Advies Raad van State inzake Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (met Bijlage); Chisinau, 19 juni 2006 (Trb. 2006, 199), en de notawisseling houdende een verdrag ter uitbreiding tot Aruba, Curaçao en Sint Maarten van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië; Chisinau, 29 augustus 2019 (Trb. 2019, 141)

Nader Rapport

’s-Gravenhage, 1 november 2019

Afdeling Verdragen

MINBUZA-2019.713835

Aan de Koning

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (met Bijlage); Chisinau, 19 juni 2006 (Trb. 2006, 199), en de notawisseling houdende een verdrag ter uitbreiding tot Aruba, Curaçao en Sint Maarten van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië; Chisinau, 29 augustus 2019 (Trb. 2019, 141)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 24 september 2019, no. 2019001983, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake de bovenvermelde verdragen, rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 30 oktober 2019, nr. W02.19.0292/II/K, bied ik U hierbij aan. De tekst van het advies is tevens hieronder opgenomen.

Bij Kabinetsmissive van 24 september 2019, no.2019001983, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (met Bijlage); Chisinau, 19 juni 2006 (Trb. 2006, 199), en de notawisseling houdende een verdrag ter uitbreiding tot Aruba, Curaçao en Sint Maarten van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië; Chisinau, 29 augustus 2019 (Trb. 2019, 141), met toelichtende nota.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk heeft geen opmerkingen over de verdragen.

De Afdeling adviseert de verdragen aan de beide Kamers der Staten-Generaal, de Staten van Aruba, die van Curaçao en die van Sint Maarten te overleggen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De verdragen geven de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele redactionele aanpassingen aan te brengen in de toelichtende nota.

Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen de verdragen vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok.

Advies Raad van State

No. W02.19.0292/II/K

’s-Gravenhage, 30 oktober 2019

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 24 september 2019, no.2019001983, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (met Bijlage); Chisinau, 19 juni 2006 (Trb. 2006, 199), en de notawisseling houdende een verdrag ter uitbreiding tot Aruba, Curaçao en Sint Maarten van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië; Chisinau, 29 augustus 2019 (Trb. 2019, 141), met toelichtende nota.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk heeft geen opmerkingen over de verdragen.

De Afdeling adviseert de verdragen aan de beide Kamers der Staten-Generaal, de Staten van Aruba, die van Curaçao en die van Sint Maarten te overleggen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk, Th.C. de Graaf.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (met Bijlage); Chisinau, 19 juni 2006 (Trb. 2006, 199), en de notawisseling houdende een verdrag ter uitbreiding tot Aruba, Curaçao en Sint Maarten van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië; Chisinau, 29 augustus 2019 (Trb. 2019, 141)

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

Op 19 juni 2006 is te Chisinau tot stand gekomen het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (met Bijlage) (Trb. 2006, 199; hierna: ‘het Verdrag’). Het Verdrag is op 1 april 2007 in de relatie tussen Europees Nederland en Moldavië in werking getreden (zie Trb. 2009, 153). Het Verdrag is op 10 oktober 2010 van toepassing geworden op Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) (Trb. 2011, 221).

Het Verdrag werd indertijd alleen voor (Europees) Nederland goedgekeurd (zie Kamerstukken 2006–2007, 30 905, nr. 1; A). De goedkeuring van het Verdrag voor Caribisch Nederland is in het kader van de ontmanteling van de Nederlandse Antillen tegelijk met de goedkeuring van vele andere verdragen voor dat deel van het Koninkrijk aan het parlement voorgelegd (zie Kamerstukken 2009–2010, 32 047). Thans wordt de goedkeuring gevraagd voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten van zowel het Verdrag van 2006 als van de op 29 augustus 2019 te Chisinau tot stand gekomen notawisseling houdende een uitbreidingsverdrag (Trb.  2019. 141).

Het Verdrag strekt tot het wederzijds verlenen van administratieve (bestuurlijke) bijstand:

  • ter verzekering van de juiste naleving van de wettelijke bepalingen en voorschriften inzake de in-, uit-, en doorvoer van goederen;

  • ter voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de hiervoor bedoelde bepalingen en voorschriften.

Het Verdrag regelt nauwkeurig hoever de samenwerking strekt en beperkt zich daarbij tot maatregelen die voor een doeltreffende samenwerking noodzakelijk zijn. Het ziet alleen op de administratieve samenwerking en bestrijkt niet het terrein van de tussen de gerechtelijke autoriteiten te verlenen internationale rechtshulp in strafzaken.

Uitbreiding van het Verdrag met Moldavië is wat betreft Aruba, Curaçao en Sint Maarten een voortzetting van de beleidslijn om meer met andere douaneadministraties te gaan samenwerken. Partijen hebben er belang bij dat het toezicht op de naleving van de douanewetgeving zo effectief mogelijk geschiedt. Dit geldt evenzeer voor de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op hun douanewetgeving.

Deze uitbreiding is conform artikel 21, tweede en derde lid, van het Verdrag, geëffectueerd door de bovengenoemde notawisseling terzake tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Moldavië, die een verdrag in de zin van de Grondwet vormt.

In de notawisseling van 29 augustus 2019 zijn de wijzigingen van het Verdrag vervat, die in de verdragsrelatie tussen Moldavië en Aruba, Curaçao en Sint Maarten zullen gelden. Deze wijzigingen zijn overigens van ondergeschikte aard.

2. Puntsgewijze toelichting op het uitbreidingsverdrag

  • De term ‘douaneadministratie’ heeft in het Verdrag een gekwalificeerde betekenis. Voor wat betreft Aruba, Curaçao en Sint Maarten wordt verwezen naar de centrale bevoegde autoriteiten. Dit is aldus geformuleerd, omdat de bevoegdheden met betrekking tot de implementatie van de douanewetgeving, met inbegrip van de heffing en inning van douanerechten (waaronder ook de omzetbelasting valt), aan verschillende organisatieonderdelen toekomen.

  • Niet alle bilaterale en multilaterale verdragen zoals bedoeld in het vierde lid van artikel 2 van het Verdrag zijn eveneens van toepassing op Aruba, Curaçao en Sint Maarten; daarom wordt hier de uitbreiding van het Verdrag beperkt tot de verdragen die van toepassing zijn verklaard op respectievelijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

  • In artikel 17 en de Bijlage bij het Verdrag worden regels gegeven voor de bescherming van persoonsgegevens, waardoor de in het Verdrag bedoelde beginselen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens worden gewaarborgd. Hoofdstuk 3 van de Rijkswet administratieve bijstand douane waarborgt die bescherming op Aruba, Curaçao en Sint Maarten, zolang er geen geldende Landsverordeningen zijn die dit onderwerp regelen. Voor Aruba geldt de Landsverordening persoonsregistratie (A.B. 2011, nr. 37); voor Curaçao (A.B. 2010, nr. 84) en Sint Maarten (A.B. 2010, GT, nr. 2) is er de Landsverordening bescherming persoonsgegevens.

3. Een ieder verbindende bepalingen

Naar het oordeel van de regering bevatten drie artikelen van het Verdrag eenieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan de burger rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Het betreft, ten eerste, artikel 2, vijfde lid, dat bepaalt dat door personen geen recht aan het Verdrag kan worden ontleend om informatie-uitwisseling te beletten, ten tweede, bepaling 4 van de Bijlage bij het Verdrag, inzake de aansprakelijkheid van de douaneadministratie jegens de natuurlijke persoon waarover die administratie persoonsgegevens ontvangen heeft, en, ten derde, bepaling 5 van de Bijlage bij het Verdrag, inzake het recht van de betrokken natuurlijke persoon om op verzoek te worden ingelicht over de over hem aanwezige persoonsgegevens en over het beoogde gebruik ervan. Het onderhavige uitbreidingsverdrag bevat naar het oordeel van de regering eenieder verbindende bepalingen.

4. Koninkrijkspositie

De gelding van het Verdrag van 2006 zal worden uitgebreid tot Aruba, Curaçao en Sint Maarten met inachtneming van de wijzigingen, vervat in de notawisseling met Moldavië, die een verdrag ten behoeve van Aruba, Curaçao en Sint Maarten vormt.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Naar boven