Besluit van de directeur-generaal van Rijkswaterstaat van 4 december 2019, met kenmerk RWS-2019/43151, tot wijziging van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2013 in verband met de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra)

De directeur-generaal Rijkswaterstaat,

Gelet op artikel 21, tweede en derde lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat, respectievelijk artikel 3 van het Instellingsbesluit directoraat-generaal Rijkswaterstaat 2013;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2013 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, derde lid, wordt de zinsnede ‘Directeuren van de directies bedrijfsvoering binnen de regionale organisatieonderdelen en de afdelingshoofden van de afdelingen Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed binnen de Rijkswaterstaat Corporate Dienst’ vervangen door: ‘Directeuren van de directies bedrijfsvoering binnen de regionale organisatieonderdelen en de afdelingshoofden van de afdelingen Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed en van de afdeling Corporate HRM en Organisatieontwikkeling binnen de Rijkswaterstaat Corporate Dienst’.

B

De bijlage, bedoeld in artikel 12 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2013 wordt als volgt gewijzigd:

De onderdelen 1 tot en met 6 komen te luiden:

  • 1. Aan de directeur-generaal zijn voorbehouden de volgende HRM-bevoegdheden, welke alleen mogen worden uitgeoefend nadat voorafgaande schriftelijke instemming van de secretaris-generaal is verkregen:

    • Afhandelen van formatieaangelegenheden met betrekking tot functies die rechtstreeks onder de hoofdingenieur-directeur van een regionaal of centraal organisatieonderdeel, of onder de algemeen directeur van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst of Rijkswaterstaat Nova vallen;

    • Afwijken van de hoofdlijnen van het departementale personeelsbeleid, formatiebeleid en management ontwikkelingsbeleid;

    • Ontslag door middel van:

      • a) Een verzoek aan de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een van de volgende in artikel 7:669, lid 1 en lid 3 onder e en i Burgerlijk Wetboek opgenomen gronden:

        • verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (e-grond);

        • een combinatie van de gronden genoemd in artikel 7:669, lid 1 en lid 3 Burgerlijk Wetboek (i-grond);

      • b) Een verzoek aan de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens tekortkoming in de nakoming in de zin van artikel 7:686 Burgerlijk Wetboek;

      • c) Onverwijlde opzegging wegens een dringende reden (ontslag op staande voet) in de zin van artikel 7:677 jo. 678 Burgerlijk Wetboek;

    • Toekennen van een materiële schadevergoeding die verband houdt met een ontslag wegens verstoorde arbeidsverhouding dan wel (het sluiten van) een beëindigingsovereenkomst in de zin van artikel 670b Burgerlijk Wetboek, indien de daaraan verbonden kosten – exclusief de kosten van een ontslaguitkering en een transitievergoeding – meer bedragen dan drie bruto maandsalarissen;

  • 2. Aan de directeur-generaal zijn voorbehouden de volgende HRM-bevoegdheden:

    • Het vaststellen van de structuur van een organisatieonderdeel tot en met het niveau van afdeling;

    • Het vaststellen van de functies en benoemen van leden en waarnemend leden in een directieteam van een organisatieonderdeel;

    • Het benoemen van (waarnemend) functionarissen die rechtstreeks onder de chief financial officer, de hoofdingenieur-directeur of de algemeen directeur van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst of Rijkswaterstaat Nova vallen;

    • Het vaststellen van de functie en het benoemen van een (waarnemend) Programma- of Projectdirecteur;

    • Het vaststellen van de functie en het benoemen van een (waarnemend) Strategisch Adviseur;

    • Het vaststellen van de functie van afdelingshoofd;

    • Het vaststellen en wijzigen van alle overige functies met een schaalniveau schaal 15 of hoger;

    • Vaststellen van de vaste vergoeding voor dienstreizen voor zover het groepen personeel betreft die voorkomen bij meerdere organisatieonderdelen;

    • Toekennen van vacatiegeld of vaste beloningen in afwijking van de Wet vergoedingen adviescolleges en het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies;

    • Ontslag door middel van:

      • a) Opzegging van de arbeidsovereenkomst met de ambtenaar die uit een vertrouwensfunctie moet worden ontheven, als bedoeld in artikel 12, tweede lid, Ambtenarenwet;

      • b) Een verzoek aan de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een van de volgende in artikel 7:669, lid 1 en lid 3 onder d en g Burgerlijk Wetboek opgenomen gronden:

        • ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van de werknemer (d-grond);

        • verstoorde arbeidsrelatie (g-grond);

      • Besluiten over toekenning van immateriële schadevergoedingen.

  • 3. Aan de directeur-generaal, de chief financial officer, de hoofdingenieur-directeur en de algemeen directeur van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst of Rijkswaterstaat Nova zijn voorbehouden de volgende HRM-bevoegdheden, welke alleen mogen worden uitgeoefend nadat voorafgaande schriftelijke instemming van de secretaris-generaal is verkregen:

    • Ontslag door middel van opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van beëindiging van de werkzaamheden of bedrijfseconomische omstandigheden in de zin van artikel 7:669, lid 1 en lid 3 onder a Burgerlijk Wetboek (a-grond);

    • Bewust belonen, indien deze beloning een bruto maandsalaris te boven gaat;

    • Vaststellen van werklocaties die niet praktisch met het openbaar vervoer bereikt kunnen worden.

    • Aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd nadat de arbeidsovereenkomst wegens bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van rechtswege is geëindigd.

    Het verkrijgen van instemming van de secretaris-generaal verloopt via de directeur- generaal.

  • 4. Aan de chief financial officer, de hoofdingenieur-directeur en de algemeen directeur van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst of Rijkswaterstaat Nova zijn voorbehouden de volgende HRM-bevoegdheden, welke alleen mogen worden uitgeoefend nadat zij voorafgaande schriftelijke instemming van de directeur-generaal hebben verkregen:

    • Toekennen van een materiële schadevergoeding indien deze schadevergoeding meer bedraagt dan netto € 15.000;

    • Opleggen van een straf wegens het niet gedragen als een goed ambtenaar dan wel na disciplinair onderzoek afzien van het opleggen van een straf, niet zijnde de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer in de zin van artikel 7:669, lid 1 en lid 3 onder e, dan wel dringende reden in de zin van artikel 7:677 jo 678 Burgerlijk Wetboek;

    • Ontslag door middel van een verzoek aan de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een van de volgende in artikel 7:669, lid 1 en lid 3 onder f en h Burgerlijk Wetboek opgenomen gronden:

      • weigering de bedongen arbeid te verrichten vanwege gewetensbezwaar (f‑grond);

      • andere omstandigheden (h-grond);

    • Toekennen van een materiële schadevergoeding die verband houdt met een ontslag wegens verstoorde arbeidsverhouding dan wel (het sluiten van) een beëindigingsovereenkomst in de zin van artikel 670b Burgerlijk Wetboek, indien de daaraan verbonden kosten – exclusief de kosten van een ontslaguitkering en een transitievergoeding – niet meer bedragen dan drie bruto maandsalarissen;

  • 5. Aan de chief financial officer, de hoofdingenieur-directeur en de algemeen directeur van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst of Rijkswaterstaat Nova zijn voorbehouden de volgende HRM-bevoegdheden:

    • Het vaststellen van de formatie-inhoud, formatieomvang en niveau van de functies tot en met schaal 14;

    • Het benoemen van de direct onder de directeuren ressorterende leidinggevende functionarissen;

    • Het vaststellen van de teams binnen structuur onder afdelingsniveau met inachtneming van de afspraken die binnen Rijkswaterstaat zijn gemaakt over de uniforme inrichting van organisatie-eenheden.

    • Ontslag door middel van:

      • a) Opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens ziekte of gebreken van de werknemer waardoor hij niet meer in staat is de bedongen arbeid te verrichten in de zin van artikel 7:669, lid 1 en lid 3 onder b Burgerlijk Wetboek (b-grond);

      • b) Een verzoek aan de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens het bij regelmaat niet kunnen verrichten van de bedongen arbeid als gevolg van ziekte of gebreken van de werknemer in de zin van artikel 7:669, lid 1 en lid 3 onder c Burgerlijk Wetboek (c-grond);

  • 6. Aan de algemeen directeur Rijkswaterstaat Corporate Dienst, diens directeur Communicatie, Personeel en Recht van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst en aan de gemandateerde afdelingshoofden en senior adviseurs werkzaam bij de Directie Communicatie, Personeel en Recht van de Rijkswaterstaat Corporate Dienst zijn voorbehouden de volgende bestuurlijk-juridische, civielrechtelijke en vastgoedbevoegdheden:

    • Uitbesteding aan externe advocaten, waaronder begrepen het inschakelen van het kantoor van de Landsadvocaat;

    • Aangaan van en voeren van verweer:

      • in civielrechtelijke procedures, waaronder begrepen arbeidsrechtelijke procedures;

      • in arbitrages;

      • in surseances, faillissementen, derde-beslagen, verpandingen en cessies;

      • inzake het opleggen van sancties aan opdrachtnemers c.q. bedrijven en instanties, met uitzondering van kortingen en boetes die voortvloeien uit contractbepalingen,

      en

      • inzake het geheel of gedeeltelijk matigen of kwijtschelden van kortingen of boetes die krachtens een contract aan een opdrachtnemer zijn opgelegd;

    • Behandelen van een geschil door middel van mediation of bindend advies, voor zover verband houdend met de onder voorgaand punt genoemde procedures;

    • Verlenen, wijzigen of intrekken van vergunningen ten behoeve van een organisatieonderdeel met uitzondering van de taken welke behoren tot het werkterrein van de Inspectie Leefomgeving en Transport, zoals opgenomen in artikel 2a, onderdeel b, Instellingsbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport;

    • Behandelen en afwikkelen van administratieve onteigeningen;

    • Behandelen van geschillen voor de bevoegde rechter voortvloeiende uit de Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999 en/of voortvloeiende uit de Overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied tussen de Minister van Verkeer en Waterstaat en Energie-Ned, VELIN en VEWIN van 10 februari 1999 (beide: Stcrt. 1999, nr. 97);

    • Behandelen van vorderingen inzake schade veroorzaakt door derden aan rijkseigendom in beheer bij Rijkswaterstaat, anders dan bij uitvoering van werkzaamheden in opdracht van Rijkswaterstaat;

    • Behandelen en afwikkelen van claims inzake materiële en immateriële schade aan derden veroorzaakt door Rijkswaterstaat als vaarweg- en wegbeheerder;

    • Het inschakelen van experts ten behoeve van schadezaken die samenhangen met vaarweg- en wegbeheer;

    • Behandelen en afwikkelen van letselschadezaken als gevolg van ongevallen, dienstongevallen of beroepsziekten;

    • Behandelen en afwikkelen van zaken op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht;

    • Behandelen en afwikkelen van nadeelcompensatie;

    • Behandelen en afwikkelen van onttrekkingen van wegen aan de openbaarheid op grond van de Wegenwet;

    • Behandelen en afwikkelen van overdrachten van waterstaatswerken op grond van de Waterstaatswet 1900;

    • Behandelen en afwikkelen van (hoger) beroep inzake besluiten als bedoeld in onderdeel 9 van deze Bijlage;

    • Behandelingen en afwikkelen van beroep inzake een ontheffing van een algemeen verbindend verklaarde overeenkomst over een afvalbeheersbijdrage.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 4 december 2019

De directeur-generaal Rijkswaterstaat, M.C.A. Blom

Mededeling

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekend gemaakt een bezwaarschrift worden ingediend bij Rijkswaterstaat, t.a.v. RWS Bestuursstaf, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. datum en nummer of kenmerk van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt, en

  • d. de opgave van de redenen waarom de indiener zich niet met het besluit kan verenigen.

TOELICHTING

Dit besluit wijzigt de bijlage behorende bij het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2013. Reden voor deze wijziging is de invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) per 1 januari 2020, waarmee voor rijksambtenaren het private arbeidsrecht, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, gaat gelden in plaats van het ARAR en de overige rechtspositionele regelingen. De voorbehouden en beperkingen met betrekking tot de HRM-bevoegdheden in de bijlage bij artikel 12 van dit besluit zijn aangepast aan de gronden die volgen uit het Burgerlijk Wetboek.

De directeur-generaal Rijkswaterstaat, M.C.A. Blom

Naar boven