Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 december 2019, nr. WJZ/17806953(10295), houdende wijziging van de bijlage bij het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten in verband met onder andere een verruiming van de doelgroep en een aanpassing met betrekking tot de mogelijke samenloop met de fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 7.1 juncto 7.7, tweede lid, van de Erfgoedwet en artikel 1.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING BIJLAGE BIJ HET BESLUIT VASTSTELLING BELEIDSREGELS INSTANDHOUDINGSSUBSIDIE WOONHUIS-RIJKSMONUMENTEN

De bijlage bij het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten wordt als volgt gewijzigd:

A

In paragraaf ‘3. Doelgroep’, tweede alinea, wordt de laatste volzin vervangen door drie volzinnen, die luiden: Een certificaathouder van aandelen in een NSW-NV of NSW-BV die aan de voornoemde fiscale eisen voldoet kan ook op grond van dit beleidskader subsidie aanvragen, als hij in de praktijk gelijk te stellen is aan een aandeelhouder van de NSW-NV of NSW-BV. Dit betekent dat tussen een certificaathouder en een aandeelhouder verschil in zeggenschap bestaat, maar dat de certificaathouder eenzelfde belang heeft bij de waardeontwikkeling van de aandelen als een aandeelhouder zou hebben. Waar in de volgende paragrafen van dit beleidskader van particuliere eigenaren wordt gesproken, worden daaronder ook steeds de NSW-aandeelhouders of de daaraan in de praktijk gelijk te stellen NSW-certificaathouders verstaan.

B

De paragraaf ‘5. Subsidiabele kosten en hoogte subsidie’ wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tweede alinea vervalt de tweede volzin en worden na de tweede volzin (nieuw) twee volzinnen ingevoegd, die luiden: Ook hoeft er bij de aanvraag – anders dan bij de Sim – geen instandhoudingsplan te worden ingediend om voor subsidie in aanmerking te komen (zie voor de aanvraagvereisten nader paragraaf 6). Verder zijn de in de Leidraad om budgettaire redenen voor de Sim niet subsidiabel gestelde kosten voor groene monumenten (onderhoudswerkzaamheden met 'prioriteit 2' en restauratiewerkzaamheden) wel subsidiabel op grond van dit beleidskader als ze betrekking hebben op de tot een rijksmonument met een woonfunctie behorende tuin.

2. In de laatste alinea wordt de laatste volzin vervangen door twee volzinnen, die luiden: Voor werkzaamheden die in 2019 zijn uitgevoerd maar zijn betaald in 2018, kan geen subsidie worden aangevraagd. Voor de uitgaven voor deze werkzaamheden is de fiscale aftrek over het jaar 2018 nog van toepassing.

C

Aan de vierde alinea van de paragraaf ‘6. Subsidieaanvraag’ wordt een volzin toegevoegd, die luidt: Indien sprake is van een onderhoudsproject dat in of vóór 2019 is aangevangen, mag de eigenaar ook met andere documenten dan een inspectierapport de noodzaak aantonen van de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt gevraagd.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Dit besluit wijzigt de bijlage bij het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten, het Beleidskader instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten (hierna: het beleidskader). Het betreft een verruiming van de doelgroep met certificaathouders van aandelen in een NSW-NV of NSW-BV (zie nader hieronder), een aanpassing met betrekking tot de samenloop met de fiscale aftrek voor monumentenpanden, alsmede een aantal kleinere (overwegend technische) aanpassingen en verduidelijkingen.

Aanpassing ter verruiming van de doelgroep met certificaathouders van aandelen in een NSW-BV of NSW-NV (artikel I, onderdeel A)

Op grond van het beleidskader is reeds mogelijk dat subsidie wordt aangevraagd door aandeelhouders van een naamloze of besloten vennootschap als bedoeld in artikel 10.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het gaat hier kortgezegd om een naamloze of besloten vennootschap die een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 als het belangrijkste of enige bezit heeft en waarvan de werkzaamheden uitsluitend of hoofdzakelijk bestaan uit de instandhouding van dat landgoed (hierna: NSW-NV, respectievelijk NSW-BV).1 Deze aandeelhouders kunnen op grond van het beleidskader – naar rato van hun aandeel in de NSW-NV of NSW-BV die het landgoed in eigendom heeft – subsidie aanvragen ten behoeve van de rijksmonumenten met een woonfunctie die deel uitmaken van het landgoed. Met deze wijziging is (ter uitvoering van een aan de Eerste Kamer gedane toezegging)2 mogelijk gemaakt dat ook certificaathouders van aandelen in een NSW-NV of NSW-BV – op gelijke voet als aandeelhouders – subsidie kunnen aanvragen op grond van het beleidskader. Daartoe is wel vereist dat de certificaathouder in de praktijk gelijk is te stellen aan een aandeelhouder van de NSW-NV of NSW-BV. Dit betekent dat tussen een certificaathouder en een aandeelhouder weliswaar verschil in zeggenschap kan bestaan, maar dat de certificaathouder eenzelfde belang dient te hebben bij de waardeontwikkeling van de aandelen als een aandeelhouder.

Aanpassing met betrekking tot de subsidiabele kosten (artikel I, onderdeel B, onder 1)

Ter voorkoming van misverstanden is de tweede volzin van paragraaf 5 van het beleidskader geschrapt. Deze zin kon zo geïnterpreteerd worden dat op grond van het beleidskader alleen de kosten uit de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten (hierna: de Leidraad) subsidiabel zijn die ook subsidiabel zijn bij de Subsidieregeling instandhoudingskosten monumenten (hierna: Sim). Dat is uitdrukkelijk niet de bedoeling, want het beleidskader heeft behalve op onderhoudswerkzaamheden en klein herstel, waartoe de Sim zich beperkt, ook betrekking op restauratiewerkzaamheden.

Ook zijn in deze alinea twee zinnen toegevoegd, die de toepassing van de Leidraad voor het beleidskader nader duiden. De Leidraad bevat namelijk een aantal passages die specifiek op de Sim zijn toegesneden, en die derhalve niet van toepassing zijn op dit beleidskader. Het gaat ten eerste om de passages in hoofdstuk 1.2 van de Leidraad die betrekking hebben op de indieningsvereisten voor een subsidieaanvraag op grond van de Sim (met name het meerjarige instandhoudingsplan). In de tekst van het beleidskader is verduidelijkt dat een eigenaar geen meerjarig instandhoudingsplan bij de aanvraag hoeft te voegen. Uiteraard mag een eigenaar wel een meerjarig instandhoudingsplan maken en de kosten daarvan (eenmalig) bij een subsidieaanvraag op grond van het beleidskader opvoeren. Ten tweede gaat het om een aantal passages in hoofdstuk 1.2 en 1.3 over de beperking van de subsidiabele kosten voor groene monumenten, specifiek voor de Sim. Voor groene monumenten zijn om budgettaire redenen niet alle in de Leidraad opgenomen instandhoudingskosten subsidiabel gesteld voor de Sim. Die beperking geldt niet voor het beleidskader. Het beleidskader beperkt de subsidiabele kosten voor groene monumenten overigens wel tot de kosten van instandhoudingswerkzaamheden aan dat deel van groene monumenten dat is aan te merken als een tot het rijksmonument met een woonfunctie behorende tuin.

Aanpassing met betrekking tot samenloop subsidie en fiscale aftrek voor monumentenpanden (artikel I, onderdeel B, onder 2)

Ten tweede is aan het einde van paragraaf 5 een aanpassing gedaan met betrekking tot de mogelijke samenloop tussen de met ingang van 1 januari 2019 vervallen fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden (hierna: de fiscale aftrek) en de per die datum ingevoerde subsidie op grond van het beleidskader. Deze samenloop kan zich voordoen doordat op grond van het beleidskader subsidie wordt verstrekt voor kosten die zien op werkzaamheden die in 2019 zijn uitgevoerd, terwijl voor de toepassing van de fiscale aftrek het moment van betaling van de kosten bepalend is. Zo zou in theorie voor kosten die in 2018 zijn vooruitbetaald ten aanzien van werkzaamheden die in 2019 worden uitgevoerd zowel fiscale aftrek als een subsidieaanvraag mogelijk zijn. Een dergelijke samenloop is niet beoogd. Dit is reeds tot uitdrukking gebracht in een brief van 24 december 2018 die monumenteigenaren van de RCE ontvangen hebben. Dit is evenwel per abuis niet juist tot uitdrukking gebracht in het beleidskader.

De aanpassing in het beleidskader brengt zoals beoogd tot uitdrukking dat geen subsidie kan worden aangevraagd voor kosten waarvoor over het jaar 2018 nog de fiscale aftrek kan worden toegepast, en zorgt daarmee voor een scherpe afbakening tussen fiscale aftrek en subsidie op grond van het beleidskader. Het op andere wijze vormgeven van het voorkomen van samenloop maken de uitvoering van het beleidskader en het daaraan in de fiscaliteit gekoppelde herstel in de aangifte over het jaar 2020 – van de als gevolg van het in dat jaar ontvangen subsidie ten onrechte genoten aftrek over het jaar 2018 – voor zowel de monumenteigenaar als de uitvoeringsinstanties onnodig complex.

Aanpassing met betrekking tot het aanvraagvereiste van een inspectierapport (artikel I, onderdeel C)

Op grond van het beleidskader moet bij een aanvraag een inspectierapport worden gevoegd, indien in de aanvraag ten aanzien van een rijksmonument voor meer dan € 70.000,– aan kosten is opgenomen. Eigenaren kunnen veelal alleen aan het aanvraagvereiste van een inspectierapport voldoen als zij dat voorafgaand aan die werkzaamheden laten opstellen. Dit aanvraagvereiste werd pas formeel duidelijk met de publicatie van het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten op 15 februari 2019 (Stcrt. 2019, 7987), en eigenaren die al voor die tijd met een onderhoudsproject waren gestart hebben daar geen rekening mee kunnen houden. Gelet daarop wordt in het beleidskader een ruimere regeling getroffen voor de projecten die in 2019 of eerder zijn gestart. Een aanvrager wiens onderhoudsproject in 2019 of eerder is gestart krijgt daarmee de mogelijkheid om – indien hij niet over een inspectierapport beschikt – de noodzaak van de werkzaamheden op andere wijze aan te tonen. Dit kan bijvoorbeeld door een combinatie van voor de start van de werkzaamheden gemaakte foto’s van de plaatsen waar werkzaamheden worden uitgevoerd met per foto een duidelijke omschrijving van de reden en noodzaak van de werkzaamheden en technische rapporten of een bouwkundige opname.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Daarbij is van belang dat de aandeelhouders alleen subsidie kunnen aanvragen op grond van het beleidskader indien wordt voldaan aan de fiscale eisen, genoemd in artikel 23 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001.

X Noot
2

Kamerstukken I 2018/19, 34 556, H.

Naar boven