Regeling van de Ministerie van Justitie en Veiligheid van 5 november 2019, nr. 2736901, houdende een eenmalige specifieke uitkering voor gemeenten in verband met de versterking van de lokale integrale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme in 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister:

de Minister van Justitie en Veiligheid;

hoofdaanvrager:

de gemeente die mede namens andere gemeenten in zijn regio een aanvraag indient.

Artikel 2 Specifieke uitkering

De minister kan op aanvraag aan een gemeente een eenmalige specifieke uitkering verstrekken met het oog op het ondersteunen van de lokale integrale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme in 2020.

Artikel 3 Voorwaarden

De minister verstrekt uitsluitend een eenmalige specifieke uitkering aan een gemeente voor een of meer van de volgende activiteiten:

  • a. de analyse van de lokale problematiek met betrekking tot radicalisering en extremisme en de evaluatie van de aanpak van radicalisering en extremisme;

  • b. persoonsgerichte aanpak van geradicaliseerde personen;

  • c. het opbouwen, behouden en faciliteren van een netwerk van personen en organisaties die betrokken zijn bij de preventie van radicalisering;

  • d. deskundigheidsbevordering en voorlichting van personen en organisaties die betrokken zijn bij de preventie van radicalisering;

  • e. preventie-activiteiten gericht op specifieke kwetsbare doelgroepen;

  • f. het evalueren van de activiteiten die zijn verricht in het kader van het tegengaan van radicalisering, extremisme en terrorisme.

Artikel 4 Aanvraag

  • 1. Zowel de gemeente als de hoofdaanvrager kunnen een aanvraag voor de eenmalige specifieke uitkering, bedoeld in artikel 2, indienen bij de minister.

  • 2. Een aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. de naam van de gemeente of van de gemeenten waarvoor tevens een aanvraag wordt gedaan;

    • b. de datum van de aanvraag;

    • c. een plan van aanpak ten behoeve van de lokale regionale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme in 2020 waarin een beschrijving wordt gegeven van de te ondernemen activiteiten, de doelstelling daarvan en de te verwachte resultaten van deze activiteiten waarbij met name aandacht wordt besteed aan de te verwachten regionale gevolgen die de doelstellingen met zich brengen;

    • d. een begroting van de te ondernemen activiteiten;

    • e. inzicht in de relatie met andere geldstromen;

    • f. Een actuele lokale analyse van de problematiek van radicalisering naar extremisme en terrorisme en het gemeentelijk beleid op dit terrein.

  • 2. Indien de aanvraag wordt ingediend door een hoofdaanvrager is het eerste lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat uit het plan van aanpak tevens blijkt wat de betrokkenheid is van elk van de gemeenten en op welke wijze de regionale aanpak vorm wordt gegeven.

  • 3. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld digitaal formulier.

  • 4. Uit de aanvraag blijkt in ieder geval:

    • a. het streven naar een lokale aanpak met regionale dekking voor de gebieden waar de problematiek klein is;

    • b. de wijze waarop de effecten van de activiteiten worden geborgd en verduurzaamd;

    • c. het streven om activiteiten te verrichten waarvan redelijkerwijs verwacht mag worden dat ze in grote mate effectief zijn.

Artikel 5 Deskundigheidsbevordering

De deskundigheidsbevordering bedoeld in artikel 3, onder d, wordt aangeboden in de vorm van trainingen en intervisies van het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering, tenzij de minister toestemming geeft tot het afnemen van een training op het gebied van het tegengaan van radicalisering of extremisme van een andere organisatie.

Artikel 6 Evaluatie

  • 1. De gemeente die op grond van deze regeling een eenmalige specifieke uitkering ontvangt werkt mee aan een door de minister ingestelde evaluatie van de effectiviteit van de besteding van de gelden in de gemeente of de regio waartoe de gemeente behoort.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing op de gemeente die door middel van een hoofdaanvrager een eenmalige specifieke uitkering ontvangt.

Artikel 7 Hoogte specifieke uitkering

  • 1. Het totale bedrag van de te verlenen uitkeringen op grond van artikel 2 bedraagt maximaal € 7.000.000,00.

  • 2. Op de aanvraag wordt positief beslist indien uit het ingediende plan en de daarbij behorende begroting blijkt dat de aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme in de gemeente of de regio van de hoofdaanvrager noodzakelijk is.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt op een aanvraag die geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op een activiteit waarvoor € 100.000,00 of meer wordt aangevraagd voor wat deze activiteit betreft slechts positief beslist, indien de gemeente of hoofdaanvrager bereid is met betrekking tot deze activiteit een gedegen door een onafhankelijke organisatie opgestelde effectevaluatie uit te laten voeren.

  • 4. Bij de beoordeling van de aanvraag om een specifieke uitkering houdt de minister rekening met de behoeften, de dreiging en de weerbaarheid van de gemeente of de regio waarbinnen de gemeente ligt.

  • 5. Met inachtneming van het vierde lid, verdeelt de minister het bedrag, genoemd in het eerste lid, naar evenredigheid.

Artikel 8 Voorschot

De minister betaalt de gemeente of hoofdaanvrager een voorschot van 100% van de specifieke uitkering.

Artikel 9 Coördinatie

  • 1. De hoofdaanvrager coördineert:

    • a. de uitvoering van het plan van aanpak met de andere betrokken gemeenten, waaronder de verdeling van middelen en de rapportage aan de minister over de voortgang van de uitvoering van de activiteiten en de besteding van middelen;

    • b. de verantwoording van de besteding van de specifieke uitkering met het oog op de vaststelling;

    • c. de evaluatie van de effectiviteit van de besteding van de gelden, bedoeld in artikel 6.

  • 2. Intrekking of wijziging van een verlening van een uitkering werkt terug tot en met het tijdstip waarop de uitkering is verleend, tenzij bij intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 10 Vaststelling

  • 1. Indien in de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, is opgenomen dat de activiteiten zijn afgerond, geldt deze mededeling als een aanvraag tot vaststelling van de uitkering.

  • 2. Nadat de minister de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid, van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ontvangen, neemt de minister binnen 22 weken na die ontvangst een beslissing op de aanvraag tot vaststelling van de uitkering.

  • 3. De minister stelt een uitkering overeenkomstig de verlening vast, tenzij:

    • a. de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, of

    • b. de gemeente waaraan de uitkering is verleend niet heeft voldaan aan de aan de uitkering gebonden verplichtingen, of

    • c. de verlening van de uitkering onjuist was en de gemeente waaraan de uitkering is verleend dit wist of behoorde te weten.

  • 4. Intrekking of wijziging van een verlening van een uitkering werkt terug tot en met het tijdstip waarop de uitkering is verleend, tenzij bij intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 11 ambtshalve vaststelling

In afwijking van artikel 10, derde lid, kan de minister een uitkering geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien de beschikking tot verlening van de uitkering of tot vaststelling van de uitkering wordt ingetrokken of ten nadele van de gemeente waaraan de uitkering is verleend wordt gewijzigd.

Artikel 12 Onverschuldigde betaling

De minister kan onverschuldigd uitgekeerde bedragen terugvorderen.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 november 2019.

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eenmalige specifieke uitkering Gemeente in verband met de versterking van de lokale integrale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Regeling van de Ministerie van Justitie en Veiligheid van 5 november 2019 nr. 2736901, houdende een eenmalige specifieke uitkering voor gemeenten in verband met de versterking van de lokale integrale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme in 2020.

TOELICHTING

Algemeen

In de brief ‘Versterking veiligheidsketen’ van het kabinet aan de Tweede Kamer van 27 februari 2015 (Kamerstuk 29 754, nr. 302) wordt geschetst wat het kabinet doet om de veiligheidsketen op een aantal punten substantieel te versterken. Lokale overheden vervullen hierin een spilfunctie. Met de Versterkingsgelden worden die gemeenten waar de problematiek nijpend is (hoge dreiging, lage weerbaarheid) in staat gesteld te investeren in het tegengaan van radicalisering om zodoende een sluitende en integrale aanpak van radicalisering en extremisme mogelijk te maken.

Het doel van de Versterkingsgelden voor de lokale aanpak volgt de volgende lijnen:

  • 1. het bestrijden en verzwakken van extremistische bewegingen in Nederland,

  • 2. het voorkomen van aanwas en het tegengaan van radicalisering.

Het budget dat vanuit de Versterkingsgelden beschikbaar is voor de lokale aanpak staat op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en kan worden ingezet voor de financiering van gemeentelijke plannen van aanpak.

Het Rijk streeft naar een regionale aanpak van radicalisering en extremisme. Een gemeente kan een plan indienen namens meerdere gemeenten in de regio waarbij de gemeente die het plan indient als hoofdaanvrager optreedt. In dat geval coördineert de hoofdaanvrager de uitvoering van het plan met de andere betrokken gemeenten, inclusief de verdeling van middelen en de rapportage aan het Rijk over de voortgang van de uitvoering van de activiteiten en besteding van middelen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Gemeenten kunnen individueel een aanvraag voor een eenmalige specifieke uitkering indienen maar het is ook mogelijk dat een gemeente mede voor andere gemeenten een aanvraag indient met als doel een regionale aanpak vorm te geven ter bestrijding van radicalisering, extremisme en terrorisme. De gemeente die mede namens de andere gemeenten een aanvraag doet wordt gedefinieerd als hoofdaanvrager. Zie verder de toelichting bij artikel 4.

Artikel 2

De specifieke uitkering wordt besteed om activiteiten van gemeenten te ondersteunen die radicalisering, extremisme of terrorisme moeten tegengaan of voorkomen. Daarbij is van belang dat gemeenten zich richten op de meest kwetsbare groepen of individuen in de samenleving.

Om in aanmerking te komen voor toekenning van de specifieke uitkering richt de aanpak zich dus op die personen die het meest vatbaar zijn voor toetreding tot extremistische bewegingen, op personen die reeds onderdeel zijn van een extremistische beweging, dan wel op de mensen of organisaties die zich professioneel verhouden tot of in informele zin iets kunnen betekenen voor deze groep.

Artikel 3

In artikel 3 worden de activiteiten beschreven waarvoor de specifieke uitkering kan worden gebruikt.

Ad a. Analyse van lokale problematiek

De analyse dient aandacht te besteden aan actuele en recente kwesties in de desbetreffende gemeente of -bij een aanvraag door een hoofdaanvrager- desbetreffende regio met betrekking tot radicalisering naar extremisme en terrorisme ter verdieping van de huidige inzet en toekomstige aanvragen. Indien in het verleden geld beschikbaar was voor de analyse is van belang dat in de aanvraag wordt toegelicht hoe een nieuwe analyse voortbouwt op een voorgaande analyse of hoe de nieuwe analyse zich van de voorgaande analyse onderscheidt.

Ad. b. Persoonsgerichte aanpak

De activiteiten zijn gericht op de persoonsgerichte aanpak van geradicaliseerde personen en van (ex-) gedetineerden die zijn verdacht van of veroordeeld voor terrorisme gerelateerde delicten. Denk hierbij aan ondersteuning van de (regionale) casusregie in het Veiligheidshuis, de inzet van een casusregisseur of een netwerkregisseur, inzet van een analist ten behoeve van het in kaart brengen van netwerken of potentiele nieuwe aanwas van extremistische bewegingen, het opzetten van een (regionale) signaleringsstructuur, het monitoren van casuïstiek, inzet van expertise en duiding, persoonsgerichte interventies en familieondersteuning.

Ad c. Netwerken

Bij de vorming of opbouw van maatschappelijke netwerken en netwerken van sleutelfiguren is het doel om te komen tot (behoud) van een goede vertrouwensrelatie en informatie-uitwisseling over (de preventie van) radicalisering met betrokken professionals, maatschappelijke organisaties en sleutelfiguren. Hieronder wordt o.a. verstaan het trainen van sleutelfiguren of het organiseren van intervisiebijeenkomsten voor deze doelgroep alsmede de ondersteuning van activiteiten die door de netwerken worden geïnitieerd. Op de website van de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) is informatie te raadplegen over de opzet en het onderhoud van dergelijke netwerken. Op die website is daartoe een handleiding beschikbaar gesteld, de ‘Handreiking lokaal netwerken van sleutelfiguren’. De handreiking geeft gemeenten meer handvatten bij het opzetten en onderhouden van een lokaal netwerk van sleutelfiguren en ondersteunt gemeenten bij het tegengaan van polarisatie en radicalisering (www.socialestabiliteit.nl).

Ad d. Deskundigheidsbevordering

De specifieke uitkering kan ook worden gebruikt voor activiteiten die bijdragen aan deskundigheidsbevordering of voorlichting van lokale of regionale netwerken van professionals. De belangrijkste activiteiten zijn trainingen die bijdragen aan de aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme, maar kunnen ook intervisies behelzen. Deze trainingen en intervisies moeten op grond van artikel 5 worden afgenomen bij het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR), aangezien dit instituut een bijzondere expertise heeft op terrein van deradicalisering. De specifieke uitkering wordt bij deze activiteit dus in natura aangeboden. Bij uitzondering kan aan de minister toestemming worden gevraagd om van een andere aanbieder gebruik te maken.

Het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR) heeft een breed aanbod aan gespecialiseerde trainingen die zijn terug te vinden op hun website. De aanvraag om een of meer trainingen wordt gedaan door de gemeente of door middel van de hoofdaanvrager.

Slechts in uitzonderlijke gevallen kunnen trainingen worden afgenomen bij een andere organisatie dan het ROR. In dat geval volgt uit artikel 5 dat aan de Minister van Justitie en Veiligheid toestemming moet worden gevraagd.

Gemeenten kunnen ook intervisies gericht op het onderwijs (aanbod voor leerlingen) aanvragen.

Ad e. Preventie-activiteiten

De preventie-activiteiten zijn gericht op kwetsbare doelgroepen. Hierbij kan worden gedacht aan de omgeving en familie van mogelijk radicaliserende personen. Denk hierbij aan activiteiten van het jongerenwerk, familieondersteuning, inzet sociale wijkteams, weerbaarheidstrainingen voor minderjarige meisjes en andere kwetsbare jongeren of trainingen en voorlichtingsbijeenkomsten voor ouders.

Ad f. Evaluatie

Gemeenten kunnen voor de activiteiten genoemd in artikel 3 van deze regeling Versterkingsgelden aanvragen voor het uitvoeren van plan-, proces- en effectevaluaties. Het betreft hier drie evaluatiemomenten. Bij de planevaluatie gaat het om de leeraspecten die zijn opgedaan in het kader van eerder verrichte activiteiten en die vervolgens bijdragen aan het ontwikkelen en inzetten van nieuwe activiteiten. De procesevaluatie heeft betrekking op het monitoren van de activiteiten gedurende de looptijd ervan. Een en ander kan leiden tot bijsturing. Een effectevaluatie wordt gedaan na afloopt van de activiteit. Bekeken wordt dan wat de effecten of behaalde uitkomsten van de betreffende activiteit zijn. Met het oog op deze evaluaties is een Toolkit Evidenced-Based Werken bij de Preventie van Radicalisering ontwikkeld. (www.socialestabiliteit.nl/si-toolkit)

Bij mogelijke evaluatievragen kan gebruik worden gemaakt van het ondersteuningsaanbod van de rijksoverheid, via het feedbackformulier binnen de eerdergenoemde Toolkit.

Artikel 4

Bij de aanvraag wordt een plan overgelegd waaruit blijkt hoe de gemeente de uitkering voor de aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme wil besteden.

Een bij de aanvraag toegevoegde actuele lokale analyse van de problematiek van radicalisering naar extremisme en terrorisme en het gemeentelijk beleid op dit terrein maakt duidelijk waarom versterking van de aanpak op bepaalde onderdelen noodzakelijk is. Daartoe heeft de Minister van Justitie en Veiligheid een de ‘Waarderingssystematiek Lokale Aanpak’ ontwikkeld.

Met het oog op de te verwachten effectiviteit van de activiteiten die worden verricht wordt bij de beoordeling van de aanvraag gekeken naar de reikwijdte van de te ondernemen activiteiten. Gemeenten die verder zijn in de aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme worden gestimuleerd om omliggende gemeenten daar waar nodig, te ondersteunen. Dit kan bijvoorbeeld door het nog verder professionaliseren of door ontwikkelen van de veiligheidshuizen en het verstrekken van meer gelden of capaciteit specifiek voor de regionale aanpak. Een gemeente kan een plan indienen namens meerdere gemeenten in de regio waarbij de gemeente die het plan indient als hoofdaanvrager optreedt. In dat geval coördineert de hoofdaanvrager de uitvoering van het plan met de andere betrokken gemeenten, inclusief de verdeling van middelen en de rapportage aan het Rijk over de voortgang van de uitvoering van de activiteiten en besteding van middelen.

De uitkering zal naar verwachting leiden tot verduurzaming van de infrastructuren rondom deradicaliseringsbeleid en op het structureel investeren op en borgen van kennis. Daarom wordt in artikel 4, tweede lid, onder e, gevraagd om bij de aanvraag inzicht te geven in de relatie met andere (lokale) geldstromen. De toekenning van Versterkingsgelden geschiedt voor het jaar 2020 en stimuleert een besteding in dat jaar. Indien er echter behoefte is aan financiering van activiteiten met een meerjarig karakter zal dit op basis van grondige onderbouwing worden overwogen. Ook is beschreven op welke wijze de resultaten van de besteding van de Versterkingsgelden worden geborgd

Waar mogelijk vindt zo veel mogelijk aansluiting plaats bij reeds ontwikkeld aanbod van projecten en activiteiten. Het gaat om additioneel geld ter versterking van de lokale aanpak. Het gaat hier niet om de bekostiging van bestaande lokale casus overleggen of personeel dat reeds in dienst of ingehuurd is, dan wel de financiering van trajecten op het terrein van antiterrorisme en tegen extremisme die het Rijk anderszins al bekostigt.

Het meest effectief is het inzetten van activiteiten waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze het benodigde effect zullen hebben. Het is daarom van belang hierop bij de aanvraag in te gaan. Daarom worden gemeenten gestimuleerd tot het uitvoeren van evaluaties als het gaat om activiteiten die gericht zijn op het tegengaan van radicalisering. Evalueren kan een rol spelen bij de opstart van een activiteit (planevaluatie), tijdens de uitvoering ervan(procesevaluatie) en na afronding van de activiteit (effectevaluatie).

Het doel van deze evaluaties is dat de specifieke uitkering zo effectief mogelijk wordt gebruikt.

Voor activiteiten waarvoor een bedrag boven de € 100.000 euro wordt aangevraagd, wordt verwacht van gemeenten dat er een onafhankelijke effectevaluatie wordt uitgevoerd. Het bedrag voor deze evaluatie kan ook via de Versterkingsgelden worden aangevraagd. Voor het uitvoeren van een goede effectevaluatie is het van belang dat ook een plan- en procesevaluatie zijn uitgevoerd.

Opdat de aanvraag voldoende gegevens bevat is een digitaal aanvraagformulier beschikbaar gesteld.

Artikel 5

Dit artikel is toegelicht bij artikel 3.

Artikel 6

In artikel 6 wordt bepaald dat de gemeenten die een specifieke uitkering krijgen meewerken aan de evaluatie van de effectiviteit van de ondernomen activiteiten. Het doel van de uitkering is dat gemeenten in staat worden gesteld activiteiten te ontplooien met het oog op het tegengaan van radicalisering, extremisme of terrorisme. Opdat kan worden beoordeeld of de activiteiten het beoogde effect hebben is evalueren ervan noodzakelijk. Bekeken kan dan worden of en hoe in de toekomst moet worden omgegaan met de desbetreffende activiteit.

Artikel 7

De hoogte van alle specifieke uitkeringen samen bedraagt voor alle gemeenten maximaal € 7.000.000,00.

Dit bedrag wordt verdeeld tussen de gemeenten die aanvragen hebben gedaan voor een uitkering en waarop positief wordt geoordeeld. Voor het bepalen van de hoogte van de uitkering wordt enerzijds gekeken naar de noodzaak van de aanpak in de desbetreffende gemeente of regio anderzijds naar het totaalbedrag wat beschikbaar is. Aangezien er een bedrag van maximaal € 7.000.000 beschikbaar is kan dit betekenen dat de uitkeringen naar evenredigheid worden aangepast om het maximumbedrag niet te overschrijden.

Bij de toekenning wordt rekening gehouden met de behoeften, de dreiging en de weerbaarheid van de gemeente of de regio waarbinnen de hoofdaanvrager opereert. Dit kan betekenen dat een lagere uitkering wordt toegekend dan waarom is gevraagd.

Indien de gemeente de uitkering zou willen gaan gebruiken voor een ander doel dan waarvoor het was toegekend moet en aanvraag tot wijziging worden ingediend. De nieuwe activiteit wordt op eenzelfde wijze beoordeeld als de activiteiten die zijn vermeld bij de eerste aanvraag. Tevens is het mogelijk om een aanvulling van de uitkering aan te vragen indien het plafond van de specifieke uitkering genoemd in het eerste lid, nog niet is verbruikt en de gemeente kan aantonen dat het noodzakelijk is met het oog op het aanpakken van radicalisering, extremisme of terrorisme dat extra gelden nodig zijn.

Artikel 8

Aangezien de specifieke uitkering in de loop van het jaar wordt vastgesteld kan een voorschot worden verstrekt aan de aanvrager.

Artikel 9

Zoals in de toelichting bij artikel 4 is uiteengezet kan een gemeente mede namens andere gemeenten een specifieke uitkering aanvragen. Dit is zelfs toe te juichen indien de regionale aanpak daarmee is gediend. De hoofdaanvrager coördineert vervolgens de aanvraag en de afwikkeling van de procedure met betrekking tot de specifieke uitkering. Dit betekent dat ook de vaststellings- en verantwoordingsprocedure wordt gecoördineerd door de hoofdaanvrager van de specifieke uitkering.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven