Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 november 2019, nr. 16428731, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs mede in verband met wijzigingen als gevolg van de tweede suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het begrotingsjaar 2019

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4.11, eerste lid, 4.20 eerste lid, 4.21, eerste en tweede lid en 4.23, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt ’15,10824%’ vervangen door ’14,70498%’.

2. In het vijfde lid wordt ’20,00000%’ vervangen door ’19,46617%’.

3. In het zesde lid wordt ‘€ 79.741’ vervangen door ‘€ 80.329’ en wordt ‘€ 66.451’ vervangen door ‘€ 66.941’.

B

Bijlage 1 komt te luiden:

BIJLAGE 1. BIJ ARTIKEL 3, EERSTE LID, ONDERDEEL A, VAN DE REGELING

Bedragen onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

   

€ 308.181

€ 308.181

21PB

Universiteit Leiden

 

€ 2.576.474

€ 2.975.000

€ 5.551.474

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

 

€ 2.091.780

€ 1.793.330

€ 3.885.110

21PD

Universiteit Utrecht

 

€ 6.035.580

€ 4.089.469

€ 10.125.049

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

 

€ 484.959

€ 9.521.422

€ 10.006.381

21PF

Technische Universiteit Delft

 

€ 102.889

€ 28.684.238

€ 28.787.127

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

 

€ 75.813

€ 7.032.567

€ 7.108.380

21PH

Universiteit Twente

 

€ 16.245

€ 19.252.435

€ 19.268.680

21PI

Wageningen University

 

€ 48.737

€ 4.779.438

€ 4.828.175

21PJ

Universiteit Maastricht

 

€ 604.781

€ 3.775.420

€ 4.380.201

21PK

Universiteit van Amsterdam

 

€ 2.847.929

€ 5.538.228

€ 8.386.157

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

 

€ 1.028.978

€ 4.018.654

€ 5.047.632

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

 

€ 1.526.438

€ 2.400.356

€ 3.926.794

21PN

Tilburg University

 

€ 528.531

€ 526.652

€ 1.055.183

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

   

€ 943

€ 943

22NC

Open Universiteit

 

€ 299.781

€ 490.443

€ 790.224

23BF

Universiteit voor Humanistiek

   

€ 3.030

€ 3.030

25AV

Theologische Universiteit Kampen

   

€ 908

€ 908

 

Totaal

 

€ 18.268.915

€ 95.190.714

€ 113.459.629

C

Bijlage 3 komt te luiden:

BIJLAGE 3. BIJ ARTIKEL 3, TWEEDE LID, ONDERDEEL A, VAN DE REGELING

Bedragen onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

 

€ 157.550

€ 112.854

€ 270.404

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

 

€ 391.406

€ 428.362

€ 819.768

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

 

€ 428.536

€ 1.180.633

€ 1.609.169

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

€ 848.122

€ 106.874

€ 954.996

02NR

Hotelschool The Hague

   

€ 805.572

€ 805.572

02NT

Design Academy Eindhoven

 

€ 387.328

€ 30.737

€ 418.065

07GR

Avans Hogeschool

 

€ 520.104

€ 1.315.868

€ 1.835.972

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

 

€ 289.892

€ 126.673

€ 416.565

09OT

Iselinge Hogeschool

 

€ 197.462

€ 81.053

€ 278.515

10IZ

Marnix Academie

 

€ 672.213

€ 145.741

€ 817.954

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 673.106

€ 179.684

€ 852.790

15BK

Driestar educatief

   

€ 94.690

€ 94.690

21CW

HAS Hogeschool

   

€ 273.451

€ 273.451

21MI

HZ University of Applied Sciences

 

€ 749.938

€ 1.537.121

€ 2.287.059

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 661.344

€ 630.505

€ 1.291.849

21RI

Hogeschool Leiden

 

€ 1.001.421

€ 400.656

€ 1.402.077

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

 

€ 586.086

€ 63.199

€ 649.285

21UI

Breda University of Applied Sciences

   

€ 457.292

€ 457.292

22HH

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

 

€ 999.917

€ 96.876

€ 1.096.793

22OJ

Hogeschool Rotterdam

 

€ 4.325.445

€ 1.837.428

€ 6.162.873

23AH

Saxion Hogeschool

 

€ 1.426.054

€ 1.300.990

€ 2.727.044

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

 

€ 613.932

€ 153.180

€ 767.112

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

 

€ 892.783

€ 576.050

€ 1.468.833

25BE

Hanzehogeschool Groningen

 

€ 1.820.019

€ 1.528.986

€ 3.349.005

25DW

Hogeschool Utrecht

 

€ 3.107.251

€ 1.670.949

€ 4.778.200

25JX

Zuyd Hogeschool

 

€ 1.540.290

€ 927.188

€ 2.467.478

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

 

€ 1.470.831

€ 1.749.174

€ 3.220.005

27NF

ArtEZ

 

€ 1.062.358

€ 330.738

€ 1.393.096

27PZ

Hogeschool INHolland

 

€ 3.435.368

€ 1.020.162

€ 4.455.530

27UM

De Haagse Hogeschool

 

€ 2.064.955

-€ 166.330

€ 1.898.625

28DN

Hogeschool van Amsterdam

 

€ 1.325.520

€ 2.869.754

€ 4.195.274

30GB

Fontys Hogescholen

 

€ 4.234.387

€ 3.333.657

€ 7.568.044

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

   

€ 333.556

€ 333.556

30TX

Aeres Hogeschool

   

€ 145.395

€ 145.395

30VP

Hogeschool Thomas More

   

€ 51.787

€ 51.787

31FR

NHL Stenden Hogeschool

 

€ 2.386.357

€ 1.152.425

€ 3.538.782

 

Totaal

 

€ 38.269.975

€ 26.882.930

€ 65.152.905

D

Bijlage 5 komt te luiden:

BIJLAGE 5. BIJ ARTIKEL 4, EERSTE LID, VAN DE REGELING

Bedragen onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

 

21PB

Universiteit Leiden

€ 18.967.411

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 10.515.767

21PD

Universiteit Utrecht

€ 15.885.319

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 6.130.706

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 19.114.884

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 10.980.129

21PH

Universiteit Twente

€ 14.912.806

21PI

Wageningen University

€ 3.230.351

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 3.005.829

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 9.168.015

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 6.881.844

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 13.281.616

21PN

Tilburg University

€ 1.102.302

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

 

22NC

Open Universiteit

€ 290.080

23BF

Universiteit voor Humanistiek

 

25AV

Theologische Universiteit Kampen

 
 

Totaal

€ 133.467.059

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

ALGEMENE TOELICHTING

1. Algemeen

Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs gewijzigd. De aanpassingen van de Regeling financiën hoger onderwijs hangen onder meer samen met de tweede herberekening van de rijksbijdrage 2019 in overeenstemming met de tweede suppletoire begroting 2019 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eerste herberekening van de rijksbijdrage 2019 betrof de berekening in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting 2019 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Gevoerd overleg

Een concept van de regeling is voorgelegd aan de VSNU, Vereniging Hogescholen en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). Gelet op het technische karakter van de regeling is de regeling niet voor bestuurlijke reactie voorgelegd aan VSNU, Vereniging Hogescholen en NFU.

3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.

4. Financiële gevolgen

De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wijziging mede vanwege de tweede suppletoire (ontwerp-) begroting 2019 kan op grond van artikel 2.5, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nog leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages.

5. Gevolgen administratieve lasten

De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.

Artikelen

Grondslagen

  • In artikel 4.11, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het onderwijsdeel van de rijksbijdrage aan een universiteit onderscheidenlijk hogeschool een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag kan toekennen in relatie tot kwaliteit, kwetsbare opleidingen of bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlagen 1 en 3 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.20, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat een bij ministeriële regeling vast te stellen deel van het onderzoekdeel wo over de universiteiten wordt verdeeld naar rato van de som van de aantallen bekostigde graden per opleiding, bedoeld in artikel 4.9 van het UWHW, die in de peilperiode onderzoek door een universiteit zijn verleend. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vierde lid, van de Rfho waarin het deel wat naar rato van de som van de aantallen bekostigde graden wordt verdeeld, wordt vastgesteld.

  • In artikel 4.21, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat een bij ministeriële regeling vast te stellen deel van het onderzoekdeel wo over de universiteiten wordt verdeeld naar rato van de som van de aantallen proefschriften die hebben geleid tot een promotie ten overstaan van het college voor promoties of de commissie bedoeld in artikel 7.18, vierde lid van de wet en de aantallen ontwerperscertificaten die in het tweede, derde en vierde kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar door een universiteit zijn verleend. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vijfde lid, van de Rfho waarin het deel wat naar rato van de som van de aantallen bekostigde proefschriften en ontwerperscertificaten wordt verdeeld, wordt vastgesteld.

  • In artikel 4.21, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat de per promotie en ontwerperscertificaat toe te kennen bedragen bij ministeriële regeling worden bepaald. Dit is de grondslag voor het aanpassen artikel 4, zesde lid, van de Rfho waarin de bedragen per promotie en ontwerperscertificaat worden vastgesteld.

  • In artikel 4.23, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling bedragen worden vastgesteld, die uit het onderzoekdeel wo aan universiteiten worden toegekend in verband met toponderzoekscholen en bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 5 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

A

Dit onderdeel betreft een aanpassing van de bedragen voor promoties en ontwerperscertificaten in artikel 4. De bedragen zijn gewijzigd als gevolg van de wijziging van de omvang van het totale onderzoekdeel wo in de rijksbijdrage. Het percentage van promoties en ontwerperscertificaten betreft 19,46617% van het totale onderzoekdeel wo.

B

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling internationale uitgaven 2019 (HGIS) met 0,02678% van alle 'bedragen onderwijsopslag universiteiten' in bijlage 1. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer kwetsbare opleidingen is een correctie doorgevoerd in het aantal deelnemers aan het experiment educatieve module voor het jaar 2019. Daardoor komt de bijdrage voor het experiment educatieve module in 2019 uit op € 620.949.

  • b. onder de noemer kwetsbare opleidingen zijn, op verzoek van het Programmabureau Duurzame Geesteswetenschappen, wijzigingen doorgevoerd in de verdeling van de middelen voor Duurzame Geesteswetenschappen (brief van Programmabureau Duurzame Geesteswetenschappen van 30 september 2019).

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2019 een bedrag opgenomen van € 27.000.000 vóór indexering voor bètatechniek. Deze middelen zijn, conform de beleidsreactie op het advies van de commissie Van Rijn1, bestemd voor de vier technische universiteiten. De middelen zijn verdeeld op basis van het aantal ingeschreven EER-studenten in opleidingen in de clusters Bèta natuur en techniek, Bèta >50% en lerarenopleidingen bèta op datum 1 oktober 2018, gewogen naar bekostigingsniveau laag, hoog of top. Bij het besteden van deze middelen is het mogelijk om de middelen over de jaargrens mee te nemen indien het niet mogelijk blijkt deze in het desbetreffende jaar te besteden. Het blijft echter altijd zaak tussen instelling en accountant om dit te bespreken.

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2019 een bedrag van € 280.000 vóór indexering opgenomen ten behoeve van projecten naar aanleiding van de Student-4-Student-campagne. Deze projecten dragen bij aan inclusief hoger onderwijs en gelijke kansen. De projectvoorstellen zijn beoordeeld door ECHO. De middelen worden verdeeld over Universiteit Leiden, Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam en Tilburg University (brieven van 29 juli 2019 met kenmerk 14545162, 14568181, 14571155 en 14571993). De middelen voor 2020 en 2O21 zijn al toegevoegd bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de ontwerpbegroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2020 (Staatscourant 2019, nr. 50401).

  • e. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2019 een bedrag van € 3.136.330 vóór indexering opgenomen vanwege compensatie 2-jarige educatieve masteropleidingen. Al enige jaren zetten universiteiten in op brede introductie van tweejarige educatieve masteropleidingen. Universiteiten willen deze opleidingen als de gangbare route naar het leraarschap aanbieden. De introductie heeft echter gevolgen voor de bekostiging, omdat studenten van deze opleidingen slechts eenmaal in aanmerking kunnen worden gebracht voor diplomabekostiging voor onderwijs en onderzoek. Als deze studenten de tot voor kort gangbare route van ulo-na-master zouden volgen, zouden zij tweemaal voor diplomabekostiging in aanmerking kunnen worden gebracht. De minister van OCW heeft in haar Kamerbrief van 8 januari 2016 aangegeven dat zij het verschil in bekostiging wil toevoegen aan de onderwijsopslag van de universiteiten en dat dit verschil beschikbaar blijft voor het opleiden van leraren. OCW heeft met VSNU de wijze van compenseren afgestemd en de instellingen hierover geïnformeerd per brief van 4 oktober 2019 met kenmerk 16108454.

  • f. aan de onderwijsopslag van de Universiteit van Amsterdam is voor het jaar 2019 een bedrag van € 750.000 vóór indexering toegevoegd vanwege het beheer en behoud van verweesde collecties van de voormalige Stichting Theater Instituut Nederland, Stichting Muziek Centrum Nederland en de Stichting Nederlands Archief Grafische Ontwerpers (brief van 26 juni 2019 met kenmerk 9103125). De middelen voor 2020 zijn al toegevoegd bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de ontwerpbegroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2020 (Staatscourant 2019, nr. 50401).

  • g. aan de onderwijsopslag van Universiteit Maastricht is voor het jaar 2019 een bedrag van € 1.000.000 vóór indexering toegevoegd voor het R&D Field Lab ETpathfinder (brief van 4 september 2019 met kenmerk 16532732).

  • h. aan de onderwijsopslag van Radboud Universiteit Nijmegen is voor het jaar 2019 een bedrag van € 200.000 vóór indexering toegevoegd voor wetenschapscommunicatie (brief van 10 oktober 2019 met kenmerk 16808767).

  • i. aan de onderwijsopslag van Tilburg University is voor het jaar 2019 een bedrag van € 200.000 vóór indexering toegevoegd voor versterking onderhandelingsteam open access (brief van 14 oktober 2019 met kenmerk 16823764)

C

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de 'bedragen onderwijsopslag hogescholen' in bijlage 3. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2019 een bedrag opgenomen van € 10.000.000 vóór indexering voor bètatechniek. De middelen zijn, conform de beleidsreactie op het advies van de commissie Van Rijn2, verdeeld op basis van het aantal ingeschreven EER-studenten in opleidingen in de clusters Bèta natuur en techniek, Bèta >50% en lerarenopleidingen bèta op datum 1 oktober 2018, gewogen naar bekostigingsniveau laag, hoog of top. Bij het besteden van deze middelen is het mogelijk om de middelen over de jaargrens mee te nemen indien het niet mogelijk blijkt deze in het desbetreffende jaar te besteden. Het blijft echter altijd zaak tussen instelling en accountant om dit te bespreken.

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2019 een bedrag van € 175.000 vóór indexering opgenomen ten behoeve van projecten naar aanleiding van de Student-4-Student-campagne. Deze projecten dragen bij aan inclusief hoger onderwijs en gelijke kansen. De projectvoorstellen zijn beoordeeld door ECHO. De middelen worden verdeeld over Hogeschool Utrecht, Hogeschool INHolland en NHL Stenden Hogeschool (brieven van 29 juli 2019 met kenmerk 14544545, 14551890 en 14557218). De middelen voor 2020 en 2O21 zijn al toegevoegd bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de ontwerpbegroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2020 (Staatscourant 2019, nr. 50401).

  • c. aan de onderwijsopslag van Hogeschool Rotterdam is voor het jaar 2019 een bedrag van € 19.600 vóór indexering opgenomen vanwege de doorontwikkeling doorstroom mbo-pabo (brief van 20 september 2019 met kenmerk 16595357).

  • d. aan de onderwijsopslag van Fontys Hogescholen is voor het jaar 2019 een bedrag van € 182.628 vóór indexering opgenomen voor het project ‘Alliantie Divers voor de klas’ (brief van 27 september 2019 met kenmerk 16692911).

  • e. Aan de onderwijsopslag van Fontys Hogescholen is voor het jaar 2019 een bedrag van € 232.966 vóór indexering opgenomen voor het project ‘Loket in het onderwijs’ (brief van 7 oktober 2019 met kenmerk 16670687). De middelen voor 2020 worden toegevoegd bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de eerste suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2020.

D

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling internationale uitgaven 2019 (HGIS) met 0,02743% van alle 'bedragen voorziening onderzoek universiteiten' in bijlage 5. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. toevoegen van de extra middelen voor fundamenteel onderzoek in het kader van de sectorplannen Bèta en Techniek en Social Sciences and Humanities. Met dit besluit worden de adviezen van de Commissie sectorplan Bèta en Techniek en de Commissie sectorplan Social Sciences and Humanities opgevolgd. De faculteitsplannen die door de universiteit zijn opgesteld zijn de basis geweest voor deze adviezen. Het betreft een bedrag van € 55.000.000 vóór indexering voor het jaar 2019 (€ 47.000.000 voor Bèta en Techniek en € 8.000.000 voor Social Sciences and Humanities). De middelen worden verdeeld over alle universiteiten met uitzondering van de levensbeschouwelijke universiteiten (brieven van 8 juli 2019 met kenmerk 9161981, 9164711, 9164205, 9164820, 9166525, 9163089, 9159261, 9153933, 9153932, 9160279, 9164821, 9164606, 9164099, 9163704). De middelen voor 2020 tot en met 2024 zijn al toegevoegd bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de ontwerpbegroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2020 (Staatscourant 2019, nr. 50401).

  • b. vanwege de besluitvorming over het advies van NWO van 11 juli 2019 over toekenningen Zwaartekracht 2019 worden de bedragen vóór indexering bij Universiteit Utrecht, Universiteit Twente, Universiteit Maastricht, Universiteit van Amsterdam en Vrije Universiteit Amsterdam verhoogd conform het onderstaande overzicht (brieven van 14 augustus 2019 met kenmerk 14563718, 14568659, 14569040, 14570881, 14568353 en 14572284). In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2012 is aangegeven dat wanneer een onderzoekschool de status 'exemplary' heeft, deze in aanmerking kan komen voor continuering van de financiering. Toponderzoekscholen NOVA (Universiteit Leiden) en Zernike (Rijksuniversiteit Groningen) hebben een beroep gedaan op deze voortzetting van financiering. Hierover heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap overleg gevoerd met betrokken instellingen en NWO. Besloten is om nog eenmaal tegemoet te komen aan de toezegging uit de Strategische Agenda. Beide onderzoeksscholen kunnen hiermee de noodzakelijke lange termijn-investeringen doen. Omdat voortzetting van de financiering van zowel NOVA als Zernike uit de zwaartekrachtmiddelen een grote impact zou hebben op de beschikbare middelen voor één tranche (ronde 4, 2019-2029) en om te zorgen voor een evenwichtige domeinverdeling over de tranches, is besloten om de uitgaven aan deze twee toponderzoeksscholen te spreiden over twee verschillende tranches (ronde 3 en 4). Dit betekent dat de financiering van de toponderzoeksschool Zernike verlengd wordt met drie jaar (2019-2021) en de financiering van de toponderzoeksschool NOVA verlengd wordt met vijf jaar (2019-2023). Bij het aflopen van deze financiering van NOVA en Zernike, zullen beide moeten meedingen in de reguliere competitie van het Zwaartekrachtprogramma (brief van 19 februari 2016 met kenmerk 888720).

 

Universiteit Leiden

Universiteit Utrecht

Universiteit Twente

Universiteit Maastricht

 

NOVA – Astrofysica

Exposome-NL

Ethics of Socially Disruptive Technologies

New Science of Mental Disorders

2019

€ 5.720.219

€ 1.196.000

€ 1.329.000

€ 1.339.000

 

Universiteit van Amsterdam

Vrije Universiteit Amsterdam

Vrije Universiteit Amsterdam

 

Harnessing the second genome of plants

Hybrid Intelligence: augmenting human intellect

Brainscapes

2019

€ 1.476.000

€ 1.496.000

€ 1.571.000

De middelen voor 2020 en verder zijn al toegevoegd bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de ontwerpbegroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2020 (Staatscourant 2019, nr. 50401).

Artikel II Inwerkingtreding

Deze wijzigingsregeling heeft betrekking op het begrotingsjaar 2019 en werkt daarom terug tot en met 1 januari 2019.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstukken II, 2018-2019, 31 288, nr. 744

X Noot
2

Kamerstukken II, 2018-2019, 31 288, nr. 744

Naar boven