Convenant inzake de Nederlandse erkenning van de Limburgse taal

Partijen,

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, handelende in de hoedanigheid van bestuursorgaan, hierna te noemen: de Minister;

en

Provincie Limburg, gevestigd te 6229 GA Maastricht, Limburglaan 10, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar gedeputeerde G.P.J. Koopmans, handelend ter uitvoering van het besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 29 oktober 2019, hierna te noemen: ‘Provincie’

hierna gezamenlijk te noemen: partijen;

Overwegende dat:

  • Op 19 maart 1997 is het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden van de Raad van Europa voor Nederland in werking is getreden, hierna te noemen: ‘Het handvest’;

  • het Limburgs is erkend als zelfstandige regionale taal onder deel II van het Handvest. Hiermee erkent de regering de Limburgse taal als een verrijking voor het Nederlands cultureel erfgoed.

  • partijen het wenselijk achten om binnen Nederland expliciet uitdrukking te geven aan een gemeenschappelijke visie vanuit de overheid op de waarde en positie van het Limburgs;

  • partijen het belangrijk vinden om gezamenlijk de wenselijkheid van het volwaardig bestaan van het Limburgs als regionale taal in levend gebruik, in gesproken zowel als in geschreven vorm te onderschrijven teneinde het gebruik te stimuleren;

  • het Limburgs als regionale taal van wezenlijk belang is voor de beleving en het uitdragen van de Limburgse cultuur en identiteit en dat de Limburgse taal alle domeinen van het dagelijks leven in Limburg raakt

  • de Provincie Limburg met betrekking tot het ontwikkelen van het Limburgse taalbeleid hierbij een voortrekkersrol heeft, waarbij de provincie zelf bepaalt waar op passende wijze aandacht gegeven kan worden aan de bescherming van het Limburgs, en dat de minister daar waar mogelijk een complementaire rol vervult;

  • Limburgs als voertaal in de kinderopvang, naast het Nederlands, al is toegestaan conform artikel 55 lid 1 van de wet kinderopvang;

  • Limburgs als voertaal naast het Nederlands is toegestaan in het primair onderwijs, conform artikel 9 lid 13 wet op het primair onderwijs;

  • gelet de Wet op het voortgezet onderwijs het Limburgs in het voortgezet onderwijs in aanvulling op de verplichte lesstof, vakken en andere programmaonderdelen kan worden aangeboden.1

Spreken het volgende af:

Artikel 1

  • 1. De Minister erkent de Limburgse taal als een wezenlijke, volwaardige en zelfstandige regionale taal in Nederland.

Artikel 2

  • 1. Partijen spannen zich, voor zover dat in hun vermogen ligt, in en werken samen om het Limburgs als regionale taal in Nederland te behouden, het gebruik te bevorderen en de positie van het Limburgs te stimuleren, zonder de totstandkoming van nieuwe Wet- en regelgeving.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde inspanningen en samenwerking worden binnen een jaar na sluiten van het convenant, in consensus, nader uitgewerkt in procesafspraken over onder andere elkaar actief informeren, communicatie en inhoudelijke afspraken. Deze afspraken moeten passend zijn in de gegeven landelijke, regionale en lokale context en de nationale erkenning onderschrijven. De provincie neemt het initiatief en organiseert het maken van deze afspraken.

  • 3. Partijen dragen gezamenlijk zorg voor de in het tweede lid bedoelde afspraken.

  • 4. Partijen evalueren binnen twee jaar na inwerkingtreding het convenant.

Artikel 3

  • 1. Dit convenant is niet in rechte afdwingbaar

  • 2. Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door alle partijen en wordt voor onbepaalde tijd aangegaan.

  • 3. De tekst van het convenant wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 4

  • 1. Elke partij kan het convenant met inachtneming van een opzegtermijn van acht weken schriftelijk opzeggen.

  • 2. Ingeval van beëindiging van het convenant krachtens opzegging is geen van de partijen jegens een andere partij schadeplichtig.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Provincie Limburg, G.P.J. Koopmans

TOELICHTING

Inleiding

Een expliciete erkenning van de maatschappelijke waarde en positie van de Limburgse taal binnen Nederland heeft als belangrijk doel om expliciet tot uitdrukking te brengen dat de overheid het Limburgs als wezenlijk, volwaardige en zelfstandige regionale taal beschouwd binnen Nederland. Van belang is dat als uitgangspunt wordt gehanteerd dat partijen in consensus bepalen wat de gevolgen zouden moeten zijn van een erkenning binnen Nederland en dat daarbij niet deel III van het Handvest als een vertrekpunt moet worden genomen. Het convenant is nadrukkelijk niet gericht op de totstandkoming van nieuwe verplichtingen maar op het bevorderen van het gebruik van het Limburgs.

Achtergrond

Bij de betrokken nationale en regionale overheden bestaat draagvlak om een convenant op te stellen en te ondertekenen inzake een Nederlandse erkenning van de Limburgse taal. De minister neemt er kennis van dat het Limburgs in afnemende mate aan jongeren wordt overgedragen en dat dat op den duur tot een ongewenste verzwakking zal leiden. Het is derhalve gewenst om het imago van het Limburgs te verbeteren en de gebruiksmogelijkheden te stimuleren, zodat oudere generaties sprekers eerder gemotiveerd zijn hun taal aan jongeren door te geven en jongeren gemakkelijker gemotiveerd raken het Limburgs te leren en te (blijven) gebruiken

Afspraken

De minister en de provincie Limburg onderschrijven gezamenlijk de wenselijkheid van het volwaardig bestaan van het Limburgs in levend gebruik, in gesproken zowel als geschreven vorm. Daarbij komt nog dat het gebruik van het Limburgs wordt ervaren als een belangrijke factor in alle sectoren van het dagelijks leven in de Euregio.

De partijen willen samen een constructieve rol spelen bij het voorzien van behoeften die als nodig worden gezien voor het volwaardig functioneren van het Limburgs. De minister kan een aanvullende rol spelen in aanvulling op het beleid van de provincie Limburg.

De Nederlandse, nationale erkenning is complementair aan de bestaande impliciete en expliciete erkenningen op lokaal, regionaal en internationaal niveau, vervangt deze niet en doet niet af aan hun waarde. Het primaat van de ontwikkeling van beleid met betrekking tot het Limburgs ligt bij de provincie Limburg. Daar waar een praktische en complementaire rol weggelegd kan of moet zijn voor de landelijke overheid, is de minister bereid die te vervullen of te doen vervullen.

De betrokken partijen komen overeen om in het licht van het doel van dit convenant gezamenlijk afspraken vast te leggen, over onder andere elkaar actief informeren, en communicatie. Deze afspraken moeten passend zijn in de gegeven landelijke, regionale en lokale context en de nationale erkenning onderschrijven. Deze afspreken over proces en de wijze van samenwerking worden in consensus vastgesteld en/of geactualiseerd. De uitvoering van deze afspraken worden gezamenlijk verricht en bewaakt. Bureaucratische controlemechanismen blijven achterwege.

Toenemend gebruik in de diverse domeinen (zoals het regionaal en lokaal bestuur, cultuur, media en onderwijs en kennisontwikkeling) en toenemende waardering daarvoor draagt wezenlijk bij aan het in levend gebruik blijven en verder uitgroeien van het Limburgs. Daarbij geldt dat hoe meer een taal in alle domeinen wordt gebruikt, hoe sterker die verankerd is in enerzijds het persoonlijk bewustzijn en anderzijds in maatschappelijke contexten en instituties.

De minister en de provincie Limburg zullen nagaan in hoeverre het Limburgs bevorderd kan worden in verschillende maatschappelijke domeinen. De minister van Binnenlandse Zaken stemt waar nodig en mogelijk af met andere betrokken bewindspersonen.

Het verbeteren van het imago moet ook bijdragen aan het gebruik van het Limburgs in de kinderopvang en het onderwijs; de huidige wet op de kinderopvang maakt beredeneerd gebruik van het Limburgs al mogelijk. De onderwijswetgeving biedt de ruimte voor het gebruik van het Limburgs in het primair onderwijs als voertaal naast het Nederlands en kan in het voortgezet onderwijs in aanvulling op de verplichte lesstof, vakken en andere programmaonderdelen worden aangeboden.

Looptijd en opzegging

Partijen sluiten het convenant voor onbepaalde tijd. Elke partij kan het convenant met een opzegtermijn van acht weken schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat dit convenant billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen.


X Noot
1

Zie ook artikel 26b, zevende lid, onderdeel d en artikel 26c, zesde lid, onderdeel .d van het Inrichtingsbesluit WVO

Naar boven