TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Op 1 januari 2019 is artikel 71i van de Wet op de accijns komen te vervallen. Op grond
van dit artikel hadden ‘degenen die LNG uitslaan voor gebruik’ de mogelijkheid om
op LNG betaalde accijns gedeeltelijk terug te ontvangen.
De brandstof LNG (Liquefied Natural Gas) biedt milieuvoordelen ten opzichte van het
gebruik van diesel en draagt hiermee bij aan het verminderen van broeikasgassen. Deze
voordelen nemen toe wanneer op bio-LNG wordt overgegaan.
Op 20 december 2018 heeft de Tweede Kamer de Motie Stoffer aangenomen1. In deze motie is de regering verzocht om overleg te voeren met de sector over LNG
én bio-LNG, met de intentie om te komen tot een oplossing, in verband met het vervallen
van de LNG-teruggaafregeling per 1 januari 2019. Deze motie en het overleg met de
sector hebben ertoe geleid dat de Minister voor Milieu en Wonen heeft besloten tot
het vaststellen van de Subsidieregeling LNG. Deze subsidieregeling bouwt voort op
en streeft eenzelfde doel na als de teruggaafregeling die tot 1 januari 2019 was opgenomen
in de Wet op de accijns. Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 januari 2020
en sluit dan ook niet naadloos aan op de teruggaafregeling. Om die reden voorziet
de regeling gedurende twee jaar in het verstrekken van een hoger subsidiebedrag per
kilo LNG, dan het bedrag dat zou zijn verstrekt als de duur van de regeling drie jaar
zou zijn geweest. Hiermee wordt het jaar 2019, waarin geen fiscale teruggaaf meer
van toepassing was en ook geen subsidie is verstrekt, gecompenseerd.
2. Achtergronden
LNG wordt onder meer gebruikt in het wegvervoer en kent minder emissie van broeikasgassen
dan dieselmotoren. Deze vermindering neemt weer verder toe bij het gebruik van bio-LNG.
Daarnaast geven LNG-motoren minder geluidsoverlast dan dieselmotoren, hetgeen een
belangrijke kwaliteit van LNG is voor onder meer vervoerders die in binnensteden goederen
afleveren, zoals in het geval van de bevoorrading van grote supermarkten.
In 2013 is door de toenmalige minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
en de toenmalige Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de Green Deal LNG
Rijn en Wadden gesloten met enkele bedrijven en maatschappelijke organisaties. Deze
Green Deal beoogde een impuls te geven aan de inzet van LNG voor zwaar transport,
zoals zware bedrijfsauto’s.
Op 1 januari 2014 is de fiscale regeling in werking getreden die het mogelijk maakte
om een gedeelte van de op LNG betaalde accijns terug te ontvangen. De belangrijkste
aanleiding tot het vaststellen van deze subsidieregeling is het vervallen van die
fiscale teruggaafregeling per 1 januari 2019 en het uitvoering geven aan de voornoemde
Motie Stoffer.
Deze Subsidieregeling LNG sluit aan bij het Europese klimaatbeleid, zoals onder meer
neergelegd in de EU-Verordening broeikasgasemissiereducties2 en de Resolutie van het Europees Parlement inzake de EU-strategie voor vloeibaar
aardgas en gasopslag3. In het kader van de opdracht aan de lidstaten om in te zetten op het gebruik van
hernieuwbare energie, is het van belang het pad naar het toekomstige gebruik van bio-LNG
te effenen door het in standhouden van de infrastructuur van LNG-vulpunten, zoals
beoogd met de Europese Richtlijn betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve
brandstoffen4. De infrastructuur voor fossiele LNG is tevens geschikt voor bio-LNG (vloeibaar gemaakt
biogas).
3. Hoofdlijnen van het voorstel
Op grond van deze subsidieregeling kan degene die voor eigen rekening en risico LNG
inkoopt voor en verkoopt bij een LNG-vulpunt gedurende twee jaar subsidie aanvragen,
in twee perioden van een jaar. De Minister verstrekt € 0,187 voor elke kilo LNG die
de aanvrager (de exploitant) verkoopt aan wegvervoerders. Aan de exploitant wordt
vervolgens de verplichting opgelegd dat hij het gehele subsidiebedrag in mindering
brengt op de verkoopprijs van LNG. Hiermee komt de subsidieverstrekking uiteindelijk
ten goede aan de wegvervoerders die LNG gebruiken als brandstof. Wegvervoerders zijn
de ondernemingen die voertuigen gebruiken die op LNG kunnen rijden.
De subsidie wordt verleend aan de hand van de aantallen verkochte kilo’s LNG aan wegvervoerders
in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de prognose
van de verkoop in het daaropvolgende jaar. Hierbij mag de totale aanvraag niet meer
bedragen dan 130% van de hoeveelheid verkochte LNG in het jaar voorafgaand aan de
aanvraag. Mocht het subsidieplafond worden overschreden als alle aanvragen zouden
worden gehonoreerd, dan wordt die overschrijding per exploitant met een voor elke
exploitant gelijk percentage in mindering gebracht op het te verlenen subsidiebedrag.
Op grond van de daadwerkelijk verkochte aantallen kilo’s LNG, vindt na afloop van
het subsidiejaar vervolgens de vaststelling plaats.
De subsidie wordt verstrekt per kalenderjaar. Het voorschot dat wordt verstrekt bij
de verlening is maximaal 60%.
De te verstrekken subsidiebedragen zullen per exploitant naar verwachting meer dan
€ 125.000,– bedragen. Conform het Kaderbesluit subsidies I en M wordt in dat geval
bij subsidieverstrekking de procedure gevolgd waarbij twee aanvragen worden gedaan
(verlening en vaststelling). Elke aanvraag wordt gevolgd door een beschikking. De
regeling wordt namens de Minister uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO.nl).
In deze regeling wordt onder LNG zowel vloeibaar gemaakt aardgas als vloeibaar gemaakt
biogas verstaan. Mogelijkerwijs kan in 2021 in beperkte mate bio-LNG worden getankt
in Nederland. Om die reden is in de regeling ook bio-LNG onder de reikwijdte van het
begrip LNG gebracht. Indien bio-LNG gedurende de looptijd van deze regeling op de
markt zou komen, ook al zou dat vooralsnog in beperkte mate zijn, dan is deze regeling
ook op deze vorm van LNG van toepassing. De regeling draagt mede bij aan het effenen
van het pad naar het gebruik van bio-LNG. Infrastructuur voor LNG is tevens direct
te gebruiken voor bio-LNG.
4. Verhouding tot Europees recht
§ 4.1 EU-Verordening broeikasgasemissiereducties5
Deze verordening legt verplichtingen vast voor de lidstaten met betrekking tot de
minimumbijdragen die zij in de periode 2021 tot en met 2030 moeten leveren om het
streefdoel van de Unie te halen, namelijk haar uitstoot van broeikasgassen in de door
artikel 2 van deze verordening bestreken sectoren in 2030 aanzienlijk te hebben verminderd
in vergelijking met het niveau van 2005. Bij deze verordening worden tevens regels
vastgesteld voor het bepalen van de jaarlijkse emissieruimten en voor de evaluatie
van de vorderingen van de lidstaten ten aanzien van het leveren van hun minimumbijdrage.
Deze subsidieregeling kan een bijdrage leveren aan het behalen van deze doelstelling.
§ 4.2 Resolutie Europees Parlement inzake EU-strategie voor vloeibaar aardgas en gasopslag6
In deze resolutie overweegt het Europese Parlement onder meer dat het gebruik van
LNG aan Europa kansen biedt, zowel om voor meer concurrentievermogen te zorgen door
een neerwaartse druk op de aardgasprijzen uit te oefenen als om de voorzieningszekerheid
te vergroten. In deze kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie, vermeldt
het Parlement vijf elkaar wederzijds versterkende en onderling nauw verbonden dimensies:
-
– energiezekerheid;
-
– een volledig geïntegreerde Europese energiemarkt;
-
– energie-efficiëntie;
-
– een koolstofarme economie;
-
– onderzoek, innovatie en concurrentievermogen.
Bij de verwezenlijking van het doel van een schokbestendige energie-unie, speelt een
interne energiemarkt waarin LNG en gasopslag volledig zijn geïntegreerd, een belangrijke
rol volgens de Resolutie.
§ 4.3 Richtlijn uitrol infrastructuur alternatieve brandstoffen7
Deze richtlijn heeft tot doel de energiezekerheid voor het transport te stimuleren
en de milieu-impact van het gebruik van de huidige fossiele brandstoffen terug te
dringen. In artikel 9 van de richtlijn is vermeld dat een gebrek aan dekkende infrastructuur
een belemmering vormt voor de uitrol van alternatieve brandstoffen, zoals bio-LNG.
Met het Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen en de daarop gebaseerde Regeling
technische eisen en gebruikersinformatie over de infrastructuur van alternatieve brandstoffen
is deze Richtlijn in Nederland geïmplementeerd.
§ 4.4 Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie geeft in artikel 107 aan wanneer
er sprake is van verboden steunmaatregelen. Het moet dan gaan om maatregelen die worden
bekostigd met staatsmiddelen, die de mededinging (dreigen te) vervalsen en het handelsverkeer
tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden en daarmee onverenigbaar zijn met de interne
markt. Hiervan is in geval van de onderhavige regeling geen sprake. Net zoals bij
de vervallen teruggaafregeling van de Minister van Financiën, komt het voordeel van
de regeling ten goede aan de wegvervoerders die LNG gebruiken voor hun voertuigen.
Zo profiteren ook buitenlandse wegvervoerders, die in Nederland LNG tanken, van de
regeling.
5. Verhouding tot nationaal recht
§ 5.1 Klimaatwet en Klimaatakkoord
Op 12 december 2015 heeft Nederland, als onderdeel van de Europese Unie en als Koninkrijk
der Nederlanden, de Overeenkomst van Parijs gesloten8. Met de Overeenkomst van Parijs zetten landen in op het beperken van de mondiale
gemiddelde temperatuurstijging tot ruim beneden de twee graden, met het streven deze
tot anderhalve graad te beperken om de risico's en impact van klimaatverandering te
verminderen. De Klimaatwet die op 1 september 2019 in werking is getreden, verankert
de wijze waarop het Nederlandse klimaatbeleid invulling geeft aan deze verplichtingen
in Nederlandse wetgeving voor wat betreft het zogenaamde mitigatiedeel. Hiertoe is
in de wet vastgelegd dat de uitstoot van broeikasgassen uiterlijk in 2050 met ten
minste 95% gereduceerd dient te zijn ten opzichte van 1990, om zo een klimaat neutrale
samenleving te kunnen bewerkstelligen. Die doelstelling wordt gehaald met een tussendoel
van minus 55% in 2030, ten opzichte van 1990. Deze subsidieregeling sluit tevens aan
op het Klimaatakkoord waarin is aangegeven dat gestreefd wordt naar de verduurzaming
van het wegvervoer.
§ 5.2 Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen
De subsidieregeling is indirect ondersteunend aan het Besluit infrastructuur alternatieve
brandstoffen, dat de Richtlijn implementeert betreffende de uitrol van infrastructuur
voor alternatieve brandstoffen, waaronder LNG (zie paragraaf 4.3). Deze Subsidieregeling
LNG is een van de bestedingsdoelen van de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor
het realiseren van de klimaatambitie van het kabinet. De infrastructuur voor LNG is
tevens geschikt voor bio-LNG, en kan derhalve meteen gebruikt worden als deze biobrandstof
in Nederland op de markt komt.
§ 5.3 Algemene wet bestuursrecht
Een nationaal bestuursrechtelijke kader voor deze subsidieregeling wordt gevormd door
de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het bijzonder titel 4.2 uit deze wet, die
ziet op subsidies. In artikel 4:23, eerste lid, van deze wet is aangegeven dat een
bestuursorgaan slechts subsidie verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat
regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Deze subsidieregeling
LNG is een dergelijk wettelijk voorschrift.
§ 5.4 Juridische grondslag regeling
De Kaderwet subsidies I en M en het Kaderbesluit subsidies I en M hebben als doel
de procedureregels van de door de Minister van I en W verstrekte subsidies te harmoniseren.
In artikel 3 van de Kaderwet is aangegeven dat de Minister subsidies kan verstrekken
voor activiteiten die passen in het beleid ter zake van een aantal milieu gerelateerde
onderwerpen. Verkeer en vervoer (Kaderwet, artikel 3, tweede lid, onder f) zijn twee
van die onderwerpen.
Op grond van de Kaderwet kan in afzonderlijke ministeriële regelingen worden bepaald
wie wanneer voor welke activiteiten subsidie zal kunnen aanvragen. De onderhavige
subsidieregeling is zo’n ministeriële regeling. Voor de uitvoering van deze regeling
moet ook het Kaderbesluit worden geraadpleegd, want daarin zijn procedureregels en
begripsbepalingen opgenomen die tevens op de uitvoering van deze regeling van toepassing
zijn. Zo is in artikel 4 van het Kaderbesluit bepaald dat bij ministeriële regeling
in elk geval nadere regels kunnen worden gesteld over onder meer het doel van de subsidie,
de vorm van de subsidie en de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verstrekt.
6. Administratieve lasten
Een subsidieaanvraag kan eens per jaar worden ingediend op digitale wijze. Zowel bij
de aanvraag tot verlening als bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt
de exploitant gevraagd enkele documenten te uploaden. De inschatting is dat met het
doen van een aanvraag maximaal 5 uur gemoeid zal zijn. Het gaat hierbij om het bekend
raken met de subsidieregeling, het invullen van het aanvraagformulier, het vergaren
van de informatie omtrent het verkochte aantal kilo’s LNG en het verzamelen en scannen
van de documenten die als bijlagen worden geüpload. Per kalenderjaar zal één aanvraag
voor het verlenen van subsidie en één voor het vaststellen van subsidie worden gedaan.
Het gaat om vier aanvragen (aanvragen tot verlening en vaststelling in 2020 en 2021),
waarmee naar schatting in het totaal 20 uur voor de vier aanvragen gemoeid zal zijn.
De werkzaamheden zullen naar verwachting worden uitgevoerd door medewerkers met een
gemiddeld uurloon van maximaal € 50. De maximale totale administratieve lasten ten
aanzien van de gehele regeling voor aanvragers worden daarmee geschat op ongeveer
€ 1.000,– per aanvrager. Dit bedrag is exclusief de kosten voor de accountantscontrole
ten behoeve van de aanvraag tot vaststelling in 2020 en in 2021.
De regeling is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Dit college
toetst voorgenomen wet- en regelgeving op regeldrukeffecten. In haar advies over deze
regeling geeft het ATR aan dat de regeldruk correct in beeld is gebracht. Naar aanleiding
van onder meer het advies van het ATR is de toelichting aangepast in die zin dat in
paragraaf 8 van de algemene toelichting en in de artikelsgewijze toelichting op artikel
2, nader wordt ingegaan op de uitkomst van de, op het tijdstip van publicatie van
deze regeling, meest recente praktijktesten en onderzoeken op het gebied van stikstofuitstoot
van voertuigen die op LNG rijden.
7. Risicoanalyse en beheersmaatregelen
Zoals bepaald in de Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking is
bij de totstandkoming van deze regeling een risicoanalyse uitgevoerd. Een van de belangrijkste
risico’s die hieruit naar voren kwam heeft betrekking op de vraag hoe door de subsidieverstrekker
kan worden vastgesteld dat fluctuaties van de prijs van LNG, exclusief de subsidie,
uitsluitend veroorzaakt worden door prijswisselingen op de LNG-markt waar LNG wordt
ingekocht door de aanvragers van subsidie, en niet veroorzaakt worden door de overheidssubsidie.
Met andere woorden: de subsidiëring mag geen invloed hebben op de prijs van LNG, exclusief
subsidie. Om dat risico op aanvaardbare wijze trachten te beheersen is in de regeling
de verplichting opgenomen dat de subsidie op LNG niet mag leiden tot een verhoging
van de prijs van deze brandstof, exclusief subsidie.
RVO.nl voert controles uit waarbij wordt getoetst of de subsidieontvangers voldoen
dan wel hebben voldaan aan de verplichtingen die zijn verbonden aan de subsidieverstrekking.
Hier valt ook onder dat RVO.nl inzage heeft in de gegevens van de aanvrager waaruit
moet blijken hoe de verkoopprijs van LNG tot stand is gekomen. Gelet op het relatief
beperkt aantal aanvragers is de kans groot dat een exploitant onderworpen zal worden
aan zo’n controle.
8. Doelmatigheid
Voor deze regeling is € 8.000.000,– beschikbaar, minus de uitvoeringskosten die geschat
worden op maximaal 4%.
LNG-bedrijfsvoertuigen hebben motoren die voldoen aan de Europese milieunormen voor
Euro VI–motoren9, zoals opgenomen in de Verordening (EG) Nr. 595/2009 betreffende de typegoedkeuring
van motorvoertuigen en motoren. Het gebruik van LNG heeft, in vergelijking met diesel,
kleine milieuvoordelen ten aanzien van de uitstoot van broeikasgassen. De vermindering
van de uitstoot van broeikasgassen neemt sterk toe bij gebruik van bio-LNG. De mate
waarin de voordelen van het gebruik van LNG ten opzichte van diesel behaald worden
hangt onder meer samen met de toegepaste LNG-technologie en de afstellingen van het
voertuig dat op LNG rijdt. De optimale afstelling van de LNG-motoren is hierbij van
belang. De afstellingen van het voertuig is de verantwoordelijkheid van de fabrikant.
In opdracht van het ministerie van I en W en het bedrijfsleven, worden door TNO praktijkemissiemetingen uitgevoerd waarbij de milieuvoordelen van onder andere LNG-voertuigen
worden onderzocht. De resultaten van de onderzoeken worden door TNO gepubliceerd in
openbare rapporten. Deze onderzoeken geven inzicht in de milieubaten en leveren een
goede bijdrage aan de kennis over het optimaliseren van het gebruik van LNG en de
afstelling van de voertuigen, om tot een zo gering mogelijke uitstoot van onder meer
CO2 te komen. De resultaten van onderzoeken naar emissies van LNG-voertuigen zijn ook
vermeld in de evaluatie van de teruggaafregeling (Wet accijns artikel 71i) door Ecorys
uit 2018.
Daarnaast is het van belang dat de motoren van voertuigen die op LNG rijden stiller
zijn dan de dieselvarianten, hetgeen met name een voordeel is voor de inwoners van
stedelijke gebieden, waar deze vrachtauto's worden ingezet bij de bevoorrading van
winkels zoals supermarkten.
9. Consultatie
§ 9.1 Reacties naar aanleiding van de consultatie
In de periode van 11 september 2019 tot en met 9 oktober 2019 is een ieder, via publicatie
van een ontwerp van deze regeling op internetconsultatie.nl, in de gelegenheid gesteld
op de conceptregeling te reageren. In het totaal zijn 20 reacties binnengekomen. De
meeste reacties (17) waren afkomstig van het bedrijfsleven, een van een ngo en twee
van particulieren.
Het merendeel van de reacties is positief over de regeling. In deze reacties wordt
ingegaan op de voordelen van het gebruik van de brandstof LNG, ten opzichte van die
van het gebruik van diesel, voor de reductie van broeikasgassen. Hierbij wordt ook
benadrukt dat het pad naar bio-LNG grotere voordelen op zal leveren ten aanzien van
de CO2-reductie. In een aantal reacties wordt gevraagd om regeling uitsluitend voor bio-LNG
open te stellen of het subsidiebedrag voor bio-LNG hoger te stellen.
§ 9.2 Naar aanleiding van de reacties
Bio-LNG wordt in het Klimaatakkoord gezien als transitiebrandstof op de weg naar zero-emissie
voor zwaar wegvervoer. Een differentiatie bleek niet mogelijk. De keuze om LNG naast
bio-LNG te stimuleren is gemaakt omdat bio-LNG op dit moment nog onvoldoende op de
markt beschikbaar is vanwege hoge productiekosten. Om op termijn de overgang naar
bio-LNG snel mogelijk te maken is het nodig om de huidige infrastructuur voor LNG
te behouden en de toename van het aantal zware bedrijfsauto's (type N3) die op LNG
rijden (en niet op diesel rijden), te stimuleren. De afgelopen jaren is ook geïnvesteerd
in de infrastructuur voor LNG. Deze infrastructuur is namelijk direct inzetbaar voor
bio-LNG en een stimulering van de infrastructuur is nodig om de vraag te laten toenemen.
Zware LNG-bedrijfsauto’s kunnen rijden op zowel LNG gemaakt van vloeibaar aardgas
als op bio-LNG. Een toenemende afzetmarkt zal naar verwachting een positieve invloed
hebben op de ontwikkeling en het zo spoedig mogelijk in Nederland op de markt zetten
van bio-LNG. In een aantal reacties wordt gerefereerd aan een rapport van Transport
& Environment (T&E, ‘Do gas trucks reduce emissions’, 2019). Hierin zijn praktijktesten
van TNO aangehaald die soms een wisselend beeld schetsen van de voordelen van LNG
ten opzichte van diesel. De prestaties ten aanzien van luchtkwaliteit zouden in een
test beneden de prestaties van een dieseltruck liggen. In hoofdstuk 8 van deze Toelichting
is tevens nader ingegaan op dit rapport. Een belangrijke conclusie uit dit rapport
is dat het behalen van de milieuvoordelen van de brandstof gedeeltelijk afhankelijk
is van de juiste afstellingen van de LNG-voertuigen. Deze testen leveren een goede
bijdrage aan de kennis over het optimaliseren van het gebruik van LNG en de afstelling
van deze voertuigen. Zo scoorde de truck die in de eerdere test mindere resultaten
liet zien, in een nieuwe test (TNO-2018-R11448), na betere afstelling wel goed in
de praktijk. Ook nieuwe modellen laten resultaten zien die passen bij de voordelen
die de brandstof LNG kan bieden. Het rapport bevestigt overigens ook de CO2-voordelen van LNG ten opzichte van diesel, welke toenemen bij de inzet van bio-LNG.
Tot slot werd in een reactie voorgesteld de regeling ook open te stellen voor LPG.
Gelet op het feit dat deze regeling zich richt op zwaar wegtransport, waar elektrificatie
op korte termijn nog niet haalbaar is, is ervoor gekozen om de regeling alleen op
LNG te richten.
10. Uitvoering
De subsidieregeling wordt uitgevoerd door RVO.nl namens de Minister voor Milieu en
Wonen. RVO.nl is betrokken geweest bij het opstellen van de regeling en heeft een
uitvoeringstoets en een risico-inventarisatie uitgevoerd. Op basis hiervan worden
geen substantiële problemen bij de uitvoering van deze regeling verwacht.
11. Inwerkingtreding en horizonbepaling
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020. Hiermee wordt afgeweken
van de in het vierde lid van artikel 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving
genoemde geldende minimum invoeringstermijn van twee maanden. Hiertoe wordt overgegaan
omdat hiermee ongewenste nadelen worden voorkomen. Het later in werking laten treden
van deze regeling zou ertoe leiden dat pas later in 2020 een aanvraag kan worden ingediend
en dat dus ook op een later tijdstip beschikt kan worden op deze aanvragen om subsidie.
Er is tijdig een vooraankondiging gedaan van de regeling op de website van RVO.nl
en er is ook op andere wijze gecommuniceerd met de doelgroep. De sector is hiermee
goed op de hoogte gebracht van de regeling. De regeling geldt voor een periode van
twee jaar en vervalt op 1 januari 2022.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 1 bevat de begripsbepalingen die van belang zijn voor deze regeling. Een aantal
begrippen, zoals ‘aanvrager’ en ‘ondernemer’ is reeds gedefinieerd in de Kaderwet
of het Kaderbesluit en derhalve niet in de begripsbepaling van deze subsidieregeling
opgenomen. Een aantal begripsbepalingen wordt hieronder nader toegelicht.
Exploitant
De aanvraag wordt ingediend door de exploitant. Hij is degene voor wiens rekening
en risico de exploitatie van de LNG plaatsvindt omdat de exploitant de LNG inkoopt
en vervolgens verkoopt bij een vulpunt. Als verkoper bepaalt hij de prijs van LNG
aan de pomp en ontvangt hij de daarmee gemoeide opbrengsten. Hij is dan ook risicodrager
ten aanzien van economische en financiële gevolgen van deze exploitatie en hij kan
de verlaging van de LNG-prijs bij het vulpunt bewerkstelligen.
De exploitant kan de eigenaar zijn van een LNG-vulpunt, maar hij kan ook degene zijn
die een exploitatieovereenkomst heeft gesloten met de eigenaar van het vulpunt, of
bijvoorbeeld degene die een opstalrecht hiervoor heeft gevestigd. Als aanvrager dient
hij aan te tonen dat de verkoop plaats vindt voor zijn rekening en risico en hij als
exploitant de prijs van LNG aan de pomp kan bepalen. Hij kan dit doen door middel
van het overleggen van documenten, zoals de inkoopfacturen van de brandstoffen en
een exploitatieovereenkomst.
LNG
LNG (Liquefied Natural Gas) is een vloeistof die ontstaat als aardgas tot -162°C wordt
afgekoeld. In vloeibare vorm heeft LNG ongeveer zeshonderd keer minder volume dan
aardgas, hetgeen voordelen biedt met betrekking tot opslag en transport. In deze regeling
is bio-LNG, die wordt gemaakt van biogas, ook onder de definitie van LNG gebracht.
Bio-LNG is biogas en is geen fossiele brandstof. Bio-LNG is op het tijdstip van inwerkingtreding
van deze regeling overigens nog nauwelijks beschikbaar in Nederland. Het is echter
wel van belang om de weg naar de productie en het gebruik van bio-LNG te effenen.
Enerzijds door de stimulering van het gebruik van LNG en de aanschaf van LNG-voertuigen,
anderzijds door de infrastructuur van LNG, die ook geschikt is voor bio-LNG, in stand
te houden, dan wel te vergroten (zie ook toelichting in paragraaf 4.2 en 4.3).
LNG-vulpunt
Een LNG-vulpunt is een tankstation waar LNG kan worden getankt. De korting op LNG
wordt gegeven door de exploitant die subsidie heeft ontvangen. Voor het vulpunt moet
een vergunning zijn afgegeven en het moet toegankelijk zijn voor elk LNG-voertuig.
Vergunning
Degene die een subsidie aanvraagt in het kader van deze regeling dient een afschrift
van de vergunning voor een LNG-vulpunt te overleggen bij de aanvraag. Dit om er zeker
van te zijn dat de subsidie alleen terecht komt bij LNG-vulpunten die voldoen aan
wet- en regelgeving. Een vulpunt is een inrichting in de zin van artikel 1.1, vierde
lid van de Wet milieubeheer. Op grond van artikel 2.1, tweede lid en bijlage 1, onder
4.4, onderdeel m, van het Besluit omgevingsrecht is een LNG-vulpunt vergunning plichtig.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet en daarmee van onder meer het Besluit
activiteiten leefomgeving, zullen op de vergunningplicht van het LNG-vulpunt de artikelen
3.296, eerste lid en artikel 3.297, van het Besluit activiteiten leefomgeving van
toepassing zijn.
Wegvervoerders
De wegvervoerders zijn de ondernemingen die uiteindelijk profiteren van de subsidie.
Zij kunnen immers in 2020 en 2021 voor een lager bedrag LNG tanken dan zij zouden
doen zonder subsidie. Wegvervoerders zijn de ondernemingen die LNG-voertuigen in gebruik
hebben (al dan niet als eigenaar) en LNG tanken bij de exploitant. De getankte LNG
mag alleen verkocht worden voor de voortstuwing van het betreffende LNG-voertuig.
Er zijn voertuigen die voornamelijk op LNG rijden, maar deels ook op diesel kunnen
rijden. Ook op deze voertuigen is de regeling van toepassing. De regeling beoogt een
stimulans te geven ten aanzien van gebruik van LNG door met name de zware bedrijfsauto’s
(type N3) en impliciet de aanschaf van LNG-voertuigen (in plaats van dieseltrucks).
Voor dergelijke zware voertuigen zal elektrificatie niet op korte termijn gerealiseerd
kunnen worden en daarom biedt LNG een kans om dit wegvervoer te verduurzamen. Op het
tijdstip van vaststellen van deze subsidieregeling rijden er ook een gering aantal
type N2 bedrijfsauto’s en bussen (M2/M3) op LNG. Voor deze modaliteiten is het beleid
van de regering gericht op de stimulering van elektrificatie.
Artikel 2 Doel
Deze regeling heeft de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen tot doel. Door
het gebruik van bio-LNG in de toekomst zullen deze milieueffecten weer groter zijn.
Bio-LNG is op het tijdstip van inwerkingtreding van de regeling nog onvoldoende op
de markt beschikbaar vanwege hoge productiekosten. Om op termijn de overgang naar
bio-LNG mogelijk te maken is het nodig om de huidige infrastructuur voor LNG te behouden
en het gebruik van LNG-trucks (in plaats van) dieseltrucks te stimuleren. De afgelopen
jaren is ook geïnvesteerd in de infrastructuur voor LNG. Deze infrastructuur is immers
direct inzetbaar voor bio-LNG en uitbreiding van de infrastructuur is nodig om de
vraag naar bio-LNG te doen toenemen. LNG-voertuigen kunnen rijden op zowel fossiele
LNG als op bio-LNG. Een groeiende afzetmarkt zal naar verwachting een positieve invloed
hebben op de ontwikkeling van bio-LNG.
Artikel 3 Subsidiabele activiteiten
Op grond van deze regeling verstrekt de Minister subsidie aan en exploitant, met het
doel de prijs van LNG bij het vulpunt te verlagen ten behoeve van wegvervoerders.
Artikel 4 Hoogte subsidie
Het bedrag van de teruggave van betaalde accijns op LNG in de fiscale teruggaafregeling
die is vervallen per 1 januari 2019, was € 0,125 per kilo LNG. Uitgangspunt bij het
opstellen van deze subsidieregeling was om, voor zover mogelijk, zo nauw mogelijk
aan te sluiten bij de teruggaafregeling. Omdat deze subsidieregeling een jaar na afloop
van de teruggaafregeling in werking treedt en derhalve een looptijd heeft van twee
jaar en niet van drie jaar, heeft de Minister besloten om hiervoor een compensatie
toe te passen in de regeling: voor 2020 en 2021 is het subsidiebedrag gesteld op 150%
van het bedrag uit de teruggaafregeling. Dit betekent dat de minister in 2020 en 2021
aan de exploitant een subsidie verstrekt van € 0,187 per kilo LNG die wordt verkocht
aan een wegvervoerder.
Artikel 5 Subsidieplafonds
In dit artikel wordt voor 2020 het subsidieplafond vastgesteld op € 3.000.000,–. Voor
2021 gebeurt dit in een apart besluit van de Minister dat wordt gepubliceerd in de
Staatscourant. Het opnemen van subsidieplafonds in de regeling voorkomt de overschrijding
van het bedrag dat jaarlijks beschikbaar wordt gesteld. Mocht sprake zijn van onderschrijding
van het subsidiebedrag in 2020, dan is het de bedoeling dat het resterende subsidiebedrag
op grond van het derde lid wordt toegevoegd aan het budget voor 2021.
Artikel 6 Verdelingsregime
eerste lid
In het Kaderbesluit is bepaald dat wordt voorzien in de vaststelling van een subsidieplafond
en dat de wijze van verdeling moet zijn opgenomen in de regeling. Ten aanzien van
de verdeling van het per jaar vastgestelde bedrag geldt dat alle aanvragen op hetzelfde
moment, dus niet op volgorde van binnenkomst, worden behandeld, namelijk na afloop
van de periode waarin de aanvraag kan worden ingediend.
tweede lid
Als het subsidieplafond overschreden zou worden als alle aanvragen voor het betreffende
subsidiejaar zouden worden gehonoreerd, dan worden de te verlenen bedragen naar rato
per aanvrager gelijkelijk verminderd. Hierbij wordt het bedrag waarmee het plafond
is overschreden, op elke aanvraag procentueel in mindering gebracht. Dus als bijvoorbeeld
de toekenning van alle aanvragen tezamen in het totaal een overschrijding van het
subsidieplafond van 20% zou betekenen, dan wordt bij elke verlening het bedrag per
aanvrager in elk geval 20% lager gesteld.
Artikel 7 Betaling
Uit oogpunt van het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidie worden
de voorschotten overgemaakt naar een rekening die op naam staat van de aanvrager.
Artikel 8 Aanvraagperioden subsidieverlening
De subsidie wordt per kalenderjaar verstrekt. Voor zowel 2020 als 2021 kan de aanvrager
zijn aanvraag indienen van 2 januari tot en met 31 januari van het subsidiejaar waarvoor
de exploitant subsidie aanvraagt.
Artikel 9 Vereisten aanvraag subsidieverlening
eerste lid
De aanvraag wordt gedaan met gebruikmaking van een digitaal formulier dat op de website
staat van RVO.nl. De aanvrager vult het aanvraagformulier in en moet een aantal documenten
uploaden. De website is te vinden onder RVO.nl.
tweede lid
Voor de aanvraag tot verlening voor de kalenderjaren 2020 en 2021 geldt het vereiste
van het overleggen van een afschrift van de vergunning voor het LNG-vulpunt en een
document waaruit blijkt dat de exploitatie van het vulpunt voor rekening en risico
van de aanvrager komt, dat wil zeggen dat hij degene is die de LNG inkoopt en verkoopt.
Dit kan bijvoorbeeld blijken uit inkoopfacturen, een exploitatieovereenkomst of een
bewijs van vestiging van het opstalrecht van het vulpunt. Kortom, het gaat erom dat
de exploitant in de zin van de regeling, degene is voor wiens rekening en risico de
exploitatie van de LNG plaatsvindt. Hij is dan ook risicodrager ten aanzien van economische
en financiële gevolgen van deze exploitatie en hij is degene die de verlaging van
de prijs bij de het vulpunt bewerkstelligt.
Daarnaast overlegt de aanvrager een opgave van het aantal kilo’s LNG die hij heeft
verkocht in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor hij subsidie aanvraagt. Tenslotte
levert de exploitant een prognose aan van het aantal kilo’s LNG dat hij verwacht te
verkopen in het subsidiejaar waarvoor hij aanvraagt. Op basis van die gegevens tezamen
bepaalt de Minister het bedrag van de subsidieverlening, met een maximum van 130%
van de verkochte hoeveelheid LNG in het voorafgaande jaar (zie vierde lid).
derde lid
Het derde lid ziet op de situatie dat geen verkoopoverzicht van een voorafgaand jaar
kan worden overgelegd, bijvoorbeeld als een exploitant een nieuw LNG-vulpunt exploiteert
dat niet (of niet in het gehele) voorafgaande jaar in werking is geweest. In dat geval
mag hij volstaan met het indienen van de verkoopgegevens van een vergelijkbaar LNG-vulpunt
waarvan wel deze gegevens beschikbaar zijn.
vierde lid
Gebaseerd op de evaluatie van Ecorys uit 2018, wordt uitgegaan van een geleidelijke
toename van het aantal LNG-voertuigen. Gelet op de verwachte toename van de verkoop
van LNG, die hiervan het gevolg zal zijn, is in het vierde lid bepaald dat de in de
aanvraag vermelde hoeveelheid LNG maximaal 130% mag bedragen ten opzichte van de hoeveelheid
LNG die in het voorgaande jaar is verkocht.
Artikel 10 Subsidieverlening
eerste en tweede lid
Subsidieverlening geeft een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen. De subsidievaststelling
(Hoofdstuk 4) maakt die aanspraak onvoorwaardelijk. De beslistermijn is op basis van
het Kaderbesluit subsidies I en M, in deze regeling gesteld op 13 weken, met de mogelijkheid
om deze termijn te verlengen met nog eens 13 weken. In het algemeen neemt het afhandelen
van aanvragen en het nemen van beschikkingen aanzienlijk minder tijd in beslag.
derde lid
Artikel 4:31, eerste lid Awb, geeft aan dat in de beschikking tot subsidieverlening
het subsidiebedrag wordt vermeld alsmede de hoogte van de voorschotten. Het Kaderbesluit
schrijft in artikel 23, vijfde lid, voor dat de regeling het percentage van het voorschot
vermeldt. Het voorschot bij verlening bedraagt maximaal 60% van de het verleningsbedrag
dat voortvloeit uit de aanvraag, op basis van de verkoopcijfers uit het vorige jaar
en de prognose voor het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd tot maximaal de vermelde
130%.
Artikel 11 Aanvraagperioden subsidievaststelling
Voor de kalenderjaren 2020 en 2021 worden afzonderlijke aanvragen ingediend. De periode
waarin de exploitant zijn aanvraag kan indienen loopt van 2 januari tot en met 28 februari.
Voor het jaar 2021 geldt ook de deadline van 28 februari, ook al is 2020 een schrikkeljaar
en heeft de maand februari in dat jaar 29 dagen.
Artikel 12 Vereisten aanvraag subsidievaststelling
tweede lid
Artikel 24 van het Kaderbesluit geeft onder meer aan dat de subsidieontvanger bij
zijn aanvraag tot vaststelling een financiële verantwoording en een controleverklaring
overlegt. Een controleverklaring is een schriftelijke verklaring van de accountant,
inhoudende een oordeel over de juistheid, volledigheid en financiële rechtmatigheid
van een aanvraag tot subsidievaststelling. De controle moet voldoen aan de controlestandaarden
die door de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) zijn
vastgesteld. De accountant van de aanvrager gebruikt voor zijn controle het Model
Controleprotocol Subsidies I en W dat beschikbaar is via de website RVO.nl.
Artikel 13 Subsidievaststelling
Op grond van artikel 4:46 van de Awb kan de Minister de subsidie vaststellen overeenkomstig
de subsidieverlening of lager dan de subsidieverlening. De Minister zal in elk geval
het subsidiebedrag lager vaststellen als uit de aanvraag voor de vaststelling blijkt
dat in 2020 of 2021 uiteindelijk minder kilo’s LNG zijn verkocht dan waarvoor subsidie
is verleend. De subsidievaststelling vindt plaats binnen 13 weken na afloop van de
aanvraagperiode.
Artikel 14 Verplichtingen
In de artikelen 17 en 18 van het Kaderbesluit is een aantal verplichtingen vermeld
die de subsidieontvanger dient na te leven. In artikel 22, tweede lid, van het Kaderbesluit
subsidies I en M, is aangegeven dat ook andere verplichtingen kunnen worden opgenomen
in de regeling. Zo is in artikel 14, eerste lid, onder a, van de regeling de verplichting
opgenomen dat het gehele subsidiebedrag ten goede moet komen aan een verlaging van
de verkoopprijs van LNG bij het LNG-vulpunt. In sub b is aangegeven dat de subsidiëring
niet mag leiden tot een verhoging van de LNG-prijs zoals deze zou zijn zonder de subsidie.
Dat is de prijs zoals die voor wegvervoerders aan de pomp tot stand komt op basis
van de reguliere, al dan niet regionaal geldende, omstandigheden op de markt van vraag
en aanbod van LNG, dus zonder beïnvloeding van de subsidie als mogelijke prijsfactor.
Tenslotte wordt in dit lid van de subsidieontvanger gevraagd om de wegvervoerders
voor te lichten over de subsidie en de verlaging van de verkoopprijs als gevolg van
de subsidie. Het zijn uiteindelijk de wegvervoerders aan wie deze subsidie ten goede
komt.
Voorts is in het tweede lid onder meer de verplichting opgenomen dat subsidieontvangers
medewerking dienen te verlenen aan de controles die RVO.nl uitvoert ten aanzien van
de naleving van de subsidieverplichtingen. In het geval dat dergelijke controles plaatsvinden
moet in elk geval uit de administratie blijken hoeveel kilo’s LNG per maand zijn verkocht
in het betreffende jaar en voorts dat de verkoopprijs daadwerkelijk met € 0,187 per
kilo is verlaagd. Hier ligt de koppeling met het eerste lid in die zin dat aantoonbaar
moet zijn dat het feit dat LNG is gesubsidieerd, geen aanleiding heeft gegeven voor
een verhoging van de LNG-prijs zoals deze zou zijn zonder subsidie. De prijs van LNG
(zonder subsidie) fluctueert, maar de subsidiëring mag daar niet de oorzaak zijn.
Artikel 15 Afwijzingsgrond
In artikel 13 van het Kaderbesluit subsidies I en M is vermeld dat ook andere afwijzingsgronden
in een ministeriële regeling kunnen worden opgenomen dan die, vermeld in de artikelen
11 en 12 van het Kaderbesluit. In artikel 11 en 12 van het Kaderbesluit is onder meer vermeld dat een aanvraag wordt afgewezen indien niet wordt voldaan
aan de in het Kaderbesluit of deze regeling gestelde regels. Onverminderd deze artikelen
uit het Kaderbesluit, is in deze regeling gesteld dat subsidie in elk geval wordt
afgewezen als sprake is van een andere subsidie op grond waarvan subsidie is ontvangen
in eenzelfde periode en voor eenzelfde doel, namelijk het stimuleren van het gebruik
van LNG.
Artikel 16 Inwerkingtreding en horizonbepaling
De regeling treedt op 1 januari 2020 in werking en geldt voor een periode van twee
jaar.
In dit artikel is opgenomen dat de regeling na die twee jaar van toepassing blijft
op subsidies die voor 1 januari 2022 zijn verleend. Dit geldt bijvoorbeeld voor de
aanvraag voor de vaststelling van een subsidie die in 2021 is verleend.
De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer