegeven door de Dienst voor het Wegverkeer of een daarmee gelijk te stellen buitenlands bewijs dat door de Dienst Wegverkeer is erkend; of

    • b. een nota van of namens de Commandant der Strijdkrachten waarmee toestemming wordt verleend voor toelating van het type defensievoertuig tot het verkeer op de weg.

  • 3. Het model van het militair registratiebewijs is opgenomen in bijlage 1.

  • 4. De Commandant der Strijdkrachten kan nadere regels stellen met betrekking tot de toelating van een defensievoertuig tot het verkeer op de weg en de afgifte van een militair registratiebewijs.

Artikel 28 Tonen militair registratiebewijs

  • 1. Het militair registratiebewijs is aanwezig in het gebruikte defensievoertuig.

  • 2. De bestuurder toont het militair registratiebewijs op de eerste vordering van een opsporingsambtenaar of van een militair van de Koninklijke Marechaussee.

  • 3. Tijdens rijonderricht of rijexamen berusten de in het eerste en tweede lid genoemde verplichtingen op de rijinstructeur of de rijexaminator.

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt met het militair registratiebewijs gelijkgesteld een kopie van het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee waarin melding wordt gedaan van vermissing van het militair registratiebewijs.

Paragraaf 6. Eisen aan lesvoertuigen

Artikel 29 Eisen lesvoertuig

  • 1. Een defensievoertuig waarmee rijonderricht wordt gegeven of het rijexamen wordt afgenomen:

    • a. is voorzien van een dubbele bediening, zijnde een inrichting die zo is aangebracht dat degene die rijonderricht geef tof het examen afneemt, daarmee de bedrijfsrem en, indien het een motorrijtuig met handschakeling betreft, de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen;

    • b. is voorzien van extra spiegels waarmee degene die rijonderricht geeft of het rijexamen afneemt, het achter en rechts naast hem gelegen weggedeelte kan overzien; en

    • c. voert gedurende dat rijonderricht zichtbaar aan de voorzijde en aan de achterzijde een fluorescerend oranje teken met daarop een zwarte letter ‘L’ of in zwarte letters het woord ‘LES’ of de op basis van artikel 8, onderdeel c, van het Reglement rijbewijzen vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven.

  • 2. Wanneer met het lesvoertuig een aanhangwagen wordt voortbewogen, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt het teken aan de voorzijde van het defensievoertuig en aan de achterzijde van de aanhangwagen aangebracht.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, voert een defensievoertuig dat bestemd is voor het geven van onderricht in het besturen van een voorrangsvoertuig als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen aanduiding.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op een defensievoertuig dat behoort tot rijbewijscategorie A. Een dergelijk voertuig voert bij rijonderricht of rijexamen aan de achterzijde een fluorescerend oranje teken met daarop een zwarte letter ‘L’.

  • 5. De hoogte en de breedte van het teken ‘L’ zijn respectievelijk 170 millimeter en 120 millimeter.

  • 6. De hoogte en de breedte van het teken ‘LES’ zijn respectievelijk 200 millimeter en 340 millimeter.

  • 7. De hoogte, breedte en dikte van een letter zijn respectievelijk 101 millimeter, 52 millimeter en 16 millimeter.

  • 8. De afmetingen als genoemd in het vijfde, zesde en zevende lid, kunnen enigszins afwijken, onder meer in verband met de oppervlakte die voor het plaatsen van de tekens beschikbaar is.

Paragraaf 7. Rijvaardigheid en rijbevoegdheid

Artikel 30 Toestemming tot besturen

Voor het besturen van een defensievoertuig is voorafgaande toestemming van de commandant vereist, tenzij de commandant anders aangewezen acht of als sprake is van een noodgeval.

Artikel 31 Geldig rijbewijs

  • 1. De bestuurder van een defensievoertuig is in het bezit van een op zijn naam gesteld geldig civiel of militair rijbewijs van de betreffende rijbewijscategorie.

  • 2. Voor het besturen van een defensievoertuig dat specifiek militair operationeel wordt gebruikt, is een geldig militair rijbewijs van de desbetreffende rijbewijscategorie vereist, waarvan het model is opgenomen in bijlage 2.

  • 3. Een bevoegdheid die is behaald na gevolgde verplichte (bij-)bijscholing, wordt geregistreerd in het personeelssysteem en, indien van toepassing, aangetekend op het overzicht bevoegdheden van het militair rijbewijs.

  • 4. De bestuurder van een defensievoertuig toont op de eerste vordering van een opsporingsambtenaar of een militair van de Koninklijke Marechaussee, het in het eerste lid genoemde rijbewijs.

  • 5. De houder van het rijbewijs draagt er zorg voor dat het rijbewijs behoorlijk leesbaar is en is voorzien van een pasfoto.

Artikel 32 Uitzondering geldig rijbewijs

  • 1. Artikel 31, eerste lid, is niet van toepassing op de bestuurder die onderricht krijgt in het besturen van een defensievoertuig, tijdens dit rijonderricht en het rijexamen. In dat geval is de rijinstructeur evenwel in het bezit van een rijinstructiepas of is de examinator in het bezit van een examinatorpas, beide in combinatie met het vereiste rijbewijs.

  • 2. Artikel 31, eerste lid, is niet van toepassing op het besturen van een defensievoertuig dat behoort tot de rijbewijscategorie T als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel j, van het Reglement rijbewijzen. In dat geval is de bestuurder evenwel in het bezit van een rijbewijs categorie B en heeft hij met goed gevolg de scholing afgerond die voor het specifieke voertuig is aangewezen.

Artikel 33 Nog geen indeling in rijbewijscategorie

Een defensievoertuig waarvoor nog geen militaire rijbewijscategorie is vastgesteld, wordt niet toegelaten op de openbare weg.

Artikel 34 Rijbewijscategorieën

  • 1. Militaire rijbewijzen worden afgegeven voor het besturen van defensievoertuigen in de volgende categorieën:

    • a. rijbewijscategorie A

      motorrijtuigen op twee wielen, niet zijnde een bromfiets, al dan niet met zijspan, alsmede motorrijtuigen op drie wielen, niet zijnde motorrijtuigen op twee wielen met zijspan, met een vermogen van meer dan 15 kW;

    • b. rijbewijscategorie B

      • 1) motorrijtuigen op vier of meer wielen, niet zijnde een bromfiets, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3.500 kg en die zijn ontworpen en gebouwd voor het vervoer van ten hoogste acht personen, de bestuurder niet meegerekend, alsmede daardoor voortbewogen aanhangwagens of opleggers waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 750 kg dan wel meer bedraagt dan 750 kg, op voorwaarde dat de toegestane maximale massa van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen of oplegger niet meer dan 3.500 kg bedraagt;

      • 2) motorrijtuigen genoemd in onderdeel b, onder 1, waarvan de toegestane maximale massa als gevolg van een aan het voertuig aangebrachte bepantsering meer dan 3.500 kg bedraagt;

    • c. rijbewijscategorie C

      • 1) motorrijtuigen, niet zijnde motorrijtuigen van de rijbewijscategorieën D of F, waarvan de toegestane maximale massa meer dan 3.500 kg bedraagt alsmede daardoor voortbewogen aanhangwagens of opleggers waarvan de toegestane maximale massa niet meer bedraagt dan 750 kg;

      • 2) motorrijtuigen, waarvan de toegestane maximale massa meer bedraagt dan 3.500 kg en die beurtelings kunnen worden ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder niet meegerekend, en voor het vervoer van goederen;

    • d. rijbewijscategorie D

      • 1) motorrijtuigen, niet zijnde motorrijtuigen van de categorie F, die zijn ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder niet meegerekend;

      • 2) motorrijtuigen, genoemd in onderdeel d, onder 1, die een aanhangwagen of oplegger voortbewegen, waarvan de toegestane maximale massa hooguit 750 kilogram bedraagt;

    • e. rijbewijscategorie E

      motorrijtuigen van de categorie B, C of D, niet zijnde motorrijtuigen van de categorie F, voor het besturen waarvan de bestuurder in het bezit is van een rijbewijs, met een andere aanhangwagen of oplegger dan op grond van dat rijbewijs mag worden voortbewogen;

    • f. rijbewijscategorie F

      motorrijtuigen en daardoor voortbewogen aanhangwagens die zijn aangewezen door de Commandant der Strijdkrachten en waarvoor speciale eisen zijn gesteld in verband met de voertuigspecifieke kenmerken ten aanzien van de besturing of bediening.

  • 2. Een aantekening ‘Ahw MA max 6.500 kilogram TMM’ of ‘Ahw 15kN’ op het militair rijbewijs is vereist voor het besturen van militaire motorrijtuigen die een middenas-aanhangwagen voortbewegen, waarvan de toegestane maximale massa meer dan 750 kg en niet meer dan 6.500 kg bedraagt.

Artikel 35 Algemene eisen rijexamen

  • 1. Op het theorie-examen en het rijexamen zijn de artikelen 61 tot en met 64, 67c, vierde lid, 67d, eerste lid, onderdeel a, 70, eerste lid, 71, 72, 73, 74, 75, 76 en 77 van het Reglement rijbewijzen en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in afwijking van;

    • a. artikel 73, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen de lengte van het motorrijtuig ten minste 7,30 meter, de wielbasis ten minste 4,05 meter, de toegestane maximum massa ten minste 9.750 kg, de minimale belading ten minste 2.000 kg bedraagt, en het motorrijtuig kan zijn uitgerust met een controleapparaat als bedoeld in Verordening 3821/85 EEG;

    • b. artikel 76, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen de in dat artikel in onderdeel a genoemde lengte van de aanhangwagen ten minste 7,80 meter bedraagt, en de in dat artikel genoemde aanhangwagen en oplegger niet hoeven te zijn voorzien van een gesloten opbouw of gesloten huif, maar van een zodanige voorziening dat de weggedeelten links naast, rechts naast en achter de aanhangwagen en de oplegger voor de bestuurder met behulp van buitenspiegels zichtbaar zijn.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing op het theorie-examen en het rijexamen voor rijbewijscategorie F.

Artikel 36 Aanvullende eisen rijexamen

  • 1. De Commandant der Strijdkrachten kan aan de rijexamenkandidaat voor het theorie-examen en rijexamen aanvullende eisen stellen.

  • 2. Deze eisen hebben onder andere betrekking op:

    • a. het behoorlijk rijden door gebaand en ongebaand terrein;

    • b. het behoorlijk rijden op visuele signalen;

    • c. het rijden bij duisternis met bepaalde verlichting of nachtzichtapparatuur;

    • d. het op bestuurdersniveau uitvoeren van het voertuigonderhoud;

    • e. het zekeren van lading in en op het defensievoertuig;

    • f. het vervoeren van gevaarlijke stoffen die onder de vrijstellingsregels van het ADR vallen;

    • g. het verrichten van lichte bergingswerkzaamheden en het slepen van het defensievoertuig;

    • h. kennis van voertuigadministratie en ongevalsregistratie.

  • 3. Het rijexamen voor de aantekening, genoemd in artikel 34, tweede lid, wordt afgelegd met een combinatie van een motorrijtuig rijbewijscategorie C en genoemde middenas-aanhangwagen die tenminste 4,50 meter en hooguit 5 meter lang is.

  • 4. Voor toelating tot het rijexamen voor rijbewijscategorie F is een militair rijbewijs categorie B vereist.

Artikel 37 Bijscholing, scholing en familiarisatie

  • 1. De Commandant der Strijdkrachten stelt vast voor welk type defensievoertuig bijscholing, scholing of familiarisatie moet worden gevolgd en hoe die bijscholing, scholing of familiarisatie moet plaatsvinden.

  • 2. Het bijbrengen, behouden en verbeteren van kennis en vaardigheden voor het besturen, bedienen of beheren van een defensievoertuig wordt aangemerkt als:

    • a. bijscholing, als het wordt gegeven in opdracht van de Commandant der Strijdkrachten, door een rijinstructeur en het een ander type motorrijtuig of aanhangwagen uit dezelfde rijbewijscategorie betreft;

    • b. scholing, als het wordt gegeven in opdracht van de Commandant der Strijdkrachten, door een rijinstructeur en het eenzelfde type motorrijtuig uit dezelfde rijbewijscategorie betreft, een bergingsmiddel of mobiel arbeidsmiddel;

    • c. familiarisatie, als het wordt gegeven in opdracht van de commandant, door een defensiemedewerker met de vereiste bevoegdheid en ervaring in het besturen van het defensievoertuig en de benodigde educatieve vaardigheden, en het eenzelfde type motorrijtuig betreft, een bergingsmiddel of mobiel arbeidsmiddel.

Artikel 38 Afgifte etc. militaire rijbewijzen

De Commandant Opleidings- en Trainingscentrum Rijden en Bergen:

  • a. is bevoegd tot afgifte, registratie, ongeldigverklaring, inname en vernietiging van militaire rijbewijzen;

  • b. registreert de verklaring van rijvaardigheid in het Register Rijbewijzen van de Dienst Wegverkeer;

  • c. plaatst de aantekening op het militair rijbewijs, als bedoeld in artikel 34, tweede lid;

  • d. registreert de gegevens over de afgegeven militaire rijbewijzen;

  • e. registreert gegevens over beperkingen van de rijbevoegdheid die voortvloeien uit de situaties, genoemd in de artikelen 41 en 42, eerste lid, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor een goede handhaving van deze regeling en de daarop berustende bepalingen.

Artikel 39 Registratie verklaring rijvaardigheid

  • 1. De in artikel 38, onderdeel b, genoemde registratie is eenmalig en geldt voor de rijbewijscategorie, genoemd in artikel 15 van het Reglement rijbewijzen die overeenstemt met de rijbewijscategorie waarvoor het militair rijbewijs is afgegeven.

  • 2. De registratie geeft tot drie jaar na het moment van registratie de mogelijkheid tot verkrijging van het civiel rijbewijs van de betreffende rijbewijscategorie.

Artikel 40 Afgifte militair rijbewijs

  • 1. Een militair rijbewijs wordt na aanvraag afgegeven aan degene die:

    • a. in dienst is bij het Ministerie van Defensie of werkzaam is voor het Ministerie van Defensie of in de uitoefening van zijn functie een defensievoertuig bestuurt;

    • b. de vereiste rijopleiding met voldoende resultaat heeft afgerond;

    • c. blijk geeft van verkeersverantwoordelijk gedrag; en

    • d. voldoet aan de gestelde lichamelijke en geestelijke eisen ten aanzien van het besturen van motorrijtuigen van de desbetreffende categorie.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan een buitenlands civiel of militair bewijs van bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig, als succesvolle afronding van de vereiste rijopleiding worden aangemerkt.

  • 3. Een militair rijbewijs wordt aangevraagd met een formulier waarvan het model is opgenomen in bijlage 3.

Artikel 41 Ongeldigverklaring militair rijbewijs

  • 1. Het militair rijbewijs kan door de Commandant Opleidings- en Trainingscentrum Rijden en Bergen ongeldig worden verklaard indien de houder verdacht wordt van verkeersgedrag dat als onverantwoordelijk kan worden beschouwd of indien hij niet voldoet aan de lichamelijke of geestelijke eisen die gelden voor het besturen van defensievoertuigen in de desbetreffende categorie.

  • 2. In afwachting van een besluit tot ongeldigverklaring kan de commandant het militaire rijbewijs innemen.

Artikel 42 Inlevering militair rijbewijs

  • 1. De houder levert het militair rijbewijs door tussenkomst van zijn commandant in bij de Commandant Opleidings- en Trainingscentrum Rijden en Bergen indien:

    • a. de houder onvoorwaardelijk de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd ingevolge enig onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak, op de dag waarop deze uitspraak onherroepelijk is geworden, voor de duur van die ontzegging;

    • b. de houder onvoorwaardelijk de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd ingevolge enig onherroepelijk geworden strafbeschikking, op de dag waarop deze onherroepelijk is geworden, voor de duur van die ontzegging;

    • c. het civiel rijbewijs van de houder op grond van artikel 130, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is ingevorderd, voor de duur van die invordering;

    • d. het civiel rijbewijs van de houder op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 is ingevorderd, voor de duur van die invordering;

    • e. het civiel rijbewijs van de houder op grond van artikel 164, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, door de Officier van Justitie onder zich wordt gehouden;

    • f. het civiel rijbewijs van de houder op grond van artikel 131, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 voor één of meerdere categorieën is geschorst, voor de duur van die schorsing;

    • g. het civiel rijbewijs van de houder dat op grond van artikel 123b, 132, 132b of 134 van de Wegenverkeerswet 1994 ongeldig is verklaard, zolang aan betrokkene niet overeenkomstig de daarvoor geldende regels een nieuw rijbewijs is afgegeven;

    • h. de aanvraag van een civiel rijbewijs, voor een categorie waarvoor de houder tevens beschikt over een militair rijbewijs, vanwege lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid niet leidt tot afgifte van een civiel rijbewijs dan wel leidt tot enige beperking van de rijbevoegdheid van de houder.

  • 2. Indien de ongeldigverklaring of schorsing van het civiel rijbewijs niet geldt voor alle categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, verstrekt de Commandant Opleidings- en Trainingscentrum Rijden en Bergen de houder een nieuw militair rijbewijs waarop de nog geldige categorieën staan vermeld.

Paragraaf 8. Overgangs- en Slotbepalingen

Artikel 43 Oude registratiebewijzen en militaire rijbewijzen

  • 1. Registratiebewijzen en militaire rijbewijzen en daarop geplaatste aantekeningen, die voor 1 oktober 2015 zijn uitgegeven op grond van de Verkeersregeling Defensie zoals die gold tot 1 oktober 2015 en die op 30 september 2015 geldig zijn, behouden hun geldigheid voor de duur waarvoor zij zijn afgegeven of zoveel korter als zij worden vervangen door een nieuw militair rijbewijs dan wel ongeldig worden verklaard.

  • 2. Registratiebewijzen en militaire rijbewijzen en daarop geplaatste aantekeningen, die voor 1 januari 2020 zijn uitgegeven op grond van de Verkeersregeling Defensie 2015 zoals die gold tot 1 januari 2020 en die op 31 december 2019 geldig zijn, behouden hun geldigheid voor de duur waarvoor zij zijn afgegeven of zoveel korter als zij worden vervangen door een nieuw militair rijbewijs dan wel ongeldig worden verklaard.

Artikel 44 Intrekking

De Verkeersregeling Defensie 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 45 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 46 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Verkeersregeling Defensie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 december 2019

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

BIJLAGE 1

Model militair registratiebewijs

Model militair registratiebewijs tot 1 september 2017

Model militair registratiebewijs tot 1 september 2017

Model militair registratiebewijs per 1 september 2017

Model militair registratiebewijs per 1 september 2017

BIJLAGE 2

Model militair rijbewijs

Model militair rijbewijs tot 1 oktober 2014

Model militair rijbewijs tot 1 oktober 2014

Model militair rijbewijs per 1 oktober 2014

Deel 1: Overzicht voertuigcategorieën

Deel 1: Overzicht voertuigcategorieën

Deel 2: Overzicht bevoegdheden

Deel 2: Overzicht bevoegdheden

BIJLAGE 3

Model aanvraagformulier militair rijbewijs

TOELICHTING

Algemeen

De Verkeersregeling Defensie (hierna: de Verkeersregeling) is een uitwerking van artikel 4, tweede lid, Wegenverkeerswet 19941, voor zover die wet op de strijdkrachten van toepassing is2. Voor het overige is met de Verkeersregeling waar mogelijk aangesloten bij de bepalingen uit of gebaseerd op de wet die niet op Defensie van toepassing zijn. Er zijn echter nog afwijkingen. Deze hebben betrekking op het verkeersgedrag, weggebruik, verkeersregels op defensieterreinen, de militaire kentekenregistratie, de eisen aan lesvoertuigen, de militaire rijvaardigheid en de rijbevoegdheid.

Naast verkeersregels bevat de Verkeersregeling procedureregels in verband met militair verkeer. Dit strekt zich uit van het rijden in het buitenland tot het verkrijgen van een militair rijbewijs. Een deel van deze regels stond voorheen vermeld in aparte interne defensie-aanwijzingen en defensie-instructies. Voorbeelden daarvan zijn de (inmiddels vervallen) instructies over het rijden in colonne, over het rijden met camouflage en over militaire registratietekens en de militaire registratieplicht.

Handhaving van de verplichtingen en verboden is voor militairen geregeld in de toepasselijke algemeen geldende verkeersregelgeving, in het Algemeen militair ambtenarenreglement en in het militair straf- en tuchtrecht. Voor burgermedewerkers is handhaving geregeld in de toepasselijke algemeen geldende verkeersregelgeving, in het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie en in het civiele strafrecht.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Voor de definitie van civiel defensievoertuig is aangesloten bij de definities van personenauto en bedrijfsauto van artikel 1.1 van de Regeling voertuigen. De definitie van een civiel rijbewijs is opgenomen ter onderscheid van het militaire rijbewijs. Het militaire rijbewijs is onlosmakelijk verbonden met het besturen van militaire voertuigen.

Artikel 2 Gelet op de bijzondere positie van Defensie hoeven defensievoertuigen niet aan alle verkeersvoorschriften te voldoen en kunnen voor defensieterreinen eigen regels worden gesteld. Met het oog op verkeersveiligheid streeft Defensie echter naar gelijkstelling met de civiele regelgeving die voor andere weggebruikers op de openbare weg geldt, waar dat mogelijk is. Dit artikel verwoordt dit uitgangspunt. In het tweede lid is het uitgangspunt geformuleerd dat waar mogelijk de Wegenverkeerswet 1994 en de daarop gebaseerde regelgeving van overeenkomstige toepassing zijn. Bij Defensie wordt dit aangeduid met: ‘civiel, tenzij’.

Artikel 3 Een vrijstelling wordt bij voorkeur vooraf schriftelijk gegeven. Dit is echter niet altijd mogelijk. In dat geval kan een vrijstelling door de commandant ook ter plekke en mondeling worden verleend.

Artikel 4 In andere landen kunnen de verkeersregels afwijken. Ook is het soms verplicht om bepaalde items in het voertuig mee te nemen. Met benodigdheden wordt gedoeld op voorwerpen die in het betreffende land tot de verplichte standaarduitrusting in de auto behoren, zoals een fluorescerend veiligheidshesje, een EHBO-doos, een gevarendriehoek of een alcoholtester. De bestuurder dient in het kader van de ritvoorbereiding tijdig de nodige maatregelen te nemen om aan dergelijke regels en verplichtingen te voldoen. Dit dient de verkeersveiligheid en kan oponthoud en boetes voorkomen. Voor informatie kan men internet raadplegen (bijvoorbeeld de ANWB-site) en contact opnemen met het National Movement Coordination Centre van het Defensie OndersteuningsCommando.

Artikel 5 Hulpverleningsvoertuigen zijn voertuigen die worden gebruikt door eenheden die als hulpverleningsdienst zijn aangewezen op basis van de Regeling optische en geluidssignalen 2009. Het zijn voertuigen die rijden met optische en geluidssignalen. Op die situatie is de Brancherichtlijn optische en geluidssignalen Defensie van toepassing. Daarin staan bijvoorbeeld de maximumsnelheden voor verschillende situaties en de verplichting tot het op gezette tijden volgen van een opleiding.

Chauffeurs van bewindspersonen houden zich aan de toepasselijke, rijksbrede Brancherichtlijn.

Artikel 6 De Commandant der Strijdkrachten kan (een bepaalde groep) militaire motorrijtuigen een lagere snelheid opleggen om bijvoorbeeld de verkeersveiligheid te vergroten of milieuschade te beperken, ook op de openbare weg. Een en ander hangt af van de wijze waarop van het motorrijtuig gebruik wordt gemaakt of van de verkeerssituatie. De laagste snelheid die de Commandant der Strijdkrachten kan vaststellen, is gelijk aan de minimumsnelheid voor bepaalde wegen die volgt uit de Wegenverkeerswet 1994 en de Regeling verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Artikel 7 De voorgeschreven tekens -en een omschrijving van de omstandigheden waaronder die moeten worden gebruikt- zijn opgenomen in het Handboek Militair HB 2-1352 onder het hoofdstuk Wegverplaatsingen. Basis is het NAVO-Standardization Agreement ‘STANAG’ 2454 Allied Movement Publication 1(A)/Chapter 2, Annex F.

Artikel 8 Bij een ongeval of pech wordt altijd contact gelegd met de Meldkamer van de Koninklijke Marchaussee, waarvan het nummer is vermeld op de Instructiekaart Berging en hulpverlening in het voertuigboekje. Militaire bergers zijn gecertificeerd. Het slepen gebeurt conform de civiele eisen die daar aan worden gesteld, voor een vlotte en veilige deelname aan het verkeer.

Artikel 9 Voertuigen van Defensie kunnen zijn voorzien van camouflagemateriaal zoals camouflagenetten, jute en stoflappen. Dit kan van invloed zijn op de verkeersveiligheid en daarom zijn nadere regels opgesteld. Camouflagemateriaal dat aan de buitenkant van een defensievoertuig is bevestigd, heeft altijd de vorm van een rol of bundel en hangt dus niet los.

Artikel 10 De verplichting tot het dragen van een autogordel geldt op grond van artikel 4, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit en artikel 59, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voor defensievoertuigen op de openbare weg. Met dit artikel 9 is bepaald dat ook op defensieterrein een gordel moet worden gedragen, tenzij operationele noodzaak bij specifiek militair operationeel gebruik anders noodzaakt. Als de gordel een belemmering vormt voor de uitvoering van de taak, hoeft de gordel niet te worden gedragen. Voorbeelden van deze situaties zijn: het rijdend lijnen ten behoeve van verbindingen uitleggen, het rijden boven pantser, het maken van een wateroversteek, het diepwaden of bij het varen met het motorrijtuig. Andere voorbeelden zijn noodsituaties.

Artikel 11 Gelet op artikel 32, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voert men dimlicht bij nacht en overdag als het zicht ernstig wordt belemmerd. De verplichting, genoemd in dit artikel 11, eerste en tweede lid, geldt altijd, ook bij helder zicht. Daarmee wordt aan defensievoertuigen in dit opzicht een strengere eis gesteld. Achtergrond daarvan is dat groene voertuigen en voertuigen met camouflagekleuren over het algemeen minder goed zichtbaar zijn dan andere voertuigen.

De commandant kan vrijstelling verlenen van de verplichting tot het voeren van verlichting. Dit kan alleen ten aanzien van specifiek militair operationeel gebruik op militair oefenterrein. Een voorbeeld daarvan is het rijden in complete duisternis met militaire voertuigen (black-out verlichting) en het rijden met gebruikmaking van warmtebeeldkijkers en helderheidversterkers. Een militair oefenterrein is altijd als zodanig aangegeven. De commandant kan voorwaarden verbinden aan de vrijstelling (artikel 3, eerste lid, van de Verkeersregeling). Voorbeelden daarvan zijn het afsluiten van (een deel van) het militair oefenterrein en het plaatsen van bewaking bij de toegangswegen tot dat terrein.

De bevoegdheid tot het voeren van verlichte transparanten heeft onder andere betrekking op voertuigen van de Koninklijke Marechaussee. De bevoegdheid vloeit voort uit het feit dat het verbod op het voeren van verlichte transparanten, als genoemd in artikel 41a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet van toepassing is op Defensie (artikel 4, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994), in combinatie met het feit dat opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee op grond van artikel 12 Wegenverkeerswet 1994 bevoegd zijn tot het geven van aanwijzingen en het feit dat die aanwijzingen moeten worden opgevolgd (artikel 82 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990). Het voeren van een verlicht transparant kan worden aangemerkt als het geven van een aanwijzing.

Artikel 12 Verplaatsingen van bepaalde afwijkende voertuigen over de weg, behoeven vooraf toestemming van de Commandant der Landstrijdkrachten. Hij pleegt daartoe overleg met de Commandant Koninklijke Marechaussee, omdat dit operationeel commando verantwoordelijk is voor de begeleiding van dit soort voertuigen. De verantwoordelijkheid vloeit voort uit de politietaak, genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, Politiewet 2012. Gelet op die verantwoordelijkheid bepaalt de Commandant Koninklijke Marechaussee de wijze van verplaatsing en de aard van de begeleiding.

Artikel 13 Verplaatsingen van bepaalde afwijkende voertuigen worden begeleid door de Koninklijke Marechaussee. De Commandant Landstrijdkrachten kan in overeenstemming met bepaalde commandanten van de Koninklijke Marechaussee daar van afwijken. Bij het afwijken kunnen voorwaarden worden gesteld, onder andere met betrekking tot het type of soort motorrijtuig, het aantal motorrijtuigen, de maximumsnelheid, de te volgen route of het tijdstip van verplaatsing.

Artikel 14 Op verplaatsingen in voetgangerscolonne is artikel 37 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 van toepassing. Hetgeen in dat artikel is bepaald, wordt in het zesde lid van artikel 14 ter verduidelijking herhaald. In het artikel worden verder aanvullende zichtbaarheidseisen gesteld.

Voor militaire verplaatsingen te voet in het buitenland gelden deze veiligheidsmaatregelen doorgaans ook. Maar op die situaties kunnen aanvullende of afwijkende bepalingen van toepassing zijn. Voor meer informatie wordt verwezen naar het National Movement Coordination Centre van het Defensie Ondersteunings Commando.

Dit artikel is niet van toepassing op een verplaatsing te voet van één individu.

Artikel 16 Een derde kan meerijden met een defensievoertuig als de commandant schriftelijk toestemming heeft verleend en het meerijden in het belang is van Defensie. Een voorbeeld daarvan is de persoon die wordt vervoerd tijdens de door hem te verrichten werkzaamheden voor Defensie. Dit artikel 16 geldt ook voor oudere of historische militaire voertuigen, zolang deze voor specifiek operationeel gebruik zijn of waren bedoeld en in eigendom zijn van Defensie. In de CDS-Aanwijzing defensievoertuigen zijn nadere richtlijnen beschreven met betrekking tot het meerijden van derden.

Artikel 18 De maximumsnelheden op de weg zijn van toepassing op defensievoertuigen (artikel 4 Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 19 tot en met 22 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990), maar op defensieterrein is dat anders. Zo kan de commandant afwijkende maximumsnelheden vaststellen voor de voertuigen op defensieterrein. De Commandant Opleidings- en Trainingscentrum Rijden en Bergen is niet de commandant van het defensieterrein aldaar. Hij is echter ook bevoegd tot het vaststellen van een afwijkende, dus ook hogere, snelheid op het militair verkeersoefenterrein ‘Strijpse Kampen’. Daarmee kunnen speciale eenheden oefenen in bijvoorbeeld veilig en beheerst rijden bij interventies.

Artikel 19 Dit artikel biedt een eenheid ruimte voor het houden van een oefening waarbij op een afgesloten gedeelte van een militair oefenterrein wordt geoefend in rijden met beperkte onderlinge afstand.

Artikel 17, 20 en 21 Een uitzondering op de toepasselijkheid van de Wegenverkeerswet 1994 is het bepaalde in het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer. Dat Besluit gaat kort gezegd over verkeersborden, verkeerslichten, verkeerstekens op de grond en bewegwijzering, die alleen na een verkeersbesluit of ontheffing op of aan de weg kunnen worden geplaatst of aangebracht. Defensie maakt gebruik van de vrijheid om op defensieterreinen zonder verkeersbesluit of ontheffing dit soort verkeertekens te plaatsen (de artikelen 20 en 21). Voorbeelden van verkeerstekens op het wegdek zijn haaientanden en stopstrepen.

De commandant voert vooraf overleg met de Commandant Landelijk Tactisch Commando van de Koninklijke Marechaussee omdat deze de politietaak uitvoert ten aanzien van de krijgsmacht (artikel 4, eerste lid, onderdeel e, Politiewet 2012).

Artikel 22 De commandant is verantwoordelijk voor de verkeersveiligheid op het terrein. In verband daarmee kan hij een persoon de toegang met een voertuig tot dat terrein ontzeggen als het verkeersgedrag van deze persoon daartoe aanleiding geeft.

Artikel 23 tot en met 28 Defensie voert een militair registratiesysteem met eigen kentekens die militaire registratietekens worden genoemd. De afmetingen van de militaire registratietekens en de militaire registratieplaten komen overeen met die van de kentekens en kentekenplaten van de Regeling kentekens en kentekenplaten.

De militaire registratietekens worden vermeld op het militair registratiebewijs van het defensievoertuig. Het militair registratiebewijs fungeert daarmee als tegenhanger van het civiele kentekenbewijs.

Het proces-verbaal voldoet als tijdelijk document om aan de registratieplicht te voldoen (artikel 28). Het geldt daarnaast als bewijs van vrijstelling van de verplichting tot verzekeren als bedoeld in artikel 17, tweede lid, Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

Artikel 29 Dat een defensievoertuig dat bestemd is voor het geven van onderricht in het besturen van een voorrangsvoertuig, geen les-aanduiding behoeft, volgt uit het Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 17 maart 2015, nr. IenM/BSK-2015/51943, houdende verlening van vrijstelling van artikel 31 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 voor het op de openbare weg krijgen of geven van rijonderricht in het besturen van een voorrangsvoertuig (Stcrt. 2015, 7796).

Artikelen 30 tot en met 34 Voor het besturen van een defensievoertuig is een geldig civiel of militair rijbewijs vereist. In artikel 34 staan de categorieën waarin de militaire rijbewijzen zijn ingedeeld. Ten aanzien van de indeling in rijbewijscategorieën zijn de militaire rijbewijscategorieën zoveel mogelijk gelijkgesteld met vergelijkbare civiele rijbewijscategorieën, namelijk voor zover Defensie vergelijkbare voertuigen gebruikt. Voertuigen met een toegestane maximale massa vanaf 7.500 kg kunnen vallen onder het gestelde onder onderdelen c en e, en de subonderdelen 2 van de onderdelen b en d van artikel 34. De voertuigen die vallen onder rijbewijscategorie F zijn de voertuigen die voertuigen die zijn bedoeld voor militaire operaties, zoals de gevechtstank LEOPARD II. Dit zijn voertuigen die door de afmetingen, inrichting en uitstekende delen niet aan de civiele voertuigeisen voldoen.

Voertuigen waarvoor nog geen rijbewijscategorie is vastgesteld, worden niet toegelaten op de openbare weg. Er zijn omstandigheden denkbaar waaronder een dergelijk voertuig wel op defensieterrein is toegelaten, bijvoorbeeld bij nieuwe soorten voertuigen die bovendien net zijn geleverd.

Artikelen 35 en 36 Ten aanzien van het rijexamen (vrijstelling, de vereisten voor het theoretisch- en praktische examen) is met artikel 35 aansluiting gezocht bij het Reglement rijbewijzen, afgezien van rijbewijscategorie F. De uitzondering vloeit voort uit de bijzondere voertuigen die onder categorie F vallen, zoals tanks en andere zware gepantserde voertuigen voor militaire inzet. Ten aanzien van rijbewijscategorie F geldt dat de eindtermen van het theorie-examen gelijkwaardig zijn aan die van het civiele theorie-examens voor rijbewijs B en rijbewijs C. Het praktijkexamen heeft het praktijkexamen van het civiele rijbewijs C als basis, met aanvullende eisen die op de specifieke F-voertuigen zijn gericht, zoals het kunnen omgaan met een bepaalde bediening. Er kunnen aanvullende eisen worden gesteld (artikel 36). Het verrichten van bergingswerkzaamheden dient het behouden van de mobiliteit.

Artikel 37 Ingevolge dit artikel kan bijscholing, scholing of familiarisatie verplicht worden gesteld voor bepaalde type defensievoertuigen. Dit heeft betrekking op voertuigen waarvan de rij-, stuur- of remeigenschappen afwijken van die van het basisvoertuig. Zo is voor het rijden met een zware middenas-aanhangwagen het enkele bezit van een militair rijbewijscategorie C niet voldoende. In de interne Regeling rijvaardigheid en rijbevoegdheid Defensie staat voor welke voertuigen en in welke omstandigheden bijscholing, scholing of familiarisatie verplicht kan worden gesteld. Een voorbeeld daarvan is het moeten volgen van de bijscholing ‘Arctic Drivers Course’ als het defensievoertuig onder extreem koude omstandigheden bestuurd moet worden in permafrostgebieden of in het hooggebergte.

Artikel 39 Het militaire rijbewijs kan tot drie jaar na het moment van registratie worden omgewisseld naar een civiel rijbewijs (artikel 37 van het Reglement rijbewijzen).

Artikel 40, eerste lid, onderdeel d De eisen zijn gelijk aan de eisen, verwoord in de Regeling eisen geschiktheid 2000. De eisen worden gehanteerd door de defensiebedrijfsarts.

Artikelen 41 en 42 Ongeldigverklaring van het rijbewijs geschiedt indien de betrokkene niet meer voldoet aan de eisen die aan de verkrijging ervan worden gesteld. Ook kan het rijbewijs voorlopig, in afwachting van de ongeldigverklaring door de commandant worden ingenomen (artikel 41). Het rijbewijs moet in bepaalde gevallen worden ingeleverd (artikel 42). Zo wordt van de persoon die vanwege lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid geen (onbeperkt) civiel B-rijbewijs krijgt of heeft, de militaire tegenhanger ingenomen voor de duur van die beperking of totdat alsnog een civiel B-rijbewijs is afgegeven. Het is niet mogelijk om op het plastic creditcard model militaire rijbewijs een wijziging aan te brengen. Daarom moet een nieuwe pas worden verstrekt, vanaf de ongeldigverklaring of voor de duur van de invordering, waarin één en ander staat vermeld.

Artikel 44 De Verkeersregeling Defensie is de opvolger van de Verkeersregeling Defensie 2015, die met deze regeling is ingetrokken. De Verkeersregeling Defensie omvat ten opzichte van die voorganger meer onderwerpen -bijvoorbeeld over het lopen in colonne en de tachograaf-, is minder gedetailleerd en is aangepast aan de huidige generatie militaire voertuigen en nieuwe benamingen van defensieonderdelen.

Artikel 45 De Verkeersregeling Defensie treedt in werking met ingang van 1 januari 2020. Daarbij wordt niet afgeweken van de vaste verandermomenten.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten


X Noot
1

Dat de Verkeersregeling Defensie geen algemene maatregel van bestuur is, acht de Centrale Raad van Beroep niet bezwaarlijk, nu de regeling voortvloeit uit de bevoegdheid van de minister tot het geven van interne voorschriften (artikel 44, eerste lid, Grondwet en CRvB 4 juli 2002, AB 2002/308).

X Noot
2

Artikel 4, eerste lid, Wegenverkeerswet en het Besluit van 15 december 1994, houdende uitvoering van artikel 4, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 inzake verkeersvoorschriften voor het militaire verkeer (Stb. 1994, 967).

Naar boven