34 556 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden (Wet fiscale maatregel rijksmonumenten)

H VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 april 2019

Tijdens de commissievergadering van de vaste commissie voor Financiën1 van 5 maart 2019 waren de toezeggingen aan de orde die de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft gedaan tijdens de plenaire behandeling op 11 en 18 december 2018 van het Belastingplan 2019, waarbij tevens wetsvoorstel 34556 – Wet fiscale maatregel rijksmonumenten aan de orde was.

Naar aanleiding hiervan is op 14 maart 2019 een brief gestuurd aan de Minister.

De Minister heeft op 11 april 2019 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Den Haag, 14 maart 2019

Tijdens de commissievergadering van de commissie Financiën van 5 maart 2019 waren de toezeggingen aan de orde die u heeft gedaan tijdens de plenaire behandeling op 11 en 18 december 2018 van het Belastingplan 2019, waarbij tevens wetsvoorstel 34 556 – Wet fiscale maatregel rijksmonumenten aan de orde was.

Met de aanbieding van uw brief van 17 december 20182 voorafgaand aan de stemming heeft u uw toezeggingen al deels ingelost. Het gaat dan om de toezeggingen onder nummer T026803 over het uitbreiden van de woonhuisregeling zodanig dat ook de NSW-landgoederen ofwel via de route van de vaste aandeelhouders, ofwel via de route van de bv gebruik kunnen maken van die regeling en T026864 een brief aan te bieden inzake de toezegging over het uitbreiden van de subsidieregeling voor particuliere eigenaren van rijksmonumenten.

In uw brief van 17 december 2018 heeft u geschreven dat in het beleidskader in paragraaf 3 zal worden toegevoegd dat ook subsidie kan worden aangevraagd door aandeelhouders van een naamloze of besloten vennootschap als bedoeld in artikel 10.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 indien wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 23, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001. Dit maakt het mogelijk dat deze aandeelhouders subsidie aanvragen op grond van het beleidskader voor de rijksmonumenten met een woonfunctie (inclusief een eventuele tot die rijksmonumenten behorende en als zodanig (mee)beschermde tuin die deel uitmaakt van het landgoed).

Naar aanleiding hiervan wensen de leden van de CDA-fractie enkele vragen aan u voor te leggen. De leden van de fractie van de VVD sluiten zich graag aan bij de vragen van de leden van de CDA-fractie.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 februari 2019 nr. WJZ/1091575(8144), houdende vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond inzake een subsidie ten behoeve van de instandhouding van woonhuis-rijksmonumenten (Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten), zoals gepubliceerd in de Staatscourant 2019, nr. 7987 van 15 februari 2019. Zij menen dat ook certificaathouders van aandelen dit recht op subsidie zouden moeten hebben. Kunt u bevestigen dat dit het geval is?

Voorts is er tijdens het debat gesproken over nadeelcompensatie voor eigenaren die al in het bezit zijn van een BBM-verklaring. U heeft gezegd dat u nog eens zal bezien hoe voor deze groep een compensatie kan worden gegeven in die specifieke gevallen waarin een vaststellingsovereenkomst is afgegeven voor de aftrekbaarheid van de onderhoudskosten voor het rijksmonument en daar een overloop in zit naar het volgende jaar.5 Graag wensen de leden van de CDA-fractie te vernemen hoe deze compensatieregeling er uit ziet en of u de betrokken groep eigenaren hierover al duidelijkheid heeft verschaft.

De leden van de commissie Financiën zien met belangstelling uit naar uw antwoord.

De voorzitter van de commissie voor Financiën, Knip

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 april 2019

In uw brief van 14 maart 2019 geeft u aan dat de leden van de CDA-fractie, gesteund door de leden van de VVD-fractie mij een tweetal vragen voorlegt naar aanleiding van toezeggingen die ik in het debat met uw Kamer over de Wet fiscale maatregel rijksmonumenten op 11 en 18 december 2018 heb gedaan.

De leden van de CDA-fractie vragen, onder verwijzing naar het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten, te bevestigen dat ook certificaathouders van aandelen recht op subsidie hebben. In voornoemd besluit is, conform mijn toezegging tijdens de parlementaire behandeling, reeds opgenomen dat ook subsidie kan worden aangevraagd door aandeelhouders van een naamloze of besloten vennootschap als bedoeld in artikel 10.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, indien wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 23, van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001. Voor zover certificaathouders van aandelen in de praktijk gelijk te stellen zijn aan aandeelhouders van een dergelijke NSW-BV of NSW-NV6 en mits overigens aan de voorwaarden van voornoemde bepalingen is voldaan, kunnen ook certificaathouders gebruikmaken van de subsidieregeling. Dit zal in voornoemd besluit tot uitdrukking worden gebracht.

Ook vragen de leden van de CDA-fractie naar de toegezegde compensatieregeling voor eigenaren die in het bezit zijn van een BBM-verklaring en te maken krijgen met samenloop tussen de fiscale aftrek tot en met 2018 en de subsidieregeling vanaf 2019. De overgangsregeling is in voorbereiding en wordt naar verwachting in april vastgesteld en gepubliceerd. Kern is dat eigenaren voor het jaar 2019 de mogelijkheid krijgen subsidie aan te vragen voor kosten die zien op reeds vóór 2019 lopende onderhoudstrajecten die onder de fiscale regeling als aftrekbaar werden aangemerkt, maar niet voor subsidie in aanmerking komen op grond van het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten, omdat laatstgenoemde regeling beperkt is tot kosten die monumentgerelateerd zijn. De regeling wordt zo vormgegeven dat de administratieve lasten voor de eigenaar zo laag mogelijk blijven. Gelijk met de publicatie in de Staatscourant worden de belangengroepen van eigenaren geïnformeerd over de regeling.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Samenstelling: Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Knip (VVD), (voorzitter), Backer (D66), Ester (CU), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Kok (PVV), Bruijn (VVD), vacature (PVV), Van Apeldoorn (SP), N.J.J. van Kesteren (CDA), Knapen (CDA), Köhler (SP), Van Rij (CDA), (vice-voorzitter), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Van de Ven (VVD), vacature (PvdA), Reuten (SP), Wever (VVD), Teunissen (PvdD), Binnema (GL) en Gout-van Sinderen (D66).

X Noot
2

Kamerstuk I 2018–2019, 34 556, G

X Noot
3

Zie ook T02680

X Noot
4

Zie ook T02686

X Noot
5

Handelingen I 2018–2019, nr. 11, item 12, blz. 5–6

X Noot
6

Dit betekent dat er enkel sprake is van verschil in zeggenschap, maar de certificaathouder eenzelfde belang bij de waardeontwikkeling heeft als de aandeelhouder.

Naar boven