Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 september 2019, nr. 10773516, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs mede in verband met wijzigingen als gevolg van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het begrotingsjaar 2020

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4.11, eerste en tweede lid, 4.20, eerste lid, 4.21, eerste en tweede lid, 4.23, eerste en tweede lid en 4.24, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt ‘15,10824%’ vervangen door ‘14,65024%’.

2. In het vijfde lid wordt ‘20,00000%’ vervangen door ‘19,39371%’.

3. In het zesde lid wordt ‘€ 79.741’ vervangen door ‘€ 80.091’ en wordt ‘€ 66.451’ vervangen door ‘€ 66.743’.

B

Bijlage 1 komt te luiden:

Bijlage 1. bij artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de regeling

Bedragen onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

   

€ 320.993

€ 320.993

21PB

Universiteit Leiden

 

€ 2.515.626

€ 2.314.292

€ 4.829.918

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

 

€ 2.121.675

€ 1.060.008

€ 3.181.683

21PD

Universiteit Utrecht

 

€ 5.585.643

€ 2.798.451

€ 8.384.094

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

 

€ 501.497

€ 9.367.577

€ 9.869.074

21PF

Technische Universiteit Delft

   

€ 16.021.924

€ 16.021.924

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

   

€ 503.881

€ 503.881

21PH

Universiteit Twente

   

€ 14.604.662

€ 14.604.662

21PI

Wageningen University

   

€ 259.331

€ 259.331

21PJ

Universiteit Maastricht

 

€ 604.777

€ 2.757.921

€ 3.362.698

21PK

Universiteit van Amsterdam

 

€ 2.849.968

€ 4.743.699

€ 7.593.667

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

 

€ 1.046.213

€ 3.398.532

€ 4.444.745

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

 

€ 1.551.668

€ 1.103.559

€ 2.655.227

21PN

Tilburg University

 

€ 528.527

€ 254.061

€ 782.588

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

   

€ 4.572

€ 4.572

22NC

Open Universiteit

 

€ 342.261

€ 339.139

€ 681.400

23BF

Universiteit voor Humanistiek

   

€ 4.394

€ 4.394

25AV

Theologische Universiteit Kampen

   

€ 18.197

€ 18.197

 

Totaal

 

€ 17.647.855

€ 59.875.193

€ 77.523.048

C

Bijlage 2 komt te luiden:

Bijlage 2. bij artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de regeling

Percentages onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

Universiteit

Percentage

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

0,55460%

21PB

Universiteit Leiden

8,90219%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

9,29374%

21PD

Universiteit Utrecht

11,71346%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

6,99842%

21PF

Technische Universiteit Delft

9,36100%

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

5,36549%

21PH

Universiteit Twente

5,02853%

21PI

Wageningen University

4,44149%

21PJ

Universiteit Maastricht

5,78505%

21PK

Universiteit van Amsterdam

11,41236%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

7,52692%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

7,73544%

21PN

Tilburg University

3,59619%

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

0,08109%

22NC

Open Universiteit

1,96866%

23BF

Universiteit voor Humanistiek

0,16838%

25AV

Theologische Universiteit Kampen

0,06699%

 

Totaal

100,00000%

D

Bijlage 3 komt te luiden:

Bijlage 3. bij artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de regeling

Bedragen onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

   

€ 167.416

€ 167.416

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

 

€ 391.406

€ 379.072

€ 770.478

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

   

€ 1.130.675

€ 1.130.675

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

€ 848.122

€ 102.727

€ 950.849

02NR

Hotelschool The Hague

   

€ 634.098

€ 634.098

02NT

Design Academy Eindhoven

 

€ 387.328

€ 35.045

€ 422.373

07GR

Avans Hogeschool

 

€ 354.151

€ 576.047

€ 930.198

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

   

€ 183.838

€ 183.838

09OT

Iselinge Hogeschool

   

€ 79.731

€ 79.731

10IZ

Marnix Academie

   

€ 250.371

€ 250.371

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 673.106

€ 208.388

€ 881.494

15BK

Driestar educatief

   

€ 263.311

€ 263.311

21CW

HAS Hogeschool

   

€ 55.646

€ 55.646

21MI

HZ University of Applied Sciences

   

€ 1.467.801

€ 1.467.801

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 661.344

€ 512.771

€ 1.174.115

21RI

Hogeschool Leiden

 

€ 126.016

€ 397.389

€ 523.405

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

   

€ 174.894

€ 174.894

21UI

Breda University of Applied Sciences

   

€ 247.685

€ 247.685

22HH

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

   

€ 153.144

€ 153.144

22OJ

Hogeschool Rotterdam

 

€ 902.469

€ 1.352.347

€ 2.254.816

23AH

Saxion Hogeschool

 

€ 162.021

€ 871.683

€ 1.033.704

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

 

€ 613.932

€ 175.701

€ 789.633

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

   

€ 652.293

€ 652.293

25BE

Hanzehogeschool Groningen

 

€ 1.626.043

€ 1.137.310

€ 2.763.353

25DW

Hogeschool Utrecht

 

€ 945.124

€ 1.195.824

€ 2.140.948

25JX

Zuyd Hogeschool

 

€ 1.088.616

€ 667.396

€ 1.756.012

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

 

€ 1.098.144

€ 1.579.135

€ 2.677.279

27NF

ArtEZ

 

€ 1.062.358

€ 402.780

€ 1.465.138

27PZ

Hogeschool INHolland

 

€ 405.053

€ 755.443

€ 1.160.496

27UM

De Haagse Hogeschool

   

€ 566.425

€ 566.425

28DN

Hogeschool van Amsterdam

   

€ 2.056.174

€ 2.056.174

30GB

Fontys Hogescholen

 

€ 1.090.748

€ 2.567.233

€ 3.657.981

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

   

€ 96.109

€ 96.109

30TX

Aeres Hogeschool

   

€ 139.398

€ 139.398

30VP

Hogeschool Thomas More

   

€ 140.481

€ 140.481

31FR

NHL Stenden Hogeschool

   

€ 1.158.270

€ 1.158.270

 

Totaal

 

€ 12.435.981

€ 22.534.051

€ 34.970.032

E

Bijlage 4 komt te luiden:

Bijlage 4, behorend bij artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van de regeling

Percentages onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

Hogeschool

Percentage

00IC

Katholieke PABO Zwolle

0,16192%

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

2,95721%

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

3,13760%

02BY

Gerrit Rietveld Academie

0,92937%

02NR

Hotelschool The Hague

0,41329%

02NT

Design Academy Eindhoven

0,43719%

07GR

Avans Hogeschool

4,52941%

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

0,21867%

09OT

Iselinge Hogeschool

0,13625%

10IZ

Marnix Academie

0,35713%

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

2,34323%

15BK

Driestar educatief

0,28706%

21CW

HAS Hogeschool

1,17854%

21MI

HZ University of Applied Sciences

0,96918%

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

6,03195%

21RI

Hogeschool Leiden

1,83771%

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

0,31466%

21UI

Breda University of Applied Sciences

0,94421%

22HH

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

0,26970%

22OJ

Hogeschool Rotterdam

6,22923%

23AH

Saxion Hogeschool

4,10900%

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

2,99548%

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

0,55466%

25BE

Hanzehogeschool Groningen

5,93758%

25DW

Hogeschool Utrecht

5,60889%

25JX

Zuyd Hogeschool

4,54666%

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

5,54212%

27NF

ArtEZ

4,30487%

27PZ

Hogeschool INHolland

6,45220%

27UM

De Haagse Hogeschool

3,97154%

28DN

Hogeschool van Amsterdam

6,14154%

30GB

Fontys Hogescholen

8,92975%

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

1,86391%

30TX

Aeres Hogeschool

1,06677%

30VP

Hogeschool Thomas More

0,11927%

31FR

NHL Stenden Hogeschool

4,17225%

 

Totaal

100,00000%

F

Bijlage 5 komt te luiden:

Bijlage 5. bij artikel 4, eerste lid, van de regeling

Bedragen onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

 

21PB

Universiteit Leiden

€ 19.538.160

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 11.232.177

21PD

Universiteit Utrecht

€ 16.234.138

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 6.190.723

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 19.424.102

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 11.521.807

21PH

Universiteit Twente

€ 15.154.386

21PI

Wageningen University

€ 3.398.179

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 2.810.238

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 10.165.142

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 7.363.019

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 14.017.102

21PN

Tilburg University

€ 1.162.319

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

 

22NC

Open Universiteit

€ 320.088

23BF

Universiteit voor Humanistiek

 

25AV

Theologische Universiteit Kampen

 
 

Totaal

€ 138.531.580

G

Bijlage 6 komt te luiden:

Bijlage 6. bij artikel 4, tweede lid, van de regeling

Percentages voorziening onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, tweede lid, van het besluit

Universiteit

Percentage

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

0,25699%

21PB

Universiteit Leiden

7,77084%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

8,36572%

21PD

Universiteit Utrecht

11,21946%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

5,04184%

21PF

Technische Universiteit Delft

14,13916%

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

7,15727%

21PH

Universiteit Twente

5,91604%

21PI

Wageningen University

7,56635%

21PJ

Universiteit Maastricht

4,89932%

21PK

Universiteit van Amsterdam

9,54785%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

7,44184%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

6,80888%

21PN

Tilburg University

2,61147%

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

0,01101%

22NC

Open Universiteit

1,08233%

23BF

Universiteit voor Humanistiek

0,14495%

25AV

Theologische Universiteit Kampen

0,01868%

 

Totaal

100,00000%

H

Bijlage 9 komt te luiden:

Bijlage 9, behorend bij artikel 4, derde lid, van de regeling

Bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Bedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 64.756

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 23.250

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 264.835

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

02NR

Hotelschool The Hague

 

02NT

Design Academy Eindhoven

 

07GR

Avans Hogeschool

€ 41.778

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

€ 62.303

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 29.699

10IZ

Marnix Academie

€ 104.990

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 11.716

15BK

Driestar educatief

€ 82.193

21CW

HAS Hogeschool

 

21MI

HZ University of Applied Sciences

€ 22.887

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 30.698

21RI

Hogeschool Leiden

€ 111.256

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

€ 72.839

21UI

Breda University of Applied Sciences

 

22HH

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

€ 34.785

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 248.487

23AH

Saxion Hogeschool

€ 78.470

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 4.359

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 44.321

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 117.886

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 313.879

25JX

Zuyd Hogeschool

€ 29.063

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 342.851

27NF

ArtEZ

€ 56.491

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 147.494

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 83.283

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 325.413

30GB

Fontys Hogescholen

€ 464.733

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

 

30TX

Aeres Hogeschool

€ 35.057

30VP

Hogeschool Thomas More

€ 47.045

31FR

NHL Stenden Hogeschool

€ 277.459

 

Totaal

€ 3.574.276

I

Bijlage 13 komt te luiden:

Bijlage 13, behorend bij artikel 2, derde lid, van de regeling

A. Indeling register en bekostigingsniveaus, bedoeld in artikel 1.1, van het besluit, voor opleidingen van het hoger beroepsonderwijs.
CROHO onderdeel Economie (standaard niveau bekostiging ‘Laag’)

Opleiding

Niveau

Ad Facilitair Eventmanagement

Hoog

Ad Facility Management

Hoog

Ad Hotel Management

Hoog

Ad Informatiedienstverlening en -management

Hoog

B Communicatiesystemen

Hoog

B Creative Business

Hoog

B European Studies

Hoog

B Facility Management

Hoog

B Food and Business

Hoog

B Hotel Management

Hoog

B Informatiedienstverlening en -management

Hoog

B Journalistiek

Hoog

B Media, Informatie en Communicatie

Hoog

B Oriëntaalse Talen en Communicatie

Hoog

CROHO onderdeel Gedrag en maatschappij (standaard niveau bekostiging ‘Laag’)

Opleiding

Niveau

B Vaktherapie

Hoog

CROHO onderdeel Gezondheidszorg (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)

Opleiding

Niveau

Ad Management in de Zorg

Laag

Ad Zorg en technologie

Laag

B Management in de Zorg

Laag

B Oefentherapie Cesar

Laag

B Opleiding voor Ergotherapie

Laag

B Opleiding voor Logopedie

Laag

B Opleiding tot Fysiotherapeut

Laag

B Opleiding tot Oefentherapeut-Mensendieck

Laag

B Opleiding tot Verpleegkundige

Laag

B Sport, Gezondheid en Management

Laag

B Voeding en Diëtetiek

Laag

B Verloskunde

Top

B Mondzorgkunde

Top

M Advanced Nursing Practice

Top

M Physician Assistant

Top

CROHO onderdeel Landbouw en natuurlijke omgeving (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)

Opleiding

Niveau

B International Business

Laag

B International Business and Management Studies

Laag

CROHO onderdeel Natuur (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)

Geen uitzonderingen.

CROHO onderdeel Onderwijs (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)

Opleiding

Niveau

Ad Pedagogisch Professional Kind en Educatie

Laag

Ad Pedagogisch Educatief Professional

Laag

Ad Onderwijsondersteuner Omgangskunde

Laag

Ad Onderwijsondersteuner Gezondheidszorg en Welzijn

Laag

B Learning and Development in Organisations

Laag

B Opleiding tot leraar Basisonderwijs

Laag

B Opleiding tot leraar van de eerste graad in Lichamelijke Opvoeding

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Aardrijkskunde

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Algemene Economie

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Bedrijfseconomie

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Duits

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Engels

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Frans

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Fries

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Geschiedenis

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Godsdienst

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Gezondheidszorg en Welzijn

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Islamgodsdienst

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Maatschappijleer

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Nederlands

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in omgangskunde

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Pedagogiek

Laag

B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Spaans

Laag

M Educational Needs

Laag

M Leraar Aardrijkskunde

Laag

M Leraar Algemene Economie

Laag

M Leraar Bedrijfseconomie

Laag

M Leraar Duits

Laag

M Leraar Engels

Laag

M Leraar Frans

Laag

M Leraar Fries

Laag

M Leraar Geschiedenis

Laag

M Leraar Godsdienst

Laag

M Leraar Maatschappijleer

Laag

M Leraar Nederlands

Laag

CROHO onderdeel Recht (standaard niveau bekostiging ‘Laag’)

Geen uitzonderingen.

CROHO onderdeel Sectoroverstijgend (standaard niveau bekostiging ‘Laag’)

Opleiding

Niveau

Subonderdeel: Onderwijs/Landbouw en Natuurlijke Omgeving/Natuur/Techniek/Gezondheid

Hoog

CROHO onderdeel Taal en cultuur (standaard niveau bekostiging ‘Laag’)

Opleiding

Niveau

Subonderdeel: opleidingen op het gebied van de kunst

Hoog

B Cultureel Erfgoed

Hoog

B Vertaalacademie

Hoog

M Architectuur

Hoog

M Landschapsarchitectuur

Hoog

M Stedenbouw

Hoog

CROHO onderdeel Techniek (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)

Geen uitzonderingen.

B. Indeling register en bekostigingsniveaus, bedoeld in artikel 1.1, van het besluit, voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs.
CROHO onderdeel Economie (standaard niveau bekostiging ‘Laag’)

Geen uitzonderingen.

CROHO onderdeel Gedrag en maatschappij (standaard niveau bekostiging ‘Laag’)

Opleiding

Niveau

B Milieu-maatschappijwetenschappen

Hoog

M Environment and Resource Management

Hoog

M Environment and Society Studies

Hoog

CROHO onderdeel Gezondheidszorg (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)

Opleiding

Niveau

B Diergeneeskunde

Top

B Geneeskunde

Top

B Klinische Technologie (inclusief joint degree)

Top

B Tandheelkunde

Top

M Arts – Klinisch Onderzoeker (research)

Top

M Diergeneeskunde

Top

M Geneeskunde

Top

M Geneeskunde, klinisch onderzoeker

Top

M Tandheelkunde

Top

M Technical Medicine (inclusief joint degree)

Top

CROHO onderdeel Landbouw en natuurlijke omgeving (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)

Geen uitzonderingen.

CROHO onderdeel Natuur (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)

Opleiding

Niveau

B Farmacie

Top

M Farmacie

Top

CROHO onderdeel Onderwijs (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)

Opleiding

Niveau

M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Aardrijkskunde

Laag

M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Duitse Taal en Cultuur

Laag

M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Engelse Taal en Cultuur

Laag

M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Franse Taal en Cultuur

Laag

M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Geschiedenis

Laag

M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Maatschappijleer

Laag

M Opleiding tot leraar voorgezet onderwijs van de eerste graad in Nederlandse Taal en Cultuur

Laag

M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Spaanse Taal en Cultuur

Laag

CROHO onderdeel Recht (standaard niveau bekostiging ‘Laag’)

Geen uitzonderingen.

CROHO onderdeel Sectoroverstijgend (standaard niveau bekostiging ‘Laag’)

Opleiding

Niveau

Subonderdeel: Onderwijs/Landbouw en Natuurlijke Omgeving/Natuur/Techniek/Gezondheid

Hoog

CROHO onderdeel Taal en cultuur (standaard niveau bekostiging ‘Laag’)

Geen uitzonderingen.

CROHO onderdeel Techniek (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)

Geen uitzonderingen.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Artikel I, uitgezonderd onderdeel I, treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel I, onderdeel I, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Algemeen

Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs gewijzigd. De aanpassingen van de Regeling financiën hoger onderwijs hangen onder meer samen met de berekening van de rijksbijdrage 2020 in overeenstemming met de eerste ontwerpbegroting 2020 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Gevoerd overleg

Een concept van de regeling is voor bestuurlijke reactie voorgelegd aan de VSNU, Vereniging Hogescholen en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). NFU heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de voorgestelde wijzigingen. De Vereniging Hogescholen benoemt dat de verschuiving van variabele naar vaste bekostiging, als gevolg van de herziening van de bekostigingssystematiek, valt binnen de systematiek van de lumpsumfinanciering waardoor het aan het instellingsbestuur is op welke wijze de middelen intern gealloceerd worden. Tevens geeft de Vereniging Hogescholen aan dat er een spanning zit tussen aanpassing van bekostigingsregels en voorspelbaarheid van de rijksbijdrage voor afzonderlijke hogescholen. De Vereniging Hogescholen acht het van groot belang dat het kabinet oog heeft voor de financiële voorspelbaarheid van haar beleid. De VSNU onderstreept het belang van het aangekondigde kostenonderzoek en het onderzoek naar de toereikendheid van het budget voor hoger onderwijs en onderzoek, en bepleit een goede betrokkenheid van de gezamenlijke universiteiten bij de opzet en voortgang van dit onderzoek. De VSNU maakt bezwaar tegen het vertragen van de koppeling tussen wijzigingen in studentenaantallen (referentieraming) en de daaruit voortvloeiende wijzigingen in de omvang van de rijksbijdrage. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft deze wijziging doorgevoerd om meer rust te creëren in de begrotingscyclus en ombuigingen in het lopende jaar te voorkomen in geval van een tegenvaller in studentenaantallen. Tevens bepleit de VSNU, net als de Vereniging Hogescholen, om tijdig duidelijkheid te verschaffen over de financiële perspectieven, omdat dit kan bijdragen aan een vermindering van de druk op bestuurlijke en bedrijfsmatige processen binnen universiteiten en bijdraagt aan het realiseren van de gestelde doelen en uitputting van daarvoor gereserveerde budgetten. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal instellingen in het hoger onderwijs waar mogelijk zo snel mogelijk proberen te informeren over aankomende wijzigingen.

3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.

4. Financiële gevolgen

De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wijziging mede vanwege de eerste en tweede suppletoire (ontwerp-) begroting 2020 kan op grond van artikel 2.5, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nog leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages.

5. Gevolgen administratieve lasten

De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.

Artikelen

Grondslagen

  • In artikel 4.11, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het onderwijsdeel van de rijksbijdrage aan een universiteit onderscheidenlijk hogeschool een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag kan toekennen in relatie tot kwaliteit, kwetsbare opleidingen of bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 1 en 3 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld. In artikel 4.11, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat het resterende gedeelte van het onderwijsdeel wordt verdeeld over universiteiten onderscheidenlijk hogescholen volgens percentages vastgesteld bij ministeriële regeling. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 2 en 4 van de Rfho waarin deze percentages worden vastgesteld.

  • In artikel 4.20, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat een bij ministeriële regeling vast te stellen deel van het onderzoekdeel wo over de universiteiten wordt verdeeld naar rato van de som van de aantallen bekostigde graden per opleiding, bedoeld in artikel 4.9 van het UWHW, die in de peilperiode onderzoek door een universiteit zijn verleend. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vierde lid, van de Rfho waarin het deel wat naar rato van de som van de aantallen bekostigde graden wordt verdeeld, wordt vastgesteld.

  • In artikel 4.21, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat een bij ministeriële regeling vast te stellen deel van het onderzoekdeel wo over de universiteiten wordt verdeeld naar rato van de som van de aantallen proefschriften die hebben geleid tot een promotie ten overstaan van het college voor promoties of de commissie bedoeld in artikel 7.18, vierde lid van de wet en de aantallen ontwerperscertificaten die in het tweede, derde en vierde kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar door een universiteit zijn verleend. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vijfde lid, van de Rfho waarin het deel wat naar rato van de som van de aantallen bekostigde proefschriften en ontwerperscertificaten wordt verdeeld, wordt vastgesteld.

    In artikel 4.21, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat de per promotie en ontwerperscertificaat toe te kennen bedragen per ministeriële regeling worden bepaald. Dit is de grondslag voor het aanpassen artikel 4, zesde lid, van de Rfho waarin de bedragen per promotie en ontwerperscertificaat worden vastgesteld. In artikel 4.21, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat een bij ministeriële regeling vast te stellen deel van het onderzoekdeel wo over de universiteiten wordt verdeeld naar rato van de som van de aantallen bekostigde graden per opleiding, bedoeld in artikel 4.9 van het UWHW, die in de peilperiode onderzoek door een universiteit zijn verleend. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vierde lid, van de Rfho waarin het deel wat naar rato van de som van de aantallen bekostigde graden wordt verdeeld, wordt vastgesteld.

  • In artikel 4.23, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling bedragen worden vastgesteld, die uit het onderzoekdeel wo aan universiteiten worden toegekend in verband met toponderzoekscholen en bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 5 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld. In artikel 4.23, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat de verdeling van het resterende gedeelte van het onderzoekdeel over universiteiten bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 6 van de Rfho waarin deze verdeling, aan de hand van percentages, wordt vastgesteld.

  • In artikel 4.24, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het deel ontwerp en ontwikkeling hbo aan een instelling een bedrag kan toekennen dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 9 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

A

Dit onderdeel betreft een aanpassing van de bedragen promoties en ontwerperscertificaten in artikel 4. De bedragen zijn gewijzigd als gevolg van de wijziging van de omvang van het totale onderzoekdeel wo in de rijksbijdrage. Het percentage van promoties en ontwerperscertificaten betreft 19,39371% van het totale onderzoekdeel wo. Het deel van het onderzoekdeel wo, bedoeld in artikel 4.20, eerste lid, van het besluit, is gewijzigd als gevolg van het toevoegen van de middelen voor het terugdraaien van de taakstelling groen onderwijs aan de rijksbijdrage van Wageningen University en het toevoegen van de middelen voor de sectorplannen Bèta en Techniek en Social Sciences en Humanities.

B

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling internationale uitgaven 2019 (HGIS) met 0,02614% van alle ‘bedragen onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 1. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer kwetsbare opleidingen is een bedrag van € 542.324 voor het experiment educatieve module voor het jaar 2019 komen te vervallen.

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn de volgende incidentele bedragen komen te vervallen: € 327.938 voor instituut Nimar, € 119.789 voor onderzoek juridische normen restitutie cultuurgoederen, € 133.353 voor Friese taal en cultuur, € 472.623 voor Postdoc-VO pilot, € 952.870 voor het DUDOC-Bèta 2020 programma. Deze middelen waren beschikbaar tot en met 2019.

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn de aflossingen gerealiseerd van het compensatiebedrag invoering bachelor-masterstructuur voor € 8.157.764. Tevens zijn de aflossingen van de kaskorting voor € 3.070.103 gerealiseerd en verdeeld over de desbetreffende universiteiten naar rato van de nog af te lossen bedragen.

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende universiteiten voor inkomende en uitgaande beurzen herverdeeld op basis van de opgegeven aantallen inkomende en uitgaande beurzen per instelling voor het studiejaar 2019–2020.

  • e. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2020 een bedrag van € 1.606.913 opgenomen ten behoeve van halvering collegegeld eerstejaars studenten HO bij opleidingen met een verhoogd wettelijk collegegeld (kenmerk ‘kleinschalig en intensief’ en Open Universiteit). Universiteiten ontvangen via de rijksbijdrage compensatie voor de Regeerakkoord maatregel ‘halvering collegegeld eerstejaars HO’. Met dit voorstel wordt het wettelijk collegegeld voor eerstejaars studenten in het HO gehalveerd. Opleidingen met het kenmerk ‘kleinschalig en intensief’ en de Open Universiteit mogen een verhoogd wettelijk collegegeld vragen. Dit verhoogde tarief wordt ook gehalveerd en daarvoor ontvangen deze universiteiten extra middelen. De middelen worden verdeeld over Universiteit Leiden, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam, Universiteit Twente, Universiteit Maastricht, Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam en de Open Universiteit (brief van 9 april 2018 met kenmerk 1346352). De regering is voornemens om, naar aanleiding van de Motie Van der Molen, het verlaagd hoger collegegeld voor opleidingen met het bijzonder kenmerk ‘kleinschalig en intensief’ per studiejaar 2020/2021 aan te passen1.

  • f. aan de onderwijsopslag van Universiteit Utrecht is voor de jaren 2020 tot en met 2022 een jaarlijks bedrag van € 43.557 vóór indexering toegevoegd vanwege de verlenging van de financiële bijdrage aan Universiteit Utrecht ten behoeve van de Netherlands Asia Honours Summer School (NAHSS). De NAHSS is opgericht met als doel de beperkte internationale mobiliteit van Nederlandse studenten naar Azië te versterken en Nederlands talent voor te bereiden op de internationale arbeidsmarkt.

  • g. aan de onderwijsopslag van de Universiteit van Amsterdam is voor de jaren 2019 en 2020 een jaarlijks bedrag van € 750.000 vóór indexering toegevoegd vanwege het beheer en behoud van verweesde collecties van de voormalige Stichting Theater Instituut Nederland, Stichting Muziek Centrum Nederland en de Stichting Nederlands Archief Grafische Ontwerpers. De middelen die voor het jaar 2019 bestemd zijn worden toegevoegd bij de rijksbijdragebrief die samenhangt met de tweede suppletoire begroting 2019 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • h. aan de onderwijsopslag van de Vrije Universiteit Amsterdam is structureel vanaf 2020 een bedrag van € 260.000 vóór indexering toegevoegd vanwege een bijdrage voor de bijzondere voorziening Orthodoxe ambtsopleiding. Voor de Orthodoxe ambtsopleiding ontving de Vrije Universiteit Amsterdam een tijdelijke bijdrage van 2015 tot en met 2019. Deze bijdrage is vanaf 2020 structureel (Kamerbrief vergaderjaar 2016/2017, 31 288, nr. 566). De bijdrage voor de Vrije Universiteit Amsterdam vanaf 2020 is onder voorbehoud van de uitvoering van de motie Van der Molen/Tielen over de financiering van ambtsopleidingen die willen overstappen naar een andere universiteit dan de Vrije Universiteit Amsterdam2.

  • i. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2020 een bedrag van € 280.000 en voor het jaar 2021 een bedrag van 238.800 vóór indexering opgenomen ten behoeve van projecten naar aanleiding van de Student4Student-campagne. Deze projecten dragen bij aan inclusief hoger onderwijs en gelijke kansen. De projectvoorstellen zijn beoordeeld door ECHO. De middelen worden verdeeld over Universiteit Leiden, Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam en Tilburg University (brieven van 29 juli 2019 met kenmerk 14545162, 14568181, 14571155 en 14571993). De middelen voor 2019 worden toegevoegd bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de tweede suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2019.

C

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘percentages onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 2. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. middelen voor het onderzoekdeel van Wageningen University voor het terugdraaien van de taakstelling groen onderwijs. Deze middelen zijn al per 2019 toegevoegd, maar kennen een oploop. Daarom zal de oploop jaarlijks tot en met 2023 toegevoegd worden aan de onderwijsopslag in percentages van Wageningen University.

  • b. daarnaast zijn de percentages gewijzigd vanwege de herziening van de bekostiging naar aanleiding van het advies van de commissie Van Rijn. In de kabinetsreactie op het commissieadvies staat dat er per 2020 een bedrag van € 323.913.808 verschoven zal worden van de studentgebonden financiering wo naar de onderwijsopslag in percentages van universiteiten. Deze verschuiving wordt in 2020 in de onderwijsopslag in percentages ingevuld door in 2020 € 103.438.210 te verdelen op basis van het aantal bètatechniek studenten per universiteit en € 20.687.642 te verdelen op basis van het aandeel van instroom van studenten vanuit een andere instelling. Een bedrag van € 170.384 wordt overgeheveld naar de onderwijsopslag in percentages van het hbo. Dit betreft de overheveling van variabel naar vast voor hogescholen die wo-opleidingen aanbieden. Het resterende bedrag van € 199.617.573 wordt in 2020 budgetneutraal overgeheveld van de studentgebonden financiering naar de onderwijsopslag in percentages. Daarnaast wordt de onderwijsopslag in percentages verhoogd met € 28.000.000, om negatieve herverdeeleffecten als gevolg van de herziening van de bekostiging, te verzachten3.

D

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 3 om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer kwetsbare opleidingen is een bedrag van € 4.527.594 toegevoegd vanwege de ophoging van de opleidingscapaciteit voor zorgmasters met inachtneming van het daadwerkelijk aantal bekostigde inschrijvingen bij deze opleidingen per peildatum 2018 en 2011, indien sprake is van een toename van het aantal bekostigde inschrijvingen gedurende deze periode (brief van 29 maart 2012 met kenmerk 384276). De beschikbare middelen worden verdeeld naar rato van het aandeel van een instelling in de toename van het aantal inschrijvingen tussen peildatum 2011 en 2018.

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn de volgende incidentele bedragen komen te vervallen: € 25.759.637 voor de Pabo-compensatieregeling, € 13.064 voor de landelijke Ad-conferentie, € 61.409 voor project kennisnetwerk zij-instroom, € 48.103 voor verdere professionalisering leden van de Raden van Toezicht, € 52.371 voor startsubsidie vraagfinanciering, € 104.741 voor kennisdeling en monitoring regionale samenwerking mbo-hbo en vo-ho, een korting van € 1.202.661 vanwege een besluit tot gedeeltelijke inhouding op de rijksbijdrage en € 28.286 voor EU Working Group Schools 2018–2020. Deze middelen waren beschikbaar tot en met 2019.

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende hogescholen voor inkomende en uitgaande beurzen herverdeeld op basis van de opgegeven aantallen inkomende en uitgaande beurzen per instelling voor het studiejaar 2019–2020.

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2020 een bedrag van € 8.171.340 opgenomen ten behoeve van halvering collegegeld eerstejaars studenten HO bij opleidingen met een verhoogd wettelijk collegegeld (kenmerk ‘kleinschalig en intensief’) en ten behoeve van halvering collegegeld tweedejaars studenten HO bij lerarenopleidingen. Hogescholen ontvangen via de rijksbijdrage compensatie voor de Regeerakkoord maatregel ‘halvering collegegeld eerstejaars HO’. Met dit voorstel wordt het wettelijk collegegeld voor eerstejaars studenten in het HO en tweedejaars studenten bij lerarenopleidingen gehalveerd. Opleidingen met het kenmerk ‘kleinschalig en intensief’ mogen een verhoogd wettelijk collegegeld vragen. Dit verhoogde tarief wordt ook gehalveerd en daarvoor ontvangen deze hogescholen extra middelen. Voor lerarenopleidingen geldt de halvering van het collegegeld niet alleen in het eerste jaar, maar ook in het tweede jaar van de opleiding. De desbetreffende hogescholen ontvangen ook hiervoor extra middelen via de onderwijsopslag in bedragen (brief van 9 april 2018 met kenmerk 1346352). De regering is voornemens om, naar aanleiding van de Motie Van der Molen, het verlaagd hoger collegegeld voor opleidingen met het bijzonder kenmerk ‘kleinschalig en intensief’ per studiejaar 2020/2021 aan te passen4.

  • e. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2020 een bedrag van € 175.000 en voor het jaar 2021 een bedrag van 90.648 vóór indexering opgenomen ten behoeve van projecten naar aanleiding van de Student4Student-campagne. Deze projecten dragen bij aan inclusief hoger onderwijs en gelijke kansen. De projectvoorstellen zijn beoordeeld door ECHO. De middelen worden verdeeld over Hogeschool Utrecht, Hogeschool INHolland en NHL Stenden Hogeschool (brieven van 29 juli 2019 met kenmerk 14544545, 14551890 en 14557218). De middelen voor 2019 worden toegevoegd bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de tweede suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2019.

E

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘percentages onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 4. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. middelen voor de onderwijsopslag in percentages van de groene hogescholen voor het terugdraaien van de taakstelling groen onderwijs. Deze middelen zijn al per 2019 toegevoegd, maar kennen een oploop. Daarom zal de oploop jaarlijks tot en met 2023 toegevoegd worden aan de onderwijsopslag in percentages van de groene hogescholen.

  • b. daarnaast zijn de percentages gewijzigd vanwege de herziening van de bekostiging naar aanleiding van het advies van de commissie Van Rijn. In de kabinetsreactie op het commissieadvies staat dat er per 2020 een bedrag van € 273.948.865 verschoven zal worden van de studentgebonden financiering hbo naar de onderwijsopslag in percentages van hogescholen. Deze verschuiving wordt in de onderwijsopslag in percentages ingevuld door € 30.000.000 te verdelen op basis van het aantal bètatechniek studenten per hogeschool en € 130.000.000 te verdelen op basis van het aandeel van instroom van studenten vanuit een andere instelling. Een bedrag van € 13.827 wordt overgeheveld naar de onderwijsopslag in percentages van het wo. Dit betreft de overheveling van variabel naar vast voor universiteiten die hbo-opleidingen aanbieden. Het resterende bedrag van € 113.935.038 miljoen wordt in 2020 budgetneutraal overgeheveld van de studentgebonden financiering naar de onderwijsopslag in percentages. Daarnaast wordt de onderwijsopslag in percentages verhoogd met € 11.470.460 om negatieve herverdeeleffecten als gevolg van de herziening van de bekostiging, te verzachten5.

F

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling internationale uitgaven 2019 (HGIS) met 0,02743% van alle ‘bedragen voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 5. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. toevoegen van de extra middelen voor fundamenteel onderzoek in het kader van de sectorplannen Bèta en Techniek en Social Sciences and Humanities. Met dit besluit worden de adviezen van de Commissie sectorplan Bèta en Techniek en de Commissie sectorplan Social Sciences and Humanities opgevolgd. De faculteitsplannen die door de universiteit zijn opgesteld zijn de basis geweest voor deze adviezen. Het betreft een jaarlijks bedrag van € 59.970.000 vóór indexering voor de jaren 2020 tot en met 2024 (€ 51.400.000 voor Bèta en Techniek en € 8.570.000 voor Social Sciences and Humanities). De middelen worden verdeeld over alle universiteiten met uitzondering van de levensbeschouwelijke universiteiten (brieven van 8 juli 2019 met kenmerk 9161981, 9164711, 9164205, 9164820, 9166525, 9163089, 9159261, 9153933, 9153932, 9160279, 9164821, 9164606, 9164099, 9163704). De middelen voor 2019 worden toegevoegd bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de tweede suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2019.

  • b. Vanwege de besluitvorming over het advies van NWO van 11 juli 2019 over toekenningen Zwaartekracht 2019 worden de bedragen vóór indexering bij Universiteit Utrecht, Universiteit Twente, Universiteit Maastricht, Universiteit van Amsterdam en Vrije Universiteit Amsterdam verhoogd conform het onderstaande overzicht (brieven van 14 augustus 2019 met kenmerk 14563718, 14568659, 14569040, 14570881, 14568353 en 14572284). In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs 2012 is aangegeven dat wanneer een onderzoekschool de status ‘exemplary’ heeft, deze in aanmerking kan komen voor continuering van de financiering. Toponderzoekscholen NOVA (Universiteit Leiden) en Zernike (Rijksuniversiteit Groningen) hebben een beroep gedaan op deze voortzetting van financiering. Hierover heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap overleg gevoerd met betrokken instellingen en NWO. Besloten is om nog eenmaal tegemoet te komen aan de toezegging uit de Strategische Agenda. Beide onderzoeksscholen kunnen hiermee de noodzakelijke lange termijn-investeringen doen. Omdat voortzetting van de financiering van zowel NOVA als Zernike uit de zwaartekrachtmiddelen een grote impact zou hebben op de beschikbare middelen voor één tranche (ronde 4, 2019–2029) en om te zorgen voor een evenwichtige domeinverdeling over de tranches, is besloten om de uitgaven aan deze twee toponderzoeksscholen te spreiden over twee verschillende tranches (ronde 3 en 4). Dit betekent dat de financiering van de toponderzoeksschool Zernike verlengd wordt met drie jaar (2019–2021) en de financiering van de toponderzoeksschool NOVA verlengd wordt met vijf jaar (2019–2023). Bij het aflopen van deze financiering van NOVA en Zernike, zullen beide moeten meedingen in de reguliere competitie van het Zwaartekrachtprogramma (brief van 19 februari 2016 met kenmerk 888720). De middelen voor 2019 worden toegevoegd bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de tweede suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het jaar 2019.

 

Universiteit Leiden

Universiteit Utrecht

Universiteit Twente

Universiteit Maastricht

 

NOVA – Astrofysica

Exposome-NL

Ethics of Socially Disruptive Technologies

New Science of Mental Disorders

2019

€ 5.720.219

€ 1.196.000

€ 1.329.000

€ 1.339.000

2020

€ 5.720.219

€ 1.415.000

€ 976.000

€ 1.000.000

2021

€ 5.720.219

€ 1.691.000

€ 1.555.000

€ 1.614.000

2022

€ 5.720.219

€ 1.691.000

€ 1.717.000

€ 2.167.000

2023

€ 5.720.219

€ 1.803.000

€ 2.263.000

€ 2.292.000

2024

 

€ 2.157.000

€ 2.629.000

€ 2.262.000

2025

 

€ 2.222.000

€ 1.984.000

€ 2.613.000

2026

 

€ 2.222.000

€ 2.573.000

€ 2.448.000

2027

 

€ 1.648.000

€ 1.686.000

€ 1.836.000

2028

 

€ 1.393.000

€ 1.279.000

€ 1.822.000

 

Universiteit van Amsterdam

Vrije Universiteit Amsterdam

Vrije Universiteit Amsterdam

 

Harnessing the second genome of plants

Hybrid Intelligence: augmenting human intellect

Brainscapes

2019

€ 1.476.000

€ 1.496.000

€ 1.571.000

2020

€ 2.039.000

€ 1.514.000

€ 1.677.000

2021

€ 1.641.000

€ 1.514.000

€ 1.779.000

2022

€ 1.828.000

€ 1.553.000

€ 2.175.000

2023

€ 1.570.000

€ 1.870.000

€ 2.315.000

2024

€ 1.844.000

€ 2.187.000

€ 2.679.000

2025

€ 2.596.000

€ 2.187.000

€ 2.264.000

2026

€ 2.546.000

€ 2.226.000

€ 2.091.000

2027

€ 2.952.000

€ 2.226.000

€ 2.060.000

2028

€ 1.878.000

€ 2.227.000

€ 1.042.000

G

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘percentages voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 6. Er is sprake van een wijziging van de percentages als gevolg van het toevoegen van de middelen voor Wageningen University zoals beschikbaar gesteld door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat bij overkomst van het groen onderwijs naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze middelen zijn al per 2019 toegevoegd, maar kennen een oploop. Daarom zal de oploop jaarlijks tot en met 2022 toegevoegd worden aan de voorziening in percentages van Wageningen University.

H

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen’ in bijlage 9. De hogescholen die lerarenopleidingen verzorgen ontvangen een bedrag bepaald in de regeling. De verdeling van het bedrag wordt jaarlijks herijkt op basis van het aantal bekostigde inschrijvingen bij lerarenopleidingen.

I

Dit onderdeel betreft wijzigingen in de indeling naar CROHO onderdeel en bekostigingsniveau voor opleidingen van het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs.

Artikel II Inwerkingtreding

Artikel I, uitgezonderd onderdeel I, heeft betrekking op het begrotingsjaar 2020 en treedt daarom in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel I, onderdeel I, heeft betrekking op collegejaar 2019/2020 en treedt daarom met terugwerkende kracht in werking per 1 september 2019.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-VIII, nr. 54

X Noot
2

Kamerstukken II, 2018–2019, 31 288, nr. 768

X Noot
3

Kamerstukken II, 2018–2019, 31 288, nr. 744

X Noot
4

Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-VIII, nr. 54

X Noot
5

Kamerstukken II, 2018–2019, 31 288, nr. 744

Naar boven